De betekenis van het beroep van werkende moeders voor de ongelijkheid in de samenleving1
|
|
- Joost Jonker
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 J. Dronkers* De betekenis van het beroep van werkende moeders voor de ongelijkheid in de samenleving1 Het buitenshuis werken door moeders met schoolgaande kinderen is in Nederland sterk toegenomen. De maatschappelijke en wetenschappelijke betekenis van dit werk buitenshuis voor de levenskansen van de leden van haar gezin zijn echter tot nu toe nog niet duidelijk vastgesteld. In dit artikel gebeurt dit aan de hand van de schoolloopbanen van een recent cohort basisschoolverlaters. Uit de gevonden effecten blijkt duidelijk dat de tegenstelling tussen buitenshuis werken of thuisblijven een vals dilemma is, gegeven de onderwijskansen van de kinderen. Het gaat niet om het al dan niet werken maar om het niveau van de arbeid. Het werken in arbeidstersberoepen heeft een negatief effect op de schoolloopbanen van de kinderen vergeleken met het alleen huisvrouw zijn, terwijl het beroep van winkelierster, boerin of employee juist een positief effect heeft. De groei in arbeidsmarktdeelname door moeders met schoolgaande kinderen heeft niet geleid tot een toename in het effect van het beroep van moeder op de onderwijskansen van haar kinderen. Een mogelijke consequentie van deze analyse is dat een ongedifferentieerd afschaffen van het kostwinnersloon en een overgang naar een geïndividualiseerde grondslag voor het loongebouw in het nadeel is van gezinnen met ouders die door hun lagere opleiding aangewezen zijn op de lager gekwalificeerde banen. Inleiding Beroepsarbeid van moeders met schoolgaande kinderen was tot voor enige tijd in Nederland een weinig voorkomend verschijnsel. In 1960 was 26% van de beroepsbevolking vrouw. Dit percentage steeg in 1971 tot 30%, in 1981 tot 39% en in 1986 tot 44%. Het aandeel werkende moeders met kinderen steeg in die periode ook: 12% van de moeders met een 0-3 jarig jongste kind werkte buitenshuis in 1975, in 1985 is dat aandeel verdubbeld tot 25%. Een vergelijkbare stijging ziet men bij moeders met een jongste thuiswonend kind dat ouder is dan 6 jaar: in %, in %. De verandering in de opvattingen van Nederlanders over het buitenshuis werken door moeders met schoolgaande kinderen is zo mogelijk nog groter. In 1965 vond 84% het bezwaarlijk indien een gehuwde vrouw met schoolgaande * * De auteur is verbonden aan de Stichting Centrum voor Onderwijsonderzoek (SCO) van de Universiteit van Amsterdam. kinderen zou werken. In 1970 is dat gedaald tot 44% en in 1987 tot 27% (Sociaal-cultureel rapport 1988). De 1990-maatregel heeft ten slotte tot doel het buitenshuis werken te bevorderen. Ondanks deze grote veranderingen in gedrag en opvattingen is de maatschappelijke en wetenschappelijke betekenis van het buitenshuis werken door moeders met schoolgaande kinderen nog onduidelijk. Het merendeel van de werkende moeders verricht deeltijdarbeid. Moet dit buitenshuis werken gezien worden als een aanvulling op het gezinsbudget of is de gedeeltelijke financiële onafhankelijkheid een middel tot emancipatie. Eenzelfde onduidelijkheid komt naar voren bij de discussie over de tweeverdieners. Moeten echtgenoten en partners als één huishouden behandeld worden en dienen dus hun inkomens bij elkaar gevoegd te worden met het oog op belastingheffing, subsidiëring en dergelijke? Of moeten echtgenoten in principe als afzonderlijke individuen beschouwd worden, die elk een eigen inkomen verwerven dat Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, jrg. 8, 1992/2 145
2 Arbeidsbestel los staat van dat van hun partners? In wet- en regelgeving zijn beide gezichtspunten terug te vinden, wat de maatschappelijke duidelijkheid van het buitenshuis werken door vrouwen niet vergroot. Heel goed is dit te zien in de discussie over het kostwinnersloon, waarbij vakorganisaties aarzelen tussen een geïndividualiseerde grondslag en een kostwinnersgrondslag voor het loongebouw. Ook in het wetenschappelijk onderzoek is de zelfstandige betekenis van buitenshuis werken door vrouwen voor de klassepositie onduidelijk. Enerzijds is er de conventionele visie, welsprekend vertolkt door o.a. Goldthorpe (1983, 1984), dat het buitenhuis werken van vrouwen geen wezenlijke verandering van de klassepositie van een gezin betekent. Hij ondersteunt dit standpunt met empirisch onderzoek, waaruit zou blijken dat het niveau van het door de vrouw uitgeoefende beroep slechts een beperkt effect heeft op het sociale, culturele en politieke gedrag van haar partner, indien men controleert voor het niveau van zijn beroep. Anderzijds is er de feministische visie, even welsprekend vertolkt door o.a. Stanworth (1984), Heath & Britten (1984) en Marshall, Newby, Rosé en Vogler (1988), die ook met empirisch onderzoek laten zien dat het buitenshuis werken door vrouwen wel een eigenstandige betekenis voor de klassepositie heeft, die vergelijkbaar is met die van mannen. In Nederland is het debat tussen de aanhangers van de conventionele en feministische visie niet zo duidelijk gevoerd. Toch zijn er ook in Nederland pogingen om het eigen effect vast te stellen van het niveau van het door de vrouw uitgeoefende beroep op het sociale, culturele en politieke gedrag van haar gezinsleden (Bakker, 1989; De Graaf & Ultee, 1990). Ook zijn er empirische analyses waarin wordt gepoogd na te gaan of de sociale stratificatie van mannenberoepen verschilt van die van vrouwenberoepen (van Doorne-Huiskes, 1984; Dronkers, 1986; Bakker, 1990; Blees-Booij, 1991). Een van de mogelijke criteria om het eigenstandig effect van het buitenshuis werken door vrouwen af te meten zijn de schoolloopbanen van haar kinderen. Het bereikte onderwijsniveau is een van de belangrijkste kapitalen die ouders aan hun nakomelingen in onze samenleving kunnen meegeven. Het bepaalt in hoge mate de verdere levensloop, bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt (voor mannen: Dronkers en Bakker, 1986; voor vrouwen: Dronkers, 1987a) en het is belangrijker dan andere vormen van kapitaal (financieel, sociaal). Algemeen wordt aangenomen dat de opleiding van de moeder een grote rol speelt bij het ontstaan van verschillen tussen schoolloopbanen. Met name voor de huidige generaties leerlingen lijkt het erop dat de betekenis van het opleidingsniveau van de moeder bijna even belangrijk is als dat van de vader. Het belang van de moeder voor de socialisatie van de kinderen werd in het verleden vaak als een belangrijk argument gebruikt tegen het buitenshuis werken van moeders en voor een kostwinnersloon. Moeders behoorden thuis te zijn teneinde hun kinderen goed op te kunnen voeden. In Nederland bestaan slechts twee studies naar het effect van het buitenshuis werken van moeder op de schoolloopbanen van haar kinderen (Dronkers, 1987b; Schrasser 1990). Beide studies laten duidelijk zien dat het buitenshuis werken van moeder op zich geen negatief effect heeft op het bereikte onderwijsniveau van haar kinderen. Daar moet onmiddellijk aan toegevoegd worden dat ook geen positief effect van buitenshuis werken werd gevonden. De belangrijkste verklaring voor de afwezigheid van enig effect van het buitenhuis werken door moeders ligt in de aard van de buitenshuis verrichte arbeid. Omdat ook vrouwen werk van verschillend niveau verrichten, is de dichotomie geenwel buitenshuisarbeid te grof. Uit deze analyses bleek dat het niveau van de buitenshuis uitgeoefende arbeid wel van invloed was op de schoolloopbanen van de kinderen. Vergeleken met het beroep van huisvrouw hadden bepaalde beroepen (grof gezegd arbeidsterberoepen) een negatief effect, terwijl andere beroepen (grof gezegd employéeberoepen) een positief effect hadden. De richting van het effect van het niveau van de buitenshuis uitgeoefende arbeid door vrouwen was niet verrassend: het lijkt sprekend op dat van mannenberoepen. Het bijzondere bij het effect van het buitenshuis werken door vrouwen was dat de negatieve beroepen de positieve beroepen compenseerde, waardoor het totale effect van het buitenhuis werken door moeders nihil werd. Dit artikel bouwt voort op de twee studies van Dronkers (1987b) en Schrasser (1990) naar het 146 Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, jrg. 8, 1992/2
3 De betekenis van het beroep van werkende moeders effect van het buitenshuis werken door moeders op de schoolloopbanen van hun kinderen. Hier wordt echter een recent cohort van basisschoolverlaters gebruikt (1989), terwijl Dronkers en Schrasser cohorten lagere-schoolverlaters uit 1977 en 1965 gebruikten. Juist in deze periode is de omvang van het buitenshuis werken door moeders met schoolgaande kinderen drastisch veranderd. Het is dus van belang na te gaan in hoeverre eerder geconstateerde effecten onder veranderde omstandigheden constant zijn gebleven. Daarom zal aan het eind van dit artikel een directe vergelijking gemaakt worden tussen het recente cohort uit 1989 en dat uit 1977, teneinde mogelijke veranderingen in de effecten van het niveau van het buitenshuis uitgeoefende beroep op te sporen. Eerst zal echter het zelfstandige effect van het buitenshuis werken en het niveau waarop dat gebeurt zo nauwkeurig mogelijk vastgesteld worden. De beschikbare gegevens over de leerlingen van het cohort stellen ons in staat te controleren voor allerlei andere milieu-, gezins- en leerlingkenmerken. Ook gaan wij nadrukkelijk na of gevonden effecten ook opgaan voor specifieke groepen leerlingen. Allereerst vergelijken wij de effecten op de schoolloopbanen van jongens en meisjes. Vaak wordt verondersteld dat het buitenshuis werken door moeder een stimulans betekent voor de schoolloopbaan van haar dochters, terwijl soms wordt verondersteld dat juist jongens zouden lijden onder de afwezigheid van de moeder. Ook vergelijken wij de effecten op de schoolloopbanen van allochtone en autochtone leerlingen. Soms wordt verondersteld dat de sociaal-economische en culturele verschillen tussen allochtonen en autochtonen ook zouden moeten leiden tot verschillen in effecten van het buitenshuis werken door allochtone en autochtone moeders: enerzijds verrichten allochtone vrouwen vaker laag gekwalificeerde beroepen, waarvan een negatief effect op de schoolloopbanen van kinderen uit kan gaan, anderzijds kan het buitenshuis verrichten van arbeid juist voor allochtone moeders een teken van integratie in de Nederlandse samenleving zijn en dat kan juist een positief effect hebben op haar kinderen. Amerikaans onderzoek (bijvoorbeeld Millne, Myers, Rosenthal & Ginsberg, 1986) rapporteert geregeld dat kinderen uit etnische minderheden gemiddeld slechtere schoolprestaties halen als hun moeder werkt. Daarna wordt de analyse herhaald om ook mogelijke indirecte effecten van het buitenshuis werken door moeders vast te stellen. In de slotparagraaf komen wij terug op de wetenschappelijke en maatschappelijke consequenties van de onderzoeksresultaten. Data In dit artikel worden de gegevens van het zogenaamde VOCL 89-cohort (voortgezet onderwijs cohort leerlingen 1989) gebruikt. Dit cohort is een gestratificeerde steekproef uit alle leerlingen in de eerste klas van het voortgezet onderwijs in De eerste stap was een steekproef uit alle gesubsidieerde scholen met voltijdsopleidingen LBO, MAVO, HAVO, en VWO met een eerste klas. Het CBS heeft ten behoeve van wetenschappelijke analyse door derden een analysebestand ter beschikking gesteld. Dit bestand omvat leerlingen. Bij deze leerlingen is een entree-toets van het CITO afgenomen die een taal-, reken- en informatiedeel kent ( ingevulde toetsen). Alleen leerlingen die in 1989 voor de eerste maal in de eerste klas van het voortgezet onderwijs zaten, zijn in het analysebestand opgenomen ( leerlingen). Door de ouders van deze leerlingen is een ouder(s)/verzorger(s)-vragenlijst ingevuld. Gezien de probleemstelling van dit artikel (het effect van het buitenshuis werken van moeders op de schoolprestaties van het kind) zijn alleen die leerlingen in de analyse betrokken bij wie zowel de vader als de moeder hun deel van de vragenlijst ingevuld hadden ( leerlingen met ingevulde entree-toets en ingevulde oudervragenlijst). Teneinde het effect van het buitenshuis werken van moeders zo zuiver mogelijk vast te stellen beperken wij ons in dit artikel tot normale tweeoudergezinnen. Om diezelfde reden verwijderden wij uit de te analyseren groep leerlingen diegenen wier vader geen betaalde beroepsarbeid vervulde. Ook leerlingen wier moeder geen huisvrouw was maar die ook geen betaalde beroepsarbeid2 verrichtte, verwijderden wij uit het te analyseren bestand, teneinde een zo zuiver mogelijke effectmeting te realiseren. Na deze selecties bleven er leerlingen over. De weinige missende waarden van de variabelen Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, jrg. 8, 1992/2 147
4 Arbeidsbestel zijn gehercodeerd op het gemiddelde van die variabelen. In dit bestand komen de volgende gehercodeerde variabelen3 voor: 1 etnische groep van de leerling: 1. Nederland; 2. Europa, Noord-Amerika en Australië; 3. Azië (inclusief Turkije), Afrika en Zuid- Amerika; 4. voormalige Nederlandse koloniën; 2 aantal kinderen in het gezin van de leerling; 3 aantal kinderen in het gezin jonger dan de leerling; 4 gebruik van de Nederlandse taal in gezin; 5 leesgedrag van ouders; 6 passieve deelname van ouders aan kunstuitingen (concert, toneel, musea); 7 praten met kinderen over schoolprestaties; 8 kind aansporen tot harder werken; 9 geslacht leerling; 10 hoogst bereikte onderwijsniveau vader; 11 hoogst bereikte onderwijsniveau moeder; 12 beroepsgroep moeder. Door samenvoegingen van subcategorieën van de CBS variabele sociale beroepsgroep vrouw ontstonden zeven groepen: arbeidsters (n=1278), huisvrouw (n=6675), middenstand (n=510), boeren (n=148), lagere employée (n= 1451), middelbare employée (n=830) en hogere employée (n=298); 13 beroepsgroep vader. Hierbij is dezelfde indeling en ordening aangehouden als bij beroepsgroep moeder. Alleen de categorie huisvrouw is niet ingevuld; 14 geboortejaar kind (1974 tot 1978); 15 onderwijspositie aan het begin van het voortgezet onderwijs in september De categorieën zijn LBO (2657), MAVO (3431), HAVO (758) en VWO (4344); 16 advies van de onderwijzer van de basisschool in het voorjaar 1989 over het meest geschikte type voortgezet onderwijs. Deze variabele is een schaal die loopt van laag (IBO) naar hoog (VWO); 17 cito-score taaltoets; 18 cito-score rekentoets. Het directe effect van moeders beroep In deze paragraaf wordt het effect van moeders beroep op vier belangrijke kenmerken van de schoolloopbanen (citotoetsen rekenen en taal; advies; onderwijspositie begin voortgezet onderwijs) van haar kind met behulp van ANOVA geanalyseerd. Met deze techniek kan men vaststellen hoeveel variantie van een afhankelijke variabele verklaard kan worden door onafhankelijke variabelen, zowel interval- (covariaten) als nominaal- enordinaal-gemeten variabelen (factoren). Wij beginnen met het effect van moeders beroepsgroep dat nog niet gecontroleerd is voor andere relevante milieu-, gezins- en leerlingkenmerken (A). Vervolgens voegen wij stapsgewijs het opleidingsniveau van de moeder (B), het beroeps- en opleidingsniveau van haar echtgenoot (C), aantal kinderen en aantal oudere kinderen (D), kunstdeelname en leesgedrag (E), praten over schoolprestaties (F), aansporen tot hard werken (G) en het gebruik van de Nederlandse taal in gezin (J) als covariaten toe. Het doel hiervan is na te gaan of het effect van moeders beroep (gedeeltelijk) een schijneffect is. Alleen die variabelen die leidden tot verhoging van de verklaarde variantie en die redelijke significante coëfficiënten hadden, werden in de volgende stap meegenomen (opleidingsniveau van de moeder, beroeps- en opleidingsniveau van de echtgenoot, aansporen tot hardwerken). De variabelen geslacht en etnische groep worden als factoren in de ANOVA analyses opgenomen (H, I). Dit stelt ons in staat de relatieve betekenis van de verschillende categorieën en de mogelijke interactie tussen deze factoren vast te stellen. In tabellen 1 tot en met 4 rapporteren wij uitsluitend de bijdrage van de variabele beroepsgroep moeder, de gestandaardiseerde regressiecoëfficiënt van beroepsgroep moeder en de R2 van de gehele vergelijking. De conclusie uit de tabellen 1 tot en met 4 is duidelijk. De beroepsgroep van de moeder heeft een significant effect op de schoolloopbanen van haar kinderen, ook na controle voor de relevante milieu-, gezins- en leerlingkenmerken. Men ziet dit duidelijk aan de hoogte van de gestandaardiseerde regressiecoëfficiënt in de laatste rijen van de vier tabellen. Tegelijkertijd laten de tabellen ook duidelijk zien dat het effect van moeders beroep afhangt van de aard van het werk. Als moeder als arbeidster werkzaam is, heeft dit een negatief effect op de schoolloopbaan van haar kinderen. Als moeder een middenstandster of boerin is, heeft dit een positief effect op de schoolloopbaan 148 Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, jrg. 8, 1992/2
5 De betekenis van het beroep van werkende moeders Tabel 1. De afwijkingen van het gemiddelde bij zeven beroepsgroepen van moeder op de onderwijspositie aan het begin van het voortgezet onderwijs van haar kinderen Model Beroep moeder bèta R2 A. geen controle B. A + opleiding C B + echtgenoot D. C + kindertal E. C + kunstdeel F. C + stimulans G. C + hardwerk H. G + geslacht' I. G + etnisch J. 1 + ned. taal Legenda: * geen significante interactie tussen beroepsgroep moeder en geslacht of etnische groep; l=arbeidster, 2= huisvrouw, 3=middenstandster, 4=boerin, 5=lagere employée, 6=middelbare employée, 7=hogere employée Tabel 2. De afwijkingen van het gemiddelde bij zeven beroepsgroepen van moeder op het advies van de onderwijzer over het meest geschikte voortgezet onderwijs voor haar kinderen Model Beroep moeder bèta R2 A. geen controle B. A + opleiding G B + echtgenoot D. C + kindertal E. C + kunstdeel F. C 4- stimulans G. C + hardwerk H. G + geslacht' I. G + etnisch' J. 1 + ned. taal Legenda: zie tabel 1. van haar kinderen, een effect dat krachtiger is dan bij moeders die als lagere, middelbare of hogere employée werkzaam zijn. Dit verschil wordt vooral duidelijk na controle voor het opleidingsniveau van de moeder en het beroeps- en opleidingsniveau van de echtgenoot (model C). Men zou kunnen zeggen dat de schijnbare voorsprong van kinderen met moeders die als middelbare of hogere employée werkzaam zijn voor een belangrijk deel te herleiden is tot de hogere opleiding van beide ouders, terwijl de schijnbaar middelmatige resultaten van kinderen met moeders die als boerin of middenstandster werkzaam zijn voor een deel te herleiden zijn tot de lagere opleiding van de ouders (vergelijk model A met modellen B & C). Zonder rekening te houden met de relevante milieukenmerken lijkt het dat kinderen met moeders die alleen als huisvrouw werken een slechtere schoolloopbaan hebben (model A). Na controle voor het opleidingsniveau van de moeder blijkt dit negatieve effect geheel verdwenen te zijn (model B). Dit wijst erop dat moeders met minder dan de gemiddelde opleiding kiezen of worden gedwongen te kiezen voor het alleen huisvrouw zijn of als Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, jrg. 8, 1992/2 149
6 Arbeidsbestel Tabel 3. De afwijkingen van het gemiddelde bij score taaltoets van haar kinderen zeven beroepsgroepen van moeder op de cito- Beroep moeder Model beta R 1 A. geen controle B. A + opleiding C B + echtgenoot D. C + kindertal E. C + kunstdeel F. C + stimulans G. C + hardwerk H. G + geslacht' I. G + etnisch' J. I + ned. taal Legenda: zie tabel 1. Tabel 4. De afwijkingen van het gemiddelde bij zeven beroepsgroepen van moeder op de citoscore rekentoets van haar kinderen Beroep moeder Model beta R2 A geen controle B. A + opleiding C. B + echtgenoot D. C + kindertal E. C + kunstdeel F. C + stimulans G. C + hardwerk H. G + geslacht' G + etnisch' J. I + ned. taal Legenda: zie tabel 1. arbeidster werkzaam zijn. De keuze voor het huisvrouw zijn, lijkt in dat geval de verstandigste keuze voor de onderwijskansen van haar kinderen. Bovendien is het zelfstandige positieve effect van het lagere, middelbare of hogere employée-beroep niet zo groot, dat kinderen door een keuze voor ialleen huisvrouw geschaad worden. Tenslotte blijkt uit de afwezigheid van significante interactie-effecten tussen beroepsgroep moeder en etnische groep of geslacht dat de hier gevonden effecten van moeders beroep met verschillen tussen jongens en meisjes of tussen Nederlandse kinderen en kinderen uit verschillende etnische groepen. Het indirecte effect van moeders beroep De resultaten van de vorige paragraaf kunnen een foutief beeld geven van de betekenis van het buitenshuis werken van moeder voor de schoolloopbanen van haar kinderen, want alleen de directe effecten worden daar berekend. Het is echter mogelijk dat het buitenshuis werken van moeder een indirect effect heeft op de schoolloopbanen van haar kinderen, om- dat het variabelen beïnvloedt die op hun beurt 150 Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, jrg. 8, 1992/2
7 De betekenis van het beroep van werkende moeders Figuur 1. Hypothetisch causaal model schoolloopbaan Tweede wereld Derde wereld Koloniën taaltoets Aantal Kinderen Aantal jongere kinderen rekentoets Gebruik Nederlands Geslacht Opleiding vader Beroep vader advies Opleiding moeder Beroep moeder onderwijspositie 1989 Huisvrouw weer van betekenis zijn voor de schoolloopbanen. Om dit mogelijke indirecte effect van het buitenshuis werken vast te stellen, maken wij gebruik van het causaal schoolloopbaanmodel, zoals weergegeven in figuur 1. In dit causaal schoolloopbaanmodel wordt verondersteld dat de 12 beschikbare achtergrondkenmerken (waarvan het al dan niet buitenshuis werken en de beroepsgroep van de moeder deel uitmaken) zowel de vier gezinskenmerken (leesgedrag, kunstdeelname, praten over schoolprestaties, aansporen tot harder werken) als het bereikte niveau van de schoolloopbaan (geïndiceerd met decito-toetsen voor taal en rekenen, het onderwijzersadvies en de onderwijspositie 1989) beïnvloeden. Ook veronderstelt dit model dat het bereikte niveau van de schoolloopbaan beïnvloed wordt door de vier gezinskenmerken. Het mogelijke indirecte effect van het buitenshuis werken door moeder verloopt in dit model dus via de vier gezinskenmerken. Inhetschoolloopbaanonderzoek is dit schoolloopbaanmodel bekend als het Wisconsin-model en het is op veel verschillende databestanden in verschillende samenlevingen getoetst (Sewell & Hauser, 1980; Dronkers, 1978). Teneinde een zo nauwkeurig mogelijk beeld te krijgen van het effect van het Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, jrg. 8, 1992/2 151
8 Arbeidsbestel Tabel 5. De directe (A) en enkele totale (B) gestandaardiseerde effecten van achtergronds- en gezinskenmerken op de schoolloopbaan aan het eind van de basisschool A. Directe effecten afhankelijke variabelen Onafhankelijke variabelen Tweede wereld Derde wereld Koloniën Huisvrouw Aantal kinderen Jongere kinderen Nederlandse taal Geslacht Onderwijs vader Onderwijs moeder Beroep vader Beroep moeder Leesged. ouders 14 Kunst ouders Praten prestaties Aansporen werken Bereikt niveau Taaltoets 19 Rekentoets Advies Onderwijspositie 1989 R B. Enkele totale effecten 4 Huisvrouw Onderwijs vader Onderwijs moeder Beroep vader Beroep moeder buitenhuis werken door moeders is een extra dichotome variabele huisvrouw toegevoegd en hebben de moeders die geen betaalde beroepsarbeid buitenshuis verrichten de gemiddelde waarde gekregen op de variabele beroepsgroep moeder. Deze procedure stelt ons in staat de effecten van het al dan niet buitenshuis werken en het niveau van de beroepsgroep moeder gelijktijdig vast te stellen (Cohen & Cohen, 1975). Ook de variabele etnische groep van de leerling hebben wij in drie dichtome variabelen omgezet: Tweede wereld (afkomstig uit Europa, Noord-Amerika of Australië, maar niet uit Nederland), Derdewereld (afkomstig uit Azië, Afrika of Zuid-Amerika) en koloniën (afkomstig uit voormalige Nederlandse koloniën). De effecten van deze drie variabelen geven in het model de mate van afwijking ten opzichte van Nederlandse leerlingen weer. Met behulp van LISREL VII (Jöreskog & Sörbom, 1988) is allereerst dit model, waarbij echter alle effecten van de variabele huisvrouw en beroepsgroep moeder op nul gesteld waren en van de overige variabelen alle significante parameters van de veronderstelde effecten opgenomen waren, berekend. Dit model zonder effecten van de variabelen huisvrouw en beroepsgroep vrouw had een chi2van 267 bij 55 vrijheidsgraden.4 In het volgende model zijn wel alle significante effecten van de variabelen huisvrouw en beroepsgroep vrouw opgenomen. Dit model had een chi2 van 109 bij 49 vrijheidsgraden. Dit betekent dat de opname van effecten van de variabelen huisvrouw en beroepsgroep vrouw tot een significant beter model leidt (chi2 van 158 bij 6 vrijheidsgraden). Hieruit kan gecon 152 Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, jrg. 8, 1992/2
9 De betekenis van het beroep van werkende moeders cludeerd worden dat het al dan niet buitenhuis werken van moeders en het niveau van deze arbeid buitenhuis effecten heeft op de schoolloopbanen van haar kinderen die niet verklaard kunnen worden door andere variabelen of door de gezamenlijke covariantie tussen het buitenshuis werken en die overige variabelen. In een volgend model zijn alle effecten van beroepsgroep man op nul gesteld. De chi2 van dit model zonder beroepsgroep man effecten is 513 bij 55 vrijheidsgraden. Vergelijkt men dit met het resultaat van het eerste model (geen huisvrouw en beroepsgroep vrouw effecten) dan kan geconcludeerd worden dat het beroep van de vader tussen de twee tot drie maal zo belangrijk is voor de schoolloopbaan van de kinderen dan dat van de moeder. De significante directe en totale effecten, berekend met het model met effecten van beroepsgroep vrouw en man, zijn weergegeven in tabel 5. Tabel 5 laat nogmaals zien dat het al dan niet buitenshuis werken door moeders geen negatieve en nauwelijks positieve effecten heeft op de schoolloopbaan van haar kinderen. De geringere passieve kunstdeelname door huisvrouwen heeft geen effecten voor de verdere schoolloopbaan en er is slechts sprake van een iets lagere positie aan het begin van het voortgezet onderwijs van kinderen van huisvrouwen. De effecten van het niveau van het beroep van de moeder zijn daarentegen aanzienlijk. De indirecte effecten van het beroep van moeder via de gezinskenmerken leesgedrag en kunstdeelname zijn te gering om de resultaten in de vorige paragraaf te kunnen veranderen. De totale effecten van het beroep van de moeder zijn ongeveer de helft kleiner dan de totale effecten van het beroep van de vader. Met andere woorden: dit resultaat steunt niet de opvatting dat het buitenshuis werken door vrouwen een even grote betekenis heeft voor de onderwijskansen van haar kinderen als de beroepsarbeid van de vader. Wel heeft het opleidingsniveau van vader en moeder een ongeveer even grote betekenis voor de levenskansen van hun kinderen. De effecten van het opleidingsniveau van de moeder op de schoolloopbaan van haar kinderen zijn immers ongeveer even groot als die van haar man. Uiteraard zijn dit niet de enige conclusies die uit tabel 5 getrokken kunnen worden. Opvallend is dat etnische groep geen enkel negatief effect heeft op het bereikt niveau, na controle voor andere samenhangende variabelen als gebruik Nederlandse taal, aantal kinderen, ouderlijk onderwijs- en beroepsniveau. Dit betekent steun aan de opvatting dat de onderwijsachterstand van etnische groepen voor een belangrijk deel herleid kan worden tot hun slechtere sociaal-economische positie èn hun gering gebruik van Nederlands in gezinsverband. In dit verband is de gevonden hogere kunstdeelname door ouders uit Tweede en Derde wereld interessant. Wel hebben allochtone ouders meer de neiging het belang van harder werken door hun kinderen te benadrukken, terwijl ze minder belangstelling tonen voor de feitelijke gang van zaken op school. Uit tabel 5 bhjkt dat dit negatieve effecten heeft op het bereikte onderwijsniveau. Tabel 5 laat zien dat dit verschijnsel ook meer optreedt bij lager opgeleide ouders. De effecten van het geslacht op de schoolloopbaan zijn volgens tabel 5 tegenstrijdig. Meisjes worden minder gemaand harder op school te werken, wat gezien het negatieve effect van aansporen tot harder werken op niveau positief voor hen uitpakt. Meisjes halen een hoger niveau dan jongens, maar tegelijkertijd slechtere prestaties op de rekentoets en betere prestaties op de taaltoets. Tenslotte laat tabel 5 de belangrijke poortwachtersrol van het advies van de onderwijzer aan het eind van de basisschool zien. Dat advies, als vertaling van het niveau aan het eind van de basisschool, bepaalt in hoofdzaak de positie van de leerling aan het begin van het voortgezet onderwijs. De verschillen tussen de generaties Het relatieve gewicht van het beroep van de vrouw en dat van de man kan in de loop van de tijd veranderen ten gunste van een grotere betekenis van dat van de vrouw. De eerste reden om een dergelijke verandering te verwachten is de sterk gestegen arbeidsmarktdeelname door moeders met schoolgaande kinderen. In het vergelijkbare SMVO-cohort uit 1977 (CBS, 1982) was nog 74% van de moeders alleen huisvrouw, terwijl in het VOCLcohort uit 1989 nog slechts 60% alleen huisvrouw is. Het buitenshuis werken door moeders met schoolgaande kinderen wordt dus normaler, waardoor het meer kan gaan lijken op het buitenshuis werken door de vader. Ook Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, jrg. 8, 1992/2 153
10 Arbeidsbestel Tabel 6. De gestandaardiseerde effecten van de vijf interactievariabelen op de taaltoets (1), rekentoets (2), het advies (3) en de onderwijspositie aan het begin van het voortgezet onderwijs (4) Cohort*beroep moeder Cohort * huisvrouw Cohort'opleiding moeder ".01 Cohort'beroep vader Cohort'opleiding vader ** = Significante effecten. kan deze groeiende arbeidsmarktdeelname door moeders met schoolgaande kinderen wijzen op een toegenomen noodzaak tot betaalde arbeid buitenshuis, omdat het kostwinnersprincipe onder druk is gekomen en twee verdieners in een huishouden het beter mogelijk maakt deel te nemen aan de groeiende welvaart. Om deze mogelijke verandering te toetsen worden de effecten van het beroeps- en opleidingsniveau van moeders en vaders op de taal- en rekentoetsen, het onderwijzersadvies en de onderwijspositie aan het begin van het voortgezet onderwijs van het SMVO-cohort (basisschoolverlaters uit 1977) en het VOCL-cohort (basisschoolverlaters uit 1989) vergeleken. Deze vier afhankelijke variabelen en vier onafhankelijke variabelen zijn op dezelfde wijze verzameld, geselecteerd en gehercodeerd. Beide cohorten zijn vervolgens bij elkaar gevoegd. Ook zijn nog de onafhankelijke variabelen huisvrouw en cohort toegevoegd. Teneinde de verandering van de effecten van de zes onafhankelijke variabelen te meten zijn vijf interactievariabelen toegevoegd: cohort maal onafhankelijke variabele. Indien in een multivariate regressievergelijking met de vijf onafhankelijke variabelen en de vijf interactievariabelen de laatstgenoemde significante effecten hebben, is er sprake van een afname (negatief) of toename (positief). In tabel 6 zijn alleen de effecten van de vijf interactievariabelen weergegeven voor de vier afhankelijke variabelen. Tabel 6 laat duidelijk zien dat het effect van de beroepsgroep moeder op de schoolloopbanen van haar kinderen in de periode nauwelijks veranderd is. Het is dus niet zo dat een wijdere verbreiding van het buitenshuis werken door moeders met schoolgaande kinderen de invloed van dat werk heeft doen toenemen. Alleen het aantal gezinnen dat met de positieve of negatieve gevolgen geconfronteerd wordt, is groter geworden. Wel zijn er in tabel 6 aanwijzingen dat de effecten van het alleen huisvrouw zijn in die periode verslechterd zijn, vooral wat betreft de overgang basisschoolvoortgezet onderwijs. De effecten van de opleiding van de moeder hebben de tendens in de periode in kracht toe te nemen. De verlies- en winstrekening van de vader is gemengd: tegenover toenemende effecten van het beroep staan afnemende effecten van opleiding. Conclusies De belangrijkste conclusie uit de hier gepresenteerde analyses is dat de populaire tegenstelling tussen de al dan niet positieve of negatieve effecten van het buitenhuis werken door moeders met schoolgaande kinderen een valse tegenstelling is. Het gaat er niet om öf de moeder werkt maar van welk niveau haar betaalde beroepsarbeid is: indien het een arbeidsterberoep is, heeft het werk buitenshuis een negatief effect op de onderwijskansen van haar kinderen. Dat is niet specifiek voor het vrouwenberoep, de gevonden effecten van de beroepsgroep moeder lijken sprekend op de effecten van de beroepsgroep vader. De consequentie van dit resultaat is dat het ongedifferentieerd bevorderen van betaalde beroepsarbeid buitenshuis door moeders met schoolgaande kinderen schadelijk is voor de schoolloopbanen van kinderen uit die gezinnen, waarin de vrouw meestal door haar lagere 154 Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, jrg. 8, 1992/2
11 De betekenis van het beroep van werkende moeders opleiding gedwongen is een arbeidsterberoep te aanvaarden. Voor die gezinnen en die vrouwen is de keuze tussen huisvrouw of arbeidster duidelijk: het eerste is beter dan het tweede, gemeten aan de schoolprestaties van de kinderen. Dit betekent dat een ongedifferentieerde afschaffing van het kostwinnersloon in arbeidsovereenkomsten en een overgang naar een geïndividualiseerde grondslag voor het loongebouw in het nadeel is van de gezinnen van ouders die aangewezen zijn op lager gekwalificeerde beroepen. Dat geldt niet voor moeders die als lagere, middelbare of hogere employée werkzaam zijn. Hun werk buitenshuis heeft geen negatief effect op de onderwijskansen van hun kinderen. Wel moet daarbij aangetekend worden dat hun voorsprong op het eerste gezicht voor een belangrijk deel verklaard kan worden door hun hogere opleiding. Echter, ook dit is niet specifiek voor het vrouwenberoep, hetzelfde verschijnsel treedt op bij mannelijke employés. Voor deze vrouwen en gezinnen zou een individualisering van het loon- en belastingstelsel niet ernstig behoeven te zijn, voor zover zij een employée-beroep kunnen blijven uitoefenen.5 Opvallend zijn de relatief krachtige positieve effecten van de vrouwenberoepen boerin en middenstandster op de onderwijskansen van de kinderen. Dit wordt vooral duidelijk na controle voor hun relatief laag onderwijsniveau. Blijkbaar zijn de beroepen van boerin en middenstandster een goede combinatie van een eigen actief en arbeidszaam leven van de vrouw en de mogelijkheden voor goede contacten met haar kinderen. De effecten van het beroep van de moeder verschilt niet voor de schoolloopbanen van jongens en meisjes. Het is goed om dit resultaat, dat ook door Dronkers (1987b) en Schrasser (1990) werd gevonden, nogmaals te onderstrepen. In populaire geschriften wordt nogal eens hoog opgegeven van de voorbeeldrol van de werkende moeder voor de schoolloopbaan van haar dochter of van de noodzaak van de sturende moederhand van de moeder voor de schoolloopbaan van haar zoon. Er is ook geen verschil in de effecten van beroepsgroep moeder tussen allochtone en autochtone kinderen, na controle voor effecten van andere ouder- en gezinskenmerken zoals opleiding, kindertal en het gebruik van Nederlands. Dit resultaat lijkt in strijd met sommige Amerikaanse studies, die negatieve effecten van het buitenshuis werken voor kinderen uit etnische groepen rapporteerden. Een voor de hand liggende verklaring van dit verschil tussen de Amerikaanse en Nederlandse uitkomsten is de reeds verder voortgeschreden individualisering van het loonstelsel en de grotere noodzaak tot werken buitenshuis in de USA. Met name gezinnen in etnische minderheden zouden in de USA gedwongen worden tot tweeverdienerschap teneinde het welvaartspeil van het gezin in stand te houden. Tenslotte leiden onze resultaten tot een positie tussen de conventionele visie van Goldthorpe (1983), die verdedigde dat het buitenshuis werken van moeders geen wezenlijke verandering in de klassepositie van het gezin betekende, en de feministische visie, die de eigenstandige betekenis van het beroep van de vrouw onderstrepen. Onze resultaten maken duidelijk dat het beroep van de vrouw een niet te verwaarlozen zelfstandige betekenis heeft voor de levenskansen (waarvan onderwijs een belangrijk onderdeel vormt) van de leden van haar gezin. Dit betekent dat de conventionele visie verworpen moet worden en de feministische visie juister is. Echter, onze resultaten laten ook duidelijk zien dat de betekenis van het beroep van de moeder nog lang niet zo groot is als die van de echtgenoot. De visie die aan beide een even grote betekenis toeschrijft is derhalve ook niet correct. Ook zijn er geen aanwijzingen dat het effect van het beroep het afgelopen decennium is toegenomen. Deze middenpositie heeft echter wel gevolgen voor het onderzoek over de oorzaken en gevolgen van ongelijke levenskansen: voortaan zal in dat onderzoek steeds de beroepsgroep van de moeder meegenomen moeten worden op straffe van onjuiste onderzoeksresultaten. Noten 1 Dit artikel is één van de produkten van het project De bijzondere plaats van kinderen van allochtonen, werklozen, arbeidsongeschikten, eenoudergezinnen entweeverdienersgezinnen bijdeovergangbasisonderwijs-voortgezet onderwijs dat door de Stichting Centrum voor Onderwijsonderzoek (SCO) van de Universiteitvan Amsterdam is uitgevoerd in opdracht van het Instituut voor Onderzoek van het Onderwijs (SVO) in Den Haag). Ik dank U. de Jong voor haar adviezen bij de LISREL analyse en leden van de SCO-programmagroepen WO&A en OCO voor hun commentaar op Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, jrg. 8, 1992/2 155
12 Arbeidsbestel eerdere versies. 2 Het gaat hierbij om moeders die arbeidsongeschikt, werkloos, student of gepensioneerd waren of waarbij de aard van de betaalde beroepsarbeid onbekend was. Moeders die meewerkten in het gezinsbedrijf (boeren, middenstand, vrije beroepen) zijn gehercodeerd naar het beroep van hun echtgenoot, teneinde een duidelijker codering van haar beroep te krijgen. 3 Nadere informatie over de variabelen en hun codering staan in een uitvoeriger versie die bij de auteur te verkrijgen is. 4 De hoge chi2 in vergelijking met het aantal vrijheidsgraden wordt veroorzaakt door het groot aantal variabelen en hun mogelijke parameters in het gebruikte LISREL model. Een verdere verbetering van het model was niet mogelijk zonder het maken van onwaarschijnlijke veronderstellingen of het opnemen van zeer kleine effecten. 5 Het is echter goed mogelijk dat volledige individualisering van het loon- en belastingstelsel leidt tot een zo grote vraag naar beroepen voor vrouwen dat een deel van de moeders die nu nog een employée beroep (zouden kunnen) uitoefenen, gedwongen worden een arbeidstersberoep te aanvaarden. In de periode , waarin het percentage werkende moeders met schoolgaande kinderen groeide van 26% naar 40%, lijkt deze verdringing reeds gaande. 19% van de buitenshuis werkende moeder in 1977 waren arbeidster tegen 28% in Het percentage moeder als boerin of middenstandster groeit van 13% naar 15%, het percentage moeder werkzaam als lagere employée nam af van 48% naar 32%, bij middelbare employées was een groei van 14% naar 18% en het percentage hogere employée kroop omhoog van 6% naar 7%. Literatuur - Bakker, B.F.M. (1989), Gender, family and social class in the Netherlands. Am analysis of the impact of women s own social position on their life-chances and life-style. In: Different orsimilar? Continuities indutch research on social stratification and social mobility, onder redactie van W. Jansen, J. Dronkers en K. Verrips, blz , SISWO, Amsterdam. - Bakker, B.F.M. (1990), Meten van sociale status in de jaren negentig. In: Mens en Maatschappij, 65, blz Blees-Booij, A (1991), Culturele en economische status van beroepen: verschillend voor mannen en vrouwen. In: Onderwijs en Samenleving; bijdragen aan de Onderwijsresearch Dagen 1991, onder redactie van J. Dronkers, H. Dekker en W. Meijnen, Stichting Centrum Onderwijsonderzoek, Aunsterdam. - Centraal Bureau voor de Statistiek (1982), Schoolloopbaan en herkomst van leerlingen bij het voortgezet onderwijs; cohort 1977, schoolkeuze, Staatsuitgeverij, Den Haag. - Cohen, J. en P. Cohen (1975), Applied Multiple Regression/correlation Analysis for the Behavioral Sciences, Lawrence Erlbaum, Hillsdale. Doorne-Huiskes, J. van (1984), Vrouwen in mobiliteits- en stratificatie-onderzoek. In: Mens en Maatschappij, 59, blz Dronkers, J. (1978), Manipuleerbare variabelen in de schoolloopbaan. Een toepassing van het Wisconsin-model op het Nederlandse primaire en secundaire onderwijs. In: Sociale stratificatie; op weg naar empirisch-theoretisch stratificatieonderzoek in Nederland, onder redactie van J. L Peschar en W. C Ultee, blz , Van Loghum Slaterus, Deventer. Dronkers, J. (1986), Beroepsprestige en scholair kapitaal bij mannen en vrouwen. In: Sociale Wetenschappen, 29, blz Dronkers, J. (1987a), Een empirisch onderzoek naar de effecten van betaalde beroepsarbeid door vrouwen op de schoolloopbaan van hun kinderen. In: Pedagogische Studiën, 64, blz Dronkers, J. (1987b), Ouders, liefde en geld; de relaties tussen ouderlijk milieu, schoolloopbaan, beroep, huwelijk en gezinsinkomen bij vrouwen. In: Selectie en kwalificatie in het onderwijs, onder redactie van G.W. Meijnen, A.F.M. Nieuwenhuis en J.L. Peschar, blz , Swets en Zeitlinger, Iisse. Dronkers, J. en B. Bakker (1986), Van het dubbeltje en het kwartje; een studie naar de relaties tussen milieu, onderwijs, partnerkeuze, beroep en gezin. In: Economisch-Statistische Berichten, 71, blz Goldthorpe, J.H. (1983), Women and class analysis: in defence of the conventional view. In: Sociology, 17, blz Goldthorpe, J.H. (1984), Women and class analysis: reply to the replies. In: Sociology, 18, blz Graaf, P.M. de en W.G Ultee (1990), Arbeidsmarktmobiliteit en partnereffecten. Een analyse van arbeidsgeschiedenissen van gehuwden en hun partner in Nederland , Vakgroep ETS Rijksuniversiteit Utrecht, Utrecht. Paper congres Vrouwen/Mannen, Sociaal-Wetenschappelijke studiedagen 1990, Amsterdam. Heath, A. en N. Britten (1984), Women s jobs do make a difference: a reply to Goldthorpe. In: Sociology, 18, blz Jöreskog, K.G. en D. Sörbom (1988), LISREL 7; A Guide to the Program and Applications, SPSS, Chicago. - Marshall, G., H. Newby, D. Rose en C Vogler (1988), Social Class in Modem Britain, Hutchinson, London. Millne, A., D. Myers, A. Rosenthal en A. Ginsburg, (1986), Single Parents, Working Mothers and the Educational Achievement of Schoolchildren. In: Sociology of Education, 59, blz Schrasser, M.-J. (1990), Moeders op de arbeidsmarkt: 'n empirische bijdrage aan een discussie. Een onderzoek naar de effecten van betaalde beroepsarbeid door vrouwen op de school- en beroepsloopbaan van hun kinderen. Paper voor het congres Vrouwen/Mannen, Sociaal-Wetenschappelijke Studiedagen 1990 Amsterdam. - Sewell, W.H. en R.M. Hauser (1980), The Wisconsin longitudinal study of social and psychological factors in aspirations and achievements. In: Research in sociology of education and socialisation, onder redactie van A C Kerckhoff, blz , CT: JAI, Greenwich. - Sociaal en Cultureel Planbureau (1988), Sociaal en cultureel rapport 1988, Samson, Alphen aan de Rijn. - Stanworth, M. (1984), Woman and Class Analysis. A Reply to John Goldthorpe. In: Sociology, 18, blz Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, jrg. 8, 1992/2
Intergenerationele effecten
J. Dronkers Intergenerationele effecten Werkloosheid en arbeidsongeschiktheid van vaders en de schoolloopbaan van hun kinderen* 1 Inleiding Langdurige werkloosheid is in de jaren zeventig en tachtig een
Nadere informatieZullen wij voor de kinderen bij elkaar blijven? De veranderende effecten van eenoudergezinnen op de schoolloopbanen van de kinderen
Zullen wij voor de kinderen bij elkaar blijven? De veranderende effecten van eenoudergezinnen op de schoolloopbanen van de kinderen J. Dronkers* Summary Shall we stay together because o f the children?
Nadere informatieVeranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders
Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders Suzanne Peek Gescheiden moeders stoppen twee keer zo vaak met werken dan niet gescheiden moeders. Ook beginnen ze vaker met werken. Wanneer er
Nadere informatieverklaringen voor het effect van opleiding op de arbeidsmarktpositie
Een verklaring voor het effect van opleiding op de arbeidsmarktpositie van schoolverlaters Tanja Traag*, Johan van der Valk*, Rolf van der Velden**, Robert de Vries** en Maarten Wolbers** Het succes op
Nadere informatieAllochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010
FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage
Nadere informatieArtikelen. Een terugblik op het ouderlijk gezin. Arie de Graaf
Artikelen Een terugblik op het ouderlijk gezin Arie de Graaf Driekwart van de kinderen die in de jaren zeventig zijn geboren, is opgegroeid bij twee ouders. Een op de zeven heeft een scheiding van de ouders
Nadere informatieUit huis gaan van jongeren
Arie de Graaf en Suzanne Loozen Jaarlijks verlaten bijna een kwart miljoen jongeren het ouderlijk huis. Een klein deel van hen is al vóór de achttiende verjaardag uit huis gegaan. De meeste jongeren gaan
Nadere informatieAlleenstaande moeders op de arbeidsmarkt
s op de arbeidsmarkt Moniek Coumans De arbeidsdeelname van alleenstaande moeders is lager dan die van moeders met een partner. Dit verschil hangt voor een belangrijk deel samen met een oververtegenwoordiging
Nadere informatieSteeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs
Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Esther van Kralingen Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/ 2 is het aandeel van de niet-westerse allochtonen dat in het hoger onderwijs
Nadere informatieVerdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen
1 Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen Peter van der Meer Samenvatting In dit onderzoek is geprobeerd antwoord te geven op de vraag in hoeverre het mogelijk is verschillen
Nadere informatieFORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009
FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 29 Groei van werkloosheid onder zet door! In het 2 e kwartaal van 29 groeide de werkloosheid onder (niet-westers)
Nadere informatieUitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking
Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking Clemens Siermann en Henk-Jan Dirven De uitstroom van 50-plussers uit de werkzame beroepsbevolking is de laatste jaren toegenomen. Een kwart van deze
Nadere informatieNiet behalen startkwalificatie hangt samen met gezinssituatie
Niet behalen startkwalificatie hangt samen met gezinssituatie Christine Jol, Godelief Mars en Francis van der Mooren Of jongeren het onderwijs zonder startkwalificatie verlaten hangt onder meer samen met
Nadere informatieMeerdere keren zonder werk
Meerdere keren zonder werk Antoinette van Poeijer Ontvangers van een - of bijstandsuikering en ers worden gestimuleerd (weer) aan de slag te gaan. In veel gevallen is dat succesvol. Er zijn echter ook
Nadere informatieVrouwen op de arbeidsmarkt
op de arbeidsmarkt Johan van der Valk Annemarie Boelens De arbeidsdeelname van vrouwen lag in 23 op 55 procent. De arbeidsdeelname van vrouwen stijgt al jaren. Deze toename komt de laatste jaren bijna
Nadere informatieGROEPSSAMENSTELLINGS- EFFECTEN IN HET LAGER ONDERWIJS Een propensity score matching onderzoek. Barbara Belfi, Carla Haelermans & Bieke De Fraine
GROEPSSAMENSTELLINGS- EFFECTEN IN HET LAGER ONDERWIJS Een propensity score matching onderzoek Barbara Belfi, Carla Haelermans & Bieke De Fraine GROEPSSAMENSTELLINGSEFFECTEN IN HET LAGER ONDERWIJS Een
Nadere informatieLevensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders
Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders Martine Mol De geboorte van een heeft grote invloed op het arbeidspatroon van de vrouw. Veel vrouwen gaan na de geboorte van het minder werken.
Nadere informatieArtikelen. Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten. Maarten Alders en Han Nicolaas
Artikelen Huishoudensprognose 2 25: belangrijkste uitkomsten Maarten Alders en Han Nicolaas Het aantal huishoudens neemt de komende jaren toe, van 7,1 miljoen in 25 tot 8,1 miljoen in 25. Dit blijkt uit
Nadere informatieBeroepsbevolking 2005
Beroepsbevolking 2005 De veroudering van de beroepsbevolking is duidelijk zichtbaar in de veranderende leeftijdspiramide van de werkzame beroepsbevolking (figuur 1). In 1975 behoorde het grootste deel
Nadere informatieDertigers op de arbeidsmarkt
Dertigers op de arbeidsmarkt Tanja Traag, Johan van der Valk, Rolf van der Velden en Robert de Vries Dertigers met een laag opleidingsniveau zijn minder succesvol op de arbeidsmarkt dan dertigers met een
Nadere informatie5. Onderwijs en schoolkleur
5. Onderwijs en schoolkleur Niet-westerse allochtonen verlaten het Nederlandse onderwijssysteem gemiddeld met een lager onderwijsniveau dan autochtone leerlingen. Al in het basisonderwijs lopen allochtone
Nadere informatie7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs
7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs Vergeleken met autochtonen is de participatie in het hoger onderwijs van niet-westerse allochtonen ruim twee keer zo laag. Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/
Nadere informatieBijlagen bij hoofdstuk 4 Opleidingsniveau en taalvaardigheid
Jaarrapport Integratie Sociaal en Cultureel Planbureau / Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum / Centraal Bureau voor de Statistiek september, 2005 Bijlagen bij hoofdstuk 4 Opleidingsniveau
Nadere informatieWelke basisscholen geven te hoge adviezen in vergelijking met hun CITO-score?
Welke basisscholen geven te hoge adviezen in vergelijking met hun CITO-score? Jaap Dronkers Hoogleraar Onderwijssociologie Universiteit Maastricht E- mail: j.dronkers@maastrichtuniversity.nl Twitter: @dronkersj
Nadere informatieOuderlijk onderwijsondersteunend gedrag en leerlingprestaties*
Ouderlijk onderwijsondersteunend gedrag en leerlingprestaties* M.G. Weide en M.P.C. van der Werf Probleemstelling De onderwijsachterstand van leerlingen uit laag sociaal milieu en van allochtone leerlingen
Nadere informatieSchoolprestaties van oude en nieuwe gewichtenleerlingen
Scolprestaties van oude en nieuwe gewichtenleerlingen Jaap Roeleveld Kohnstamm Instituut, Universiteit van Amsterdam (email: jroeleveld@kohnstamm.uva.nl) Abstract Sinds de laatste wijziging van de gewichtenregeling,
Nadere informatieMet een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt
Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt Ingrid Beckers en Tanja Traag Van alle jongeren die in 24 niet meer op school zaten, had 6 procent een startkwalificatie, wat inhoudt dat ze minimaal
Nadere informatieVeranderingen in arbeidsparticipatie en zorggebruik. Een beschrijving van ontwikkelingen van 1997 tot 2008
Veranderingen in arbeidsparticipatie en zorggebruik. Een beschrijving van ontwikkelingen van 1997 tot 2008 Niels Schenk en Pearl Dykstra Erasmus Universiteit Rotterdam Mei 2013 INTRODUCTIE Onderzoek naar
Nadere informatieFORUM Factsheet Jeugdwerkloosheid,
FORUM Factsheet Jeugdwerkloosheid, @ FORUM, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling, september 29 Samenvatting De werkloosheid onder de 1 tot 2 jarige Nederlanders is in het 2 e kwartaal van 29 met
Nadere informatieJongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens
Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van het vijfde leerjaar lager onderwijs tot het zevende
Nadere informatieCohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen
Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen Mila van Huis De vruchtbaarheid van vrouwen van niet-westerse herkomst blijft convergeren naar het niveau van autochtone vrouwen. Het kindertal
Nadere informatieOnder- en overadvisering in beeld 2006/ /2009 Gemeente Helmond
Onder- en overadvisering in beeld 6/7-8/9 Gemeente Helmond November 9 Mevrouw drs. Marian Calis OCGH Advies Samenvatting Een goede aansluiting tussen het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs is in
Nadere informatieLangdurige werkloosheid in Nederland
Langdurige werkloosheid in Nederland Robert de Vries In 25 waren er 483 duizend werklozen. Hiervan waren er 23 duizend 42 procent langdurig werkloos. Langdurige werkloosheid komt vooral voor bij ouderen.
Nadere informatieGeen tekort aan technisch opgeleiden
Geen tekort aan technisch opgeleiden Auteur(s): Groot, W. (auteur) Maassen van den Brink, H. (auteur) Plug, E. (auteur) De auteurs zijn allen verbonden aan 'Scholar', Faculteit der Economische Wetenschappen
Nadere informatieJongeren en Gezondheid 2010 : Socio-demografische gegevens
Jongeren en Gezondheid 2010 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 2010 bestaat uit 10772 leerlingen van het vijfde leerjaar lager onderwijs tot het
Nadere informatieDe integratie van Antillianen in Nederland. Presentatie 9 juni: De Caribische demografie van het Koninkrijk der Nederlanden
De integratie van Antillianen in Nederland Presentatie 9 juni: De Caribische demografie van het Koninkrijk der Nederlanden De integratie van Antillianen in Nederland Willem Huijnk - Wetenschappelijk onderzoeker
Nadere informatieArtikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst
Artikelen Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst Martijn Souren en Jannes de Vries Onder laagopgeleide vrouwen is de bruto arbeidsparticipatie aanzienlijk
Nadere informatieDe verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders
De verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders Marjolein Korvorst en Tanja Traag Het krijgen van kinderen dwingt ouders keuzes te maken over de combinatie van arbeid en zorg. In de meeste gezinnen
Nadere informatieDe Effectiviteit van het Daltononderwijs
De Effectiviteit van het Daltononderwijs Patrick Sins & Symen van der Zee Pedagogiek & Onderwijs, Saxion Hogescholen, Postbus 501, 7400 AM Deventer { p.h.m.sins, s.vanderzee}@saxion.nl Aanleiding en probleemstelling
Nadere informatieJongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens
Resultaten HBSC 14 Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van
Nadere informatieFort van de Democratie
Fort van de Democratie Stichting Vredeseducatie / peace education projects Het Fort van de Democratie WERKT! Samenvatting van een onderzoek door de Universiteit van Amsterdam naar de effecten van de interactieve
Nadere informatieFiguur 1. Intelligentiescores (numerieke, spatiale, verbale en algemene) per geslacht
Tweede luik "Het verschil in schools presteren tussen jongens en meisjes" (literatuurstudie en emprirsche studie) (Jan Van Damme & Agnes De Munter- K.U.Leuven) 1. Welke sekseverschillen in prestaties?
Nadere informatieLeeswijzer Jeugdgezondheidszorg Utrecht tabellen
Leeswijzer Jeugdgezondheidszorg Utrecht tabellen In de volgende werkblad(en) staan tabellen behorend bij een bepaald thema. De tabellen zijn toegespitst op de door u opgevraagde leeftijdscategorie. In
Nadere informatie10. Veel ouderen in de bijstand
10. Veel ouderen in de bijstand Niet-westerse allochtonen ontvangen 2,5 keer zo vaak een uitkering als autochtonen. Ze hebben het vaakst een bijstandsuitkering. Verder was eind 2002 bijna de helft van
Nadere informatieBijlagen Werkloos toezien?
Bijlagen Werkloos toezien? Gevolgen van de crisis voor emancipatie en welbevinden Ans Merens Edith Josten Bijlage A Data en methode 2 A.1 Arbeidsduur en arbeidsdeelname van partners van werklozen 2 A.2
Nadere informatiex Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal
Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 Cees Maas De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 laten geen gunstig beeld zien. De werkgelegenheid nam nog wel toe, maar de groei was veel kleiner dan in voorafgaande
Nadere informatieLeeswijzer Jeugdgezondheidszorg Utrecht tabellen
Leeswijzer Jeugdgezondheidszorg Utrecht tabellen In de volgende werkblad(en) staan tabellen behorend bij een bepaald thema. De tabellen zijn toegespitst op de door u opgevraagde leeftijdscategorie. In
Nadere informatieNiet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald
7. Vaker werkloos In is de arbeidsdeelname van niet-westerse allochtonen gedaald. De arbeidsdeelname onder rs is relatief hoog, zes van de tien hebben een baan. Daarentegen werkten in slechts vier van
Nadere informatieJongeren op de arbeidsmarkt
Jongeren op de arbeidsmarkt Tanja Traag In 23 was 11 procent van alle jongeren werkloos. Jongeren die geen onderwijs meer volgen, hebben een andere positie op de arbeidsmarkt dan jongeren die wel een opleiding
Nadere informatieHuishoudensprognose : ontwikkelingen naar type en grootte
Huishoudensprognose 5: ontwikkelingen naar type en grootte Andries de Jong Het aantal huishoudens neemt de komende decennia fors toe, van 6,9 miljoen in naar 8, miljoen in 5. Deze groei wordt vooral bepaald
Nadere informatieMonitor schoolloopbanen voortgezet onderwijs
1 Monitor schoolloopbanen voortgezet onderwijs Factsheet oktober 2014 In 2013 heeft O+S in opdracht van de Amsterdamse Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO) voor het eerst onderzoek gedaan naar de
Nadere informatieBijlage bij hoofdstuk 15 van het Sociaal en Cultureel Rapport 2010
Bijlage bij hoofdstuk 15 van het Sociaal en Cultureel Rapport 2010 In deze bijlage wordt achtereenvolgens kort ingegaan op de verrichte analyses en de gebruikte bestanden en worden enige aanvullende resultaten
Nadere informatie8. Werken en werkloos zijn
8. Werken en werkloos zijn In 22 is de arbeidsdeelname van allochtonen niet meer verder gestegen. Onder autochtonen is het aantal personen met werk nog wel licht toegenomen. De arbeidsdeelname onder Surinamers,
Nadere informatieKinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging
Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging Respons thuiszorgorganisaties en GGD en In deden er tien thuiszorgorganisaties mee aan het, verspreid over heel Nederland. Uit de
Nadere informatieArbeidsdeelname van paren
Arbeidsdeelname van paren Johan van der Valk De combinatie van een voltijdbaan met een is het meest populair bij paren, met name bij paren boven de dertig. Ruim 4 procent van de paren combineerde in 24
Nadere informatieDemografische levensloop van jongeren na het uit huis gaan
Carel Harmsen en Liesbeth Steenhof In dit artikel wordt de levensloop gevolgd van jongeren die in 1995 het ouderlijk huis hebben verlaten. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan de verschillen tussen herkomstgroeperingen.
Nadere informatieCBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970
CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970 Lian Kösters, Paul den Boer en Bob Lodder* Inleiding In dit artikel wordt de arbeidsparticipatie in Nederland tussen 1970
Nadere informatieMeer of minder uren werken
Meer of minder uren werken Jannes de Vries Een op de zes mensen die minstens twaalf uur per week werken (de werkzame beroeps bevolking) wil meer of juist minder uur werken. Van hen heeft minder dan de
Nadere informatieBuitenlandse arbeidskrachten en vraag en aanbod op de arbeidsmarkt van Curaçao.
Buitenlandse arbeidskrachten en vraag en aanbod op de arbeidsmarkt van Curaçao. Zaida Lake Inleiding Via de media zijn de laatste tijd discussies gaande omtrent de plaats die de buitenlandse arbeidskrachten
Nadere informatieFact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013
Fact sheet nummer 5 maart 2013 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Er zijn ruim 133.000 jongeren van 15 tot en met 26 jaar in Amsterdam (januari 2012). Met de meeste jongeren gaat het goed in het onderwijs
Nadere informatieWerkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies
Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies Aanleiding Sinds 2006 publiceert de Gemeente Helmond jaarlijks gedetailleerde gegevens over de werkloosheid in Helmond. De werkloosheid in Helmond
Nadere informatiePensioenaanspraken in beeld
Pensioenaanspraken in beeld Deel 2: aanspraken naar herkomst, sociaaleconomische categorie en type Deel 2: huishouden Elisabeth Eenkhoorn, Annelie Hakkenes-Tuinman en Marije van de Grift De pensioenopbouw
Nadere informatieLelyStadsGeluiden. De mening van de jongeren gepeild. School en werk 2007
LelyStadsGeluiden De mening van de jongeren gepeild School en werk 007 In 007 hebben.37 jongeren meegewerkt aan de jongerenenquête. Het onderzoek had als doel om in kaart te brengen wat jongeren doen,
Nadere informatieAan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S-GRAVENHAGE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S-GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Fax (070) 333 40
Nadere informatieKerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2017
Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 217 Over welke cijfers hebben we het? In Nederland worden gegevens over de leefstijl van de bevolking verzameld door meerdere thema-instituten die elk op
Nadere informatieOndanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren
Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren alcohol. Dit proefschrift laat zien dat de meerderheid van
Nadere informatieVerandering in de frequentie van het gemengde huwelijk
Verandering in de frequentie van het gemengde huwelijk G. Dekker Aan het kerkelijk gemengde huwelijk wordt vanuit de sociale wetenschappen niet zo bijzonder veel aandacht geschonken. De belangstelling
Nadere informatieArbeidsparticipatie van vrouwen rond de echtscheiding
Anne Marthe Bouman Ooit gescheiden moeders werken even vaak als gehuwd gebleven moeders, ongeacht of ze na de geboorte van hun jongste kind werkten of niet. De cijfers laten zien dat gescheiden moeders
Nadere informatieSterke toename alleenstaande moeders onder allochtonen
Carel Harmsen en Joop Garssen Terwijl het aantal huishoudens met kinderen in de afgelopen vijf jaar vrijwel constant bleef, is het aantal eenouderhuishoudens sterk toegenomen. Vooral onder Turken en Marokkanen
Nadere informatieOuders op de arbeidsmarkt
Ouders op de arbeidsmarkt Ingrid Beckers en Johan van der Valk De bruto arbeidsparticipatie van alleenstaande s is sinds 1996 sterk toegenomen. Wel is de arbeidsparticipatie van paren nog steeds een stuk
Nadere informatieInkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners
Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun s Karin Hagoort en Maaike Hersevoort In 24 verdienden samenwonende of gehuwde vrouwen van 25 tot 55 jaar ongeveer de helft van wat hun s verdienden. Naarmate het
Nadere informatieCentraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald
Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-013 17 februari 2009 9.30 uur Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald Minder sterke daling werkloosheid niet-westerse allochtonen
Nadere informatieHuishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten
Huishoudensprognose 26 2: belangrijkste uitkomsten Elma van Agtmaal-Wobma en Coen van Duin Het aantal huishoudens blijft de komende decennia toenemen, van 7,2 miljoen in 26 tot 8,1 miljoen in 23. Daarna
Nadere informatiePensioenaanspraken in beeld
Pensioenaanspraken in beeld Deel 1: aanspraken naar geslacht en burgerlijke staat Elisabeth Eenkhoorn, Annelie Hakkenes-Tuinman en Marije vandegrift bouwen minder pensioen op via een werkgever dan mannen.
Nadere informatieHypertensie en Diabetes Mellitus in Curaçao
Hypertensie en Diabetes Mellitus in Curaçao Een ruimtelijke analyse gebaseerd op de verzamelde gegevens tijdens de census uit 2001 Sean de Boer Inleiding Dit artikel gaat in op het voorkomen van Hypertensie
Nadere informatieJeugdwerkloosheid Amsterdam
Jeugdwerkloosheid Amsterdam 201-201 Factsheet maart 201 De afgelopen jaren heeft de gemeente Amsterdam fors ingezet op het terugdringen van de jeugdwerkloosheid. Nu de aanpak jeugdwerkloosheid is afgelopen
Nadere informatieLeeswijzer Jeugdgezondheidszorg Utrecht tabellen
Leeswijzer Jeugdgezondheidszorg Utrecht tabellen In de volgende werkblad(en) staan tabellen behorend bij een bepaald thema. De tabellen zijn toegespitst op de door u opgevraagde leeftijdscategorie. In
Nadere informatieMinder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt
Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt 07 Arbeidsmarktmobiliteit geringer dan in voorgaande jaren Bijna miljoen mensen wisselen in 2008 van beroep of werkgever Afname werkzame door crisis
Nadere informatieOAB SCAN. Gemeente XXX EEN NIEUWE INDICATOR VOOR ONDERWIJSACHTERSTANDEN. Verschuivingen in beeld
EEN NIEUWE INDICATOR VOOR ONDERWIJSACHTERSTANDEN Verschuivingen in beeld In het onderwijsachterstandenbeleid gaat het om het vergroten van de onderwijskansen van kinderen uit achterstandsmilieus. Een belangrijk
Nadere informatieSamenvatting Leidse Monitor 2010-2011
Samenvatting Leidse Monitor 2010-2011 De Leidse Monitor verzamelt informatie over de ontwikkeling van Leidse kinderen vanaf het moment dat zij en/of hun ouders deelnemen aan een voor- en vroegschools programma
Nadere informatieHerintreders op de arbeidsmarkt
Herintreders op de arbeidsmarkt Sabine Lucassen Voor veel herintreders is het lang dat ze voor het laatst gewerkt hebben. Herintreders zijn vaak vrouwen in de leeftijd van 35 44 jaar en laag of middelbaar
Nadere informatieIn de afgelopen decennia heeft ongehuwd samenwonen overal in Europa. toegenomen populariteit van het ongehuwd samenwonen is onderdeel van
Nederlandse samenvatting (summary in Dutch) De verschillende betekenissen van ongehuwd samenwonen in Europa: Een studie naar verschillen tussen samenwoners in hun opvattingen, plannen en gedrag. In de
Nadere informatieGebruik van kinderopvang
Gebruik van kinderopvang Saskia te Riele In zes van de tien gezinnen met kinderen onder de twaalf jaar hebben de ouders hun werk en de zorg voor hun kinderen zodanig georganiseerd dat er geen gebruik hoeft
Nadere informatie5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief
5.6 Het s hoger onderwijs in internationaal perspectief In de meeste landen van de is de vraag naar hoger onderwijs tussen 1995 en 2002 fors gegroeid. Ook in gaat een steeds groter deel van de bevolking
Nadere informatieLeeswijzer Jeugdgezondheidszorg Utrecht tabellen
Leeswijzer Jeugdgezondheidszorg Utrecht tabellen In de volgende werkblad(en) staan tabellen behorend bij een bepaald thema. De tabellen zijn toegespitst op de door u opgevraagde leeftijdscategorie. In
Nadere informatieWeinig mensen sociaal aan de kant
Weinig mensen sociaal aan de kant Tevredenheid over de kwaliteit van relaties Hoge frequentie van contact met familie en vrienden Jongeren spreken of schrijven hun vrienden elke week 15 Drie op de tien
Nadere informatieStudenten aan lerarenopleidingen
Studenten aan lerarenopleidingen Factsheet januari 219 In de afgelopen vijf jaar is het aantal Amsterdamse studenten dat een lerarenopleiding volgt met ruim 9% afgenomen. Deze daling is het sterkst voor
Nadere informatieSchoolloopbanen in het Amsterdamse voortgezet onderwijs
Schoolloopbanen in het Amsterdamse voortgezet onderwijs Amsterdamse leerlingen gestart in het VO in 2007/ 08, gevolgd tot in 2013/ 14 Foto: Amsterdams lyceum, fotograaf Edwin van Eis (2009) In opdracht
Nadere informatie1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt
1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1.1 De beroepsbevolking in 1975 en 2003 11 1.2 De werkgelegenheid in 1975 en 2003 14 Halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw trok de gemiddelde Nederlandse
Nadere informatiefluchskrift Vergrijzing in Fryslân neemt toe Aantal senioren sterk gestegen Aantal 65-plussers in Fryslân, /2012
Vergrijzing in Fryslân fluchskrift Vergrijzing in Fryslân neemt toe In Fryslân wonen op 1 januari 2011 647.282 inwoners. De Friese bevolking groeit nog jaarlijks. Sinds 2000 is het aantal inwoners toegenomen
Nadere informatie9 Gebruik van wetenschappelijke kennis
9 Gebruik van wetenschappelijke kennis In dit hoofdstuk wordt het gebruik van wetenschappelijke kennis a) geanalyseerd in alle onderzochte beleidsprocessen in de JGZ voor 4-19-jarigen in de vier GGD-regio's.
Nadere informatieSamenvatting. Wat is de kern van de Integratiekaart?
Samenvatting Wat is de kern van de Integratiekaart? In 2004 is een begin gemaakt met de ontwikkeling van een Integratiekaart. De Integratiekaart is een project van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie
Nadere informatieMonitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016
1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 20 Fact sheet april 20 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar vrijwel gelijk gebleven aan 2015. Van de 14.000 Amsterdamse jongeren
Nadere informatieSalarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers
Research Centre for Education and the Labour Market ROA Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers ROA Fact Sheet ROA-F-2014/1 Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt
Nadere informatieLezen, bibliotheek en jongeren
Lezen, bibliotheek en jongeren www.dezb.nl Cijfers uit de Jeugdmonitor Zeeland Kousteensedijk 7 4331 JE Middelburg Postbus 8004 4330 EA Middelburg T 0118 654000 info@dezb.nl Cijfers uit de Jeugdmonitor
Nadere informatieLeeswijzer Jeugdgezondheidszorg Utrecht tabellen
Leeswijzer Jeugdgezondheidszorg Utrecht tabellen In de volgende werkblad(en) staan tabellen behorend bij een bepaald thema. De tabellen zijn toegespitst op de door u opgevraagde leeftijdscategorie. In
Nadere informatieJonge werknemers en werkstress: een beknopte weergave van de feiten
Jonge werknemers en werkstress: een beknopte weergave van de feiten Irene Houtman & Ernest de Vroome (TNO) In het kort: Onderzoek naar de ontwikkeling van burn-outklachten en verzuim door psychosociale
Nadere informatieTabak, cannabis en harddrugs
JONGERENPEILING 0 ZUID-HOLLAND NOORD De jongerenpeiling heeft als doel om periodiek op systematische wijze ontwikkelingen in gezondheid en gewoonten van jongeren in kaart te brengen. Dit is het eerste
Nadere informatieWonen zonder partner. Arie de Graaf en Suzanne Loozen
Arie de Graaf en Suzanne Loozen In 25 telde Nederland 4,2 miljoen personen van 18 jaar of ouder die zonder partner woonden. Eén op de drie volwassenen woont dus niet samen met een partner. Tussen 1995
Nadere informatieLandelijke Jeugdmonitor. Rapportage 2e kwartaal 2007
Landelijke Jeugdmonitor Rapportage 2e kwartaal 2007 Centraal Bureau voor de Statistiek Voorburg/Heerlen, 2007 Verklaring der tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer x = geheim = nihil = (indien
Nadere informatie