Informatievoorziening bij Veiligheidsregio s. Best Practices. Rob Peters, Gerke Spaling, Henk Djurrema, Arthur Haasbroek en Elfriede Fendel (eds.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Informatievoorziening bij Veiligheidsregio s. Best Practices. Rob Peters, Gerke Spaling, Henk Djurrema, Arthur Haasbroek en Elfriede Fendel (eds."

Transcriptie

1 Informatievoorziening bij Veiligheidsregio s Best Practices Rob Peters, Gerke Spaling, Henk Djurrema, Arthur Haasbroek en Elfriede Fendel (eds.)

2 CIP GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG Informatievoorziening bij Veiligheidsregio s Best Practices Eds: Rob Peters (VR Kennemerland), Gerke Spaling (VR NOG), Henk Djurrema (VR Twente, Arthur Haasbroek (VR HM) en Elfriede Fendel (Sectie GIS technologie, TU Delft) Foto omslag : Jan-Willem van Aalst Drukker : Sieca Repro BV, Delft, ISSN Trefwoorden: Informatievoorziening, Crisismanagement, Veiligheid, Geoinformatie, Modellering en Visualisering, Gebruikerseisen en Best Practices Copyright 2015 Sectie GIS technologie, TU Delft/Brandweer Nederland

3

4

5 Voorwoord Het kan altijd beter. Informatievoorziening blijft een uitdaging. Blijven vragen en blijven zoeken naar antwoorden. Werelden verbinden om oplossingen en verbeteringen te realiseren in hoe we als hulpverleners ons werk kunnen doen. Het kenmerkt vele van de verhalen die u vindt in dit boek. Van wetenschappers die voor het eerst een brandweervoertuig van dichtbij zien tot het definiëren van een solide informatiearchitectuur voor de Veiligheidsregio. Allemaal middelen om te komen tot een verdere professionalisering en verbetering van de hulpverlening voor de burger. De niet aflatende drive om het beter te willen doen heeft geresulteerd in initiatieven waarvan er een aantal zijn gebundeld in dit boek. Bij veel van de initiatieven zijn we zelf betrokken geweest. En hoewel moeilijk en soms frustrerend op momenten, voerde het goede gevoel van gezamenlijk een verschil maken in de wereld van de hulpverlening de boventoon. Dit is het derde boek in zijn reeks over informatievoorziening bij crisismanagement. De eerste twee waren een wetenschappelijk boek in het kader van geo-informatie for Disaster management (GEO4DM2012) en een overzicht van best practices vanuit het hele land. Dit waren Engelstalige uitgaven en daarmee hebben we ons visitekaartje afgegeven. Deze keer is het boek van best practices gewoon, in het Nederlands. Het eerste deel van dit boek betreft een overzicht van de innovaties die we onder de inowit vlag bij de Veiligheidsregio s de afgelopen twee jaar hebben uitgevoerd. Dit was onder andere een challenge waarbij aan de regio s is gevraagd om hun innovaties op het gebied van VERA en de kernregistraties te delen met anderen. Deze best practices zijn vervolgens gedemonstreerd op de jaarlijkse inowit bijeenkomst welke voor de tweede keer op Vliegbasis Twente bij Troned georganiseerd werd. Naast deze demonstratiedag is er ook voortvarend gewerkt aan het inrichten van het inowit innovatieplatform. inowit is de doorontwikkeling van het project I-Bridge dat in 2012 ophield te bestaan. I-Bridge was een door defensie en Veiligheidsregio's opgezette samenwerking om ICT-innovaties met eindgebruikers te ontwikkelen. Met een aantal middelen die beschikbaar waren vanuit het project is er hard gewerkt om I-Bridge om te zetten naar een ICT innovatieplatforms van en voor de Veiligheidsregio's. Er werd gewerkt aan een technisch platform en een gegevensboek. Dit zijn voorzieningen die meestal niet de volle aandacht krijgen, niet altijd herkenbaar voor de buitenwereld, maar noodzakelijk zijn om een voorziening te hebben om ICT innovaties op te testen. Het tweede deel van het boek bestaat uit de beschrijving van het Disaster experiment. Schiphol was de gastheer tijdens het uitvoeren van dit experiment over het meetbaar maken van informatievoorziening tijdens incidenten. In het verlengde daarvan hebben we een artikel over keteninformatiesering daar aan toegevoegd. VERA stond centraal in 2014 en Daarom hebben we een deel van VERA 2.0 ook in dit boek opgenomen voor het nageslacht. Het laatste artikel en de uitnodiging voor het congres 2015 geeft al een doorkijkje naar dit jaar, waar we in internationaal verband en in een VERA Masterclass informatiegestuurd optreden met vier netwerken samen werken aan begrippen als risico en effect en een overstromingsscenario.

6 vi We hopen dat de inhoud u inspireert om samen met ons de zovele goede ideeën net dat extra zetje te geven. Veel leesplezier! Namens de Expertgroep inowit, Rob Peters, Henk Djurrema, Gerke Spaling en Arthur Haaasbroek. Rob Peters, Henk Djurrema, Gerke Spaling, VR Kennemerland VR NOG VR Twente rpeters@vrk.nl h.djurrema@vnog.nl g.spaling@vrtwente.nl Arthur Haasbroek, VR HM

7 Van theezakjes tot gordelgebruik We schrijven New York De prijzen van tinnen blikken stijgen aanzienlijk. Thomas Sullivan, een groothandelaar, besluit daarom de verpakking van zijn theemonsters te vervangen door kleine zijden zakjes. De klanten van Sullivan realiseren zich niet dat de zijde bedoeld is als verpakkingsmateriaal en doen de thee met zakje en al in het water. Het theezakje is geboren. Een mooi verhaal van hoe de oplossing van het ene probleem kan leiden tot een innovatie die wereldwijde impact heeft. Serendipiteit pur sang. Innovatie is een modewoord geworden. Innovatiemanager is tegenwoordig een functietitel. Maar verhoogt dát nu de innovatiekracht van een organisatie? Innovatie ontstaat daar waar problemen en creativiteit bij elkaar komen. Zeker in een organisatie waar vakmanschap hoog in het vaandel staat. Mensen van de vloer die op zoek gaan naar de oorzaak van het lage gordelgebruik achter in de brandweerwagen en hiervoor een praktische oplossing bedenken. De Fix Safety Seat zoals de vinding gedoopt is, wint in 2013 de Jan van der Heijden prijs. Maar innovatieprijzen en innovatieplatformen zijn slechts een katalysator. Na het ontstaan van het idee moet het échte werk vaak nog beginnen. Een goed idee is een cruciale stap in de realisatie van een nieuw product of een dienst, maar de stappen die daarna volgen zijn zeker zo belangrijk. Het label innovatie moet er vanaf, en het idee moet op eigen benen gaan staan. Veel innovaties overleven deze fase niet, maar degenen die dat wel doen gaan een zonnige toekomst tegemoet. Dit boek is een terugblik op de activiteiten die zijn ontplooid door of in relatie met het Innovatieplatform Veiligheidsregio s (inowit). Ik hoop dat de inhoud u stimuleert om te komen tot nieuwe ideeën. Maar u bovenal aanzet tot het creëren van een klimaat waar ideeën kunnen bloeien en mensen uit verschillende vakgebieden en van verschillende bloedgroepen elkaar kunnen ontmoeten en denklijnen kunnen uitwisselen. Een omgeving waar serendipiteit maximaal wordt gefaciliteerd en innovaties voor de toekomst worden gecreëerd. Ik wens u veel leesplezier, Stephan Wevers, Voorzitter Raad van Brandweercommandanten.

8 viii

9 Informatievoorziening bij Veiligheidsregio s Best Practices Met gepaste trots presenteer ik u dit overzicht van de innovatie-inspanning van en voor onze veiligheidsregio s. Het is een uitdaging om in onze sector de vaandeldrager te zijn van zoiets ongrijpbaars en abstracts als informatie-voorziening. Toch ben ik er van overtuigd dat de toekomst van ons vak en onze toegevoegde waarde voor de samenleving gelegen is in de mate waarin we er in slagen om deze kunst - de kunst van het slim digitaliseren - onder de knie te krijgen. Ik ben er ook van overtuigd dat we ons op een tweesprong bevinden. Bovendien sta ik op de sterke schouders van wijze voorgangers en een goed team van regionale specialisten. We bouwen met z n allen aan een gezamenlijke informatie-infrastructuur, aan de harmonisatie van ons begrippenkader en aan een beter meetbare prestatie, of we vallen terug naar het niveau van iedereen zijn eigen gadget en een andere, veel beter georganiseerde sector zal het stokje van de veiligheid van ons overnemen. De kwaliteit van onze organisatie staat of valt bij onze kennis van deze wereld van systemen, van software en van de soort mensen die het ver brengen in de digitale technieken. We zijn geen nerds en we worden geen nerds, maar we kunnen wel iets leren van hun succes. Het internet en de harmonisatie van webservices hebben geleid tot functies zonder welke wij ons de wereld niet meer kunnen voorstellen. Het was Linux en de open source gedachte, die de innovatie een boost gaf om het internet in zijn tienduizenden componenten te kunnen bouwen zoals het nu is. Het is Android dat de smart phone betaalbaar heeft gemaakt. Die technieken zijn ontworpen door slimme mensen die vooral slim konden samenwerken in nieuwe stelsels van afspraken en nieuwe talen. Dit boek getuigt zij het op veel bescheidener schaal van onze vingeroefening in het samenwerken op het gebied van ICT en Informatievoorziening. Ik ben deze mensen dankbaar voor hun moed om hun nek uit te steken wanneer die inspanning niet altijd door collega s gewaardeerd of begrepen wordt. Namens de sector wil ik mijn waardering daar voor uitspreken. Inmiddels hebben we een goedgekeurde VERA en een goedgekeurd informatieprogramma. Van onderop wordt innovatie bedreven en van bovenaf bevestigen we de kaders en borgen we jullie resultaten. We hebben een kans om onszelf opnieuw uit te vinden. We kunnen een schakel worden in de informatieketens van deze eeuw, waar een gerespecteerd instituut als de brandweer in de nieuwe vorm van de veiligheidsregio gelijkwaardig informatie uitwisselt met onze vele ketenpartners.

10 x Ik hoop dat deze bloemlezing u als lezer inspireert om mee te doen aan deze vernieuwing en het net zo spannend vindt als ik. Diemer Kransen, CIO Brandweer Nederland.

11 Inhoud Voorwoord... v Rob Peters, Henk Djurrema, Gerke Spaling en Arthur Haasbroek Van theezakjes tot gordelgebruik... vii Stephan Wevers Informatievoorziening bij Veiligheidsregio s - Best Practices... ix Diemer Kransen Deel 1: Best Practices Brandveiligheid (in)zicht... 3 Marijn Riemens Beheermodule voor Risicobeheersing Marcel Hanswijk Kernregistratie Medewerkers Désirée Bolsius, Marieke van den Berg en Josien Oosterhoff inowit VRHM/BHM: Brandveiligheid [In]zicht Marijn Riemens WeNowAndDoIT.nl Jaap Smit, Johan van Ballegooijen, Ronald van Leeuwen en Mark Knaapen Branchespecifieke Routenavigatie Susan Stegeman BRAIN, Slimme Database Jason van Erve en Luud Verheijen Dynamisch Kaartmateriaal Natuurbranden Ester Willemsen Alarmeren als Dienst: Succesvolle Publieke-Private Innovatie Jan-Willem van Aalst en Fons Panneman TEC4SE Bernard de Graaf en Gerke Spaling CSam Open U: Naar een Onderhoudbaar Ketenplatform voor de Preparatie van Crisisinformatie Rob Peters, Matty Lakerveld, Hugo van Beusekom en Jan Willem van Aalst

12 xii Live-op: Innovatie komt tot Leven Gerke Spaling DISASTER: Ketenpartners in Rampenbestrijding Leren nog Effectiever Samen te Werken Ellen Oude Kotte, Rob Peters en Jan Willem van Aalst Deel 2: Instrumenten Informatievoorziening FireBrary: Elektronisch Gegevenswoordenboek Brandweer Nederland Bart van Leeuwen De (On)mogelijkheden van Google Glass/Uitkomsten Enquête Google Glass Barry van t Padje en Mark Luijten VeRA: Veiligheidsregio Referentie Architectuur Het VeRA Kernteam van Brandweer Nederland en GHOR Deel 3:Toekomstige Ontwikkelingen Informatiemanagement: van Wet naar Werkelijkheid Roy Schinning-Woltring en Rob Peters DOMINO: EU projecten als Fortress en de Strategische Agenda van het Veiligheidsberaad Rob Peters, Nico van Os, Lilian Weber en Elsbeth Beeke Slimme 3D Indoormodellen ter Ondersteuning van Crisismanagement in Grote Openbare Gebouwen Sisi Zlatanova, George Vosselman, Kourosh Koshelham, Rob Peters, Bart Beers, Robert Voûte, Bart De Lathouwer, Matty Lakerveld, Henk Djurrema en Gerke Spaling Buzz Tour: Geoinformatie voor Incident Management bij Veiligheidsregio s Wimfred Grashoff1 en Rob Peters

13 Deel 1: Best Practices

14

15 Brandveiligheid (In)zicht 1 Marijn Riemens Veiligheidsregio Hollands-Midden 1. Wat is het probleem? Brandweermensen tijdens een uitruk werken vaak onder flinke tijdsdruk en nemen op basis van beschikbare informatie snel beslissingen. De beschikbare informatie tijdens een uitruk is op dit moment summier. Zo is voor de uitrukkende eenheid over het algemeen alleen het adres bekend, de route naar het object en de classificatie van het incident. Ze weten vaak niet hoe de locatie eruit ziet en waar de ingang is, en het ontbreekt vaak aan belangrijke informatie die nodig is om beslissingen te nemen. De brandweer heeft informatie nodig om veilig en efficiënt te kunnen werken. Huidige praktijk Een brandweereenheid rijdt nu vaak nog naar een locatie zonder beschikking te hebben over kaartmateriaal en luchtfoto s. De brandweermensen hebben geen idee wat ze aan zullen treffen. Zo weten ze bijvoorbeeld niet wat de grootte van het gebouw is, waar zich de toegang bevindt, hoe de omgeving eruit ziet en waarvoor het gebouw gebruikt wordt. Voertuigen rukken veelal uit naar panden zonder te weten waar gevaarlijke stoffen opgeslagen liggen. Een bevelvoerder of Officier van Dienst kan uit onwetendheid een verkeerde inzet kiezen en zo een groot risico nemen aangaande de veiligheid van zijn eigen mensen en die van bewoners en omstanders. Als de bevelvoerder of Officier van Dienst wist waar gevaarlijke stoffen opgeslagen lagen, zou deze kunnen inschatten of de stoffen betrokken zijn bij de brand. Vervolgens kan daarop ingespeeld worden bij de bestrijding. In de huidige situatie is het moeilijk een verantwoorde en veilige keuze te maken. Wenselijke situatie Het helpt brandweermensen enorm als ze weten waarvoor het gebouw gebruikt wordt. Een brand in een houtverwerkingsbedrijf verlangt een geheel andere inzet van de brandweer dan een verzorgingstehuis met niet zelfredzame mensen. Bij een calamiteit is het belangrijk te weten wat er zich in de omgeving bevindt. Als gevaarlijke dampen vrijkomen bij een lekkende tankwagen met schadelijke 1 De partners in dit project zijn: De partners in dit project zijn: Brandweer Nederland, inowit, Veiligheidsregio/Brandweer Hollands Midden, Incentro en Webmapper.

16 4 Marijn Riemens gevolgen voor mens en milieu wil de brandweer weten of er aangrenzend een woonwijk is. De hulpdienst kan dan sneller opschalen en ontruimen. Iedere burger wil zo snel mogelijk geholpen worden bij een calamiteit. Brandweer Brabant-Noord doet er alles aan om de opkomsttijd van de brandweer zo kort mogelijk te houden. Het is niet wenselijk als de uitrukkende eenheid tijd verliest door een onbekende wegopbreking of moet zoeken naar de waterwinning of de toegang tot een object. Bij een afgesloten toegang moeten beheerders of eigenaren van objecten en gebieden gewaarschuwd worden om toegang te verschaffen. Deze calamiteitennummers bevatten ook de nummers van de bedrijfsdeskundigen en eigenaren. Brandweer Brabant-Noord kan deze personen informeren en vragen naar specifieke informatie. Deze calamiteitennummers zijn onvoldoende bekend. Uitdaging Binnen de informatieketen van de brandweer worden diverse systemen en methoden gebruikt om voor te bereiden op een eventuele calamiteit, maar het ontbreekt aan bundeling en afstemming van informatie. Daardoor is de beschikbare informatie onvolledig en niet eenduidig, en is deze informatie moeilijk actueel te houden en niet voor iedereen tijdig beschikbaar. Dat is lastig samenwerken. Momenteel is het voor de brandweer onmogelijk om over noodzakelijke betrouwbare operationele objectinformatie te beschikken Als de brandweer vandaag door een medewerker objectinformatie laat verzamelen en tekenen dan bestaat de kans dat de verzamelde informatie over een week door veranderingen bij bedrijven en instellingen niet meer actueel is. De brandweer heeft informatie nodig om veilig en efficiënt te kunnen werken. Informatie is alleen bruikbaar als deze actueel, eenduidig en tijdig beschikbaar is. 2 Waarom is dit een probleem voor de veiligheidsregio? De Brandweer is een onderdeel van de Veiligheidsregio. Deze is verantwoordelijk voor een goede brandweerzorg, de veiligheid van de brandweermensen en voor een efficiënte benutting van middelen. 3 Wat is de gekozen oplossing voor best practice? Brandweer Brabant-Noord heeft samen met leverancier Falck AVD een innovatieve applicatie ontworpen. Deze innovatie is gebaseerd op een behoefte vanuit het primaire en ondersteunende proces (risicobeheersing, incidentbestrijding, crisisbeheersing, bedrijfsvoering). Brandweer Brabant-Noord is april 2013 gestart met het project Database Operationele Informatie Voorziening (DOIV) Doel van dit project is het realiseren van een systeem waarin actuele en betrouwbare object-, omgevings-, meldings- en managementinformatie is samengevoegd in één digitale omgeving. Een database waar alle afdelingen binnen de Brandweer Brabant-Noord hun informatie vandaan halen.

17 Brandveiligheid (In)zicht 5 Figuur 1: Beginscherm DOIV. DOIV is opgesplitst in twee deelprojecten: DOIV1 en DOIV2. Deelproject DOIV1 Deelproject DOIV1 brengt operationele- en managementinformatie digitaal samen. Voorbeelden van operationele informatie zijn waterwinplaatsen, compartimentering, toegangsinformatie, gevaarlijke stoffen, afsluiters, et cetera. Informatieketen Met behulp van een Geografisch Informatie Systeem (GIS) wordt deze informatie gecombineerd en gevisualiseerd in kaartvorm. Brandweer Brabant-Noord maakt gebruikt van een webbased GEO/GIS-server. Met GIS-technieken kunnen ruimtelijke gegevens worden gegenereerd, gevisualiseerd, bewerkt en geanalyseerd. Het systeem is flexibel in gebruik waardoor operationele informatie eenvoudiger actueel te houden is. Figuur 2: Objectinformatie.

18 6 Marijn Riemens Alle informatie is beschikbaar binnen de automatiseringsomgeving van Brandweer Brabant-Noord, zodat alle medewerkers te allen tijde beschikken over dezelfde betrouwbare informatie. Zo gebruikt de afdeling Risicobeheersing bijvoorbeeld het kaartmateriaal om proactieve maatregelen te bepalen en levert deze afdeling in de vergunning geëiste maatregelen aan bij DOIV. De plannen van de afdeling Operationele Voorbereiding zijn zichtbaar in de kaart. De informatie van Risicobeheersing en Operationele Voorbereiding wordt gebruikt door Repressie bij de uitruk, bij oefenen en bij opleiden. Mocht iemand incorrecte informatie tegenkomen dan kan dit door klikken op een button in DOIV eenvoudig per mail doorgegeven worden aan de betreffende persoon. We zien hierdoor duidelijk een verbetering in de samenwerking binnen de informatieketen van de brandweer. Bronhouders Het is belangrijk informatie door bronhouders te laten verzamelen. Bronhouders beheren en gebruiken dagelijks de informatie. Ze zijn eigenaar van de informatie. Zo wordt actuele en betrouwbare informatie verkregen, zoals bluswaterwinplaatsen van de waterleidingmaatschappij, informatie over auto- en waterwegen van Rijkswaterstaat en over spoorwegen van ProRail. Brandweer Brabant-Noord werkt intensief samen met deze partijen. Veel informatie wordt automatisch (zonder tussenkomst van mensen) op de server geplaatst. Een voorbeeld hiervan is informatie over ondergrondse brandkranen, die automatisch vanaf de server van Brabant Water wordt geüpload op de server van DOIV. Een ander voorbeeld is informatie over aansluitingen op het openbaar brandmeldsysteem, die wordt verzameld binnen de applicatie Quint. Ook deze informatie wordt automatisch gesynchroniseerd met DOIV waardoor nieuwe aansluitingen vanzelf zichtbaar worden en altijd up-to-date zijn. Op deze wijze beschikt de brandweer eenvoudig over grote hoeveelheden belangrijke informatie. Invoeren Het invoeren van brandweer specifieke informatie, zoals de opstelplaats van brandweervoertuigen is de taak van de brandweer. Brandweer Brabant-Noord heeft twee regiomedewerkers die DOIV beheren en de brandweerspecifieke informatie invoeren. Dit bevordert de eenduidigheid. Managementinformatie Nadat een incident is afgesloten, genereert DOIV binnen 10 minuten automatisch een incidentrapportage. Dit is een overzicht waarin onder andere de verwerkingstijd van de meldkamer, de uitruktijd en opkomsttijd wordt vermeldt en vergeleken met het dekkingsplan. Deze managementinformatie kan in verschillende periodes worden weergegeven per post, per gemeente, per district of per regio. Tevens kunnen de incidenten worden geordend per soort, prio, voertuig en tijdvak. In de toekomst kan informatie vanuit DOIV gecombineerd worden met externe informatiebronnen om nog meer managementinformatie te verkrijgen. De eerste fase van DOIV1 is september 2013 operationeel geworden.

19 Brandveiligheid (In)zicht 7 Figuur 3: Incidentinformatie. Figuur 4: Managementinformatie. Deelproject DOIV2 Binnen deelproject DOIV2 worden de mogelijkheden onderzocht hoe de verzamelde informatie uit deelproject DOIV-1 beschikbaar te maken is in de uitrukvoertuigen. Uiteraard in digitale vorm zodat ook de repressieve eenheden altijd beschikken over betrouwbare informatie. We laten geen PDF zien, maar het gehele actuele systeem. Begin 2014 is het streven te starten met een pilot zodat de uitrukkende eenheden binnen een aanbesteding kunnen kiezen voor een geschikte informatiedrager (tablet, MDT, computer etc) met bijpassende software om de gebruiksvriendelijkheid te verhogen. Er is bewust gekozen om eerst de informatie te verzamelen. Het is mooi om een informatiedrager in de voertuigen te hebben, maar deze heeft weinig meerwaarde als de onderliggende actuele informatie ontbreekt.

20 8 Marijn Riemens Innovatieve applicatie Operationele informatie van bedrijven en instellingen is zeer gewenst, maar voor Brandweer Brabant-Noord onmogelijk om zelfstandig te beheren. Er kunnen 25 brandweermedewerkers informatie verzamelen en tekenen op kaart, maar deze informatie kan een week na de invoer verouderd zijn. We hebben een applicatie nodig die het broneigenaren, ofwel eigenaren en beheerders van instellingen en bedrijven mogelijk maakt om operationele informatie voor de brandweer te verzamelen en eenvoudig te plaatsen in DOIV. Deze eigenaren en beheerders weten wanneer iets wijzigt en kunnen in korte tijd op het moment van de verandering wijzigen. Het regelmatig wijzigen van informatie van circa 1600 bedrijven en instellingen door de brandweer is niet beheersbaar en inefficiënt. Voorbeelden van informatie die eigenaren en beheerders van bedrijven en instellingen kunnen invoeren in DOIV zijn de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen, de aanwezigheid van bedrijfshulpverleners, aantal personen werkzaam en wonend (zelfredzaam) per tijdvak, noodstroomvoorzieningen, toegang aspecten en calamiteitennummers. De innovatieve applicatie bestaat uit twee onderdelen die het de beheerder of eigenaar van een bedrijf of instelling mogelijk maakt eenvoudig operationele informatie in DOIV te plaatsen: 1. Safety Maps Light+ (SML+) : Met SML+ maken we het mogelijk om beheerders en eigenaren operationele informatie van het eigen bedrijf of instelling zichtbaar te maken op het DOIV van Brandweer Brabant-Noord. SML+ is een SAAS oplossing. Deze beheerders en eigenaren kunnen op een scherm met een kaart door middel van vooraf aangegeven iconen, symbolen, lijnen en tekstvelden operationele informatie zoals toegangen, brandmeldkast, gevaarlijke stoffen, calamiteitennummers etc. van het eigen object aangeven. De informatie synchroniseert (na goedkeuring van de beheerders DOIV van Brandweer Brabant-Noord) met de server van DOIV. Deze applicatie zal door bedrijven gebruikt worden waarvan Brandweer Brabant-Noord veel operationele informatie nodig heeft. Te denken valt aan BRZO- bedrijven, OMS-aansluitingen en bedrijven met een groot gevaar (afbeelding scherm SML); 2. Safety Maps web. Bedrijven en instellingen krijgen de kaart van DOIV en kunnen door het beantwoorden van ongeveer 15 vragen de noodzakelijke operationele informatie voor Brandweer Brabant-Noord verzamelen. Je kunt denken aan. Waar is uw hoofdingang? Klik op de kaart waar de hoofdingang zich bevindt. Bij veel vragen staat een korte uitleg van de vraag. Deze applicatie zal gebruikt worden door bedrijven en instellingen waarvan Brandweer Brabant- Noord minder operationele informatie wenst. Te denken valt aan cafés en kinderdagverblijven. Repressie en Risicobeheersing hebben uit de SBI lijst van de Kamer van Koophandel (Kvk) de soorten bedrijven gefilterd welke deelnemen aan SML+ en welke deelnemen aan SMLweb. 4 De inowit-innovatie De innovatie in het kader van het 2013-programma van inowit betreft: 1. De bestaande applicatie Safety maps light webbased maken. Alle beheerders en eigenaren ontvangen een link via mail om de informatie te wijzigen. SML web = webbased, (SML+ is SAAS)

21 Brandveiligheid (In)zicht 9 2. De bestaande applicatie Safety Maps light zeer gebruiksvriendelijk maken. Door middel van duidelijke vragen en aanwijzingen worden mensen in SML web geholpen de operationele informatie bijeen te brengen en in DOIV te plaatsen. 3. De bestaande applicatie ombouwen zodat na synchronisatie van beheerders en eigenaren, er extra brandweerinformatie toegevoegd kan worden en er een controle plaats kan vinden. Na het invullen van de informatie door beheerders en eigenaren komt het ingevulde scherm bij de beheerders DOIV van Brandweer Brabant-Noord. Deze kunnen de informatie controleren en eventueel aanvullen met operationele informatie van de brandweer. Bijvoorbeeld een opstelplaats. Daarna kan de beheerder DOIV eenvoudig de informatie toevoegen aan de server DOIV zodat de informatie voor iedereen zichtbaar is. 4. Om de nieuwe ICT oplossing goed te laten functioneren is een campagne noodzakelijk. Beheerders en eigenaren van bedrijven en instellingen zullen bekend gemaakt moeten worden met Safety Maps Light + en Safety Maps Light web. Mogelijkheden Als een Bevelvoerder en/of Officier van Dienst uitrukt naar een object, kunnen zij de locaties en hoeveelheden gevaarlijke stoffen eenvoudig zien in DOIV. Er kan een verantwoorde en veilige inzet gekozen worden. Mocht een verzorgingstehuis in benedenwinds gebied liggen dan kan gekozen worden voor ontruiming. (afbeelding hoeveelheid gevaarlijke stoffen) Het is voor de uitrukkende eenheid belangrijk te weten hoeveel personen, en of er een bedrijfshulpverlening aanwezig is. De ontruiming van 30 niet zelfredzame bewoners met 3 personeelsleden bij (nacht bij) rookontwikkeling zal veel meer een taak van de brandweer zijn dan het ontruimen van 30 zelfredzame bewoners met 3 personeelsleden (afbeelding DOIV aantal personen per tijdvak). Soms is het uitschakelen van stroom de doodsteek voor de continuïteit van een bedrijf. Kritieke delen zullen voorzien zijn van noodstroom. De locatie van de noodstroomvoorziening en bijzonderheden met betrekking tot het bedrijf kunnen door de bedrijven en instellingen zelf opgegeven worden. De brandweer kan bij het niet automatisch inschakelen of wel inschakelen en bij andere bijzonderheden anticiperen. Als een bedrijf of instelling zelf de locatie van een brandmeldinstallatie en een brandweeringang aangeeft in DOIV, kan na een OMS- of telefonische melding met de exacte locatie (ontwikkeld door Risicobeheersing van Brandweer Brabant- Noord), direct naar de goede ingang gereden worden. Een foto met de locatie van de sleutelbuis in DOIV zal de inzetsnelheid verder verhogen. Dit verhoogt de snelheid en efficiëntie van de gehele inzet. (foto sleutelbuis in DOIV). Bedrijven en instellingen geven zelf telefoonnummers op van personen welke de brandweer kan bellen in geval van calamiteit i.v.m. de toegang of informatie. Binnen DOIV gebruiken we, zoals wettelijk voorgeschreven, de gebouwcontouren en objectfunctie van de BAG. Bedrijven en instellingen kunnen zelf het aantal gebouwen en gebouwcontouren controleren en eventueel muteren. Daarnaast gebruikt Brandweer Brabant-Noord de objectfuncties uit de SBI lijst van de Kamer van Koophandel (KvK). De BAG en de KVK gebruiken algemene functies als industrie en groothandel. DOIV bevat een extra veld zodat het bedrijf of instelling zelf een specifiekere objectfunctie in kan vullen. Dit geeft de uitrukkende eenheden een beter beeld (gebouwcontour in DOIV met functie).

22 10 Marijn Riemens 5 Wat is bijzonder aan de oplossing? Het is voor de brandweer, zonder dit systeem, onmogelijk operationele objectinformatie te verzamelen en actueel te houden. We betrekken, net als bij alle onderdelen van DOIV, de bronhouder van deze informatie nl; de eigenaar of beheerder. Deze kan beheersbaar en eenvoudig voor ons de informatie verzamelen en actueel houden. De nieuwe innovaties SML+ en SMLweb passen goed binnen het systeem DOIV met operationele informatie. De informatie is generiek en goed uitwisselbaar. Het systeem GEO/GIS is flexibel in gebruik. De oplossing is efficiënt en besparend. Het is bijzonder om met bronhouders samen te werken. Samen informatie delen om in geval van calamiteit de brandweer efficiënt en effectief haar werk te laten doen. 6 Testmethode Fase 1 van DOIV 1 is getest en operationeel. Iedere uitbreiding wordt getest voordat deze operationeel wordt. SML+ en web zullen we in december 2013/ januari 2014 eerst bij een kleine groep bedrijven en instellingen testen, voordat we alle bedrijven en instellingen betrekken (2014). 7 Testresultaat We zien momenteel de positieve resultaten van DOIV1. We werken binnen de brandweer met één systeem met operationele informatie. Doordat iedereen met dezelfde informatie werkt worden belangrijke aanvullingen aangegeven en aangevuld. We zien een betere samenwerking binnen de keten brandweer. 8 De generaliseerbaarheid van de oplossing Alles is gebouwd binnen een flexibel GIS/ GEO systeem. Het systeem is DBKproof. De richtlijnen van het landelijk project Digitale Bereikbaarheidskaart (DBK) zijn gevolgd. DOIV is gereed om regio-overschrijdende informatie uit te wisselen. DOIV is een database met meer operationele informatie als aangegeven in DBK. Het bevat meerdere kaartlagen, meer informatie en meer functionaliteiten. 9 Aanbevelingen voor andere regio s Ga niet met 25 mensen tekenen, maar laat informatie inbrengen door bronhouders. Dit is beheersbaar en efficiënt. Gebruik een flexibel systeem zoals GEO/GIS bij het maken, beheren en gebruiken. Dus gebruik geen PDF, maar het actuele systeem. Dit maakt betrouwbare, eenduidige en actuele informatie mogelijk. Uitwisseling van informatie van en naar het systeem is mogelijk Zorg dat je de richtlijnen volgt van de landelijke DBK. Uitwisseling met andere regio s is mogelijk.

23 Beheermodule voor Risicobeheersing 1 Marcel Hanswijk Veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek 1 Wat is het probleem? Sinds 2009 is de brandweerregio Gooi en Vechtstreek geregionaliseerd en worden sindsdien diverse taken centraal geregeld, ontwikkeld en aangestuurd. Preventietaken worden echter op uitvoerend niveau op de diverse locaties apart georganiseerd en op diverse manieren geregistreerd. Hierdoor ontstaat een wirwar aan bronbestanden en op verschillende manieren beheerd. In 2010 is de brandweerregio Gooi en Vechtstreek begonnen met de implementatie van de Digitale BereikbaarheidsKaart (DBK) en met succes afgerond in Dit project laat de processen zien om vooral bereikbaarheidskaarten te tekenen voor de repressie op een eenduidige manier. De beheersmatige kant daarvoor is ook geregeld, maar aansluiting met preventie blijkt in de praktijk toch lastiger. In verschillende regio s is geëxperimenteerd met diverse programma s/ applicaties om preventieprocessen te registeren. Sommige met succes, andere toch met minder resultaat. Echter geen enkele applicatie sluit de brug tussen preventie en preparatie waardoor criteria voor het tekenen van kaarten moeizaam zijn uit te voeren. 2 Waarom is dit een probleem voor de veiligheidsregio? Doordat de preventieprocessen niet op een eenduidige manier worden geregistreerd verloopt beleidsontwikkeling erg moeizaam. Aanpassing van bestaand beleid verloopt nu over teveel schijven en er dient rekening gehouden te worden met verschillende lokale wensen. Aansluitend is dan het gebruik van bestaande preventieve gegevens moeilijk om binnen de bestaande organisatie te gebruiken. De vraag naar analyse van risico s op basis van bestaande gegevens wordt steeds groter. Zonder eenduidige beheersing van registratie is dit in zijn geheel niet mogelijk. 1 De partners in dit project zijn: Brandweer Nederland, inowit, Veiligheidsregio/Brandweer Gooi en Vechtstreek, Stichting SIVV en Delite.

24 12 Marcel Hanswijk Ook de aansluiting van de afdeling planvorming verloopt dan moeizaam, mede door het niet eenduidig toekennen van criteria. Hierdoor ontstaat diversiteit in beleving en betrokkenheid. Ook planvorming weet dan niet goed welke gegevens bruikbaar zijn of niet. 3 Wat is de gekozen oplossing voor best practice? In de brandweerregio Gooi en Vechtstreek zijn inmiddels 2 innovatieve projecten met succes afgerond. Het betreft Use!Info en Use!Beheer, en beide producten zijn een sterke verbetering van de bestaande MDT oplossingen. Door deze innovatie is het mogelijk om bestaande begroting te blijven continueren en is een extra forse investering niet meer nodig. Deze derde innovatie sluit aan de voorkant van het proces aan en zorgt dat informatie over vergunningaanvragen op een eenduidige manier wordt geregistreerd en de informatie kan worden gebruikt door het team planvorming. 4 Wat is bijzonder aan de oplossing? De oplossing is volledig BAG compliant en dynamisch en informatiegestuurd. Het zorgt op locatie voor een eenvoudige manier van vinden, het aanvullen en of verrijken van informatie van het pand, en op basis van criteria wordt een lijst samengesteld voor planvorming. De oplossing werkt met de PDOK koppeling en laat in beginsel de BAG contouren zien op een topografische kaart, alsook de hmp van wegen en spoor. 5 Testmethode Er is een ICT team samengesteld uit beleidsmedewerkers en uitvoerende specialisten. Deze innovatie is een basis en noemen we fase 1. Aansluitend worden de behoeftevragen gesteld en aanvullingen op deze innovatie worden begroot. Aan het einde van deze fase 2 is een bruikbaar product ontstaan voor de preventisten en planvorming. 6 Testresultaat Er worden nog GO or NO GO regels opgesteld waaraan de applicatie zou moeten voldoen. In de loop van dit jaar krijgt dit meer vorm en is onderdeel van het projectteam.

25 Beheermodule voor Risicobeheersing 13 7 De rol van architectuur en standaardisatie bij de best practice Het VeRA principe blijft in stand door het flexibel koppelen van afdelingen onder de noemer eenmaal vergaard, meervoudig gebruikt Deze basis zal de organisatie verder helpen om de primaire processen te ondersteunen op het gebied van informatiemanagement. 8 Aanbevelingen voor andere regio s Deze applicatie maakt onderdeel uit van een zeer groot en efficiënt productenrange voor de gehele organisatie. De flexibiliteit staat erg hoog in het vaandel waardoor de applicaties vrij eenvoudig zijn aan te passen aan de persoonlijke wensen van de veiligheidsregio. Of er nu bestaande servers en of processen lopen is niet relevant, de manier waarop dit gebruikt wordt en gepresenteerd aan de gebruikers is nu eenvoudiger dan ooit.

26 14 Marcel Hanswijk

27 Kernregistratie Medewerkers 1 Désirée Bolsius 1, Marieke van den Berg 1 en Josien Oosterhoff 2 1 Veiligheidsregio Haaglanden 2 Veiligheidsregio Gelderland-Zuid 1 Wat is het probleem? Binnen veiligheidsregio s staan medewerkersgegevens in diverse applicaties opgeslagen, van zowel interne mensen als ingehuurd personeel. Denk hierbij aan het personeels- en salarissysteem en de telefoongids, maar ook aan systemen ter ondersteuning van personeelsplanning, vakbekwaamheid, diverse facilitaire processen, automatisering en vele anderen. Verschillende afdelingen binnen een regio houden vaak in verschillende systemen personeelsgegevens en mutaties bij. De kans op verschillen tussen de gegevens in die systemen en fouten is hierbij aanzienlijk. De gevolgen kunnen groot zijn. Denk aan een medewerker die uit dienst is, wat bekend is bij HRM, maar die nog allerlei voorzieningen tot zijn beschikking heeft. Of andersom: een medewerker is al wel bij vakbekwaamheid bekend, maar nog niet bij HRM. Daarom kan bijvoorbeeld geen salaris of vergoeding uitbetaald worden, terwijl de medewerker al wel in opleiding is. Het uitwisselen van gegevens is bewerkelijk en wordt vaak geautomatiseerd via een koppeling. Maar weten beide partijen wat gegevens in die koppeling betekenen? Bedoelt HRM bijvoorbeeld met functie hetzelfde als een afdeling vakbekwaamheid? Een koppeling loopt vaak direct van een systeem naar een ander systeem. Wijzigt er iets in een van beide systemen, dan moet de koppeling worden aangepast. Dit vraagt continu alertheid en afstemming tussen beheerders van de systemen. Ook hier geldt dat er flinke problemen kunnen ontstaan als het fout gaat. Want stel dat de koppeling tussen HRM en de personeelsplanning niet goed werkt en een overplaatsing naar een andere ploeg daardoor niet goed verwerkt wordt. Wat betekent dat voor de personeelsplanning? 1 De partners in dit project zijn: Brandweer Nederland, inowit, Veiligheidsregio s Haaglanden, Gelderland-Zuid en Groningen, Netage en AG5.

28 16 Désirée Bolsius, Marieke van den Berg en Josien Oosterhoff 2 De oplossingsrichting De oplossing voor bovengenoemde problemen heeft veel kanten. Het gaat om duidelijkheid over het gebruik van gegevens, over processen en afspraken binnen en tussen afdelingen, over systemen en vaak ook over koppelingen. Er is dus kennis nodig van zowel de inhoud als techniek. In dit project hebben we zowel voor inhoud als techniek stappen gemaakt: 1. Inhoud: Informatiemodel Kernregistratie Medewerkers; 2. Techniek: Proof of concept gebruik linked data. 3 De inhoud In de Veiligheidsregio Referentiearchitectuur (VeRA) [1] staan een aantal leidende principes benoemd, gebaseerd op het Informatiebeleid Veiligheid (IBV). Eén van de principes is: deel alleen oorspronkelijke informatie, met als toelichting: informatie moet altijd van een authentieke bron komen. Dit wordt ingevuld door het gebruik van basisregistraties en kernregistraties, door VeRA gedefinieerd als: gegevensbronnen die door meerdere processen en systemen kunnen worden gebruikt. Basisregistraties hebben een wettelijke basis, sectoren en organisaties kunnen daarnaast zelf kernregistraties definiëren. VeRA heeft de volgende kernregistraties benoemd voor de veiligheidsregio s: Incidenten, Materieel, Objecten, Budgetten en Personeel. Vult in (rood) Wordt gebruikt in (paars) Figuur 1: Visualisatie van Kernregistratie Medewerkers op de bedrijfsfunctieplaat van VeRA.

29 Kernregistraties Medewerkers 17 Deze laatste wordt in de volgende versie van VeRA hernoemd naar Medewerkers, dit is waar we in dit project invulling aan geven. Een informatiemodel vormt de basis voor een kernregistratie. Dit betekent dat velden zijn benoemd met hun betekenis en dat relaties tussen elementen inzichtelijk worden. Organisaties (in dit geval veiligheidsregio s) kunnen het informatiemodel gebruiken voor: interne communicatie, bijvoorbeeld bij het doornemen van processen die binnen en tussen afdelingen lopen; inkoop- en aanbestedingstrajecten, waarbij het informatiemodel het formuleren van eisen en wensen ondersteunt; communicatie met leveranciers, bijvoorbeeld bij het realiseren van koppelingen; functioneel beheer, die velden in systemen kan relateren aan velden in het informatiemodel, ter ondersteuning van gesprekken met gebruikers en leveranciers. In dit project definiëren we de basis voor het informatiemodel van de Kernregistratie Medewerkers. Figuur 1 boven toont hoe deze kernregistratie zich verhoudt tot de bedrijfsfuncties die in VeRA zijn gedefinieerd. Daarnaast zullen in veel andere systemen gegevens aanwezig zijn specifiek voor autorisatie en authenticatie, zoals de naam van de gebruiker en de gebruikersnaam. Deze zijn hier buiten beschouwing gelaten. 4 De techniek Medewerkergegevens worden in de praktijk vaak geregistreerd in meerdere systemen. Daarbij wordt het HRM-systeem meestal als oorspronkelijke bron gezien. Veel regio s hebben inmiddels koppelingen gerealiseerd tussen het HRM-systeem en andere systemen, zoals die van vakbekwaamheid en personeelsplanning. Hierbij zijn leveranciers van de systemen nodig om een één-op-één-koppeling te realiseren. Op beide systemen is functioneel beheer nodig, maar ook op de koppeling. Want het is goed dat iemand de juiste werking van de koppeling in de gaten houdt, maar ook kan inschatten wat het effect is van een verandering in één van de systemen die is aangesloten. Bij koppelingen is vaak wel gestandaardiseerd hoe wordt uitgewisseld, bijvoorbeeld via het formaat XML. Maar wat wordt uitgewisseld is niet gestandaardiseerd. En dat betekent dat bij iedere koppeling opnieuw moet worden onderzocht welke velden meegenomen moeten worden en wat deze velden eigenlijk betekenen. Want kun je het veld Roepnaam uit het ene systeem nu wel of niet gelijkstellen aan het veld Voornaam in een ander systeem? Linked data is een principe dat naast het hoe ook het wat definieert, de betekenis van een gegeven. Linked data is niet nieuw, de overheid gebruikt het bijvoorbeeld al om het stelsel van basisregistraties te realiseren, dus om de koppelingen tussen verschillende basisregistraties te leggen. Voor veiligheidsregio s is gebruik van linked data echter wel nieuw. In het kader van inowit is de Firebrary gerealiseerd, bedoeld om terminologie voor en door brandweer mensen beschikbaar te maken als linked data [2]. Met de Firebrary kunnen landelijk beheerde termen op een centrale plaats worden beheerd en vervolgens hergebruikt in regio s. Een voorbeeld van een centraal beheerde lijst is de Landelijke Meldingsclassificatie. Vanuit het project Kernregistratie Medewerkers zijn de functies en rangen die benoemd zijn in het Besluit personeel veiligheidsregio s [3] aan de Firebrary toegevoegd.

30 18 Désirée Bolsius, Marieke van den Berg en Josien Oosterhoff 5 De aanpak Uitgaand van bestaande systemen en beschrijvingen van bestaande koppelingen hebben we met leverancier AG5 een eerste overzicht van velden opgesteld. Vervolgens hebben we uitgezocht welke velden in bestaande, formele overzichten en normen gedefinieerd zijn. We hebben hierbij gekeken naar NEN-norm 1888:2002 nl (Algemene persoonsgegevens - Definities, tekensets en uitwisselingsformats) [4] en elementen van de E-Government Core Vocabularies (Core Person Vocabulary en de Core Business Vocabulary) [5] die wordt beheerd door de EU. We hebben aangegeven welke velden uit de voorlopige set van de Kernregistratie Medewerkers we hieraan kunnen relateren. Daarnaast hebben we de definities uit de NEN-norm waar mogelijk overgenomen. Vervolgens hebben we een uitvraag gedaan binnen de netwerken P&O en Vakbekwaamheid van Brandweer Nederland. We hebben de regio s gevraagd om capaciteit te leveren om mee te lezen op wat er was gerealiseerd. Een aantal regio s heeft hierop gereageerd. Unaniem werd de problematiek rondom medewerkergegevens bevestigd. De inhoudelijk deskundigen van de regio s hebben een belangrijke bijdrage geleverd in de verdere uitwerking van het informatiemodel dat in het kader van het project wordt opgeleverd. Leverancier NetAge heeft ruime ervaring met linked data en heeft met AG5 gesproken over de inzet ervan binnen de haar programmatuur. Binnen de Firebrary heeft NetAge een voorziening gemaakt waardoor AG5 gegevens kan aanroepen ( discovery service ). Dit betekent dat AG5 in een proof of concept zo wordt ingericht dat de inhoud van lijstjes uit de Firebrary in het programma AG5 worden getoond. Het inhoudelijk beheer ervan verschuift daarmee van regionaal (mogelijk zelfs meerdere keren, namelijk in meerdere systemen) naar landelijk. Dat scheelt veel tijd en daarmee kosten en de foutkans wordt sterk verlaagd. Als er een toelichting bij een term in de Firebrary beschikbaar is kan deze ook in het afnemende programma worden getoond. Het voorlopige informatiemodel is omgezet naar linked data. Dit betekent dat een overzicht dat als Excel-sheet begon is vertaald naar de schemataal van linked data, waarin relaties zichtbaar zijn. In de pilot testen we of de Firebrary beschikbaar is, of deze vanuit AG5 aangeroepen kan worden en of gegevens uit de Firebrary in AG5 opgeslagen kunnen worden. Andersom testen we ook of vanuit AG5 gegevens via linked data beschikbaar gesteld kunnen worden voor presentatie in een eenvoudige webapplicatie. 6 De ervaringen Het opstellen van het informatiemodel betekende het voeren van elementaire discussies, die in regio s periodiek ook zeker gevoerd zullen worden. Het is echter essentieel dat elk veld een eenduidige definitie heeft. Zonder eenduidige definitie heeft uitwisseling van gegevens, of dit nu mondeling, op papier of digitaal is, een flink risico op interpretatieverschillen met mogelijk grote gevolgen. Het beëindigen van een dienstverband wil bijvoorbeeld niet altijd zeggen dat de medewerker ook daadwerkelijk vertrekt, hij kan immers meerdere dienstverbanden tegelijkertijd hebben. We hebben bij de uitvraag voor meelezers nog eens bevestigd gekregen dat de problematiek rondom registratie van medewerkergegevens breed wordt ervaren. Het principe van linked data is niet nieuw, maar wel voor veiligheidsregio s. Het kost daarom wat tijd om het principe duidelijk te maken aan mensen die er voor het eerst mee in aanraking komen. Het is zaak om goede metaforen te vinden waarmee het verhaal en de vele voordelen duidelijk over het voetlicht gebracht kunnen worden.

31 Kernregistraties Medewerkers 19 In eerste instantie was het idee om een (deel van een) contactgids na te bouwen vanuit de combinatie van het informatiemodel Kernregistratie Medewerkers en linked data. Een minimale database zou een HRM-systeem verbeelden, dat via linked data gegevens zou leveren aan een geprepareerde omgeving van AG5. Vervolgens zou op een webpagina een gecombineerde weergave van gegevens getoond worden. Gedurende het traject hebben we ervoor gekozen om het fictieve HRM-systeem niet in te zetten, maar uit te gaan van daadwerkelijke systemen, namelijk dat van AG5 en de Firebrary. Daarmee bleef de doelstelling om de kracht van linked data in de praktijk te tonen wel overeind. Medewerkergegevens worden vaak als vertrouwelijk bestempeld. Bij uit-isseling van dergelijke gegevens speelt autorisatie dan ook een belangrijke rol. Welk systeem mag bijvoorbeeld de geboortedatum van een medewerker opvragen? Of het privételefoonnummer? Eén van de conclusies uit discussies binnen dit project is dat het makkelijker is om met linked data te starten als het om minder gevoelige gegevens gaat, dat scheelt discussies waardoor de kracht en voordelen van linked data kunnen ondersneeuwen. In dit kader is het relevant om op te merken dat linked data vaak met linked open data wordt verward: hetzelfde principe, maar met data die om niet beschikbaar is ( open ). Linked data (zonder open ) kan echter ook prima ingezet worden om interne gegevensstromen efficiënt in te richten, zonder dat gegevens over internet gaan. Met linked data is het overigens goed mogelijk om beveiliging te regelen. In dit project is dit geziend e beschikbare tijd bewust niet meegenomen. Linked data biedt de mogelijkheid om real-time gegevens uit te wisselen en bijvoorbeeld keuzelijsten op te bouwen met gegevens die via linked data beschikbaar zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het vullen van de lijst met gegevens uit de Landelijke Meldingsclassificatie zoals deze nu in de Firebrary is geplaatst. Maar wat als de leverancier van gegevens niet beschikbaar is, in dit geval de Firebrary? In het project hebben we ervoor gekozen om gegevens te synchroniseren en niet real-time te gebruiken. Dat wil zeggen dat we gegevens hebben binnengehaald vanuit de Firebrary in (een speciale omgeving van) AG5. Deze zijn daar opgeslagen en automatisch wordt periodiek gecontroleerd of de laatste versie van de gegevens is opgeslagen. Nee? Dan haalt AG5 via linked data automatisch de meest recente gegevens op en slaat deze weer op. Hiermee wordt de beschikbaarheid van AG5 niet afhankelijk van de beschikbaarheid van (in dit voorbeeld) de Firebrary. Synchronisatie betekent echter dat er verschillen kunnen ontstaan die bij het genereren van bijvoorbeeld rapportages een vertekend beeld kunnen geven. Deze problematiek speelt overigens ook vaak bij de koppelingen die nu rechtstreeks tussen systemen gelegd worden, omdat deze meestal ook periodiek synchroniseren. Er is ook voor synchronisatie gekozen bij het beschikbaar stellen van gegevens uit AG5 via linked data. In dit geval synchroniseert AG5 naar een speciaal kopiebestand dat naast het programma zelf draait. Hier speelt de beschikbaarheid een rol, zoals hierboven beschreven, maar ook de performance van AG5. Als er via linked data vragen aan het kopiebestand worden gesteld, dan heeft dit immers geen enkele invloed op de performance van AG5. Mede door de bewuste keuze voor synchronisatie in dit project komt de kracht van linked data in deze pilot nog niet helemaal uit de verf. Nu lijkt linked data een alternatief voor XML, een formaat dat vaak wordt gebruikt bij het leggen van éénop-één-koppelingen tussen systemen. De kracht van linked data wordt juist zichtbaar als gegevens uit verschillende bronnen bij elkaar worden gebracht die samen een geïntegreerd overzicht leveren. Daarbij is essentieel dat er eenduidige definities zijn voor velden, zodat er geen interpretatieverschillen kunnen ontstaan. Het informatiemodel dat dit project oplevert geeft hiervoor voor medewerkergegevens een goede aanzet. AG5 heeft intern gediscussieerd wat het zou betekenen om linked data structureel in te zetten binnen haar gelijknamige applicatie. Zoals hierboven

32 20 Désirée Bolsius, Marieke van den Berg en Josien Oosterhoff beschreven worden op dit moment de voordelen ten opzichte van andere methoden nog onvoldoende gezien. Daarnaast betekent een overstap op linked data een aanzienlijke aanpassing in de architectuur van de applicatie. Hier dreigt een kip-eisituatie te ontstaan: zolang er onvoldoende bronnen zijn om op aan te sluiten, biedt linked data blijkbaar onvoldoende meerwaarde. Om die bronnen op te starten moet echter ergens een begin worden gemaakt. De Firebrary biedt hiervoor dan ook een essentieel startpunt. 7 De aanbevelingen Vanuit het project Kernregistratie Medewerkers binnen inowit is een conceptinformatiemodel opgeleverd dat is opgebouwd met kennis en ervaring vanuit verschillende disciplines binnen diverse veiligheidsregio s. Daarmee is een mooie basis gelegd om te komen tot een eerste definitieve versie van het informatiemodel voor de Kernregistratie Medewerkers, die in VeRA is benoemd. Een aanbeveling is om deze ontwikkeling voortgang te laten vinden in De contacten die hierbij zijn opgedaan binnen veiligheidsregio s zijn zeer waardevol. Parallel met het ontwikkelen van een 1.0-versie moet ook een voorstel worden opgesteld om het beheer en eventuele doorontwikkeling na oplevering vorm te geven. Een informatiemodel krijgt pas waarde als ermee gewerkt wordt. Vandaar dat we regio s van harte willen aanbevelen om met het model aan de slag te gaan en het te gebruiken in interne gesprekken en contacten met leveranciers, waar het gaat om het verwerven van nieuwe software of het koppelen van toepassingen. Elke regio kan voor zichzelf bepalen welk systeem (en daarmee welk proces) bronhouder is van elk gegeven. Processen kunnen vervolgens daaromheen ingericht worden. Zo is het goed mogelijk dat het HRM-systeem bronhouder is voor de naam en functie van de medewerker. Met opgedane ervaringen kan het informatiemodel bijgesteld worden. Implementatie en borging zijn (ook) voor de Kernregistratie Medewerkers essentieel om een succes te worden. Vandaar dat het goed is om landelijk, in samenhang met VeRA, te bekijken hoe implementatie en borging kunnen worden ingericht. Een aanbeveling is dus om de Kernregistratie Medewerkers niet smal te bekijken, maar landelijk aandacht te besteden aan implementatie en borging van informatiemodellen. Linked data is nieuw voor veiligheidsregio s en uit ervaring weten we dat ook leveranciers van software nog niet altijd op de hoogte zijn van de mogelijkheden. Hierbij speelt zeker niet alleen dat linked data nog relatief onbekend is, maar dat er ook een voorziening moet zijn om tegenaan te praten voordat het zinvol is om linked data te overwegen. De Firebrary vult dit nu al deels in, maar kan nog veel vulling gebruiken. Een aanbeveling is om de informatiemanagers van regio s goed mee te nemen in het principe van linked data, zodat zij hierover ook het goede gesprek met leveranciers kunnen voeren. De Firebrary is nu gevoed met de functies en rangen uit het Besluit personeel veiligheidsregio s, maar het beheer ervan is nog niet belegd. De aanbeveling is om dit in te regelen, mogelijk als onderdeel van de borging van het informatiemodel van de Kernregistratie Medewerkers. Verder is een aanbeveling om de Firebrary uit te breiden met relevante gegevens en het beheer goed te regelen, zodat deze voorziening een aanjager kan zijn voor inzet van linked data.

33 Kernregistraties Medewerkers 21 8 Bibliografie [1] Veiligheidsregio Referentie Architectuur - Samenwerking door samenhang.. [2] Firebrary. [Online]. Available: [Accessed: 24- Nov-2013]. [3] Besluit personeel veiligheidsregio s.. [4] NEN 1888:2002 nl,. [5] E-Government Core Vocabularies. [Online]. Available: ttps://joinup.ec.europa.eu/elibrary/document/egovernment-core-vocabularies. [Accessed: 24-Nov-2013].

34 22 Désirée Bolsius, Marieke van den Berg en Josien Oosterhoff

35 inowit VRHM/BHM: Brandveiligheid [In]zicht 1 Marijn Riemens Brandweer Hollands Midden 1 Wat is het probleem? Het probleem is het ontbreken van inzicht op adresniveau van brandveiligheid. De gegevens zijn er vaak wel, maar ze zijn niet aan elkaar gekoppeld of ze worden nergens sámen getoond. Het ontbreekt de brandweer dus aan samenhangend inzicht op een adres en per pand. We moeten eenvoudig de vraag kunnen beantwoorden: wat weten we van een pand en hoe brandveilig is het? 2 Waarom is dit probleem voor de veiligheidsregio? Ontbrekend inzicht leidt tot toevallig presteren, maar meer inzicht leidt tot betere beslissingen. Brandveiligheid is niet alleen een verantwoordelijkheid voor de brandweer, maar ook van de burgers, bedrijven en organisaties zelf. Het inzicht dient dus breed gedeeld te worden. Burgers hebben nu niet de informatie die ze wel nodig hebben om bewust te zijn van de brandrisico s en daarop te kunnen handelen. 3 Wat is de gekozen oplossing voor best practice Een laagdrempelige website voor burgers, organisaties en bedrijven om inzicht te geven in de brandveiligheid op een adres. De insteek hierbij is dat als we in staat zijn om brandveiligheid op een begrijpelijke manier inzichtelijk te maken voor burgers, dan zal het ook nuttig en toepasbaar voor de brandweer. Hierdoor kan intern de brandweer ook meer behoefte ontstaan voor ontsluiting en voor andere doelgroepen zoals Toezicht, Brandpreventie en Brandeducatie. Om het brandveiligheidsinzicht op adresniveau mogelijk te maken is een schil nodig om de (regionale) kernregistraties gezamenlijk te tonen. De kernregistratie geografische objecten (BAG-compliant; gerefereerd aan de Basisregistratie Adressen en Gebouwen) is de belangrijkste kernregistratie voor dit onderwerp en staat centraal, de overige kernregistraties (meldingen, incidenten, dekkingsplan) worden daaraan vast geknoopt. 1 De partners in dit project zijn: Incentro, Wepmapper, Veiligheidsregio Hollands Miden en Brandweer Hollands Midden.

36 24 Marijn Riemens Hiermee wordt inzicht gegeven in brandveiligheid op pand-/adresniveau door informatie uit de verschillende kokers te ontsluiten in één website. Brandveiligheid is in zicht. 4 Wat is bijzonder aan de oplossing? Intuïtief De burger is het uitgangspunt. Het gebruiksgemak staat daarom centraal. De opzet is gebruiksvriendelijk en intuïtief. De site is daarnaast op mobiele apparaten te gebruiken, waarbij het gebruiksgemak nauwelijks afneemt. Combineren van kaart en administratieve gegevens Het brengt daarnaast een geografische representatie (de kaart) en de gegevens over adressen bij elkaar. De website geeft inzicht dat goed aansluit bij de beleving van mensen die niet dagelijks op een kaart kijken en geeft tegelijkertijd ook de administratieve gegevens in tekst overzichtelijk weer. Het samenspel tussen adressen op de kaart en de gegevens over dit adres is subtiel en intuïtief ingericht. Herbruikbaar en uitbreidbaar Het gaat dus om een gebruiksvriendelijke en intuïtieve kaart in samenhang met de achterliggende administratieve gegevens, op basis van BAG-gerefereerde gegevens. Andere regio s kunnen eenvoudig deze schil op hun onderliggende kernregistraties plaatsen om deze generiek en eenvoudig te ontsluiten. Daarnaast is het mogelijk om aanvullende kernregistraties toe te voegen (bijvoorbeeld: brandrisicoprofiel, informatie over advies- en vergunningstrajecten, etc.), zolang deze maar te relateren zijn aan de BAG. 5 Illustraties Figuur 1.

37 inowit VRHM/BHM: Brandveiligheid [In]zicht 25 Figuur 2.

38 26 Marijn Riemens Figuur 3.

39 inowit VRHM/BHM: Brandveiligheid [In]zicht 27 Figuur 4.

40 28 Marijn Riemens Figuur 5.

41 inowit VRHM/BHM: Brandveiligheid [In]zicht 29 6 Testen Figuur 6. In de komende weken zal het gebruik van de website worden getest door verschillende interne gebruikers en burgers.

42 30 Marijn Riemens 7 De generaliseerbaarheid van de oplossing De gegevens en de applicatie worden uit elkaar getrokken. Feitelijk is deze website generiek in te richten op basis van de beschikbare gegevens, zolang ze maar BAGcompliant zijn. 8 De rol van architectuur en standaardisatie bij de best practice De oplossing sluit nauw aan bij de kernregistratiegedachte zoals verwoord in de VERA (Veiligheidsregio Referentie Architectuur). De volgende standaarden zijn gehanteerd: HTML5 en CSS3 WMS, Web Mapping Services om grotere kaartafbeeldingen in de kaartviewer te gebruiken WMTS, Web Mapping Tiled Services om de kaarttegels van 256*256 pixels in de kaartviewer te gebruiken WFS, Web Feature Services om de database te bevragen GML, Geography Markup Language om geografische geometrie te kunnen tonen in de kaartviewer SLD, Styled Layer Descriptors om de visualisatie van de kaarten in te beschrijven Nederlandse richtlijn Tiling voor het Rijksdriehoekstelsel _versie_1.1.pdf OpenLS voor het uitwisselen van informatie met de Geocoder

43 WeNowAndDoIT.nl 1 Jaap Smit 1, Johan van Ballegooijen 2, Ronald van Leeuwen 3 en Mark Knaapen 4 1 Veiligheidsregio IJsselland 2 Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid 3 Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond 4 Veiligheidsregio Haaglanden 1 Project WeNowAndDolt(.nl) Digitale Scenario Kaart (DSK) Het project WeNowAndDoIt bestaat uit vijf deelprojecten: Mobiel gebruik planvorming en operationele informatie Operationele informatievoorziening voor de regionale WVD-organisatie Dekkingsgebieden op basis van werkelijke rijsnelheden Beheer planvorming Digitale Scenario Kaart (DSK In deze eerste paragraaf wordt een algemeen beeld gegeven van het project als geheel. In de volgende paragrafen worden de verschillende deelprojecten behandeld. 1.1 Start Naar aanleiding van de uitnodiging van inowit om gebruik te maken van de stimuleringsregeling is Veiligheidsregio IJsselland gestart met het formuleren van gewenste functionaliteit voor proof of concepts. Hierbij is gebruik gemaakt van behoeftes die eerder zijn aangegeven. Deze eerste lijst is afgestemd met de firma Esri omdat de toepassingen betrekking hadden op het gebruik van de bestaande regionale geo-architectuur. Op basis hiervan zijn een aantal deelprojecten beschreven en is deze informatie gedeeld met alle veiligheidsregio s met het verzoek om samen te werken. Het resultaat is de samenwerking met de eerder genoemde veiligheidsregio s. Veiligheidsregio Haaglanden financiert haar deelname uit eigen middelen. De overige veiligheidsregio s maken hierbij gebruik van de inowit stimuleringsbijdrage. Drie veiligheidsregio s hebben wel hun belangstelling gemeld maar dit heeft niet geresulteerd in deze samenwerking. Omdat de firma s Esri en Grontmij samen een tool voor het maken en beheren van webviewers en applicaties op de markt zetten en deze tool werd gebruikt, treden deze firma s op als partner / leverancier. Dit is vast gelegd in een samenwerkingsovereenkomst die door alle 1 De partners in dit project zijn: Brandweer Nederland, inowit, Veiligheidsregio s IJsselland, Zuid- Holland Zuid, Rotterdam Rijnmond en Haaglanden, Esri Nederland, Grontmij, ProRail (voor het deelproject Operationele informatievoorziening over emplacementbezetting ).

44 32 Jaap Smit, Johan van Ballegooijen, Ronald van Leeuwen en Mark Knaapen partners op management niveau is ondertekend. De leveranciers leveren ook een bijdrage aan het beschikbare budget. Hierbij is afgesproken dat dit alleen gebruikt wordt voor het programmeren en configureren en voor eventuele data. De overige projectactiviteiten worden door de partners voor eigen rekening uitgevoerd. Omdat het budget slechts gedeeltelijk komt uit de stimuleringsbijdrage die eind 2013 als einddatum had en omdat in het najaar er relatief weinig programmeer en configureer capaciteit beschikbaar is, is besloten om het project door te laten lopen tot eind maart Werkwijze Bij de start van het project is het voorstel gedaan om de Agile-ontwikkelmethode Scrum toe te passen, Zie bijlage A voor de toelichting hierover. Het resultaat hiervan is dat er is gewerkt met de functie van Product Owner. Deze functionaris is de schakel tussen de opdrachtgevers: de veiligheidsregio s, de leveranciers en de ontwikkelaars. Hij is verantwoordelijk voor het formuleren van de eisen en wensen als zogenaamde User Stories in de Product Backlog en voor het delen en actueel houden hiervan. Deze taak is uitgevoerd door Jaap Smit, Informatiemanager GEO van de Veiligheidsregio IJsselland. De afstemming met de veiligheidsregio s en de leveranciers vindt plaats in de Afstemmingsgroep en soms alleen met de leveranciers of met de veiligheidsregio s. Met het oog op de eventuele behoefte om te escaleren en om het project af te sluiten is een Stuurgroep opgestart. Dit bestaat uit managementvertegenwoordigers van Esri en Grontmij en van Veiligheidsregio IJsselland namens de veiligheidsregio s. De vertegenwoordigers van de partners zijn hierbij aanwezig. Bij de aanvraag voor de stimuleringsregeling In het eerste overleg van de afstemmingsgroep zijn de verschillende deelprojecten weergegeven in de gewenste volgorde. Daarbij is aangegeven dat het aantal gerealiseerde deelprojecten, afhankelijk is van het benodigde en beschikbare budget. Op basis van de user stories van de deelprojecten heeft de product owner gesprekken gevoerd met de ontwikkelaars. Hierbij zijn de beschrijvingen van de user stories aangepast en zijn er inschattingen gemaakt van de benodigde tijd per onderdeel. De planning was om voor de inowit Demonstratiedag van een test uit te voeren met klankbordgroepjes uit de verschillende doelgroepen. Omdat dit echter een eerste versie betrof, met nog te corrigeren zaken en om het belang van een goede eerste indruk is dit plan aangepast. Deze test is toen door de vertegenwoordigers van de veiligheidsregio s uitgevoerd samen met hun collega s. Het project WeNowAndDoIt bestaat uit de volgende deelprojecten (de opsplitsing van de deelprojecten is ontstaan tijdens de uitvoering van het project): 1.a Offline planvorming Het offline gebruik van de gegevens van de Digitale BereikbaarheidsKaart en Digitale Evenementenkaart als GIS-bestanden, inclusief de functionaliteit voor operationeel gebruik. 1.b Operationele informatie over emplacementbezetting Hierbij wordt een bestand met dynamische administratieve informatie over het actuele gebruik van emplacementen gekoppeld aan het betreffende spoor en dit wordt op een kaart weergegeven.

45 WeNowAndDoIT.nl Ondersteuning van de waarschuwings- en verkenningsdienst (WVD) De verplaatsing- en meetopdrachten van de Leider Meet Plan Organisatie aan de Meetploegen en de meetresultaten wordt gecommuniceerd via een digitale kaart. De adviezen van de Leider Meet Plan Organisatie worden vervolgens ontsloten in het Landelijk Crisis Management Systeem. 3.a Opkomsttijden op basis van historische rijsnelheden Hierbij wordt per gebouw / gebouwfunctie het verloop berekend van de opkomsten in de loop van een week aan de hand van gemiddelde historische rijsnelheden per tijdstip en per dag van de week. 3.b Kwetsbaarheidsanalyse Een tool voor het per wegtype en per wegvak berekenen van de absolute en relatieve extra rijtijd die nodig is bij de versperring van dat wegvak. 4. Beheer basis- en themakaartlagen Het eenvoudig analyseren van de mutaties nabij voorbereide objecten, die gevolgen kunnen hebben voor de planvorming, waarbij deze mutaties per object worden weergegeven en worden beoordeeld. 5. Digitale Scenario Kaart Een tool voor het maken, beheren en gebruiken van scenario s en de betreffende effectgebieden voor gevaarlijke stoffen voor stationaire en mobiele objecten. Voor een uitgebreidere beschrijving van de deelprojecten wordt verwezen naar de volgende paragraven. 1.3 Analyse Toepassing Scrum Bij het toepassen van de ontwikkelmethode Scrum (zie bijlage A voor een toelichting), wordt door een zelfsturend ontwikkelteam van 3 tot 9 personen, gedurende een sprint van 1 tot 4 weken, gewerkt aan het realiseren van een werkende toepassing. Deze bevat de functionaliteit zoals deze door hun is geselecteerd uit een lijst (Product Backlog) met eisen en wensen (User Stories). Bij de analyse van de user stories, is echter geconstateerd dat er slechts bij enkele sprake is van programmeren. De meeste user stories konden gerealiseerd worden door configureren. In tegenstelling tot programmeren is configureren een taak die niet in teamverband kan worden uitgevoerd. Er was dus geen (doorlopende) behoefte aan een ontwikkelteam. Er is daarom gekozen voor het niet volledig toepassen van de methode Scrum. De volgende onderdelen uit de scrum methodiek zijn wel toepast: de functie van Product Owner als contactpersoon tussen de klanten (stakeholders) en de ontwikkelaars en voor het beheer van de Product Backlog, het gebruik van de User Stories voor het beschrijven van de gewenste functionaliteit en een zogenaamde Sprint review waarin aan de klanten wordt gepresenteerd wat is opgeleverd en wordt aangegeven wat het vervolg is. Het Product Backlog werd opgesteld en actueel gehouden door de Product Owner. Hierover werd regelmatig afgestemd met de betrokkenen (Stakeholders) en met de ontwikkelaars. Een User Story is een methode die in scrum gebruikt kan worden. Hij bestaat uit de onderdelen: a) Wie, b) Wat, c) Waarom. Hierbij wordt de volgende notatie gebruikt: Als [gebruiker] wil ik, [functionaliteit], zodat [verwacht resultaat]. Voorbeeld: Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik, met behulp van één klik de weergave van de luchtfoto kunnen verbergen en weergeven,

46 34 Jaap Smit, Johan van Ballegooijen, Ronald van Leeuwen en Mark Knaapen zodat ik snel de gewenste instelling kan weergeven. Deze formulering moet volledig zijn zodat deze ook kan functioneren als toets (Definition of Don) voor de product owner. Figuur 1: Schematische weergave van de onderdelen van de ontwikkelmethode Scrum. Verantwoordelijkheid product owner Deze functie moet door één persoon worden uitgevoerd. Hiervoor is de volgende afspraak gemaakt: Als er een keuze moet worden gemaakt over een onderdeel met weinig impact, dat wordt deze achteraf verantwoord. Bij een keuze met een mogelijk groot impact, stemt de product owner eerst af met de veiligheidsregio s. Deze moeten hiervoor hun goedkeuring geven. Deze afspraak functioneerde in de praktijk goed. Kleine wijzigingen zoals het herformuleren van de user stories of het formuleren van nieuwe, werden gecommuniceerd door het verspreiden van een nieuwe versie en het met elkaar bespreken hiervan. Voorbeelden van gedane keuzes met ene groot impact zijn: het starten met de uitvoering van andere deelprojecten en de aanschaf van data voor een deelproject. Prioriteit en gelijktijdige uitvoering De fasering van de deelprojecten is tot stand gekomen tijdens de afstemming met de veiligheidsregio s over de deelname. De volgorde van weergave komt overeen met de gewenste volgorde van uitvoering. Bij de aanvraag, is aangegeven dat het aantal uit te voeren deelprojecten, afhankelijk is van het beschikbare en het benodigde budget. Tijdens de uitvoering werd de inschatting bevestigd dat de meeste user stories (functionaliteit) bestand uit configureren in plaats van programmeren waardoor er minder tijd nodig was dan eerst was geschat. Er bleek toen voldoende budget te zijn om andere deelprojecten uit te voeren. Daarom zijn toen drie andere deelprojecten opgestart.

47 WeNowAndDoIT.nl 35 Gebruikte technologie/applicaties In het volgende overzicht is per deelproject aangegeven welke technologie/ applicaties zijn gebruikt. Technologie/applicatie Deelproject I.a I.b II. III.a III.b IV V ArcGIS Desktop Standaard X X X X X** X** X** ArcGIS- model X** X**? ArcGIS Server X X X X** X** X** X** GeoWeb X** X** X X** X** X** X** GeoWeb-workflow X** X** X X** X** X**? HTML5-viewer X** X** X X** X** X** X** HTML5-editor X** X** X X** X** Java-viewer X* Geocortex app X* Tabel 1: Per deelproject gebruikte technologie/applicaties. Toelichting I.a Offline planvorming I.b Operationele informatie over emplacementbezetting II. Ondersteuning van de WVD III.a Opkomsttijden op basis van historische rijsnelheden III.b Kwetsbaarheidsanalyse IV. Beheer basis- en themakaartlagen V. Digitale Scenario Kaart X = toegepast in de huidige en de volgende versie X** = alleen toegepast in de volgende versie? = nog uit te zoeken Verscheidenheid deelprojecten Uit de beschrijving van de deelprojecten blijkt ook de verscheidenheid aan onderwerpen en daarmee aan het verschil in ondersteunde processen. Aan de ene kant is dit een verrijking van dit project en een (onbewuste) risicospreiding. Voor een deel werd het door deze opzet mogelijk dat andere veiligheidsregio s voldoende herkenning hadden zodat ze zich bij dit project wilden aansluiten. Aan de andere kant werd het door de variatie soms ook moeilijker om het geheel te overzien. Dit zou minder het geval zijn geweest als alle functionaliteit betrekking zou hebben op één of twee onderwerpen. Interregionale samenwerking De interregionale samenwerking in dit project is mogelijk geworden doordat de deelnemers: a) zich vonden in de onderwerpen van de deelprojecten, b) ze gebruik wilden maakten van elkaars kennis, ervaring en competenties, c) zich herkenden in de aanpak, d) de bereidheid hadden om samen te werken waarbij het een geven en nemen is. Uit een eenvoudige tussenevaluatie, in de vorm van een SWOT-analyse voor de onderdelen: proces, Organisatie, Mens en Techniek, bleek de projectuitvoering gemiddeld een 7,0 te scoren. Uit deze evaluatie zijn aandachtspunten geselecteerd voor de uitvoering van het tweede deel van het project.

48 36 Jaap Smit, Johan van Ballegooijen, Ronald van Leeuwen en Mark Knaapen 1.4 Communicatie Voor de open en de besloten communicatie over dit project, wordt een projectpagina ingericht op Deze is rechtstreeks bereikbaar via: De projectdeelnemers hebben toegang tot het besloten deel. Tijdens het congres van brandweer Nederland op 19 en 20 september 2013 te Papendal, was Veiligheidsregio IJsselland aanwezig met een stand. Hiermee en met een folder is aandacht gegeven aan de beschikbare regionale geo-architectuur en aan dit project. Tijdens de Demonstratiedag inowit op 17 december 2013 te Enschede zijn de vier deelprojecten gepresenteerd waaraan gewerkt is. Elk deelproject was in een poster beschreven en werd door een vertegenwoordiger toegelicht en eventueel gedemonstreerd. Daarbij werd een folder uitgereikt met de inhoud van de posters. (De afbeeldingen van de posters zijn bij de beschrijving van de deelprojecten opgenomen.) Figuur 2: Presentatie van WeNowAndDoIt tijdens de inowit Demonstratiedag op 17 december Resultaten De toepassing van de principes van de Veiligheidsregio Referentie Architectuur in dit project blijkt uit: a) informatie van interne en externe bronnen wordt (her)gebruikt en uitgewisseld op basis van de open uitwisselingsformatie en op basis van bestaande en nieuwe informatiemodellen, b) operationele (statische) systemen werken offline en c) het gebruik van een service gerichte geo-architectuur en een platform onafhankelijke ontsluiting. Voor de volgende onderdelen is een informatie uitwisseling model toegepast: ProRail dynamische data, Digitale Bereikbaarheidskaart (DBK) en de waarschuwings- en verkenningsdienst (WVD). Daarnaast zijn op dit moment voor drie deelprojecten proof of concepts gerealiseerd: a. het mobiel en offline gebruiken van planvorming; b. Het mobiel gebruiken van operationele informatie over emplacementbezetting; c. het optimaal ondersteunen van operationele informatie-uitwisseling door de regionale WVD. Ten slotte is er ervaring opgedaan met het werken met de ontwikkelmethode Scrum en met interregionale samenwerking.

49 WeNowAndDoIT.nl 37 2 Deelproject 1.a Offline planvorming 2.1 Het probleem De veiligheidsregio s beschikken over een tool voor het op het zogenaamde GISniveau (als afzonderlijke GIS-kaartlagen) maken en beheren van de planvorming. Op dit moment wordt van deze informatie een Pdf-bestand gegenereerd dat digitaal in de brandweervoertuigen wordt gebruikt. Voor een optimaal gebruik van deze geoinformatie moet deze ook mobiel beschikbaar zijn. Deze functionaliteit is echter binnen de beschikbare geo-architectuur nog niet beschikbaar. Het gevolg daarvan is dat deze geo-informatie en de voordelen daarvan, nog niet operationeel gebruik kan worden. Hierbij moet worden gedacht aan: enkelvoudige opslag en het hergebruik, de weergave per informatiecategorie in plaats van per object zodat de informatie van de belendende percelen ook inzichtelijk zijn, de weergave bij verschillende schaalniveaus, het gebruik van verschillende basiskaarten en automatisch gebruik van data-updates. 2.2 De gekozen oplossing voor best practice Omdat de betrokken veiligheidsregio s beschikken over een vergelijkbare geoarchitectuur op basis van ArcGIS Server van de firma Esri wordt gebruik gemaakt van deze basisvoorziening voor het genereren van standaard webservices. Voor de eerste opzet is gekozen voor het gebruik van GeoWeb. Deze tool wordt op de markt gezet door de firma s Esri en Grontmij. Hierbij wordt een zogenaamde site aangemaakt, welke gepresenteerd kan worden met een Silverlight viewer en met een HTML5 viewer. Er is gekozen voor deze viewer omdat deze platform-onafhankelijk is. Als tweede optie is beschikbaar de technologie van ArcGIS Runtime Software Development Kits (SDK s). 2.3 Bijzonder aan de oplossing HTML5-viewer en ios-app Omdat er niet overal (voldoende) dekking is voor het gebruik van internet is een voorwaarde bij het gebruik van planvorming, dat deze offline gebruikt kan worden. De beperking van HTML5 (op dit moment) is dat offline er slechts een beperkt aantal MB s aan data gebruikt kan worden. Door de combinatie van de HTML5- viewer met een app, kan echter de volledige opslagcapaciteit van de device worden gebruikt. In het najaar was alleen voor ios een app beschikbaar. Daarom is gestart met het gebruik van deze app en is er budget gereserveerd voor het gebruik van de Windows app die in december 2013 beschikbaar zou komen. Figuur 3: Offline gebruik (Grontmij).

50 38 Jaap Smit, Johan van Ballegooijen, Ronald van Leeuwen en Mark Knaapen Er is begonnen met het toepassen van de bestaande en door enkele veiligheidsregio s gebruikte opzet van de Digitale BereikbaarheidsKaart. Deze bestaat uit de kaartlagen DBK object (vlak), DBK punt, DBK lijn, DBK vlak uit nog 23 verschillende kaartlagen. Bij het gebruik van de app moet het aantal features beperkt zijn. Daarom is het gebruikte datamodel vereenvoudigd tot alleen DBK object (vlak met alle administratieve gegevens), DBK punt en DBK lijn (met eventueel de administratieve informatie voor een label) en DBK vlak. Een eigenschap van deze technologie is dat de beste opmaak wordt weergegeven met een zogenaamde mapservice. Voor het beheren / muteren van gegevens is echter een zogenaamde featureservice nodig. ArcGIS Runtime SDK Met de Runtime Software Development Kits (SDK s) van de firma Esri is het mogelijk snel applicaties te bouwen die gebruik maken van krachtige kaartweergave, geocoderen zowel on- als offline. Er wordt hierbij gebruik gemaakt van het Windows Presentation Foundation (WPF) platform. 2.4 Testmethode en resultaat Hierin is beschreven welke werkzaamheden er zijn uitgevoerd. Het testen bestond uit het gebruiken van de voorziening waarbij werd getest op functionaliteit zoals deze is beschreven in de user story s. HTML5-viewer en ios-app Er is begonnen met het toepassen van de bestaande en door enkele veiligheidsregio s gebruikte opzet van de Digitale BereikbaarheidsKaart. Deze bestaat uit de kaartlagen DBK object (vlak), DBK punt, DBK lijn, DBK vlak en uit nog 23 verschillende kaartlagen. Bij het gebruik van de app moet het aantal features beperkt zijn. Daarom is het gebruikte datamodel vereenvoudigd tot alleen DBK object (vlak met alle administratieve gegevens), DBK punt en DBK lijn (met eventueel de administratieve informatie voor een label) en DBK vlak. Deze opzet komt overeen met die van het vereenvoudigde DBK data uitwisselingsmodel. Een gevolg hiervan is dat er niet meer wordt gewerkt met gekoppelde tabellen en dat bijvoorbeeld het aantal te registreren gevaarlijke stoffen beperkt is tot vijf. Een eigenschap van deze technologie is dat de beste opmaak wordt weergegeven met een zogenaamde mapservice. Hiermee is het onder andere de weergave mogelijk van labels, geroteerde symbolen zoals de brandweer- en overige ingangen en van lijnen met een uitgebreidere weergave voor een goede herkenning. Deze functionaliteit wordt echter niet ondersteund door de zogenaamde featureservice. Bij het offline werken wordt echter de weergave van de feature service lokaal opgeslagen. Dit heeft tot gevolg dat de genoemde weergave waarvoor een mapservice nodig is, bij offline werken niet beschikbaar is. Andere beperkingen waardoor er met de huidige uitvoering van deze technologie knelpunten ontstaan zijn: het aantal gebruikte featureservices en features, de handmatige synchronisatie van de kaartlagen, de synchronisatie die bestaat uit het volledig overschrijven in plaats het gewenste verwerken van de verschillen en de mogelijke lagere performance. Hoewel een aantal zaken mogelijk zijn opgelost door de eerste versie van de app voor Windows waarin de ervaringen van de ios-app zijn meegenomen, is het de verwachting dat in de komende maanden deze zaken niet voldoende zijn opgelost. Daarom is gestart met het updaten van de informatie over een alternatieve technologie: ArcGIS Runtime SDK.

51 WeNowAndDoIT.nl 39 Figuur 4: Weergave van de offline versie van de digitale bereikbaarheidskaart. De user story voor het offline gebruik van de GPS is niet uitgevoerd. Deze functionaliteit is wel beschikbaar maar niet geconfigureerd. Dit geldt ook voor het via wifi koppelen van de GMS-inzetlocatie aan de applicatie, en voor de functionaliteit met een lage prioriteit: het instellen dat alleen de gegevens van het geselecteerde object worden weergegeven en het zoeken op een object-naam en adres. De functionaliteit die in de eerste versie is gerealiseerd, is beperkt tot de Digitale BereikbaarheidsKaart. De toepassing van de Digitale EvenementenKaart is gepland voor de tweede versie met ArcGIS Runtime SDK. Voor het automatisch synchroniseren van de verschillen is geen actie ondernomen. De motivatie daarvoor was dat het budget daar waarschijnlijk niet voldoende voor was en dat er vele gebruikers zijn met de behoefte. Het is dan ook waarschijnlijk dat de app-leverancier dit in een volgende versie aanbied. ArcGIS Runtime SDK Er is bij de start van het project voor gekozen om niet te starten met het gebruik van deze technologie omdat de voorkeur lag bij het gebruik van GeoWeb dat al in gebruik was bij een aantal veiligheidsregio s en omdat hiermee meer functionaliteit eenvoudig gerealiseerd kan worden door middel van configureren. Daarnaast waren er voor de inzet van Runtime extra licentiekosten nodig. Op dit moment wordt de actuele stand van zaken voor de technologie in kaart gebracht. De afgelopen periode zijn hier veel wijzigingen geweest onder andere in het licentiemodel waardoor naar verwachting deze technologie gebruikt kan worden zonder aanvullende licentiekosten. Het

52 40 Jaap Smit, Johan van Ballegooijen, Ronald van Leeuwen en Mark Knaapen voornemen is om deze technologie te gebruiken voor een proof of concept in het eerste kwartaal van Figuur 5: Weergave van de gebruikte poster door dit deelproject. 2.5 De generaliseerbaarheid van de oplossing HTML5 is een relatief jonge technologie die het mogelijk maakt om een viewer op verschillende platforms te gebruiken. Wat de functionaliteit is het algemeen betreft is hiermee meer mogelijk dan met de zogenaamde Flex- of Java-viewers. De functionaliteit van Silverlight-viewers (voor Windows) is echter op dit moment nog uitgebreider.

53 WeNowAndDoIT.nl 41 De oplossingen bestaan uit twee onderdelen, de server en de viewer. De gebruikte ArcGIS server kan de services kan genereren die voldoen aan de openstandaarden. Bij deze oplossingen is voor de koppeling met de viewers, gebruik gemaakt van een leverancier specifieke uitvoering van map- en feature services. De server ook kan gebruik maken van generieke WFS-en maar de server en de viewer zijn specifiek voor deze leverancier. Na de omzetting van deze proof of concept naar een product, kan deze oplossing ook als een dienst worden aangeboden. 2.6 De rol van architectuur en standaardisatie bij best practice Bij dit deelproject is gebruik gemaakt van de volgende architectuurprincipes: 1. informatie van interne en externe bronnen wordt (her)gebruikt; 2. informatie kan worden gedeeld op basis van de open uitwisselingsformatie; 3. het gebruiken van bestaande informatiemodellen; 4. het offline gebruik van operationele (statische) data; 5. het gebruik van een service gerichte geo-architectuur; 6. een platform onafhankelijke ontsluiting. 2.7 Aanbevelingen voor andere regio s Deze en de andere proof of concepts, konden relatief eenvoudig worden gerealiseerd door het gebruik van een geo-architectuur rond een GIS-server waarbij de benodigde functionaliteit beschikbaar is om verschillende (deel)processen te ondersteunen. Dit is het grote verschil tussen de benadering van een probleem vanuit een (geo- )architectuur, ten opzichte van de benadering van de oplossing (applicatie) per probleem (het zogenaamde jumping to application ). 2.8 User stories Dit betreffen de user stories van de gedeeltelijk gerealiseerde proof of concept. Op basis hiervan worden de user stories gedefinieerd van de vervolg proof of concept. Kleurlegenda voor prioriteit: Blauw = Hoog Oranje = Midden Grijs = Laag Basisapplicatie 1. Besturingssysteem Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik de functionaliteit beschikbaar hebben voor ios 7, zodat ik dit besturingssysteem kan gebruiken. 2. Device Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik de functionaliteit beschikbaar hebben voor een ipad2 of nieuwer, zodat ik deze devices kan gebruiken. 3. Zoomen en pannen Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik kunnen zoomen en pannen, zodat ik zelf beste kaartbeeld kan instellen 4. Basiskaarten Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik beschikken over actuele en gedetailleerde basiskaarten (Topo en PDOK-luchtfoto), zodat ik mij ter plaatse op gebouw-, evenement- en spoorniveau een goed beeld kan vormen. 5. Luchtfoto beschikbaarheid

54 42 Jaap Smit, Johan van Ballegooijen, Ronald van Leeuwen en Mark Knaapen Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik de weergave van de luchtfoto (PDOK) kunnen verbergen en weergeven via een menu/ inhoudsopgave, zodat ik kan kiezen welk instelling voor mij het beste beeld geeft. 6. Luchtfoto snelkoppeling Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik met behulp van één klik de weergave van de luchtfoto kunnen verbergen en weergeven, zodat ik snel de gewenste instelling kan weergeven. 7. GPS-locatie Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik dat mijn actuele locatie geografisch wordt weergegeven en dat ik het kaartbeeld daarop (éénmalig) kan centreren, zodat ik snel het beeld van mijn locatie heb. 8. Inzetlocatie Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik dat bij een inzet het kaartbeeld automatisch centreert en inzoomt op de inzetlocatie, die gemarkeerd wordt weergegeven, (ongeacht mijn positie tijdens het raadplegen), zodat ik direct een duidelijk beeld heb van de ligging van het object en van de locatie en de directe omgeving ervan. Planvorming bereikbaarheid object 9. Offline gebruik basis- en themakaarten Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik de niet dynamische basis- en themakaarten, met uitzondering van de luchtfoto's (in verband met de omvang hiervan) van het verzorgingsgebied, offline gebruiken, zodat ik mij onafhankelijk van de beschikbaarheid van een verbinding, een beeld kan vormen. 10. Offline gebruik basis- en themakaarten Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik dat de synchronisatie van de DBK themalagen automatisch worden gesynchroniseerd als er een internetverbinding beschikbaar is, zodat ik de synchronisatie niet handmatig hoef uit te voeren. 11. Offline gebruik DBK Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik beschikken over actuele digitale bereikbaarheidskaarten op GIS-niveau, zodat ik deze informatie operationeel kan gebruiken 12. Indeling DBK-categorieën Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik dat de standaard weergave van de gegevens per categorie (basis-, object-, preventieve, preparatieve en repressieve gegevens) is gekoppeld aan mijn functieprofiel, zodat ik afhankelijk van mijn functie, beschik over de optimale informatievoorziening. 13. Indeling snelkoppeling Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik met één klik de weergave van de gegevens per categorie (basis-, object-, preventieve, preparatieve en repressieve gegevens) kunnen verbergen en weergeven, zodat ik snel kan kiezen welk instelling voor mij het beste beeld geeft. 14. Indeling persoonlijk profiel Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik de standaard weergave van de gegevens per categorie kunnen instellen aan de hand van een persoonlijk profiel, zodat ik naast de standaard profielinstelling, altijd beschik over mijn persoonlijk profiel. 15. Objectselectie Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik kunnen instellen dat alleen de gegevens van het betreffende object worden weergegeven in het kaartbeeld, zodat ik mij hiermee kan focussen op de gegevens van alleen dit object.

55 WeNowAndDoIT.nl Zoeken Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik een voorbereid object (bereikbaarheidsobject en adres) kunnen opzoeken en gecentreerd visualiseren, zodat ik snel een beeld kan krijgen waar dit object zich bevindt. Planvorming evenement (inhoudelijk is deze functionaliteit gelijk aan die van de DBK) 17. Offline gebruik basis- en themakaarten Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik de niet dynamische basis- en themakaarten, met uitzondering van de luchtfoto's (in verband met de omvang hiervan) van het verzorgingsgebied, offline gebruiken, zodat ik mij onafhankelijk van de beschikbaarheid van een verbinding, een beeld kan vormen. 18. Offline gebruik basis- en themakaarten Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik dat de synchronisatie van de DBK themalagen automatisch worden gesynchroniseerd als er een internetverbinding beschikbaar is, zodat ik de synchronisatie niet handmatig hoef uit te voeren. 19. Offline gebruik DEK Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik beschikken over actuele digitale evenement kaarten op GIS-niveau, zodat ik deze informatie operationeel kan gebruiken. 20. Indeling DBK-categorieën Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik de standaard weergave van de gegevens per categorie (veiligheid, publiek, organisatie) is gekoppeld aan mij functieprofiel, zodat ik kan kiezen welk instelling voor mij het beste beeld geeft. 21. Indeling snelkoppeling Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik de weergave van de gegevens per categorie kunnen verbergen en weergeven met behulp van een snelkoppeling, zodat ik met één klik de gewenste instelling kan weergeven. 22. Indeling persoonlijk profiel Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik de standaard weergave van de gegevens per categorie kunnen instellen aan de hand van een persoonlijk profiel, zodat ik naast de standaard profielinstelling, altijd beschik over mijn persoonlijk profiel. 23. Objectselectie Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik kunnen instellen dat alleen de gegevens van het betreffende object worden weergegeven in het kaartbeeld, zodat ik mij hiermee kan focussen op de gegevens van alleen dit object. 24. Zoeken Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik een voorbereid object (evenement en adres) kunnen opzoeken en gecentreerd visualiseren, zodat ik snel een beeld kan krijgen waar dit object zich bevindt. Beheer 25. Flexibele inrichting basis Als functioneel beheerder wil ik de gebruikte kaartlagen en de in de viewer beschikbare gebruiksfunctionaliteit zelf kunnen instellen, zodat ik deze zaken optimaal kan instellen voor regionaal gebruik. 26. Flexibele inrichting sneltoetsen Als functioneel beheerder wil ik de gebruikte snelkoppelingen voor het tonen en verbergen van (groeps)kaartlagen zelf kunnen instellen, zodat ik deze zaken optimaal kan instellen voor regionaal gebruik.

56 44 Jaap Smit, Johan van Ballegooijen, Ronald van Leeuwen en Mark Knaapen 27. Status Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik de status van objecten, gebieden, de opdracht en de eenheid kunnen registreren, zodat deze informatie optimaal gedeeld wordt met andere operationele eenheden en staven. 3 Deelproject 1.b Operationele informatievoorziening Emplacement 3.1 Het probleem Bij een incident op een spooremplacement is er een acute behoefte aan de informatie over de incidentlocatie en over de direct en indirect betrokken wagons. Dit is vooral het geval bij de betrokkenheid van wagon met gevaarlijke stoffen. Door ProRail wordt in een dergelijke situatie een proces opgestart waarbij onder andere de informatie over de wagons op dat emplacement per naar de betreffende veiligheidsregio g d. Dit bericht bevat de volgende gegevens: naam emplacement, dienstregelpunt en oriëntatiepunt (voor de aanduiding van de eerste wagon) geselecteerde sporen. Daarna volgen de sporen met de spooraanduiding en de gegevens van de opeenvolgende wagons. Deze aanduiding bestaat uit: volgnummer, wagennummer, vervoerder, status (Beladen, Leeg), bruto gewicht, GEVI-code, UN-nummer en Netto gewicht. Deze gegevens moeten ter plaatste worden gekoppeld aan het betreffende spoor. Dit is een probleem omdat de spoor vaak niet van een aanduiding zijn voorzien. Deze herkenning is alleen mogelijk door interpretatie van de locatie. Een ander probleem is dat een emplacement honderden wagons kan bevatten en dat de lijst dus kan bestaan uit vele pagina s. Een selectie op alleen de gebruikte sporen en op alleen de wagons met gevaarlijke stoffen is hierbij niet mogelijk. Ten slotte kan een spoor vele kilometers lang zijn en is het niet bekend waar de wagons zijn opgesteld, of deze allemaal aan elkaar gekoppeld zijn en dus kan niet eenvoudig worden bepaald wat de belendende wagons zijn. ND De wagons kunnen een verschillende lengte hebben en deze is niet bekend. In 2013 raakte door het rangeren een wagon met een brandbare stof in brand. Door de complexe situatie bleek pas na geruime tijd dat door de brand een LPGwagon werd aangestraald. Deze situaties moeten worden voorkomen door een goede informatievoorziening. 3.2 De gekozen oplossing voor best practice ProRail is met verschillende projecten bezig om de informatievoorziening over het spoor en het spoorgebruik te verbeteren. Een deelproject hiervan is dat de vervoerders tijdens het rangeren via een app alle transportbewegingen op een emplacement registreren. Hierdoor ontstaat, met een nauwkeurigheid van 5 minuten, een beeld van de actuele situatie op de emplacementen. Deze administratieve gegevens moeten worden gekoppeld aan het betreffende spoor. De spooraanduiding is echter niet uniek en de verschillende registraties gebruikten verschillende combinaties (met oriëntatiepunt of dienstregelpunt). Voor dit deelproject is een selectie van het spoorbestand voorzien van het betreffende dienstregelpunt zodat dit gekoppeld kan worden met de dynamische informatie. Omdat het vertrouwelijke informatie bevat moet deze zijn voorzien van een zogenaamde PKI-certificaat. Op basis van de ervaring van firma Grontmij, met het ontsluiten van informatie via een dergelijk certificaat, waarbij dit vele maanden koste, is besloten dat voor de proof of concept gebruik kon worden gemaakt van een lager beveiligingsniveau.

57 WeNowAndDoIT.nl 45 In de eerste opzet bestond de administratieve informatie uit een zogenaamde SOAP-service. Door planningsproblemen is de betreffende testomgeving pas later operationeel gemaakt. Daarom is gebruik gemaakt van een back-up voorziening. Deze bestond uit een beveiligde FTP-server waarmee elke 5 minuten een update beschikbaar was in CSV-formaat. De gerealiseerde viewer bevat de sporen met de spooraanduiding. Daarnaast maakt de viewer het mogelijk om per dienstregelpunt de actuele spoorbezetting op te vragen. Op basis hiervan wordt de betreffende sporen voorzien van een kleurenaanduiding: grijs: leeg spoor, groen: spoor met alleen lege wagons, blauw: spoor met gevulde wagons zonder gevaarlijke stoffen, rood: spoor met één of meer wagons met gevaarlijke stoffen (gevuld of leeg en ongereinigd). De samenstelling van de wagons kan per spoor worden opgevraagd. 3.3 Bijzonder aan de oplossing Hiermee is de juiste aanduiding van het spoor beschikbaar en is een dynamische gegevensbron van ProRail ontsloten voor operationeel gebruik. Bij de volgende versie van deze proof of concept wordt er nieuwe functionaliteit toegevoegd. Dit betreft: het ter plaatste plotten van de juiste locatie van een wagon en het kopiëren van de betreffende wagongegevens, het delen van deze gegevens met andere gebruikers, het weergeven van de gevaarlijke stoffen met gevaarsymbolen en het genereren van cirkelvormige effectgebieden per wagon. Hierbij wordt deze viewer ontsloten via een HTML5-viewer 3.4 Testmethode en -resultaat De inhoud van de dynamische gegevensbron is op 10 december 2013 op emplacement Kijfhoek getest. Daar is bij een aantal wagons geconstateerd dat de inhoud van de informatiebron juist was. 3.5 De generaliseerbaarheid van de oplossing Op 17 december 2013 omstreeks 15:00 uur stopte het gebruik van de demo omdat toen de informatiesystemen werden verplaatst naar het operationele systeem. Deze gegevens komen beschikbaar voor de afronding van deze proof of concept. De planning is dat in 2014 ProRail de gekoppelde informatie kan aanleveren via de nieuwe applicatie Spoorweb. Dit betreft dan niet alleen de emplacementen maar ook het overige spoor en ook de reizigerstreinen. Daarmee is deze proof of concept de kraamkamer geweest voor deze landelijke voorziening. Op dit moment is nog niet bekend: wanneer deze voorziening beschikbaar komt, of deze alleen beschikbaar is bij incidenten, of dit alleen een webservice betreft of ook een webapplicatie en welke beveiligingsniveau hiervoor nodig is.

58 46 Jaap Smit, Johan van Ballegooijen, Ronald van Leeuwen en Mark Knaapen Figuur 6: Weergave van de gebruikte poster door dit deelproject. 3.6 De rol van architectuur en standaardisatie bij de best practice Bij dit deelproject is gebruik gemaakt van de volgende architectuurprincipes: 1. informatie van interne en externe bronnen wordt (her)gebruikt; 2. informatie kan worden gedeeld op basis van de open uitwisselingsformatie; 3. het realiseren van een nieuw informatiemodel; 4. het offline gebruik van operationele (dynamische ) data; 5. het gebruik van een service gerichte geo-architectuur; 6. een platform onafhankelijke ontsluiting.

59 WeNowAndDoIT.nl Aanbevelingen voor andere regio s Zorg voor de beschikbaarheid van een regionale geo-architectuur voor het gebruik van deze voorziening en voor de ontsluiting van de resultaten. 3.8 User stories Dit betreffen de user stories van de gedeeltelijk gerealiseerde proof of concept. Kleurlegenda voor prioriteit: Blauw = Hoog Oranje = Midden Grijs = Laag Basisapplicatie 1. Online gebruik basis- en themakaarten Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik de niet dynamische basis- en themakaarten, van het verzorgingsgebied, online gebruiken, zodat ik mij snel een beeld kan vormen van de situatie ter plaatse. 2. Service operationele data Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik de operationele informatie (ProRail data over wagons) operationeel kunnen opvragen, zodat ik locatieonafhankelijk kan werken met actuele (geo-) informatie. Operationele informatie 3. Themakaarten Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik dat de actuele geografische ligging van het spoor met een spoornummer/letter duidelijk herkenbaar is, zodat ik in de praktijk herken welk spoor het betreft. 4. Zoeken Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik de ligging van een spoor met een bepaalde spoornummer/letter kunnen opzoeken, zodat ik snel een beeld kan krijgen waar dit spoor zich bevindt. 5. Spoorstatus Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik een duidelijk herkenbare visualisatie van de status van elk spoor: 'Leeg', 'Voorzien van wagons', 'Voorzien van wagons waaronder gevuld met gevaarlijke stoffen', zodat ik in de praktijk herken welk spoor het betreft. 6. Wagon(lading)gegevens Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik per spoor de gegevens kunnen opvragen met de wagons in de juiste volgorde, zodat ik inzicht krijg over de wagongegevens. 7. Offline gebruik operationele data Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik dat de gegevens over het gebruik van het spoor offline gebruikt kunnen worden, zodat ik deze bij het wegvallen van de verbinding kan blijven gebruiken. 8. Wagon(lading)locatie plotten Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik de locatie van een wagon plotten, zodat de globale locatie hiervan geografisch gevisualiseerd wordt en ik een sneller beeld heb van de situatie. 9. Wagongegevens kopiëren Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik de gegevens van die wagon, aan de hand van het volgnummer per spoor, kopiëren naar een puntbestand op de betreffende locatie, zodat deze gegevens niet opnieuw ingevoerd hoeven te worden.

60 48 Jaap Smit, Johan van Ballegooijen, Ronald van Leeuwen en Mark Knaapen 10. Wagon(lading)locaties delen Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik de ingestelde locatie van wagons kunnen delen, zodat deze locatie ook inzichtelijk is voor de andere medewerkers van de hulpverleningsdiensten. 11. Gevaarsherkenning Als bevelvoerder en als officier van dienst wil ik snel geografisch een beeld krijgen van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen door de weergave van de betreffende symbolen, zodat ik snel een geografisch inzicht krijg in de gevaren van de (belendende) wagons. 12. Effectgebieden Als Adviseur gevaarlijke Stoffen wil ik snel een wagon kunnen bufferen met een in te stellen afstand, zodat ik snel een geografisch inzicht krijg in het effectgebied. 13. Einde inzet Als Adviseur gevaarlijke Stoffen wil ik alle informatie per dienstregelpunt eenvoudig voorzien van een einddatum en tijd, zodat ik snel een incident kan 'afsluiten'. 14 PKI certificaat Als Informatiemanager GEO wil ik de met een PKI-certificaat beveiligde service van ProRail/ Spoorweb ontvangen, zodat ik ervaring kan op doen met de installatie hiervan. 4 Deelproject 2 Ondersteuning waarschuwings- en verkenningsdienst 4.1 Het probleem De regionale Waarschuwings- en VerkenningsDienst wordt onder andere ingezet bij het (vermoeden van het) vrijkomen van gevaarlijke stoffen. Hierbij start de Leider Meet Plan Organisatie, LMPO, met een verplaatstingsopdracht. Hierdoor verplaatsen de meetploegen uit de hele regio zich naar het inzetgebied. Vervolgens verzamelt de LMPO meer informatie over de bron en maakt hij een inschatting van het effectgebied. In zowel het bron- als het effectgebied kan hij meetploegen inzetten. Deze kunnen de volgende metingen verrichten: een gasmeting (gasdetector metingen en maximaal drie soorten meetbuisjes), een simultaanmeting (gasdetector metingen en een simultaanmeting van 5 gecombineerde meetbuisjes), een radiologische meting (met verschillende meters en sondes). Deze opdrachten en de resultaten daarvan moeten via een standaard radioberichten-procedure via C2000 worden gecommuniceerd. De proof of concept levert een tool waarmee deze communicatie via een digitale kaart wordt uitgevoerd. Daarnaast kan de LMPO zijn adviezen intekenen waarbij deze wordt weergegeven in het Landelijk Crisis Management Systeem. 4.2 De gekozen oplossing voor best practice Omdat de betrokken veiligheidsregio s beschikken over een vergelijkbare geoarchitectuur op basis van ArcGIS Server van de firma Esri wordt gebruik gemaakt van deze basisvoorziening voor het genereren van standaard webservices. Voor de eerste opzet is gekozen voor het gebruik van GeoWeb. Deze tool wordt op de markt

61 WeNowAndDoIT.nl 49 gezet door de firma s Esri en Grontmij. Hierbij wordt een zogenaamde site aangemaakt, welke gepresenteerd kan worden met een Silverlight viewer en met een HTML5 viewer. Er is gekozen voor deze viewer omdat deze platform-onafhankelijk is. Voor het instellen van de gewenste functionaliteit is gebruik gemaakt van workflows die door GeoWeb worden ondersteund. Voor de presentatie wordt gebruik gemaakt van een HTML5-viewer. 4.3 Bijzonder aan de oplossing De communicatie tussen de LMPO en de meetploegen is door de vele mogelijkheden behoorlijk complex. Dit is vereenvoudigd door het gebruik van zogenaamde codewoorden uit het NATO-alfabet. Het snel en foutloos gebruiken daarvan vraagt regelmatige oefening. Vooral het gebruik van weinig toegepaste meetopdrachten, geeft een verhoogde kans op verwarring, onduidelijkheid en fouten. Door deze tool is de communicatie vereenvoudigd en zijn alle codewoorden weggelaten. Daarbij wordt de locatie voor een verplaatsing of een meetopdracht op de kaart aangegeven. De verwachting is dat hierdoor het gebruik eenvoudiger wordt, zodat er minder getraind hoeft te worden en er bij het gebruik minder fouten worden gemaakt. Daarnaast ontstaat er door het invullen de van de meetploegstatus en door het weergeven van de actuele locatie van de meetploegen een beter beeld over de voortgang en van de werkelijke locaties van de meetploegen. Ten slotte kan de LMPO zijn advies op een eenvoudiger manier communiceren naar het regionaal Operationeel Team. 4.4 Testmethode en resultaat Op basis van een beschrijving van de verschillende processtappen en de mogelijke meetapparatuur zijn er workflows aangemaakt waarmee deze acties kunnen worden uitgevoerd. 4.5 De generaliseerbaarheid van de oplossing De oplossingen bestaan uit drie onderdelen, de server, de viewer en de workflows. De gebruikte ArcGIS server kan de services genereren die voldoen aan de openstandaarden. Bij deze oplossingen is voor de koppeling met de viewers, gebruik gemaakt van een leverancier specifieke uitvoering van map- en feature services. De server ook kan gebruik maken van generieke WFS-en maar de server en de viewer zijn specifiek voor deze leverancier. De workflows zijn gebaseerd op Windows Workflow Foundation (EF4). Het is niet bekend of de aangemaakte workflows gebruikt kunnen worden in andere applicaties, die ook WF4 ondersteunen. Na de omzetting van deze proof of concept naar een product, kan deze oplossing ook als een dienst worden aangeboden.

62 50 Jaap Smit, Johan van Ballegooijen, Ronald van Leeuwen en Mark Knaapen Figuur 7: Weergave van de gebruikte poster door dit deelproject. 4.6 De rol van architectuur en standaardisatie bij de best practice Bij dit deelproject is gebruik gemaakt van de volgende architectuurprincipes: 1. informatie van interne en externe bronnen wordt (her)gebruikt; 2. informatie kan worden gedeeld op basis van de open uitwisselingsformatie; 3. het ontwikkelen van nieuwe informatiemodellen; 4. het online gebruik van operationele (dynamische) data; 5. het gebruik van een service gerichte geo-architectuur; 6. een platform onafhankelijke ontsluiting.

63 WeNowAndDoIT.nl Aanbevelingen voor andere regio s Zorg voor de beschikbaarheid van een regionale geo-architectuur voor het gebruik van deze voorziening. 4.8 User stories Dit betreffen de user stories van de gedeeltelijk gerealiseerde proof of concept. Kleurlegenda voor prioriteit: Blauw = Hoog Oranje = Midden Grijs = Laag Verplaatstingsopdracht 1. Verplaatsingsopdracht Als Leider Meet Plan Organisatie wil ik geografisch een voorlopige locatie kunnen doorgeven aan de in te zetten meetploegen, zodat ik eenvoudig een verplaatstingsopdracht kan communiceren 2. Verplaatsingsopdracht Als meetploeg wil ik een verplaatstingsopdracht kunnen ontvangen, zodat deze niet via C2000 hoeft te worden gecommuniceerd. Meetopdracht 3. Meetopdracht Als Leider Meet Plan Organisatie wil ik geografisch, drie soorten gecombineerde meetopdrachten kunnen formuleren aan de beschikbare meetploegen voor: 1) gasmeting, 2) simultaanmeting, 3) radiologische meting, zodat dit niet via C2000 hoeft te worden gecommuniceerd. 4. Meetopdracht overig Als Leider Meet Plan Organisatie wil ik geografisch een opdracht kunnen formuleren voor een visuele verkenning, (voor o.a. asbest) en een monstername door meetploegen, zodat dit via C2000 hoeft te worden gecommuniceerd. 5. Meetopdracht Als meetploeg wil ik een meetopdracht kunnen ontvangen, zodat deze niet via C2000 hoeft te worden gecommuniceerd. Meetresultaat 6. Meetploegstatus Als meetploeg wil ik elke stap in het werkproces kunnen melden als een status van de voortgang, zodat deze niet via C2000 hoeft te worden gecommuniceerd. 7. Meetresultaatregistratie Als meetploeg wil ik de meetresultaten met behulp van vrije tekst voor een eventuele toelichting kunnen registreren en terugmelden, zodat deze niet via C2000 hoeft te worden gecommuniceerd. 8. Meetresultaatregistratie domeinwaarden Als meetploeg wil ik de meetresultaten met behulp van domeinwaarden en een vrije tekst voor een eventuele toelichting kunnen registreren en terugmelden, zodat deze niet via C2000 hoeft te worden gecommuniceerd. 9. Resultaat geografisch Als Leider Meet Plan Organisatie wil ik dat de meetresultaten, per meetploeg en per meting geografisch worden weergegeven, zodat deze overzichtelijk gepresenteerd worden.

64 52 Jaap Smit, Johan van Ballegooijen, Ronald van Leeuwen en Mark Knaapen 10. Resultaat administratief Als Leider Meet Plan Organisatie wil ik dat de meetresultaten, per meetploeg en per meting, inclusief het tijdstip van einde meting, administratief worden weergegeven, zodat deze overzichtelijk gepresenteerd worden. 11. Actuele locatie meetploeg Als Leider Meet Plan Organisatie wil ik dat de actuele locatie van de meetploeg geografisch wordt weergegeven, zodat deze beschikbaar is. 12. Klachtenplot Als Leider Meet Plan Organisatie wil ik dat de locaties en de aard van de ontvangen klachten geografisch kunnen plotten en/of uit een externe bron weergeven, zodat deze geografisch beschikbaar zijn. Advies 13. Plotten maatregelgebieden Als Leider Meet Plan Organisatie wil ik mijn advies met maatregelgebieden kunnen intekenen, zodat deze gecommuniceerd kunnen worden. 14. Plotten maatregelgebieden Als Leider Meet Plan Organisatie wil ik de status van de te activeren sirenes kunnen aanpassen, zodat deze gecommuniceerd kunnen worden naar de meldkamer. 15. Delen maatregelgebieden Als Leider Meet Plan Organisatie wil ik mijn advies met te gebruiken sirenes en de maatregelgebieden presenteren in het Landelijk Crisis Management Systeem voor het Regionaal Operationeel Team, zodat deze niet meer via een andere methode hoeft te worden gecommuniceerd en niet opnieuw ingevoerd moet worden. Afsluiting inzet 16. Afsluiten inzet Als Leider Meet Plan Organisatie wil ik alle informatie per inzet eenvoudig voorzien van een einddatum en tijd, zodat ik snel een incident kan 'afsluiten'. 5 Deelproject 3.a Dekkingsgebieden op basis van werkelijke rijsnelheden N.B. Op dit moment is de uitvoering van dit deelproject nog niet gestart. Afhankelijk van het benodigde en beschikbare budget zal de uitvoering hiervan in het eerste kwartaal van 2014 worden gerealiseerd of komt dit deelproject te vervallen. 5.1 Het probleem De veiligheidsregio s genereren op basis van voorbereide vlakken zogenaamde kazernevolgordetabellen. Hierbij wordt per vlak bepaald, vanuit welke kazerne, dat vlak als eerste kan worden bereikt. De vlakken per kazerne vormen zo het verzorgingsgebied. Wettelijk zijn er per gebouwfunctie normen vastgesteld voor de opkomsttijd. Onder opkomsttijd wordt verstaan de tijd tussen de melding van een incident tot en met het moment dat de brandweer ter plaatse is. De opkomsttijd is opgebouwd uit drie elementen: de verwerkingstijd, de uitruktijd en de rijtijd. De verwerkingstijd is de tijd tussen de melding aan de meldkamer van de burger in nood en het alarmeren van de brandweer. De uitruktijd, de tijd tussen het alarmeren van de brandweer door de meldkamer en het tijdstip dat het eerste voertuig de kazerne verlaat op weg naar

65 WeNowAndDoIT.nl 53 het brandadres. De rijtijd ten slotte is de tijd die het eerste voertuig nodig heeft om van de kazerne naar de plaats incident te gaan, (2011 Inspectie OOV, Opkomsttijden Brandweer Plan van aanpak). Bij de rijtijd wordt uitgegaan een vaste snelheid ongeacht de snelheidsbeperking door de dagelijkse verkeersdrukte. In dit deelproject wordt, op per object inzichtelijk gemaakt, hoe het dagelijkse en wekelijkse verloop in de rijtijd is. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de snelheden die eerder op verschillende momenten van de dag en in de week zijn gerealiseerd. Deze informatie is ingewonnen door gebruik te maken van de locatiegegevens van mobiele telefoons. Naast dit inzicht per object en objecttype ontstaat er ook inzicht in welke knelpunten zich periodiek waar en wanneer voordoen. Op dit moment is er een beeld van de kwetsbaarheid van de infrastructuur maar deze is niet berekend. Het tweede deel van dit deelproject betreft een analyse van deze kwetsbaarheid waarbij deze absoluut en relatief wordt gepresenteerd. 5.2 De gekozen oplossing voor best practice Berekening via service areas Deze werkwijze bestaat uit twee stappen. Stap 1. Bij deze stap wordt voor de kazernes in het betreffende verzorgingsgebied de zogenaamde service areas berekend. De service areas van de verschillende posten overlappen elkaar niet. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een netwerk analyse voor de volgende intervallen: ½, 1½, 2½, 3½, 4½, 5½, 6½, 7½, 8½, 9½,10½, 11½, 12½, 13½, 14½, 15½. Het gaat hierbij om de ringen met deze intervallen. Deze berekening wordt uitgevoerd voor elk uur van alle dagen van een week Voor de rijsnelheid wordt gebruik gemaakt van de gemiddelde snelheid die op dat tijdstip van die dag mogelijk is. Stap 2. Bij deze stap wordt de informatie uit stap 1 gekoppeld aan de verschillende gebruiksfuncties Vervolgens kan de normtijd gekoppeld worden aan de gebruiksfunctie en kan de overschrijding hiervan per tijdstip worden berekend. N.B. De normtijd geldt voor de opkomsttijd. Deze bestaat uit zowel de verwerkingstijd, de opkomsttijd en de rijtijd. De berekende tijd is zonder de verwerkingstijd en opkomsttijd. Berekening per object Bij deze benadering wordt per object de rijtijd bepaald naar de dichtstbijzijnde kazerne. Vervolgens kan de normtijd gekoppeld worden aan de gebruiksfunctie en kan de overschrijding hiervan per tijdstip worden berekend. Overweging Er is gestart met de berekening via service areas. De motivatie daarvoor was de inschatting dat er voor deze aanpak minder rekencapaciteit en rekentijd nodig was. Hiervoor zijn drie proefberekeningen gemaakt voor drie tijdstippen voor de kazernes in Veiligheidsregio IJsselland. Hierbij is geconstateerd dat, bij het aan elkaar grenzen van de gebieden van verschillende kazernes, er veel contourlijnen vlak bij elkaar werden weergegeven. Hierdoor ontstond het onjuiste beeld dat er binnen enkele tientallen meters enkele minuten rijtijd verschil was. Dit is gedeeltelijk gecorrigeerd door de gebieden met de gelijke rijtijden van verschillende kazernes samen te laten voegen. Een andere constatering was dat niet alle objecten in de berekende service areas vielen. Dit is ongewenst omdat er dan over die objecten

66 54 Jaap Smit, Johan van Ballegooijen, Ronald van Leeuwen en Mark Knaapen geen gegevens bekend zijn. Dit is opgelost door de instellingen voor het maken van deze vlakken aan te passen. Op basis van de uitgevoerde proefberekeningen wordt geconstateerd dat deze methode gebruik kan worden voor een beeld te krijgen van het dagelijkse en wekelijkse verloop maar dat de nauwkeurigheid van deze berekening beperkt is. Daarom is besloten voor het vervolg van deze proof of concept de methode te gebruiken van de berekening per object. Hierbij zal de benodigde rekencapaciteit worden beperkt door niet alle gebruiksfuncties te bepalen. De resultaten bestaan uit een rapport per object, gebruiksfunctie of gebied waarbij de resultaten zowel grafisch, in tabel en in grafiek worden gepresenteerd. Kwetsbaarheidsanalyse Hierbij wordt voor één of meer geselecteerde wegcategorieën, per wegvak bepaald wat de benodigde rijtijd is en wat de benodigde extra rijtijd is als dit wegvak is versperd. Hierbij wordt verschil absoluut en relatief bepaald. 5.3 Bijzonder aan de oplossing Hiermee wordt een aanvullend beeld gegenereerd van de invloed van de gemiddelde historische rijsnelheid op de tot nu toe gebruikte rijtijden op basis van een vaste rijsnelheid. Deze gegevens kunnen ook worden gebruikt bij het beoordelen van tijdelijke afsluitingen door bijvoorbeeld evenementen. Op een berekende manier wordt er inzicht gegeven in de kwetsbaarheid van de wegvakken per wegtype. De berekeningen worden vastgelegd in een model met instelbare parameters zodat deze eenvoudig kan worden hergebruikt. 5.4 Testmethode en -resultaat De eerste opzet is om proefberekeningen uit te voeren voor een beperkt aantal tijden en deze resultaten te beoordelen. Op basis van automatisch geregistreerde inzetten (en met verwerking van de betreffende verwerkings- en opkomsttijd) kan een vergelijking worden gemaakt met de bekende waarden voor die route en voor dat moment van de dag van de week. 5.5 De generaliseerbaarheid van de oplossing Hierbij zijn verschillende onderdelen relevant. Voor het maken van deze resultaten wordt gebruik gemaakt van specifieke tools met hun specifieke data en rekenmodellen. Hoewel de basis van deze rekenmodellen gelijk zijn, zijn er vele factoren van invloed en is het de verwachting dat de resultaten van een berekening met andere tools en data van deze zullen verschillen. Als de resultaten berekend zijn, kunnen de resultaten via een (besloten) geoviewer worden gepresenteerd en breed worden gebruikt. 5.6 De rol van architectuur en standaardisatie bij best practice Bij dit deelproject is gebruik gemaakt van de volgende architectuurprincipes: 1. informatie van interne en externe bronnen wordt (her)gebruikt; 2. informatie kan worden gedeeld op basis van de open uitwisselingsformatie; 3. het ontwikkelen van een nieuw informatiemodel; 4. het online gebruik van data; 5. het gebruik van een service gerichte geo-architectuur; 6. een platform onafhankelijke ontsluiting.

67 WeNowAndDoIT.nl Aanbevelingen voor andere regio s Zorg voor de beschikbaarheid van een regionale geo-architectuur voor het gebruik van deze voorziening en voor de ontsluiting van de resultaten. 5.8 User stories Dit betreffen de user stories van de gedeeltelijk gerealiseerde proof of concept. Kleurlegenda voor prioriteit: Blauw = Hoog Oranje = Midden Grijs = Laag Berekening 1. Streetmap aanschaf Als Informatiemanager GEO wil ik de beschikking over Streetmap Desktop, zodat ik zonder extra kosten een onbeperkt aantal analyses kan uitvoeren. 2. Proefberekening Als Informatiemanager wil ik een proefberekening maken voor een selectie van de objecten met de historische rijtijden op enkele momenten van een dag van de week, zodat ik een beeld krijg van de benodigde tijd en credits en van de resultaten. 3. Berekening Nederland Als Informatiemanager wil ik een berekening maken voor een selectie van de objecten met de historische rijtijden de berekening maken van de niet overlappende dekkingsgebieden voor de brandweerkazernes in NL waarbij het verloop hiervan door de week zichtbaar wordt, zodat ik deze resultaten kan gebruiken voor mijn beeldvorming hierover en ik deze landelijk kan delen. 4. Normtijd Als Informatiemanager wil ik de normtijd per object beschikbaar hebben, zodat ik deze kan gebruiken voor mijn beeldvorming en ik gebruikt kan worden voor de berekening van de overschrijding, 5. Normale tijd Als Informatiemanager wil ik de rijtijd per object op basis van maximale rijsnelheid per wegvak beschikbaar hebben, zodat ik deze kan gebruiken voor mijn beeldvorming, 6. Overschrijding normtijd Als Informatiemanager wil ik de eventuele overschrijding van de normtijd per tijd en dag berekenen, zodat ik deze kan gebruiken voor mijn beeldvorming, 7. Overschrijding normale tijd Als Informatiemanager wil ik de eventuele overschrijding van de normale tijd berekenen, zodat ik deze kan gebruiken voor mijn beeldvorming. Presentatie 8. Visualisatie Als Informatiemanager wil ik de resultaten van de berekening (overschrijding en normtijd) per object kunnen visualiseren op een besloten website waarbij de objecten per categorie kunnen worden verborgen of weergegeven, zodat ik deze informatie kan delen met geautoriseerde gebruikers. Analyse & rapportage 9. Objectgegevens Als Informatiemanager wil ik de resultaten per object kunnen opvragen, met de

68 56 Jaap Smit, Johan van Ballegooijen, Ronald van Leeuwen en Mark Knaapen normtijd (voor die gebruiksfunctie) en het verloop in de week van de historische opkomsttijden en de overschrijdingswaarden, zodat ik deze resultaten per object kan opvragen voor mijn beeldvorming hierover. 10. Objectrapportage Als Informatiemanager wil ik een rapport per object kunnen opvragen, waarbij de normtijd (voor die gebruiksfunctie) wordt vergeleken met het verloop in de week van de historische opkomsttijden (grafisch) en waarbij de resultaten als overschrijdingswaarden worden weergegeven, zodat ik deze resultaten per object kan opvragen voor mijn beeldvorming hierover. 11. Objecttype analyse Als Informatiemanager wil ik een rapport per objecttype per gebied kunnen opvragen, waarbij de normtijd (voor die gebruiksfunctie) wordt vergeleken met het verloop in de week van de historische opkomsttijden (grafisch) en waarbij de resultaten als overschrijdingswaarden worden weergegeven, zodat ik deze resultaten per gebied kan opvragen voor mijn beeldvorming hierover. 12. Gebiedsrapportage Als Informatiemanager wil ik een rapport voor de verschillende objecttypen per gebied genereren, waarbij de normtijd wordt vergeleken met het verloop in de week van de realistische opkomsttijden en waarbij de resultaten grafisch worden weergegeven, zodat ik deze resultaten per gebied kan opvragen voor mijn beeldvorming hierover. Kwetsbaarheidsanalayse 13. Proefanalyse Als Informatiemanager wil ik voor de autosnelwegen in VR IJsselland, per wegvak de extra rijtijd weten die ontstaat als dat wegvak is afgesloten, zodat ik inzicht heb in de resultaten van deze analyse. 14. Proefanalyse 2 Als Informatiemanager wil ik voor de autosnel-, hoofd-, lokale en regionale wegen in VR IJsselland, per wegvak de extra rijtijd weten die ontstaat als dat wegvak is afgesloten, zodat ik inzicht heb in de resultaten van deze analyse. 15. Analyse Als Informatiemanager wil ik voor de autosnel-, hoofd-, lokale en regionale wegen in Nederland, per wegvak de extra rijtijd weten die ontstaat als dat wegvak is afgesloten, zodat ik een overzicht heb van de kwetsbaarheid van de infrastructuur. 16. Presentatie Als Informatiemanager wil ik een webviewer met de resultaten van de kwetsbaarheidsanalyse, zodat ik een overzicht heb van de kwetsbaarheid van de infrastructuur.

69 WeNowAndDoIT.nl 57 Figuur 8: Weergave van de gebruikte poster door dit deelproject. 6. Deelproject 4. Beheer basis- en themakaarten N.B. Op dit moment is de uitvoering van dit deelproject nog niet gestart. Afhankelijk van het benodigde en beschikbare budget zal de uitvoering hiervan in het eerste kwartaal van 2014 worden gerealiseerd of komt dit deelproject te vervallen. 6.1 Het probleem Bij het maken van een digitale kaart voor bijvoorbeeld planvorming, wordt vaak gedacht dat de gebruikte functionaliteit ook volstaat voor het beheer van die kaart.

70 58 Jaap Smit, Johan van Ballegooijen, Ronald van Leeuwen en Mark Knaapen Als het om actualiseren van de betreffende geo-objecten en hun administratieve data betreft, is dit juist. Bij het maken wordt er echter gebruik gemaakt van een basiskaart en eventuele themakaarten. Updates in deze kaarten kunnen gevolgen hebben de juistheid van de planvorming. 6.2 De gekozen oplossing voor best practice Met dit deelproject wordt een proof of concept gerealiseerd voor een beheertool. De eerste stap die bij het gebruiken hiervan is het analyseren van wijzigingen in de betreffende basis- en themakaarten nabij de planvormingsobjecten. Dit betreft de verschillen ten opzichte van de laatste wijziging. Als er verschillen zijn, dan worden deze per object gemarkeerd weergegeven. De planvormer kan deze verschillen visueel beoordelen op eventuele consequenties voor de planvorming. Als er een aanpassing nodig is kan deze worden uitgevoerd met de beschikbare functionaliteit van de maak-tool. Als dit is afgerond of als er geen updates nodig zijn, dan wordt met de betreffende functieknop de status van alle getoonde mutaties aangepast en wordt het volgende object weergegeven. 6.3 Bijzonder aan de oplossing Hiermee wordt concreet inhoud gegeven aan de beheerfunctie, zodat de wijzigingen in de gebruikte basis- en themakaarten worden beoordeeld op de noodzaak voor een update van de planvorming. Er wordt hierbij gebruik gemaakt van een selectie van de begindatum voor de betreffende GIS-bestanden. 6.4 Testmethode en -resultaat Hiervoor wordt gebruik gemaakt zowel historische verschillen in de basis- en themakaarten als van gesimuleerde wijzigingen. 6.5 De generaliseerbaarheid van de oplossing De methode, waarbij voor een buffer rondom de voorbereide objecten, aan de hand van een verschil in de begindatum van de gebruikte geo-informatie, de wijzigingen worden geanalyseerd is generiek toepasbaar. De gebruikte workflows en webapplicatie zijn echter specifiek. 6.6 De rol van architectuur en standaardisatie bij de best practice Bij dit deelproject is gebruik gemaakt van de volgende architectuurprincipes: 1. informatie van interne en externe bronnen wordt (her)gebruikt; 2. informatie kan worden gedeeld op basis van de open uitwisselingsformatie; 3. het online gebruik van operationele data; 4. het gebruik van een service gerichte geo-architectuur; 5. een platform onafhankelijke ontsluiting. 6.7 Aanbevelingen voor andere regio s Zorg voor de beschikbaarheid van een regionale geo-architectuur voor het gebruik van deze voorziening en voor de ontsluiting van de resultaten.

71 WeNowAndDoIT.nl User stories Dit betreffen de user stories van de nog niet gerealiseerde proof of concept. Kleurlegenda voor prioriteit: Blauw = Hoog Oranje = Midden Grijs = Laag Analyse 1. Basiskaarten Als planvormer wil ik de wijzigingen van de basiskaart GBKN binnen 100m van de voorbereide objecten (bereikbaarheidskaart) sinds de vorige controle analyseren, zodat ik deze kan beoordelen op gevolgen voor de planvorming 2. Basiskaarten Als planvormer wil ik de wijzigingen van de basiskaart GBKN binnen 100m van de voorbereide objecten (evenement-, waterongevallen-, natuurbrandkaart) sinds de vorige controle analyseren, zodat ik deze kan beoordelen op gevolgen voor de planvorming Presentatie 3. Visualisatie wijzigingen Als planvormer wil ik de voorbereide objecten met wijzigingen van de basiskaart, worden afzonderlijk per object weergegeven, waarbij ik kan klikken voor het volgende object en de objecten zonder wijzigingen worden overgeslagen, zodat ik de eventuele gevolgen voor de wijzigingen kan beoordelen op een eventuele aanpassing. 4. Visualisatie wijzigingen en aanpassing planvorming Als planvormer wil ik, de eventuele wijzigingen van de basiskaart in de objectplanvorming aanpassen zodat ik de deze aanpassing direct kan invoeren. 5. Registratie & visualisatie Als planvormer wil ik de wijzigingen per object met één klik kunnen registreren als 'Verwerkt', waarna het volgend object wordt gepresenteerd, tot de melding dat alle objecten verwerkt zijn, zodat ik snel de statusregistratie van de wijzigingen kan verwerken en het volgende object kan beoordelen. Beheer 6. Instellen kaartlagen Als planvormer wil ik de kaartlagen die beoordeeld moeten worden op wijzigingen, zelf kunnen instellen, zodat ik deze functionaliteit optimaal kan gebruiken. 7. Deelproject 5 Digitale Scenario Kaart N.B. Op dit moment is de uitvoering van dit deelproject nog niet gestart. Afhankelijk van het benodigde en beschikbare budget zal de uitvoering hiervan in het eerste kwartaal van 2014 worden gerealiseerd of komt dit deelproject te vervallen. 7.1 Het probleem Door de brandweer zijn verschillende soorten plannen voorbereid voor verwachte inzetten. Voorbeelden hiervan zijn de digitale bereikbaarheidskaart voor gebouwen en de digitale waterongevallenkaart voor de mogelijke inzet van duikers. Met de

72 60 Jaap Smit, Johan van Ballegooijen, Ronald van Leeuwen en Mark Knaapen realisatie van digitale plannen voor de scenario s die kunnen ontstaan met gevaarlijke stoffen is er relatief weinig of geen ervaring opgedaan. Dit wordt veroorzaakt doordat er voor de combinaties gevaarlijke stof en verpakking verschillende scenario s mogelijk zijn en elk scenario s weer verschillende effectgebieden kent. Daarbij komt nog dat een aantal effectgebieden afhankelijk zijn van onder andere de actuele windrichting en windsnelheid. De eerste opzet van de planvorming bestond uit een document met een afbeelding die als digitaal PDF-bestand werd gebruikt. Deze versie is minder geschikt voor het presenteren van de scenario s en hun effectgebieden. De veelheid aan gegevens kunnen goed worden weergegeven als een GIS-kaartlaag waarbij ook met een analyse, een rapport van de betrokken kwetsbare objecten kan worden gegenereerd. Naast de stationaire objecten zoals en LPG-tankstation, waarvoor de planvorming goed kan worden voorbereid, zijn er ook mobiele objecten, zoals een LPG-tankauto. Deze kan op veel verschillende routes en locaties betrokken zijn bij een incident. De betreffende scenario s en hun effectgebieden kunnen worden voorbereid maar de ongevalslocatie moet operationeel worden vastgesteld. 7.2 De gekozen oplossing voor best practice De eerste aanpak voor de stationaire objecten is dat de betreffende scenario s en effectgebieden voor een LPG-tankstation worden uitgewerkt en handmatig worden aangemaakt. Bij verschillende windrichtingen worden verschillende effectgebieden aangemaakt. Deze informatie wordt ontsloten in een HTML5-viewer. De voorbereide Digitale Scenario Kaart, moet operationeel toegepast kunnen worden. Hierbij moet de status van de betreffende scenario s gewijzigd worden zodat ook andere operationele gebruikers zien welk scenario wordt verwacht, dan wel zich voordoet of welk heeft plaatsgevonden. Als de windrichting en windsterkte van invloed zijn op de effectgebieden, moeten deze ingesteld kunnen worden. Voor de mobiele locaties moeten deze scenario s op de geplotte locatie worden weergegeven. Er wordt onderzoek gedaan naar de technologie die daarvoor gebruikt kan worden. 7.3 Bijzonder aan de oplossing Er wordt gewerkt aan het op het zogenaamde GIS-niveau ontsluiten van belangrijke geo-informatie voor planvorming voor zowel stationaire als dynamische objecten met gevaarlijke stoffen. 7.4 Testmethode en resultaat Hierbij zal gebruik worden gemaakt van de verschillende doelgroepen: de planvormers en de operationele gebruikers. 7.5 De generaliseerbaarheid van de oplossing De tools voor het maken van de scenario s en effectgebieden zijn specifiek maar de resultaten daarvan voor de stationaire objecten kunnen worden uitgewisseld op basis van de open standaarden en kunnen worden hergebruikt in andere applicaties. Het hergebruik van de Digitale ScenarioKaart voor de mobiele objecten is afhankelijk van de gebruikte technologie.

73 WeNowAndDoIT.nl De rol van architectuur en standaardisatie bij de best practice Bij dit deelproject is gebruik gemaakt van de volgende architectuurprincipes: 1. informatie van interne en externe bronnen wordt (her)gebruikt, 2. informatie kan worden gedeeld op basis van de open uitwisselingsformatie, 3. het ontwikkelen van een nieuw informatiemodel, 4. het online gebruik van data, 5. het gebruik van een service gerichte geo-architectuur, 6. een platform onafhankelijke ontsluiting. 7.7 Aanbevelingen voor andere regio s Zorg voor de beschikbaarheid van een regionale geo-architectuur voor het gebruik van deze voorziening en voor de ontsluiting van de resultaten. 7.8 User stories Dit betreffen de user stories van de nog niet gerealiseerde proof of concept. Kleurlegenda voor prioriteit: Blauw = Hoog Oranje = Midden Grijs = Laag Maken en beheren 1. Datamodel Als planvormer wil ik een datamodel waarmee ik administratieve objectinformatie en geo-informatie met de relevante scenario's en effectgebieden (van werkblad, schadescenarioboek en professioneel vuurwerk) kan registreren, zodat ik dit kan gebruiken in een applicatie voor het maken en beheren daarvan. 2. Vast object informatie Als planvormer wil ik een webbased tool voor maken en beheren van de administratieve informatie van de Digitale Scenario Kaart voor LPGtankstation en LPG-tankauto, zodat ik deze administratieve informatie kan registreren voor mobiel gebruik op GIS-niveau. 3. Vast object scenario Als planvormer wil ik een webbased tool voor maken en beheren van de scenario's en effectgebieden en de overige geo-informatie van de Digitale Scenario Kaart voor LPG-tankstation en LPG-tankauto, zodat ik deze geoinformatie kan registreren voor mobiel gebruik op GIS-niveau. Autoriseren 4. Vaste objecten Als bevelvoerder, officier van dienst, adviseur gevaarlijke stoffen en als leider meetplanorganisatie wil ik de relevante scenario s voor vaste objecten (LPGtankstation en LPG-tankauto), inclusief de eventuele windrichting, operationeel kunnen selecteren en de status kunnen instellen in: 'Dreiging' of 'Heeft (mogelijk) plaatsgevonden', zodat ik snel de mogelijke scenario's en effectgebieden bij een incident op die locatie en kan instellen en delen.

74 62 Jaap Smit, Johan van Ballegooijen, Ronald van Leeuwen en Mark Knaapen Gebruiken 5. Vaste objecten Als bevelvoerder, officier van dienst, adviseur gevaarlijke stoffen, leider meetplanorganisatie en als meetploeg wil ik de administratieve informatie van de digitale scenariokaart en de scenario's met een ingestelde status, voor vaste objecten (LPG-tankstation en LPG-tankauto), operationeel kunnen visualiseren, zodat ik snel een beeld heb van het object en de mogelijke scenario's en effectgebieden bij een incident op die locatie. Delen 6. Delen vaste objecten Als medewerker van een hulpverleningsdienst wil ik de relevante scenario s voor vaste objecten (LPG-tankstation en LPG-tankauto), operationeel kunnen gebruiken, zodat ik een goed beeld heb van de actuele situatie. Afsluiting inzet 7. Afsluiten inzet Als Adviseur Gevaarlijke Stoffen wil ik de status van de scenario's per vast object (LPG-tankstation en LPG-tankauto), eenvoudig voorzien van een einddatum en tijd, zodat ik snel een incident kan 'afsluiten'.

75 WeNowAndDoIT.nl 63 Bijlage A Scrum Figuur 9: Scrum Cheat Sheet (wijziging van:

76 64 Jaap Smit, Johan van Ballegooijen, Ronald van Leeuwen en Mark Knaapen

77 Branchespecifieke Routenavigatie 1 Susan Stegeman Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland 1. Wat is het probleem? Snel ter plaatse zijn is belangrijk voor hulpdiensten, daarom maken zij gebruik van navigatiesoftware. De OOV-sector stelt specifieke eisen aan navigatie, standaard consumentennavigatie is te beperkt in zijn functionaliteit. Belangrijke wensen zijn o.a. dat het systeem koppelbaar moet zijn met het meldkamersysteem voor het inschieten van de incidentlocatie. Het kaartmateriaal moet aan te passen zijn, denk hierbij aan rijden over busbanen en terreinen die niet als wegen bekend zijn in bijvoorbeeld natuurgebieden. Daarnaast is aanpasbaarheid van de parameters van belang, bijvoorbeeld de maximumsnelheid, de doorrijdhoogte, de as-last en blokkades. Naast het kunnen navigeren naar een uit het meldkamersysteem ingegeven locatie en het handmatig instellen komt het ook voor dat er tijdens een inzet een locatie wordt bepaald. Bijvoorbeeld een uitgangsstelling of een punt in een natuurterrein zonder adres. Deze punten worden geplot in het command- en controlsysteem CCS-M. Een koppeling tussen de navigatie en plotsysteem is niet beschikbaar. Er zijn drie typen navigatie te onderscheiden, te weten: Navigatie in de stad, de aanrijtijden zijn vaak kort (enkele minuten end e bestuurder is vaak zeer goed op de hoogte van de lokale situatie en de verkeersdruk is hoog zodat een navigatiesysteem eerder afleid dan helpt. Navigatie naar verder gelegen incidenten, waar de bestuurder meerder mogelijkheden heeft om naar het incident te rijden en soms afwegingen moet maken (snelste/ veiligste route) en of dat er vanuit verschillende kazernes naar een zelfde incident genavigeerd moet worden, waarbij je wil voorkomen dat iedereen achter elkaar aan rijdt. Het volgen van ene vaste vooraf opgegeven route bij bijv. een treintje van een incident naar een waterlaadpunt en weer terug, al dan niet door onbekend terrein. De meeste navigatiesoftware is niet VeRA-compliant (Veiligheidsregio Referentiearchitectuur). Het betreft veelal gesloten systemen die niet door de gebruiker configureerbaar zijn met een specifiek geodata-formaat. De wens/innovatie is branche specifieke routenavigatie, die koppelbaar is met brandweer specifieke preparatieve data en dynamische incidentdata. Van belang is wel dat er afspraken worden gemaakt over data-uitwisseling en de koppelvlakken tussen clientapplicatie en navigatie. 1 De partners in dit project zijn: Brandweer Nederland, inowit, Veiligheidsregio Noord- en Oost- Gelderland en NMPO.

78 66 Susan Stegeman 2 Wat is de gekozen oplossing voor best practice? Onderdeel 1: Beheer kaartapplicatie/ wegennetwerk Het basis wegenbestand is van Navteq, het bestand is routeerbaar. Voor de doelstellingen van dit traject zijn er in het basisbestand attributen en lijnen van het basisbestand aangepast. Bijvoorbeeld het toevoegen van de doorrijdhoogte en eenrichtingsverkeerswegen die door de hulpdiensten worden gebruikt. Er zijn ook wegen toegevoegd die aansluiten bij het Navteq bestand en samen met het bestand van Navteq het routeerbare basisbestand vormen, paden in het natuurgebied bijvoorbeeld. Deze functies worden uitgevoerd door de NMPO web applicatie. Hierin kunnen naast het bestaande kaartmateriaal van Navteq (routeerbaar) ook eigen lijnsegmenten worden toegevoegd. (functies zijn: kaartupdates, toevoegen/ wijzigen/ verwijderen van vectoren en attribuut gegevens, exporteerbaar maken als kaartmateriaal voor het navigatiesysteem). Men kan zelf of samen met de leverancier de route-informatie aanpassen aan de wensen van de hulpverlening. Hier kan ook de voertuig(type) de snelheid per wegfunctie worden ingesteld. De bestaande applicatie kan worden uitgebreid met attributen voor vrachtwagen restricties (doorrijhoogte/ as belasting). Dit kan worden verrijkt met eigen gegevens, die in de routering worden meegenomen. Er wordt uitgegaan van een bestaand NMPO Programma: Winter Planning. Dit is een webbased programma (Postgis database, Dot net/ Java script front end, mapserver kaart handler. De source hiervan zal worden gekopieerd zodat aanpassingen alleen voor de Veiligheidsregio s gelden. Tevens is het dan mogelijk specifieke (gebruikers)termen in de menu s te plaatsen. Deze verrijkte kaartinformatie kan ook gebruikt worden bij bereikbaarheidsberekeningen (zodat er met 1 source wordt gewerkt). Onderdeel 2: Ingeven van geo-informatie, preparatieve data Preparatieve data is in een centrale postgis database opgenomen. Deze hebben weinig impact op de routenavigatie. Gegevens kunnen worden getoond in het navigatiesysteem. Deze data worden opgenomen als POI. Deze POI kunnen als aanrijdpunten worden geselecteerd. Deze kunnen als GPX of XML worden aangeleverd aan het navigatiesysteem. Een tweede aspect van preparatieve data is de data die gegenereerd wordt aan de hand evenementen of incidenten en kunnen elementen bevatten voor routering. Hierbij worden objecten ingeven van objecten zodat de operatie over de juiste gegevens beschikt, inclusief het distribueren van deze gegevens naar de voertuigen. Deze informatie heeft (vaak) een tijdelijk karakter (begindatum-einddatum). Er is onderzocht of deze tijdelijke POI s ook middels een zelfde format (GPX/ XML ) kunnen worden overgedragen. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen wegafzettingen, en wegafsluitingen met betrekking tot het berekenen van de route. Bij wegafzetting, er kan geen gebruik gemaakt worden van de doorgang (incident en preparatief), bij een wegafzetting kan er door hulpdiensten gebruik gemaakt worden van de doorgang (incident en preparatief). De wegafsluitingen mogen door de navigatie genegeerd worden. De preparatieve data wordt als GPX aangeboden aan de navigatie (dus als POI). Dit is al beschikbare functionaliteit, er zal alleen een juiste XML moeten worden opgebouwd. Het communicatiekanaal dat hiervoor wordt gebruikt is hetzelfde als wat gebruikt wordt binnen CCS-M.

79 Branchespecifieke Routenavigatie 67 Onderdeel 3: Ingeven van geo-informatie, dynamische data Een incident begint met een(xml-)bericht van de meldkamer. Deze melding komt binnen bij het voertuig (en is niet altijd even accuraat wat betreft locatie). Hier wordt automatisch naartoe genavigeerd. Tijdens een incident kan geplot worden in een applicatie. Incidentdata die geplot wordt, bestaat uit een positie (X/Y) en attribuutdata. Deze objecten kunnen of POI s zijn (bijvoorbeeld water inname punten/ voertuig opstelplaatsen) of blokkades (bijvoorbeeld blokkades/ gifwolk) zijn. Een deel van deze geografische gegevens kunnen impact hebben op de routering. Om dit te realiseren zullen manieren gevonden moeten worden om de verschillende objecttypen (punten/lijnen en vlakken) te verwerken in het routeerbare bestand. Bv puntblokkade op lijnsegment sluit lijnsegment uit van routering. Door aansluiting op het project dat loopt binnen de TU Delft (dynamische routeberekening) kan een blokkade ook dynamisch zijn en daarmee direct van invloed op de berekende route en zal het resultaat van de berekende route altijd afhankelijk zijn van de input plaats/tijd en actie). Deze functie zal alleen bij bepaalde type incidenten toegepast hoeven te worden. Daarnaast kent het incident soms uitgangsstellingen. Vanaf deze uitgangsstellingen kunnen verschillende routes worden gecreëerd. Bijvoorbeeld aan- en afrijroutes naar waterpunten. Deze routes zijn verplicht voor de betreffende voertuigen en overrulen de navigatie. Een voertuig krijgt deze routes zodra het mogelijk is en anders niet. Deze navigatiefunctie is nu al aanwezig, het belangrijkste ontwikkelpunt is gelegen in het uitwisselen van de voorbereide route(tekenen) met de plotapplicatie. Onderdeel 4: Routeberekening Alle routeberekeningen worden aan de client side uitgevoerd (dus op het navigatie systeem). Als extra functie zal hiervoor worden ontwikkeld het tonen en kiezen van verschillende alternatieven. De routeberekening wordt gebaseerd op de input data (wegen/ objecten en obstakels). De route kan bestaan uit: veilige route; snelste route. Alle berekende routes zijn routes die dynamisch zijn. Dus ook bij afwijkingen worden herberekend. Integratie met actuele verkeersinformatie is mogelijk Aan de navigatiekant wordt de voorkeursroute geladen, en bij afwijkingen van de route wordt automatisch herberekend (is aan/uit te zetten). Of gedwongen naar de originele route teruggeleid. 3 Wat is bijzonder aan de oplossing? Er is gebruik gemaakt van bestaande technieken en open standaarden. Het nieuwe in deze oplossing zit hem in het feit dat navigatie dynamischer is en meer geïntegreerd in de incidentbestrijding. Extra winstpunt is dat door het in huis hebben van de routedata voor zowel planvorming (dekkingsplan) als incidentbestrijding gerekend kan worden met dezelfde data. Nu zijn dat veelal verschillende gegevensbronnen.

80 68 Susan Stegeman 4 Illustraties Figuur 1. Het volgende screenshot betreft de routenavigatie.

81 Branchespecifieke Routenavigatie 69 Figuur 2. 5 Testen Het betreft een bestaande oplossing die nog verder OOV-specifiek gemaakt kan worden door te configureren. Er is hoofdzakelijk gewerkt met open standaarden. De navigatie heeft zijn eigen protocollen, voor uitwisseling dienen wellicht afspraken gemaakt te worden.

82 70 Susan Stegeman 6 De rol van architectuur en standaardisatie bij de best practice Er is bewust rekening gehouden met de architectuurprincipes van VeRA. De gegevens worden eenmalig opgeslagen en meervoudig gebruikt. De koppelvlakken voldoen in grote mate aan open standaarden. 7 Aanbevelingen voor andere regio s Het zou aardig zijn als een aantal regio s bereid is gezamenlijk op te trekken voor het ontwikkelen van OOV-navigatie. Het is van belang dat de markt van OOVnavigatie divers wordt, dit om leveranciers scherp te houden, en zelf meer aan het roer te zitten op het gebied van ontwikkelingen.

83 BRAIN, Slimme Database 1 Jason van Erve en Luud Verheijen Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant 1 Wat is het probleem? Als er één beroepsgroep is voor wie geldt al doende leert men, is het de brandweer wel. Maar om te kunnen leren, is informatievastlegging een must. Dit gebeurt nu al wel, maar er zijn vaak verschillende systemen voor nodig. Ook is de brandweer een vrij traditionele, maar vooral op operationeel gebied, geprotocolleerde organisatie. Men werkt op straat veel met procedures en protocollen, die in de koude fase worden uitgewerkt en vastgesteld op basis van gefragmenteerde informatie. Onze brandweermensen worden met grote regelmaat blootgesteld aan risico s tijdens het uitoefenen van hun professie. Het is de taak van de werkgever om daar waar mogelijk risico s te reduceren tot een acceptabel minimum. Op het gebied van mens en materieel is de rek om deze risico s te reduceren er nagenoeg uit. Met snellere brandweerauto s, betere beschermingsmiddelen en of nog slimmere brandweermensen gaan we niet het beoogde resultaat halen. We zullen als lerende organisatie andere bronnen moeten aanboren om onze ambitieuze doelstellingen te realiseren. Op dit moment heeft de brandweerorganisatie weinig tot geen beschikking over gevalideerde data om goede trendanalyses en of managementrapportages te maken. Op het gebied van brandonderzoek zijn er al flinke stappen in de goede richting gemaakt. Nu is het bijna van levensbelang om deze cruciale informatie te vergaren en tijdens incidenten te presenteren om tot een hoger veiligheidsniveau te komen, maar zeker ook om tot betere besluitvorming te komen. Kortom het verzamelen en het daadwerkelijk slim gebruiken van deze data voor alle disciplines en niveaus is op dit moment nog niet goed geregeld binnen Nederland. BRAIN maakt gebruik van integraal datamanagement. Integraal datamanagement zorgt erover, dat zowel op operationeel, tactisch als strategisch niveau data wordt verzameld en deze vervolgens ook weer beschikbaar wordt gesteld voor de genoemde niveaus. De veiligheidsregio s werken vaak nog in eilandjes, die weinig tot geen informatie delen met andere regio s, ondanks dat we allemaal soortgelijke problemen hebben. Het delen van informatie met andere veiligheidsregio s verdient daarom nog de nodige aandacht. Ook het leren van elkaar, leren van branden en ongevallen staat om die reden hoog op de agenda binnen onze organisatie. 1 De partners in dit project zijn: Brandweer Nederland, inowit, Veiligheidsregio Midden- en West- Brabant, TNO en Respond BV.

84 72 Jason van Erve en Luud Verheijen 2 Waarom is dit een probleem voor de veiligheidsregio? We zitten in een tijd van crisis en er wordt door de overheid behoorlijk bezuinigd op alle fronten. Ook de veiligheidsregio s worden niet ontzien. Het grootste gevaar in deze is, dat door de bezuinigingen mogelijk de veiligheid van hulpverleners en burgers in gevaar komt. Men moet zich uiteraard goed prepareren op incidenten, maar de focus moet meer op het voorkomen van incidenten komen te liggen. Op dit moment zijn we op het gebied van wet- en regelgeving, procedures en protocollen redelijk probleem gestuurd. In ons vak vertaald betekent dat we er pas over gaan nadenken als het incident gebeurd is en er diverse rapportages liggen met aanbevelingen. Of met andere woorden: Als het kalf verdronken is, dempt men de put.. Op basis van deze aanbevelingen worden er nieuwe procedures en protocollen geschreven voor onder andere de parate dienst. Ook kan er dan kritischer worden gekeken naar weten regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en vergunningverlening. Er is op dit moment nog geen slim datamanagementsysteem, die ons in staat stelt om in een vroegtijdig stadium landelijke trends op het gebied van incidenten te ontdekken om zo het potentiele gevaar dat het escaleert te voorkomen. Als voorbeeld; 100 kleinschalige brandjes in studentenhuizen vallen niet op als je ze per regio beschouwt, maar zijn op landelijk niveau een probleem waar je aan de voorkant middels wet- en regelgeving op kunt én moet acteren. Nu is het haast onmogelijk om deze trends in een vroeg stadium te ontdekken. Met Integraal datamanagement kunnen we de omschakeling maken van reactieve wet- en regelgeving naar proactieve wet- en regelgeving. 3 Wat is de gekozen oplossing voor best practice? De gekozen oplossing is verwerkt in het project BRAIN met een aantal componenten. BRAIN staat voor BRAndweer Informatie Netwerk, dat als beoogd doel heeft incidentinformatie te verzamelen, deze te analyseren en voor verschillende disciplines toe te passen. 1. Er wordt een mobiele stand alone applicatie gebouwd, die vooralsnog alleen op de ipad is te gebruiken. De basis van de applicatie is het tonen van de GMS incidentgegevens op de tablet, zodat de bevelvoerder/ovd meteen over de meest relevante incidentinformatie beschikt. Zo wordt er noodzakelijke informatie over waterwinningen, gevaarlijke stoffen, bereikbaarheidskaarten en andere relevante gegevens beschikbaar gesteld. Ook wordt er historische informatie getoond omtrent het adres en of pand. Deze informatie wordt door een zelflerende intelligente database beschikbaar gesteld. Dit is uniek in Nederland omdat deze informatie pas altijd achteraf beschikbaar komt. Uitleg over deze informatiestroom volgt bij punt Er wordt een administratieve module in de mobiele applicatie verwerkt, die verschillende vragen ten behoeve van het brandonderzoek en brandveilig leven aan de bevelvoerder/ovd stelt. Deze Team Brandonderzoek vragenlijst wordt modulair gemaakt zodat de juiste vragen aan de juiste functionaris worden gesteld. De ingevulde vragen zijn per direct beschikbaar voor de brandonderzoeker in de database. Als uitgangspunt voor deze vragenlijst wordt het model van het platform Brandonderzoek gebruikt, waarvoor momenteel een vernieuwde versie wordt ontwikkeld. Ook is er een mogelijkheid tot het maken van foto s om een goede technische evaluatie met de diverse betrokkenen te houden of om bepaalde situaties te delen met brandonderzoekers en of collega s.

85 BRAIN, Slimme Database 73 Alles wat er op de tablet wordt gepresenteerd is te allen tijde oproepbaar voor de bevelvoerder mochten er na verloop van tijd vragen over komen. 3. Zelflerende intelligente database In samenwerking met TNO wordt er door Respond een zelflerende database gebouwd. Deze database vormt het hart van het systeem. De database zal worden gevoed door diverse informatiebronnen: Incidentrapporten welke door de meldkamer worden aangemaakt. Brandonderzoekrapportages CBS rapportages Externe bronnen Informatie komende vanaf de mobiele applicatie. Wat is er gedaan, waar kunnen we van leren. Deze dossiers vormen de input voor de slimme meedenkende database. De database helpt om op metaniveau inzicht te krijgen in de branden. Dat gebeurt door mee te denken bij het invullen van de rapportages door de brandonderzoeker en of bevelvoerder: op dit adres zijn het afgelopen jaar al 4 meldingen binnenbrand geweest en door (trend) analyses uit te voeren bijvoorbeeld een rapport van het afgelopen jaar met alle meldingen bermbrand. De database zal werken met slimme taaltechnologie. Deze unieke technologie stelt ons in staat om altijd trendanalyses uit te kunnen voeren ondanks dat er mogelijk sprake is van trendbreuk. Indien er een melding van een incident binnenkomt dan zal de database alle relevante informatie omtrent het exacte adres, omgeving en het pand presenteren op de mobiele applicatie. De bevelvoerder krijgt informatie of er mogelijk eerder brand is geweest of dat er andere voor de brandweer relevante gevaarlijke activiteiten hebben plaatsgevonden. Om veiliger en efficiënter te kunnen werken is deze informatie cruciaal. Een belangrijke voorwaarde van de database is dat zowel de input als de output eenvoudig moeten zijn, de intelligentie gebeurt binnenin. Figuur 1: De zelflerende intelligente database. 4 Wat is bijzonder aan de oplossing? BRAIN gaat uiteindelijk alle disciplines en niveaus binnen de brandweer van de zo nodige informatie voorzien. De informatie/data is er al, alleen de wijze waarop we het gaan toepassen is uniek. Vanaf de manschappen op de wagens tot aan de korpsleiding, iedereen heeft baat bij BRAIN. Elke input, vanuit waar dan ook, geeft extra informatie bij een volgend beslismoment.

86 74 Jason van Erve en Luud Verheijen Als voorbeeld: Het rijksmuseum staat in brand. Je staat voor de keuze of je het pand gaat redden of de Nachtwacht. In Nederland zijn er meer dan eens soortgelijke situaties geweest, waar men een dergelijke keuze moest maken. Het is niet handig als je enkel afhankelijk bent van de keuze van het individu terwijl er informatie beschikbaar is die kan helpen bij die keuze. Tijdens de inzet is er de gelegenheid om de 'Do s en Don ts in te zien uit eerdere branden. Waar het nu een moeizaam en langdurig proces is om inzicht te verkrijgen in de diverse vraagstukken, zal BRAIN dit meer en meer gaan vergemakkelijken door de groeiende database en de eenvoudige output. 5 Testmethode BRAIN wordt met Agile Scrum ontwikkeld. Dit betekent dat na de eerste opstart van ontwikkeling er elke twee weken een oplevering plaatsvindt. Deze wordt dan door de bètatesters (veldgebruikers) getest. De feedback wordt besproken en daarna wordt er eventueel bijgestuurd in de ontwikkeling. De ontwikkeling kan dus nooit meer dan twee weken uit de pas lopen. Als de initiële ontwikkeling afgerond is, gaat BRAIN met een selectie van partners een pilotperiode starten. In deze periode zal er gekeken worden naar de bruikbaarheid van de applicatie in zijn geheel. Naast het rapporteren van eventuele technische problemen in de applicatie zal er ook gekeken worden naar de wijze van informatieverzameling en registratie hiervan. Door feedback van de stuurgroep, de expertgroep en gebruikers, kunnen er nog aanpassingen worden doorgevoerd die bijdragen aan het succesvol maken van deze applicatie. 6 Testresultaat De test- en pilotperiode moet er toe leiden dat de applicatie wordt gedragen door de deelnemers. Eventuele technische problemen moeten zijn ondervangen in de pilotperiode. 7 De generaliseerbaarheid van de oplossing Het idee achter BRAIN is niet brandweergebonden. Het systeem wordt zo opgebouwd dat andere disciplines binnen de brandweer, maar ook partners van buiten de brandweer, met hun eigen vraagstukken aan kunnen sluiten bij het systeem. Dit geldt zowel binnen de VR als tussen de VR s onderling. 8 De rol van architectuur en standaardisatie bij de best practice De architectuurprincipes van de Veiligheidsregio Referentie Architectuur (VeRA) worden gevolgd zodat opgeslagen gegevens uitwisselbaar zijn met applicaties die aan dezelfde standaard voldoen. Daar waarin de VeRA niet voorziet, zal zo mogelijk aansluiting worden gezocht bij best practices van het werkveld. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan ontwikkelingen in het kader van het OOV-gegevensboek (Firebrary).

87 BRAIN, Slimme Database 75 9 Aanbevelingen voor andere regio s Denk groots, maar begin klein. BRAIN is een omvangrijk traject, zeker wat betreft de impact voor de organisatie. Iedereen ziet de meerwaarde van informatie delen, maar heeft ook een beeld bij hoe dat zou moeten. Door het klein te houden en gewoon te beginnen, kan het systeem meer organisch groeien. Het is dan meer tastbaar, waardoor de wensen van de andere geïnteresseerden concreter worden. Zo loop je minder vertraging op en wordt het systeem breder gedragen. Zorg voor een win-win situatie, iedereen die het systeem gaat voeden moet er ook direct profijt van hebben. Wat lost het op? Door daarin tegemoet te komen creëer je draagvlak. Open source, open connectiviteit, open mind; zorg ervoor dat je systeem niet per definitie andere applicaties/systemen/benaderingen uitsluit. Zorg juist voor de connectie tussen deze verschillen.

88 76 Jason van Erve en Luud Verheijen

89 Dynamisch Kaartmateriaal Natuurbranden 1 Ester Willemsen Veiligheidsregio Gelderland-Midden 1 Inleiding In de beleidsreactie aan de Tweede Kamer geeft de Minister van V&J aan dat uit onderzoek blijkt dat het risico op het ontstaan van een onbeheersbare natuurbrand in Nederland relevant te noemen is en de impact ervan aanzienlijk kan zijn. Het scenario onbeheersbare natuurbrand maakt onderdeel uit van de Nationale Risicobeoordeling. Dit heeft zich onder meer vertaald in het Landelijk Werkprogramma Natuurbranden van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Anders dan bij een gebouwenbrand zijn natuurbranden zeer grillig in hun uitbreiding en is er nog weinig inzicht over het brandbare materiaal. Er lopen binnen het Landelijk Werkprogramma diverse projecten waaronder die van de ontwikkeling van het Natuurbrandverspreidingsmodel en de Risico Index Natuurbranden (RIN). Het Natuurbrandverspreidingsmodel is een simulatiemodel dat aan de hand van een aantal parameters een berekening maakt van de branduitbreiding in de tijd. Daarbij wordt er gebruik gemaakt van terreinkenmerken, zoals hoogteverschil en ligging. Hierdoor is het gebruik van (gedetailleerd) kaartmateriaal van groot belang, waardoor je de juiste koppeling met brandstofmodellen kunt maken. De Landelijke Risico-Index Natuurbranden (RIN) biedt de mogelijkheid om de risico s van brand in natuurgebieden zichtbaar te maken. De definitie van het begrip 'risico' binnen de RIN is: 'de kans dat een eenmaal ontstane natuurbrand zich ontwikkelt tot onbeheersbare proporties'. Er wordt dus alleen gekeken naar de effecten en uitbreidingsmogelijkheden en niet naar de ontstaanskansen. Het betreft een kaart waarin de verschillende km-vakken in risicoklassen worden weergegeven. Een groene kleur wijst op een laag risico en een rode kleur op een zeer hoog risico. Het is nadrukkelijk de bedoeling dat deze kaart wordt voorzien van een bijhorende (opleg)notitie 2, waarbij de effecten van een natuurbrand worden beschreven. De handreiking is een middel om de risico s van brand in natuurgebieden zichtbaar te maken. Het geeft een inzicht over de gebiedsgebonden risico's en het heeft een belangrijke rol bij het creëren van het veiligheids- en risicobewustzijn ten aanzien van natuurbrand. Hierdoor wordt het eenvoudiger om (vrijwillig) gezamenlijke maatregelen te treffen. 1 De partners in dit project zijn: Brandweer Nederland, inowit, Veiligheids- en gezondheidsregio Midden- en West-Brabant en Geodan. 2 Bron: Landelijke Risico Index Natuurbranden (RIN) Handreiking bepaling en indexering parameters, versie februari 2013.

90 78 Ester Willemsen 2 Waarom is dit een probleem voor de veiligheidsregio? Het probleem bestaat uit het onvoldoende aansluiten van het bestaande kaartmateriaal dat wordt gebruikt in zowel het Natuurbrandverspreidingsmodel als in de RIN op de werkelijke 'brandstof situatie' binnen Nederland. Dit heeft te maken met de dynamiek van de vegetatie, in dit geval 'brandstof'. Door natuurbeheer veranderd de situatie in het Nederlandse kleinschalig landschap voortdurend, dus hiermee ook de aanwezigheid van brandstof welke van invloed is op de verspreiding van een natuurbrand. Het huidige kaartmateriaal is voorzien van 'statische' data (niet optimaal afgestemd op het meest recente natuurbeheer) en is te grofmazig van opbouw om optimaal bij te kunnen dragen aan het tot stand komen van een berekening. Deze meest recente data technisch koppelen aan zowel het verspreidingsmodel als aan de RIN vormt hierbij de uitdaging. De ontwikkeling van het model en de RIN hadden beiden een eigen ontwikkelsnelheid. Op dit moment lijken beide projecten zover dat een technische koppeling met 'dynamisch' gevoed kaartmateriaal mogelijk is en voorkomen kan worden dat er kostbare tijd verloren gaat doordat niet de juiste basisdata over brandstof beschikbaar is. Deze technische verkenning vergt echter nog de nodige uitwerking voor wat betreft het binnenhalen van de juiste data, dekkend voor heel Nederland (zie tekst hieronder voor meer uitleg). Niet alleen voor VGGM, maar ook voor alle overige regio s met een verhoogd natuurbrandrisico is het van groot belang om voorbereidingen op het ontstaan van een onbeheersbare natuurbrand, zowel bestuurlijk als operationeel goed op orde te hebben. Het IFV ontwikkelt samen met de veiligheidsregio s o.a. VGGM een natuurbrand-verspreidingsmodel (basismodel gereed sinds 27 juni 2013), om meer inzicht te krijgen in de ontwikkeling van een natuurbrand (tijd/tempo factor). De mate van betrouwbaarheid van de berekening door het verspreidingsmodel hangt voor een belangrijk deel af van de juiste informatie over het brandbare materiaal (brandstofmodel) gekoppeld aan het juiste kaartmateriaal. Op dit moment wordt er gewerkt met een standaard topografische kaart in combinatie met het gehanteerde brandstofmodel (model dat de brandbaarheid van de vegetatie weergeeft). Figuur 1: Voorbeeld - Verschil in basis kaartmateriaal, Bron: Geoserver.nl. Het Nederlandse Natuurbrandverspreidingsmodel is afgeleid van het Noord Amerikaanse simulatiemodel Farsite. Op dit moment vinden er doorontwikkelingen plaats naar een model dat specifiek is afgestemd op de Nederlandse situatie en vraagt om detaillering en actualiteit om tot een betrouwbare voorspelling te komen. Dit

91 Dynamisch Kaartmateriaal Natuurbranden 79 betekent dat er naast de in ontwikkeling zijnde Nederlandse brandstofmodellen, ook meer gedetailleerd en actueel kaartmateriaal gekoppeld zouden moeten worden dan de huidige topografische kaart. Dit zou bijvoorbeeld de Top25 kaart kunnen zijn maar ook kaartmateriaal dat binnen diverse natuurbeherende organisaties en IPO reeds voorhanden is. Door beheersmaatregelen en ontwikkelingen in natuurgebieden is het huidige kaartmateriaal dus niet up to date en is er extra input vanuit natuurbeheer, IPO en andere bronnen wenselijk. Naast de standaard topografische kaart, met infrastructuur op hoofdlijnen, zou er dus ook een aanvulling op deze basisinformatie gewerkt worden met informatie uit dynamisch kaartmateriaal zoals hierboven bedoeld 3. Naast het natuurbrandverspreidingsmodel wordt er binnen Brandweer Nederland ook gewerkt met een Risico Index Natuurbranden kaart (RIN). Als spin off van dit project kan ook de actualiteit en betrouwbaarheid van de RIN vergroot worden, dat bruikbaar is voor alle natuurbrand gerelateerde regio s. 3 Wat is de gekozen oplossing voor best practice? Het technisch mogelijk maken van koppeling diverse dynamische natuurbrand kaarten aan het natuurbrandverspreidingsmodel. Hierbij ook gebruik makend van data vrijkomend uit het onderzoek naar brandstof in de praktijk (plan van aanpak brandstofonderzoek in duingebieden ). Het is wenselijk om de brandstofkaart steeds aan te vullen naarmate er meer data beschikbaar komt en ad hoc wijzigingen in brandstofkaart aan te brengen. Met andere woorden de vegetatie op de verschillende topografische kaarten moet steeds vertaald worden naar brandstof, zodat deze als input kan dienen van de dynamische brandstofkaart. Figuur 2: Voorbeeld - Gedetailleerd kaartmateriaal natuurbeheer, Bron: Staatsbosbeheer. 3 Met dynamisch kaartmateriaal wordt hier bedoeld: gebruik maken van het meest actuele kaartmateriaal als input voor zowel het verspreidingsmodel als voor de RIN.

92 80 Ester Willemsen 4 Wat is bijzonder aan de oplossing? Een brandstofkaart is dus van groot belang om de juiste inschatting te kunnen maken van de brandbaarheid van de vegetatie zodat een meer betrouwbare berekening plaats kan vinden dan er tot op heden gebeurde. Deze input van een dynamische natuurbrandkaart kan voor meerdere doeleinden worden gebruikt, zoals tijdens de besluitvormingsfase tijdens een operationele inzet of het maken van scenario s, denk ook aan de Risicokaart. Aanbeveling: Wanneer de brandstofkaart ook gebruikt wordt als basis voor de brandbaarheid van de vegetatie in de RIN, en we gebruiken een aantal parameters uit het verspreidingsmodel (zoals temperatuur, luchtvochtigheid en neerslag) dan ontstaat er een dynamische natuurbrandkaart - bij voorkeur webbased - waarbij een km-vak in februari groen kan zijn en in augustus oranje (hogere temp, lagere luchtvochtigheid, meer mensen op de camping, etc.) Deze combi van zowel het model als van de RIN vormt een échte innovatie doorontwikkeling op het gebied van dynamisch kaartmateriaal voor natuurbranden. 5 Illustraties Het is mogelijk om screenshots te leveren van de uitkomst van de berekening van het natuurbrandverspreidingsmodel, met behulp van proef input van de dynamische natuurbrandkaart of een live demo van de berekening zelf. Figuur 3: Voorbeeld - Branduitbreiding bij zorginstelling s Heeren Loo, locatie de Hartenberg. 6 Testmethode en -resultaat Er is aangetoond dat het verspreidingsmodel kan rekenen, ook met meer gedetailleerd kaartmateriaal. Daadwerkelijk kunnen inlezen meest recente data van kaarten (anders dan huidige Top10LN) en brandstofmodellen aan het verspreidingsmodel. De uitkomst van project is op 17 december 2013 gedemonstreerd tijdens de landelijke demonstratiedag van inowit op Troned Safety Campus in Enschede.

93 Dynamisch Kaartmateriaal Natuurbranden 81 7 De generaliseerbaarheid van de oplossing Dit project betreft een technische voorbereiding van koppeling van dynamische informatie (geleverd door terreineigenaren/provincie e.a.) en de uitkomst van het brandstofonderzoek aan het natuurbrandverspreidingsmodel en wordt tevens kortgesloten met de ontwikkelaars van de Risicokaart. 8 De rol van architectuur en standaardisatie bij de best practice De rol van architectuur en standaardisatie bij deze practice is gerelateerd aan het streven naar bruikbaarheid van data voor alle regio s met een verhoogd natuurbrandrisico. 9 Aanbevelingen voor andere regio s Structureel contact onderhouden met o.a. natuurbeherende instanties voor uitwisseling meest up to date kaartmateriaal. Deze input kan dan voor eigen gebied worden ingevoerd in het natuurbrandverspreidingsmodel. Integratie 'dynamisch kaartmateriaal' in de RIN en het verspreidingsmodel (zie ook punt 4). Integratie in LCMS voor landelijke uitrol operationeel gebruik (CoPI/ROT). Landelijke standaard. 10 Overzicht werkzaamheden Bouwen techniek 6.500,- Daadwerkelijk koppeling aan brandstofmodel 1.500,- Testen 1.000,- Afstemming met betrokken partijen (zoal makers Risicokaart) 1.000,- Demo dag 1.000,- Totaal ,-

94 82 Ester Willemsen

95 Alarmeren als Dienst: Succesvolle Publieke-Private Innovatie Jan-Willem van Aalst en Fons Panneman Stichting Studio Veiligheid Samenvatting Om innovatieve experimenten van idee tot productie te brengen, moeten in de praktijk veel hobbels genomen worden. Teveel innovaties bereiken nooit de fase van in-productie-name. Als de innovatie ook nog eens de inbreng van zowel publieke als private partijen vraagt, neemt de complexiteit exponentieel toe. In deze bijdrage bespreken we een geslaagd innovatie experiment om de alarmering van hulpverleners en burgers bij een calamiteit op een zwaar industrieel terrein met meer dan de helft van de tijd te bekorten. Het experiment heette Alarmeren as a service (A3S). Met dit concept is in de alarmering van hulpverleners en burgers een aanzienlijke professionaliteitsslag gemaakt. We beargumenteren in dit paper dat voor het realiseren van een dergelijk innovatief succes de factoren mens, proces en techniek constant in de juiste balans moeten worden gehouden. Hiervoor is een neutrale faciliterende partij onontbeerlijk. Deze partij moet zorgen voor het juiste vertrouwen en de juiste veiligheid op vier schaakborden: bestuurlijk, ambtelijk, tactisch en operationeel (uitvoerend technologisch). Succesfactoren zitten vooral in (1) een helder en eenvoudig concept voor informatie-uitwisseling waar alle partijen zich in herkennen; (2) een veilig gevoel bij alle partijen in de zin dat er vertrouwen is dat de eigen belangen geen gevaar lopen; (3) de neutrale faciliterende partij die van operationeel tot strategisch de juiste interventies met de juiste timing weet te organiseren; (4) een werkelijk veilige technologische oplossing die in de meest eenvoudige taal aan alle betrokkenen is uit te leggen en te demonstreren. Het concept is in dit experiment getest bij Tata Steel in IJmuiden, samen met de hulpdiensten van de Veiligheidsregio Kennemerland. Het experiment liep van medio 2012 tot eind 2013 en is door alle betrokken partijen als een succes bestempeld. Uit de evaluatie blijkt dat A3S generiek toepasbaar is voor vele combinaties van publieke en private partijen in de sectoren veiligheid, transport en logistiek.

96 84 Jan-Willem van Aalst en Fons Panneman Figuur 1: De drie randvoorwaarden voor sneller alarmeren; mens, proces en techniek. 1 Aanleiding en probleemstelling De leerpunten vanuit de brand in Moerdijk in 2012 hebben in veel regio s in Nederland de urgentie getoond van het belang van snelle informatie-uitwisseling tussen private en overheidsorganisaties rondom calamiteiten 1 Zo ook hebben Tata Steel IJmuiden, de Veiligheidsregio Kennemerland (VRK), Politie Noord-Holland en de Kennemerlandse gemeenten de behoefte getoond een snellere alarmering van meldkamer, hulpverleners en burgers bij een calamiteit op de Tata Site te bewerkstelligen. Deze behoefte is vertaald naar een samenwerkingsproject Sneller Alarmeren voor hulpverleners en bevolking, dat eind 2012 door de initiatiefnemers en financiers (Tata Steel, VRK en Stichting Studio Veiligheid) is geaccordeerd. In 2012 nam Tata Steel het initiatief om een onderzoek te starten naar het versnellen van het alarmeringsproces voor terrein overschrijdende calamiteiten. In datzelfde jaar werd op een bestuurlijke bijeenkomst van Kennemerlandse burgemeesters datzelfde thema tot prioriteit benoemd. Tata Steel en de VRK hadden elkaar snel gevonden. Maar voor zo'n innovatie heb je goede marktpartijen nodig. Hoe zorg je voor soepele samenwerking tussen een private partij, een publieke partij, gemeenten, onderzoekers, en slimme maar ook commerciële marktpartijen, op zo'n manier dat de economische, bestuurlijke en maatschappelijke belangen optimaal gediend worden? Tata Steel en VRK besloten om Stichting Studio Veiligheid (SSV) te vragen dit samenwerkingsproces (met daarin een sterke ICT-innovatiecomponent) vanuit haar neutrale rol te begeleiden. Een belangrijk doel daarin is het tot productie brengen van innovatieresultaten. Te vaak resulteren innovatieve experimenten in een stille dood omdat de vraag- en aanbodpartijen niet tot 'valorisatie' (waarde-opbrengst) in de praktijk komen. Hier spelen allerlei factoren in die elkaar beïnvloeden, maar de rode draad blijkt toch steeds 'vertrouwen' te zijn. Privaat, publiek, wetenschap, markt: alleen als zij in een 'veilige' 2 omgeving kunnen experimenteren en innoveren, is er een basis om tot blijvende productie te komen. Eigenlijk is alleen dan écht geïnnoveerd. De missie van het "Sneller Alarmeren" project is dan ook om met een jaar de ontwikkelde functionaliteit als dienst operationeel te hebben. 1 Nationale Raad voor Veiligheid. Brand bij Chemie-pack te Moerdijk. Den Haag, februari Veilig in de zin dat partijen er vertrouwen in hebben dat hun belangen geen gevaar lopen.

97 Alarmeren als Dienst: Succesvolle Publieke-Private Innovatie 85 Met het project werd beoogd om de alarmeringsfunctionaliteit niet zozeer aan te bieden als technisch product, maar als een informatiedienst die kan worden afgenomen door in eerste instantie Tata Steel en de VRK als launching customers. Een dergelijk dienst kan in tweede instantie worden afgenomen door gemeenten, politie, andere veiligheidsregio s en BRZO bedrijven 3. Deze dienst wordt aangeduid met de werknaam Alarmeren as a Service (A3S). SSV werkt voor dit project nauw samen met een drietal technologiebedrijven, te weten Thales Delft, CityGis Den Haag en Nose Applications Den Haag. Thales is de voornaamste leverancier van het beveiligde informatieplatform, dat als basis dient voor A3S. CityGis levert en verrijkt de bestaande geografische informatie-omgeving bij VRK en Tata. Nose Applications levert de toepassingen waarbij de sensoren van Tata worden berekend en omgezet in een gemeenschappelijke gasmal. Gedeelde doelstelling Calamiteiten informatieuitwisseling Betrouwbare internet technologie A3S Figuur 2: De bouwstenen van A3S. 2 Alarmeren as a service (a3s): het concept A3S is een innovatieve informatiedienst die private en overheidsorganisaties een gemeenschappelijk beeld biedt van de situatie in geval van grootschalige calamiteiten zoals gaslekken, explosies en branden op erkende risicolocaties. A3S is gebaseerd op realtime informatiedeling op het moment dat de maatschappelijke veiligheid in het geding is. Op zulke momenten willen de hulpdiensten alle informatie hebben die noodzakelijk is voor een goede bestrijding van de calamiteit. Aan de andere kant willen ook bedrijven in een dergelijke situatie dat de calamiteit zo snel mogelijk succesvol wordt bestreden. Daardoor kan mogelijke gevolgschade voor het bedrijf zelf en voor de omgeving zoveel mogelijk worden beperkt. Deze gedeelde doelstelling is de basis voor de toepassing van A3S. In situaties van een calamiteit, zoals een grote brand, een gaslek of een explosie, beschikken publieke hulpdiensten veelal niet over de benodigde actuele en gedetailleerde informatie over de aanwezige gevaarlijke stoffen binnen bedrijven. De desbetreffende risico-bedrijven hebben weliswaar intern hun bedrijfsproces, informatievoorziening en vergunningenregime op orde, maar de actuele informatie is slechts intern beschikbaar. Bij een calamiteit is het van belang dat deze actuele informatie realtime ter inzage is voor de betrokken hulpdiensten, zodat zij de juiste bestrijdingsmaterialen kunnen kiezen alvorens uit te rukken. 3 BRZO: Besluit Risico Zware Ongevallen. Dit betreft regelgeving waarin de gevaarlijkste bedrijven in Nederland aan moeten voldoen, o.a. inspecties en registraties.

98 86 Jan-Willem van Aalst en Fons Panneman Figuur 2: De bouwstenen van A3S. Nieuwe informatiesystemen, gegevensverzamelingen, of permanente informatieuitwisseling van de bedrijfsinformatie naar de hulpdiensten biedt hier geen oplossing. Dit leidt tot grote inspanningen op het gebied van het waarborgen van de vertrouwelijkheid, de beveiliging en de vindbaarheid binnen de veelheid aan gegevens, terwijl feitelijk alleen de actuele gegevens van belang zijn. Met toepassing van A3S als instrument kan door middel van een goede samenwerking tussen private en publieke organisaties een just-in-time informatiedeling met behulp van betrouwbare technologie in crisissituaties worden gerealiseerd. Daarmee kan veel maatschappelijke onveiligheid en (imago)schade worden voorkomen. A3S is gebaseerd op een drietal organisatieprincipes: informatie- en procesanalyse bij zowel de betrokken private- als publieke organisaties; real-time en standaard calamiteiteninformatie-uitwisseling alleen als het echt nodig is; een gemeenschappelijk beeld op basis van hoog beveiligde, betrouwbare informatie technologie. Hiermee is A3S een unieke combinatie van het afstemmen van de koppelvlakken tussen organisaties in de keten, het creëren van vertrouwen 4, het optimaliseren van de relevante bedrijfsprocessen, en de inzet van slimme informatietechnologie. 3 A3S bij VRK en Tata Steel: publiek-private samenwerking A3S 1.0 is gericht op snelle een informatiedeling tussen de meldkamers van Tata Steel en de Veiligheidsregio Kennemerland (VRK) in geval van een Loss of Containment op de Tata-Steel site. De dienst richt zich op de eerste minuten van een incident, waarbij m.b.v. A3S op basis van de eerste alarmeringsgegevens vanuit de meldkamer van Tata Steel een gemeenschappelijk gedeelde gas-mal wordt berekend en gelijktijdig in de meldkamer van Tata en de VRK (MICK) gepresenteerd. Vanuit het MICK kan de alarmering naar de burgers in de omgeving met A3S binnen een paar minuten plaatsvinden. De te bereiken tijdwinst is het 4 G. Schmid, K. Bijlsma-Frankema, G. Bernaert; Innovatie en vertrouwen in netwerken. In: J. Boonstra (red.); Ondernemen in allianties en netwerken, een multidisciplinair perspectief. Kluwer Deventer 2007.

99 Alarmeren als Dienst: Succesvolle Publieke-Private Innovatie 87 gevolg van verkregen vertrouwen, afgestemde processen/randvoorwaarden voor incident-definitie en alarmering, gecombineerd met de geboden technischinnovatieve ketenoplossing 5. Figuur 3: componenten van A3S bij Tata Steel en VRK. In de huidige situatie wordt in het geval van een breuk of lekkage in de pijpleiding op het terrein van Tata Steel, conform de geldende procedures en afspraken, door de Alarm meld Centrale (AMC) van Tata Steel een aantal variabele gegevens ingevoerd in Phast (Excel toepassing). Deze worden via het geünificeerde rekenpakket Safety-NL vertaald naar een gas-mal (effectgebied). De gas-mal wordt vervolgens vanuit de meldkamer van Tata Steel via de fax verzonden naar het MICK (Meldkamer Veiligheidsregio Kennemerland). Aldaar wordt een analyse gedaan door de specialist gevaarlijke stoffen (AGS) en wordt eventueel het RIVM geconsulteerd. Indien zekerheid is verkregen over de juistheid van de gas-mal vindt na enige tijd alarmering naar de burgers plaats via de activering van was-palen. In de gewenste situatie voert de meldkamer van Tata de relevante gegevens in A3S, die door Tata en VRK zijn overeenkomen op basis van wetgeving en veiligheidsrapportages. Op basis hiervan wordt realtime een gas-mal berekend en gepresenteerd op zowel de AMC van Tata als die van het MICK op hun bestaande geografische informatiesysteem. In de gas-mal zijn tevens de was-palen gesitueerd. Op basis hiervan kan de meldkamer (centralist of Multi Proces Coördinator) direct de betreffende WAS 6 -palen activeren en de alarmering naar de burgers doen. Een aanzienlijk deel van de tijdwinst bij alarmeren wordt aldus behaald door het verleggen van het primaat voor het bepalen van het effectgebied naar een geautomatiseerde omgeving. De inmiddels bewezen waarde van de hiervoor genoemde functionaliteit van A3S is dat met de in gebruik name de doorlooptijd van de eerste fase van het alarmeringsproces naar de burgers aanzienlijk kan worden verkort van de nu gangbare minuten naar 5 tot 10 minuten vanaf het moment van ontdekking van het incident. Dit is een eerste veronderstelde schatting van de betrokken 5 A.M.J. Panneman, E. de Vries, P. de Bruijn. Network Information Management for Collaboration in Disaster Management: Concepts and Case Study. Short Paper for the 8th international Conference on Geo-information for Disaster Management WAS: Waarschuwing en Alarmering Systeem. Dit is een landelijk netwerk van sirenemasten bedoeld om de burgers te alarmeren bij calamiteiten. De sirenes worden elke eerste maandag van de maand om 12:00 getest.

100 88 Jan-Willem van Aalst en Fons Panneman deskundigen 7. Deze tijdwinst is het gevolg van zowel de geïntensiveerde samenwerking in het proces als door de ondersteunende tool. Met de in gebruik name van A3S kan het verouderde pakket Safety-NL bij Tata Steel worden uit gefaseerd en vervangen door een state-of-the-art toepassing waarmee de alarmeringstijd van hulpverleners en burgers meer dan gehalveerd kan worden. 4 Beschrijving van het A3S experiment Het idee van de mogelijkheden van een veel snellere alarmering van hulpverleners en burgers leefde begin 2012 bij enkele functionarissen bij zowel de VRK als Tata Steel. Zij wilden graag toe naar een publiek-privaat experiment. Om een dergelijke innovatie te laten slagen moet echter een aantal randvoorwaarden worden ingevuld. 1. Er moet bestuurlijk vertrouwen en commitment zijn, gedreven vanuit een urgentiegevoel (voornamelijk economische continuïteit bij de private partij, voornamelijk maatschappelijk belang vanuit de publieke partij); 2. Er is een projectstructuur nodig waarin het innovatieve experiment een kapstok heeft om beheerst (d.w.z. goed bestuurd) van idee naar implementatie te komen, gefaciliteerd door een neutrale partij; 3. Er dienen middelen (financiën, kennis, kunde, werktijd) beschikbaar te komen vanuit alle betrokken partijen, op tactisch en operationeel niveau. Ook deze partijen moeten elkaar goed kennen en voldoende vertrouwen; 4. De omgeving van het innovatieve experiment dient voor voldoende veiligheid te zorgen; dit valt uiteen in: a. Vertrouwen dat het gezamenlijk belang voorop staat en dat de individuele belangen geen gevaar lopen / niet in het geding komen; b. Vertrouwen dat de in het experiment gebruikte informatie niet in verkeerde handen terecht komt; c. Vertrouwen dat de lopende operationele omgevingen (privaat en publiek) geen last hebben van het experiment. Deze aspecten vatten we samen in het volgende schema: Figuur 4: Te garanderen randvoorwaarden in innovatief experiment met publieke en private partijen. De vier rijen zijn te beschouwen als schaakborden waarop een sleutelrol is weggelegd voor de neutrale facilitator (in dit geval SSV) tussen de private en publieke deelnemers aan het experiment. In de figuur valt verder op dat vertrouwen en veiligheid genoemd staan op alle niveaus. Dit betekende in de praktijk dat er gedurende het experiment veel tijd is besteed aan de volgende afstemmingen: 7 In de huidige eerste versie worden de incidentgegevens handmatig door de centralist van Tata Steel ingevoerd op basis van een melding. Hij is daarbij afhankelijk van de melder en de precisie van de door hem/haar aangereikte informatie. De beoogde tijdwinst wordt pas daadwerkelijk worden geboekt indien de incidentgegevens geautomatiseerd via sensoren worden vertaald naar de gasmal.

101 Alarmeren als Dienst: Succesvolle Publieke-Private Innovatie Bestuurlijk: vertrouwen en veiligheid voeden tussen de directeur Bedrijfsvoering van Tata Steel en de directeur van de Veiligheidsregio Kennemerland, alsmede het voeden van de bestuurlijk portefeuillehouders van de gemeenten in de regio; 2. Ambtelijk/managerial: toelichtende gesprekken met gemeentelijke ambtenaren over de meerwaarde van het experiment. Zij zijn immers de belangrijkste adviseurs van het bevoegd gezag; daarnaast overleg op managementniveau met de deelnemende markt partijen, omdat zij tegenover hun investering ook een verdienmodel moeten zien; 3. Tactisch: structurering/prioritering van activiteiten in het experiment op het niveau van de Crisismanager Tata Site en tactisch functionarissen van de VRK, met input van de betrokken marktpartijen; 4. Operationeel: afstemming met functionarissen van de meldkamer, operationele voorbereiding en incidentbestrijding over de concreet te maken keuzes gedurende het experiment. Op bestuurlijk en ambtelijk/managerial niveau is met name verkend hoe de economische en maatschappelijke belangen gebaat zijn bij een betrouwbare, veilige oplossing voor snelle alarmering van hulpverleners en burgers. Op tactisch en operationeel niveau is de volgende meerwaarde van het innovatie-experiment benoemd: 1. Er is sprake van uniformiteit en eenduidigheid in de berekening, diagnose en visualisatie van het effectgebied. Hiermee neemt de kwaliteit van de alarmeringsinformatie toe. 2. Informatie-uitwisseling omtrent het effectgebied vindt automatisch plaats (snel, in enkele minuten) en behoeft geen extra handelingen ( Information as a Service ). Hierdoor wordt de alarmering naar de hulpververleningsdiensten en burgers versneld. 3. Alle betrokken partijen beschikken, bij incidentsituaties, direct over de juiste effectgebied informatie en advisering. Miscommunicatie wordt daarmee voorkómen. 4. Partijen hebben de zekerheid dat de rekenmodeldienst altijd bij de tijd is en nationaal (en internationaal) wordt doorontwikkeld. Het model is bovendien schaalbaar Op 21 september 2012 verzorgde Studio Veiligheid een grote 'kick-off' sessie op het gemeentehuis van Velsen. Alle partijen, inclusief vier betrokken gemeenten, spraken daar de bereidheid uit om te investeren in deze samenwerkingsinnovatie. Aan de vraagzijde (Tata Steel, VRK, gemeenten) zijn in de maanden daarna workshops georganiseerd om het huidige en gewenste alarmeringsproces goed af te pellen en in eenvoudige taal inzichtelijk te krijgen. Ook over de berekeningswijze (rekenmodel) van het effectgebied werd in een aantal workshops consensus bereikt. Tevens is in december 2012 het besluitvormingstraject succesvol afgerond met een geaccordeerd projectvoorstel en de financiering van het project. Met de deelnemende partijen Thales Research, CityGis en Nose Applications is vanuit SSV een activiteiten-werkpakket- en tijdsplanning opgesteld. Het doel was om toe te werken naar een demonstratie, die moet leiden tot de handelingsbereidheid om tot daadwerkelijke implementatie en productie te komen in de operationele processen. De demonstratie illustreert op welke wijze de betrokken organisaties (Tata, VRK en gemeenten) bij hun gemeenschappelijke alarmeringsproces kunnen worden ondersteund met de slim verbinden technologie. Ook is van belang om te tonen op welke wijze de kwaliteits- en snelheidsverbetering in dit proces zou kunnen worden gerealiseerd. De workshops om tot een gezamenlijk procesmodel en presentatiemodel (voor de gas-mal) te komen verliepen positief. De marktpartijen hebben dankzij een agile werkwijze snel en flexibel kunnen inspelen op de voortschrijdende inzichten van de

102 90 Jan-Willem van Aalst en Fons Panneman deelnemende partijen aan de workshops. De demonstratie van de A3S methodiek vond uiteindelijk plaats medio Op de demonstratie dag werd de meerwaarde geïllustreerd via een rollenspel. Met de echte meldkamermedewerkers aan de knoppen. Het scenario was als volgt. De meldkamer van Tata Steel krijgt een melding binnen van gaslek op het terrein. Meldkamer Tata Site voert snel de benodigde incidentgegevens in via de invoermodule en deze gegeven worden in het juiste "gegevensbakje" geplaatst. Op basis van deze gegevens wordt een effectgebied bepaald dat wederom in het juiste "bakje" wordt geplaatst. Dit beeld wordt door de meldkamersystemen van VRK en Tata opgehaald en op kaartbeelden is duidelijk te zien hoe snel het op basis van - door Tata Steel gegevens- gegenereerde effectgebied gedeeld kan worden met de meldkamer van de veiligheidsregio. Beide meldkamers zien direct welke WASsirenepalen en Telecommasten in het effectgebied liggen. Dit maakt het de meldkamer gemakkelijk om de juiste sirenes te activeren. Ook met de gemeenten kan dit beeld zeer snel worden gedeeld, mits de juiste 'autorisaties' op de 'gegevensbakjes' zijn gezet door de meldkamer. Er is berekend dat de alarmering van burgers en hulpverleners op deze manier in 5 tot 10 minuten kan in plaats van 30 tot 60 minuten. Vervolgens nam Peter de Bruijn (SSV) de aanwezigen met een film mee in de mogelijkheden voor de nabije toekomst waarin de beelden van het effectgebied niet alleen gedeeld worden op meldkamers maar ook direct beschikbaar zijn voor de hulpverleners in het veld. Daarbij wordt via de smartphone naar het beeld ook nog relevante informatie meegeleverd over de herkomst van de informatie en indien noodzakelijk concrete instructies voor handelen door de ontvanger. De aanwezigen reageerden enthousiast op het resultaat van de demonstratie. Het hoofd meldkamer van de VRK beaamde het nut van een dergelijke innovatie. "Dit willen we, dit gaat ons echt helpen", was zijn veel herhaalde reactie. 5 Lessons learned Innovatieve experimenten zijn minstens zo waardevol om de geleerde lessen als het opgeleverde inhoudelijke resultaat. Op alle in figuur 4 genoemde niveaus (bestuurlijk, ambtelijk, tactisch en operationeel) zijn waardevolle inzichten opgedaan. De belangrijkste zijn: A. Bestuurlijk 1. Bestuurders en directeuren hebben veel onderwerpen op hun agenda staan. Het is niet eenvoudig om een innovatie-experiment op het netvlies van deze mensen te krijgen en te houden. Voor de bestuurders dient heel duidelijk het maatschappelijk nut en de economische meerwaarde duidelijk geformuleerd te zijn. De ervaring is dat dit niet slechts eenmaal of tweemaal duidelijk gemaakt moet worden, maar vrijwel doorlopend, zonder daarbij zeurderig te worden. Hierbij is het mogelijk om bijvoorbeeld slim gebruik te maken van reeds lang ingeplande evenementen waar bestuurders elkaar toch al tegengekomen. 2. Financiële middelen loskrijgen bij bestuurders (zowel publiek als privaat) voor een innovatie-experiment is een zeer complexe zaak. De business case mag nog zo helder zijn, in lopende begrotingen is doorgaans weinig plaats voor innovaties. Aan de andere kant stimuleert gebrek aan financiële middelen ook de creativiteit. 3. Het gebruiken van rijksoverheid bijdragen (subsidies) voor dergelijke innovatie-experimenten klinkt aanvankelijk aantrekkelijk, maar leidt in de praktijk tot een aanmerkelijke verantwoordingslast. Een dergelijke

103 Alarmeren als Dienst: Succesvolle Publieke-Private Innovatie 91 financieringsbron is op zich bruikbaar maar dan wel als één van de geldstromen, niet de hoofdstroom. B. Ambtelijk / managerial 4. Op ambtelijk niveau, met name bij gemeenten, is in het algemeen wel interesse in innovatie-experimenten, zolang het maatschappelijk nut duidelijk is en er niet teveel inzet/capaciteit van de betrokkenen wordt gevraagd. Met name de invloedsrol van sommige ambtenaren richting hun bestuurders is een waardevol instrument om te benutten, zeker als een bestuurder met het resultaat kan scoren. 5. Op managementniveau wordt nogal eens argwanend naar innovatie gekeken. Een belangrijke reden daarvoor is dat het disruptive zou kunnen zijn voor de lopende processen, die toch al zo lastig te beheersen zijn. C. Tactisch / adviserend 6. Op tactisch niveau proberen de betrokken partijen vaak een innovatief idee te koppelen aan de lopende prioriteiten die ze vanuit hun leidinggevende hebben meegekregen. Het gevaar daarbij is dat de originele prioriteiten teveel ruis gaan veroorzaken in het innovatie-experiment, of dat het innovatieexperiment onnodig met de lopende prioriteit wordt geassocieerd. Zo wil Tata Steel én versnelde alarmering én vernieuwing van het sensor-netwerk op Tata site, maar deze onderwerpen mochten niet met elkaar vermengd worden. 7. De marktpartijen zijn alleen bereid om te investeren in een regionaal innovatie-experiment als het verdienmodel op middellange termijn voor hen overtuigend is. Dit heeft mede het voorbereidende proces beïnvloed om de pilot vooral schaalbaar op te zetten, d.w.z. dat de afspraken en gekozen oplossing zo generiek zijn dat ze in vrijwel elke hotspot van Nederland (zelfs Europa) te implementeren zijn. Enerzijds geeft dat de innovatie een grotere reikwijdte en potentiële impact, anderzijds vergt het meer tijd om tot keuzes te komen die door alle partijen gedragen worden. D. Operationeel / uitvoerend 8. Formulering van termen luistert soms heel nauw. Tussen private en publieke partijen bestond een groot verschil in het gebruik van rekenmodellen voor de gas-mal. Dit dreigde een belemmering te worden om tot consensus te komen in het innovatie-experiment, totdat een op internationale standaarden gebaseerde oplossing werd geformuleerd als presentatiemodel ; dit bleek voor de partijen wel acceptabel. 9. De in het innovatie-experiment gebruikte technologie dient voor alle partijen in zeer eenvoudige vorm te worden uitgelegd, willen zij voldoende vertrouwen hebben om er daadwerkelijk gezamenlijk experimenten mee uit te voeren. Met name de lego-blokjes-in-bakjes uitleg door Thales heeft daarbij in belangrijke mate bijgedragen. 10. Het enthousiasme bij beide partijen blijkt op uitvoerend niveau het snelst te komen en is ook daar het beste vast te houden, omdat ze er concreet mee bezig zijn. Echter, een stukje succesvolle technologie is onvoldoende voor de borging van resultaat en productie. Een nieuwe werkwijze en bijbehorende afspraken moeten ook op bestuurlijk niveau worden goedgekeurd; verantwoordelijkheden moeten worden belegd en de getoonde technologie moet door de aanbodpartijen in productie worden gebracht. Alleen dan kan de aangetoonde tijdwinst in de praktijk worden behaald. Algemeen kan worden geconcludeerd dat succesvolle innovaties tussen private en publieke partijen weinig kans van slagen hebben zonder faciliterende neutrale partij. Deze derde partij, in dit geval SSV, is nodig om voldoende vertrouwen en veiligheid te kunnen doen ontstaan, twee essentiële ingrediënten op alle beschouwde niveaus van figuur 4.

104 92 Jan-Willem van Aalst en Fons Panneman Een tweede algemene geleerde les is dat voor succesvolle innovaties, van idee tot implementatie, alle niveaus tegelijkertijd gemanaged moeten worden: bestuurlijk, ambtelijk/managerial, tactisch, en operationeel. We bekijken nu hoe, dat in aanmerking nemend, de inhoudelijke stappen van idee tot implementatie er uitzagen in dit experiment. 6 De inhoudelijke stappen van idee tot implementatie Indien andere Veiligheidsregio s in relatie tot industriebedrijven A3S in gebruik willen zullen zij voor een belangrijk deel hetzelfde proces doorlopen als bij VRK en Tata Steel is geschied. Uit het voorgaande blijkt dat een aantal stappen is doorlopen om A3S succesvol op te leveren en te implementeren. Deze zijn als volgt. 1. Probleem- en procesdefinitie en optimalisatie. De wens om A3S te gebruiken hangt altijd samen met het oplossing van een informatieprobleem. Om die reden bestaat de start van het proces uit het definiëren van een gemeenschappelijk doelstelling. Vervolgens wordt het ketenproces in kaart gebracht en wordt bezien op welke wijze dit proces kan worden geoptimaliseerd. Er ontstaat vertrouwen tussen partijen om samen te werken en informatie te delen indien het urgent is en dit een gemeenschappelijk belang dient. Op basis hiervan wordt het gewenste ketenproces in beeld gebracht. 2. Analyse wet- en regelgeving. Vervolgens wordt bekeken op welke wijze A3S past in de vigerende wet- en regelgeving. De VR stemt dit af met de private counterpart en beide partijen komen tot overeenstemming over de inhoud en de mogelijke consequenties voor de formele samenwerking tussen de organisaties en benodigde besluitvorming en/of convenanten. 3. Informatievoorziening en ICT. Indien A3S als dienst wordt ingenomen, dan dient te worden geïnventariseerd op welke wijze deze wordt gekoppeld aan de legacy systemen van de deelnemende organisaties. Bovendien moeten afspraken gemaakt worden omtrent de toegang tot het netwerk, het beheer, de installatie en toekomstige service-afspraken. 4. Proof of Concept toetsen aan gebruikerswensen en -eisen. Op basis van de hiervoor genoemde specificaties wordt A3S op maat ontwikkeld. Tussentijds wordt deze in de vorm van een Proof of Concept getoond aan de gebruikersorganisatie. Hier wordt gelegenheid geboden om de toepassing te toetsen op bruikbaarheid en relevantie. Op basis hiervan wordt A3S verder opgeleverd voor test en in gebruik name. 5. Implementatievoorbereiding en test. Samen met de betrokken partijen wordt de implementatie voorbereid en gepland. Het betreft hier zaken als instructie, oefeningen, voorlichting, besluitvorming, convenanten en SLA. In de vorm van een gebruikerstest wordt in beginsel akkoord gegeven aan de in gebruik name, onder de conditie van een formeel genomen besluit. 6. Besluitvorming. Beide organisaties nemen formeel het besluit om A3S in gebruik te nemen, op basis van de ontwikkelde implementatieplannen en A3S product- en projectdocumentatie. Er worden zowel proceseigenaren voor de regie, als projectleiders voor de uitvoering benoemd. 7. Instructie, voorlichting, oefenen. Op basis van de plannen wordt uitvoering gegeven aan de instructie van beoogde gebruikers, wordt de organisatie op diverse niveaus voorgelicht en wordt de in gebruik name op voorhand een aantal keren geoefend met de betrokken partijen. 8. In gebruikname. De laatste stap is de in gebruikname. Deze stap wordt gezet als aan voorgaande voorwaarden is voldaan.

105 Alarmeren als Dienst: Succesvolle Publieke-Private Innovatie 93 7 Conclusies en aanbevelingen De door het lokale bestuur, de VRK en Tata Steel gekozen weg om via een innovatieve weg het alarmeringsproces naar hulpverleners en burgers te verkorten, kan als geslaagd worden beschouwd. De gekozen weg heeft geleid tot een constructieve samenwerking tussen de beide organisaties, tot een groter wederzijds vertrouwen, een hechtere samenwerking en precies afspraken omtrent wet- en regelgeving en convenanten. Het project heeft tevens geleid tot een concrete informatiedienst A3S, welke een duidelijk toegevoegde waarde heeft voor de privaat/publiek keteninformatievoorziening. A3S blijkt een relevante bijdrage te leveren aan de informatie-uitwisseling tussen VRK en Tata Steel bij calamiteiten op de Tata Steel site. Vooreerst is de conclusie van beide partijen dat de alarmering naar de medewerkers en de bevolking (via de was-palen) vele malen sneller kan plaats vinden dan met de huidige werkwijze. Voor Tata Steel vervangt A3S bovendien een verouderde applicatie en samenwerkingsmethodiek. Daarenboven levert het vergroten van de betrouwbaarheid van de samenwerking en de informatievoorziening met A3S voor Tata Steel ook een imagovoordeel op. Het project toont aan dat het mogelijk is om technologiepartijen in contact te brengen met nieuwe toepassingsgebieden en op deze wijze agile innovatieve technologie naar productie te brengen. Echter het project toont eveneens aan dat A3S alleen door de launching costumers niet te bekostigen is. Om die reden was de ambitie van A3S dan ook gericht op een schaalbare dienst waar meer organisaties in verschillende constellaties, in netwerkverband, gebruik van kunnen maken. A3S als dienst is nu een feit en zal door de gelijknamige organisatie op de markt worden gebracht. In eerste instantie wordt bevorderd dat A3S ook zal worden gebruikt bij private- en publieke organisaties in de directe omgeving van Tata Steel IJmuiden, die eveneens belang hebben bij realtime informatie-uitwisseling bij calamiteiten. Hierbij kan worden gedacht aan de omliggende (en reeds bij het project betrokken) gemeenten, de politie, de provincie, Nuon, het Havenbedrijf, terminal-, opslag en transportbedrijven. A3S is zodanig ingericht (technisch en organisatorisch) dat snel nieuwe afnemers kunnen worden aangesloten, zoals andere Veiligheidsregio s, gemeenten en industrieën in Nederland. De organisatie is er klaar voor! Referenties [1] A.M.J. Panneman, E. de Vries, P. de Bruijn. Network Information Management for Collaboration in Disaster Management: Concepts and Case Study. Short Paper for the 8th international Conference on Geo-information for Disaster Management [2] Nationale Raad voor Veiligheid. Brand bij Chemie-pack te Moerdijk. Den Haag, februari [3] Grijpink, J. (red.), Geboeid door ketens; keteninformatisering. Den Haag [4] G. Schmid, K. Bijlsma-Frankema, G. Bernaert; Innovatie en vertrouwen in netwerken. In: J. Boonstra (red.); Ondernemen in allianties en netwerken, een multidisciplinair perspectief. Kluwer Deventer Over de auteurs Jan-Willem van Aalst is als zelfstandig adviseur en verbinder verbonden aan Stichting Studio Veiligheid. Jan-Willem richt zich op organisatiebloei, waarbij de menselijke drijfveren centraal staan: "bloei komt uit energie. Daarbij combineert hij zijn technische informatica-achtergrond met onderzoek naar de menselijke succesfactoren in innovatieve samenwerking. jw@imergis.nl.

106 94 Jan-Willem van Aalst en Fons Panneman Fons Panneman is als zelfstandig informatiemanagement professional werkzaam voor de Stichting Studio Veiligheid in Den Haag. Hij houdt zich bezig met innovaties in publiek/private organisatieketens, zoals die ten behoeve van evenementveiligheid. Fons is tevens kwartiermaker van het recent opgerichte Platform A3S.

107 TEC4SE 1 Bernard de Graaf 1 en Gerke Spaling 2 1 Thales 2 Veiligheidsregio Twente 1 Inleiding Het borgen van veiligheid in de breedste zin van het woord is actueler dan ooit en wordt steeds complexer. De wereld van 3 jaar geleden toen het TEC4SE idee geboren werd is een andere dan vandaag. Niet alleen op technologisch gebied maar ook op het gebied van veiligheid. Een potentiële calamiteit voorkomen met alleen 24/7 bewaking is niet langer genoeg. We moeten het veel eerder zien aankomen maar hoe kom je aan die intelligentie? Deze uitdaging voor safety & security intelligence at the right time in the right place wordt dus alleen maar groter. At the right time: Van reactief en zelfs preventief naar proactief. In the right place: Bij de juiste persoon of instantie zodat geen tijd wordt verloren maar ook om de juiste informatie information overload te voorkomen. Het TEC4SE project is opgericht om vanuit de informatievoorziening deze uitdaging aan te gaan. Gesubsidieerd door de provincie Overijssel en de Regio Twente hebben in het project kennis instellingen, bedrijfsleven en overheid de handen ineen geslagen om deze uitdaging te adresseren. 2 Scope In TEC4SE zit het woord kracht verwerkt. Wat is de kracht van TEC4SE dan? De kracht van TEC4SE is verbinden. Verbinden door netcentrisch werken binnen het OOV domein ten behoeve van de dagelijkse operatie evenals evenement gerelateerde operaties. Bij netcentrisch werken wordt de informatievoorziening zo ingericht dat iedereen, ongeacht de plaats in de hiërarchie, regionaal en bij opschaling landelijk, zo snel mogelijk kan beschikken over de relevante beschikbare informatie. Het creëren van één actueel totaalbeeld met deze informatie resulteert in betere beeldvorming wat de oordeelen besluitvorming ten goede komt. Verbinden door Innovatie. De kracht van innovatie zit niet enkel in het verzinnen van nieuwe middelen of toepassingen maar vooral in het integreren van bestaande technieken. 1 De partners in dit project zijn: Saxion, ENAI, Sigmax, Gemeente Enschede, Thales, Figo, Isolectra, Pino & Partners, CrowdSense, Smart Signs, Universiteit Twente, Veiligheidsregio Twente en Blue Mark.

108 96 Bernard de Graaf en Gerke Spaling Verbinden door samenwerking tussen techniek, kennisinstellingen en operatie. Daarbij moeten we eerst elkaars taal leren spreken voordat een dialoog kan worden gestart en tot resultaten kan worden gekomen. Luisteren naar elkaar is daarbij van onschatbare waarde gebleken. 3 RESULTATEN TEC4SE is van start gegaan met een systeemarchitectuur dat bestaat uit drie modules: 1. de Convergent Information Acquisition module is een soort stekkerdoos en verzamelt alle verschillende informatiebronnen bij elkaar welke vervolgens in. 2. het TEC4SE Integration Platform, worden geïntegreerd in een overkoepelend systeem. Van daar uit wordt de informatie via 3. De TEC4SE Human Machine Interface gedistribueerd naar alle operationeel relevante partijen. Daarnaast moest het systeem Privacy by design ondersteunen zodat het voldoet aan juridische regelgeving omtrent privacy. Figuur 1: De modules van TEC4SE. 3.1 Architectuur (Werkpakket TEC4SE Room en Integratie) Gedurende de loop van het project bleek deze architectuur een aantal fundamentele problemen te hebben: Zo bleek dat niet iedere partij in staat was zijn data voor centrale opslag beschikbaar te stellen vanwege de intellectual property van de data dan wel vanwege privacy en regelgeving. Verder is de hoeveelheid data die potentieel ter beschikking staat enorm en steeds groeiende. Dat vereist schaalbaarheid maar ook een snelle en dynamische verbinding met nieuwe databronnen met respect voor toegankelijkheid van de data via autorisatie. Tenslotte heeft gedurende het project het gebruik van mobiele applicaties ten behoeve van operationele intel ter plekke een vogelvlucht genomen. Hier was de

109 TEC4SE 97 architectuur niet primair op ingericht. Uiteindelijk is het project tot een architectuur gekomen die voldoet aan de volgende eisen: data bij de bron houden (edge computing); schaalbaar (light weight applicatie); snel nieuwe databronnen kunnen verbinden (DPIF); dynamische Autorisatie (Martello); secured datauitwisseling (Martello). Figuur 2: Grafische weergave van de architectuur. Deze architectuur is het best uit te leggen aan de hand van een voorbeeld van een hulpverlener tijdens een evenement. Traditioneel communiceert deze hulpverlener via zijn porto met zijn eigen centrale (safety & security module links boven) van wie hij orders ontvangt en aan wie hij meldingen verstrekt. Met TEC4SE kan een passend operationeel beeld worden ontsloten aan deze beveiliger. Daar zijn wel eerst een aantal stappen voor nodig: Met behulp van DPIF, een soort gouden gids van informatiebronnen kan deze hulpverlener snel geabonneerd worden op de juiste actuele informatie. Bijvoorbeeld social media alerts betreffende het evenement. Echter voordat de hulpverlener toegang tot deze data krijgt zal Martello eerst autorisatie moeten regelen. Dit gebeurt middels een sleuteluitwisseling. Deze sleutel wordt verstrekt door de eigenaar van de databron en kan te allen tijde worden ingetrokken. Eenmaal in bezit van deze sleutel kan de versleutelde data worden ontsloten voor gebruik. Hetzelfde proces wordt gevolgd voor andere databronnen: crowd informatie, object en andere informatie. Alle informatie wordt via een industrie standaard Enterprise Service Bus (ESB) uitgewisseld. Correlatie van gegevens vindt dynamisch plaats: de positie van de hulpverlener in combinatie met de betreffende crowd informatie. De hulpverlener kan op zijn beurt weer input leveren aan crowd (bijvoorbeeld sfeerbeeld) en social media (bijvoorbeeld high quality alerts). Meer informatie over architectuur, infrastructuur en demonstrator kan worden gevonden in de eindrapportage WP1 TEC4SE Room. Meer informatie over integratie en het ontsluiten van databronnen kan worden gevonden in de eindrapportage WP7 Integratie.

110 98 Bernard de Graaf en Gerke Spaling 3.2 Werkpakket Verkeer Verkeersdrukte is een potentiele bron voor early warning van een calamiteit. Door verkeersdrukte te meten en patronen te analyseren kunnen anomalieën worden gedetecteerd In het werkpakket heeft de nadruk gelegen op het koppelen van verschillende databronnen: verkeerslussen in de stad Enschede; snelwegen van Rijkswaterstaat. Hiervoor is gewerkt met het standaard DATEX2 formaat en zijn zogenaamde Heat maps gegenereerd in TEC4SE. Daarnaast is parkeergarage-informatie in de stad Enschede ontsloten naar TEC4SE. Figuur 3: Werkpakket Verkeer. Meer informatie over het werkpakket verkeer kan worden gevonden in de eindrapportage WP2 Verkeer. 3.3 Werkpakket Publiek-Private Samenwerking Het uitwisselen van data tussen privaat en publiek met goed geregeld worden. Afspraken en de juiste autorisatie bleken hier de belangrijkste bottleneck. Zo liepen vakbonden bijvoorbeeld niet warm voor het niet conditioneel ontsluiten van de positionele data van private beveiligers aan de politie. Daarnaast kan het ook niet zo zijn dat een private beveiliger opdrachten van de politie moet opvolgen en vice versa. Goede afspraken zijn dus belangrijk. Uiteindelijk heeft dit geresulteerd in een conditionele en geautoriseerde uitwisseling van informatie tussen publiek (backoffice) en privaat (backoffice en mobiel). Het gaat hier om generieke informatie als tekst en beeld maar ook om het uitwisselen van sfeer. Hierbij is gebruik gemaakt van het standaard eclips formaat voor datauitwisseling.

111 TEC4SE 99 Figuur 4: Werkpakket Publiek-Private Samenwerking. Meer informatie over het werkpakket PPS kan worden gevonden in de eindrapportage WP3 Publiek Private Samenwerking. 3.4 Werkpakket Social Media Social Media is een belangrijke informatiebron voor sfeer en calamiteiten. Met behulp van Twitsident Social Media alerts, verrijkt met afgeleide positionele data is binnen TEC4SE niet alleen het Twitsident Dashboard ontsloten maar ook geselecteerde alerts met positionele data. Deze alerts bieden vervolgens een unieke gelegenheid om bijvoorbeeld automatisch ontsloten te worden naar portable devices van hulpverleners (privaat en publiek) die zich in de buurt van het alert bevinden. Figuur 5: Werkpakket Social Media.

112 100 Bernard de Graaf en Gerke Spaling Meer informatie over het werkpakket Social Media kan worden gevonden in de eindrappor-tage WP4 Social Media. 3.5 Werkpakket Crowd Niet allen het meten van drukte maar vooral de verschuivingen van mensenmassa s zijn belangrijk om te meten. Met behulp van de Bluemark technologie is deze data naar TEC4SE ontsloten en op verscheidene evenementen succesvol uitgetest. Naast het meten van crowd is door de Universiteit Twente een unieke gezichtsherkenningsmodule ontwikkeld die met een hoge nauwkeurigheid gezichten kan herkennen die van bijvoorbeeld een bodycam afkomstig zijn. Het resultaat kan worden teruggekoppeld naar de portable device van de hulpverlener. Eén van deze mogelijke portable devices is de Moove applicatie. Deze is specifiek ontwikkeld ten behoeve van evenementen of gelegenheden waar grote drukte is. Middels Moove kan data van de TEC4SE Control room gemakkelijk worden ontsloten naar de hulpverlener en vica versa. Daarnaast kan met Moove efficiënt data worden uitgewisseld tussen hulpverleners in het veld. Figuur 6: Werkpakket Crowd. Meer informatie over het werkpakket Crowd kan worden gevonden in de eindrapportage WP5 Crowd. 3.6 Werkpakket Object Binnen het werkpakket object is gekeken naar het uniform ontsluiten van informatie over objecten. Daarvoor zijn de volgende scenario s onderzocht: brand bij Saxion Hogeschool; school Shooting bij Saxion Hogeschool; brand bij parkeergarage. Voorbeelden van de informatie die is ontsloten zijn: gevaarlijke stoffen, voertuiginformatie (parkeergarage), aantallen en positie van mensen in een object (gebouw), plattegronden (2D/3D). Middels een generieke interface wordt deze data ontsloten naar TEC4SE. Tenslotte is door Smart Signs binnen dit werkpakket dynamische evacuatie assistentie geïmplementeerd op de door Smart Signs ontwikkelde dynamische gebouwinformatiepanelen.

113 TEC4SE 101 Figuur 7: Werkpakket Object. Meer informatie over het werkpakket Object kan worden gevonden in de eindrapportage WP6 Object. 3.7 Algemene informatie Het ontsluiten van algemene informatie op het operationele beeld is gedaan binnen het werkpakket TEC4SE Room. Voorbeelden van algemene informatie die is ontsloten zijn: weer; aanrijtijden van hulpverleningsvoertuigen; BAG; brandkranen. Figuur 8: Werkpakket TEC4SE Room Algemene informatie.

114 102 Bernard de Graaf en Gerke Spaling 3.8 Privacy en regelgeving TEC4SE maar ook de informatie-ontsluitende partners hebben 10-stappenplan gevolgd om vast te stellen en waar nodig te melden waarom en hoe de privacy van data wordt gewaarborgd: privacy by design! Dit heeft mede geleid tot aanpassen van systemen voor hoe met data om wordt gegaan, bijvoorbeeld door het anonimiseren van data. Figuur 9: Werkpakket Juridisch 10-stappenplan. Meer informatie over Privacy en Regelgeving binnen TEC4SE kan worden gevonden in de eindrapportage WP Juridisch. 3.9 Valorisatie Het creëren van toegevoegde waarde, door kennis te dissemineren ten behoeve van maatschappelijk en economisch nut is een belangrijk onderdeel geweest binnen het TEC4SE project met als resultaat dat de regio Twente als belangrijke experimenteer omge-ving (sandbox) op OOV-terrein is gepositioneerd en versterkt. Tevens is de marktpositie van de op het OOV-gebied opererende bedrijven in Twente versterkt. Tenslotte heeft het project nieuwe innovatieve productconcepten voor de OOVmarkt voor Twentse bedrijven neergezet. Voorbeelden daarvan zijn DPIF, Martello, gezichtsherkenning, dynamische bewegwijzering en de positiebepaling van Social Media alerts.

115 TEC4SE 103 Figuur 10: Valorisatieactiviteiten. Meer informatie over de Valorisatieactiviteiten binnen TEC4SE kan worden gevonden in de eindrapportage WP Valorisatie Maatschappelijk nut Tijdens het project is de maatschappelijke meerwaarde van TEC4SE geadresseerd. In een praktijk casus zijn de kosten en opbrengsten van de inzet van middelen die een verbeterde informatiepositie tot gevolg hebben tegen elkaar afgewogen. Hiermee is een onderzoek gedaan naar het maatschappelijk nut (maatschappelijke business case) van de inzet van onderdelen van TEC4SE. Conclusie is dat de opbrengsten van TEC4SE worden gevonden in de verminderde inzet van politiemensen en een verminderde schadelast door vernielingen en dat bij een structurele inzet van TEC4SE middelen een positieve maatschappelijke business case kan worden gevonden. Meer informatie over de Maatschappelijke Business case binnen TEC4SE kan worden gevonden in de eindrapportage WP Procesverandering. 4 Conclusies & aanbevelingen Met de voltooiing van deze eerste fase van TEC4SE is een gedegen en beproefde architectuur voor systemen die netcentrisch werken ondersteunen opgeleverd en staat de deur open voor toekomstige tenders evenals een eventuele tweede fase welke moet leiden tot een door scenario s en procesmatige protocollen ondersteund (bèta) systeem. Met het inzetten van TEC4SE op verschillende evenementen zoals de NIS, NSS en koninginnenacht hebben we de toegevoegde waarde van netcentrisch werken in operationele omgeving kunnen toetsen en daarmee TEC4SE kunnen positioneren in het OOV domein als een absolute must-have voor een efficiënte en effectieve borging van veiligheid in brede zin van het woord.

116 104 Bernard de Graaf en Gerke Spaling Sponsors van het project De sponsors van dit project waren de Provincie Overijssel en de Regio Twente.

117 CSam Open U: Naar een Onderhoudbaar Ketenplatform voor de Preparatie van Crisisinformatie 1 Rob Peters 1, Matty Lakerveld 2, Hugo van Beusekom 3 en Jan Willem van Aalst 4 1 Veiligheidsregio Kennemerland 2 Crotec 3 Nieuwland 4 Stichting Studio Veiligheid 1 Wat is het probleem? Het delen van informatie bij een incident met partners en ketenpartners is verankerd in de wet op de veiligheidsregio s. Wat niet in de wet is verankerd, is de koude voorbereiding van de informatie, die bij een incident noodzakelijk is. Het gevolg is dat deze informatie in een veel te korte tijd bijeen gesprokkeld moet worden bij een incident. Informatie moet derhalve van te voren ergens opgeslagen worden. Voor dat doel is het verstandig om overleg te plegen om de scenario s met de betrokken partijen door te rekenen op cruciale informatieonderdelen, die bij het scenario van invloed zijn op het proces leiding en coördinatie. Het probleem is dat deze informatie nu niet goed van te voren opgeslagen en actueel gehouden kan worden. 2 Waarom is dit een probleem voor de veiligheidsregio? De Veiligheidsregio wordt geacht een regiefunctie te hebben in het netwerk dat zich verantwoordelijk acht voor de fysieke veiligheid. Deze rol kan bij het onderwerp informatiemanagement ingevuld worden als een ontwerper van ketenregie. Ketenregie heeft ten doel om informatie uit basisregistraties te verrijken met de relevante informatie van ketenpartners en van veranderingen in de status van objecten. Voorbeelden zijn: minder stacaravans op een camping aan zee; uitbreiding de capaciteit van een hotel als opvanglocatie; een nieuwe huisartsenpost; de opslag van gevaarlijke stoffen; de capaciteit van een brug; de sluiting van een tunnelbuis; de aanleg van een leiding in de grond. 1 De partners in dit project zijn: de Veiligheidsregio s Kennemerland en Zaanstreek Waterland in samenwerking met Crotec en Studio.

118 106 Rob Peters, Matty Lakerveld, Hugo van Beusekom en Jan Willem van Aalst Ketenregie wordt hier gedefinieerd als het tot stand brengen van: informatieketenanalyse; bronbeheer; platformontwikkeling; informatieketenherontwerp; informatieketen caseopvolging; informatieketenverbetering het verrijken van relevante informatie op objecten informatieketenborging. Het probleem bij platformontwikkeling is dat in het verleden vele pogingen zijn ondernomen om een dergelijk platform op te zetten (de Infopool, Sherpa, Ravi geoclearinghouse, Risicokaart, OLO loket). Deze pogingen kenmerkten zich door een monolitische of centralistische structuur. Hier zijn een aantal problemen mee: het gemeenschappelijk belang is slecht zichtbaar te maken; het verdienmodel is snel onderwerp van discussie; het onderhoud is moeilijk; de termen zijn begrijpelijk voor één sector, maar niet voor de ander; niemand overziet alle details; de actualiteit van de gegevens gaat waarschijnlijk achteruit;; het is duur en onpraktisch om informatie in een van de normale productie gescheiden systemen te onderhouden; niet alle partijen zijn van te voren bekend. Door middel van de visualisatiemogelijkheden van GIS is het gemeenschappelijk belang wel goed zichtbaar te maken. Aan de hand van scenario s kan het belang van het delen en het actueel houden van de gegevens goed geïllustreerd worden. In de normale situatie onderhoud iedere partij de bijzonderheden van zijn organisatie of infrastructuur De bronhouder van de gegevens is waarschijnlijk bereid om onder bepaalde condities de informatie te delen. Volgens Spatial Data Infrastructure (SDI) literatuur is een gedistribueerde opzet op basis van services meer van deze tijd. Een zogenaamde Service Oriented Architecture (SOA) is de belangrijkste ontwerpparameter volgens NORA en VERA. In deze architectuur is sprake van basisregistraties, bronhouders, kernregistraties, vele hubs of nodes en een aantal infrastructuur voorzieningen zoals een gemeenschappelijke semantiek per sector. De hier gepresenteerde voorziening is een uitwisselplatform om de regiefunctie in een dergelijke architectuur ter ondersteunen. Daarvoor zijn een aantal eisen en wensen geformuleerd: gemakkelijk onderhoudbaar voor ketenpartners op het extranet VRK en op het intranet VRK; extreem Gebruiksvriendelijk, dus in principe niet voor specialistisch gebruik; objectgericht (panden, risico objecten, witte kaart objecten, infrastructuur, etc.); laagdrempelig en toegankelijk voor derden; regio overschrijdend (kaart) beeld; communiceert met landelijke platforms als LCMS, Proxyserver; geen licentie per gebruiker, zodat een toename van gebruikers geen toename van kosten betekent; aansluitbaar op bronnen van bronhouders, zoals de gemeenten Velsen, Zaanstreek of het havenbedrijf; inpasbaar in de technische infrastructuur van de VRK en Zaanstreek Waterland; koppelbaar met Sharepoint, zodat documenten over een object archiveerbaar zijn; koppelbaar met een workflow, zodat documenten over een object in een vergunningsproces meegenomen kunnen worden.

119 CSam Open U: Wat is de gekozen oplossing voor best practice Er is gekozen voor een GIS platform dat Multi koude planvorming mogelijk maakt op basis van de CSam GIS uitwisselingsapplicatie en met gebruikmaking van de WMC 2 export functie, zodat een compleet kaartbeeld als plan voor een incident of evenement voorbereid en als plan opgeslagen kan worden. Bovendien kan een WMC document ge-exporteerd worden naar een andere omgeving, met behoud van data, opbouw en kaartlagen, zoals NMS of LCMS of een GIS omgeving die aan de OGC standaarden voldoet. CSam werkt samen met de Open Source Geoserver kaartdatabaseserver. 4 Wat is bijzonder aan de oplossing? Het bijzondere aan de CSam oplossing is de uitwisselbaarheid: er wordt gebruik gemaakt van een open standaard voor het uitwisselen van een Pakket aan kaartlagen - dus een geheel plan volgens een nieuwe OGC uitwisselstandaard, de WMC of web map context standaard, zodat het plan ingeladen kan worden in meldkamersystemen als NMS en crisissystemen als LCMS; het scenario gebruikt termen en symbolen die onderhouden worden in het landelijke gegevensboek (Firebrary) van INowit en de veiligheidsregio s; de bronhouders, ketenpartners en bedrijven zijn zelf in staat om hun gegevens bij te houden op het platform; het platform kan gebruikt worden voor het clusteren van plannen voor verschillende gebruikersgroepen, evenementen of verschillende scenario s. Daarmee worden het scenariokaarten of wordt het een instrument voor het ondersteunen van het proces van gemeenschappelijke planvorming; de gebruikers kunnen zelf, zonder veel opleiding extra kaartlagen, ondergronden of dynamische gegevens toevoegen aan de objecten en kaartlagen op de kaart; dit maakt onderhoud door bronhouders mogelijk, waardoor planvorming voor deze gegevens digitaal en decentraal onderhoudbaar wordt voor de ketenpartners; het platform kan gebruikt worden voor aansluiting bij operationele administratieve processen in de organisatie, zoals de locatie van schepen en de lading van deze schepen; het invullen van gegevens kan uitgevoerd worden op een tablet. Figuur 1: Op Google is dit een leeg gebied. 2

120 108 Rob Peters, Matty Lakerveld, Hugo van Beusekom en Jan Willem van Aalst Figuur 2: In werkelijkheid staat er een risicovol bedrijf. 5 Illustraties Figuur 3: Risico te midden van intensieve havenactviteiten. Figuur 4: Preparatief overleg over scenario's en vluchtwegen over land of over water bij een incident.

121 CSam Open U:. 109 Figuur 5: Actuele data beschikbaar gemaakt bij daadwerkelijk incident op basis van de WMC standaard. Bovenstaand figuur 5 is een samenstel van kaartlagen, representatievormen en gegevens die voorbereid zijn als een crisisbestrijdingsplan. Omdat het een stelsel van lagen is kan geen gebruik worden gemaakt van een kaartlaag. Het is een hele reeks van lagen. De data van een statisch plaatje is niet actueel. Door gebruik te maken van de WMC standaard en de onderhoudbare termen worden de gegevens bij een incident op dat moment pas per webservice bij de bronhouder opgehaald. Dit is een principe van VERA. Figuur 6: De gegevens worden weergegeven in symbolen en kleurindicaties. Elke ketenpartner kan een eigen representatie voorbereiden en bij een incidentscenario op een voor deze organisatie begrijpelijke wijze een beeld krijgen.

122 110 Rob Peters, Matty Lakerveld, Hugo van Beusekom en Jan Willem van Aalst 6 Testmethode Er is gekozen voor een gebied waar grensoverschrijdende preparatie zinvol is. Dit is de Accraweg in het Westelijk Havengebied van Amsterdam naast Ruiggoord en naast de grootste benzine-opslagplaats van Europa Het idee en de technologie is gedemonstreerd aan een vertegenwoordiger van de bedrijven en vertegenwoordigers van de veiligheidsregio s rond het Accraweg gebied in aan het Noordzeekanaal. De test vond plaats aan de hand van een afgesproken scenario met bijzonderheden van de omgeving die bij de 3 relevante regio s nu niet beschikbaar is. Door toevoeging van deze gegevens zijn de partners in de keten op de hoogte van: vrachtinformatie van schepen op basis van de BAPLI EDI messages; opslaggegevens van stoffen; aanwezigheid van mensen; aanwezigheid van kwetsbare infrastructuur; opstapplaatsen; aanmeerplaatsen. 7 Test resultaat Het resultaat va de test was dat alle deelnemers actief deel willen nemen aan het aanvullen van de informatie. Een tweede resultaat is dat er gedurende de evaluatie voortdurend gesproken werd over verdere mogelijkheden van een dergelijk uitwisselplatform: het delen van opslaggegevens; het delen van kennis over de bijzonderheden van een bedrijfspand, zoals een CO 2 blusinstallatie; het delen van gegevens over bemensing s nachts en overdag het delen van gegevens over lading en aard van de lading van schepen. het nuanceren van het benodigde veiligheidsregime van de omgeving van opslag en vracht in de vitale infrastructuur identiteitsmanagement voor beveiligde uitwisseling alertering van bedrijven bij een incident op het kanaal drempelniveaus voor bepaalde informatieuitwisseling bij een incident De uitwisseling met het Firebrary gegevensboek is aangetoond. Het systeem werkt volgens de uitgangspunten van VERA. Firebrary stelt betrokken partijen in staat om uit te wisselen van vataal naar vaktaal. Zo is een duikplaats voor de brandweer een aanmeerplaats voor het havenbedrijf, ieder met eigen symboliek en betekenis, maar voor de domeineigenaar hetzelfde doel op dat moment, namelijk mensen efficiënt evacueren. 8 De generaliseerbaarheid van de oplossing Het GIS platform is gebouwd in een omgeving die overdraagbaar is. Er kan gebruik gemaakt worden van een eigen database of van een database als Saas-oplossing. De WMS standaard voor een XML document bevat het element keywordlist, dat het mogelijk maakt om scenario s voor te bereiden met termen die op te vragen kaartlagen aanduiden (context collection). Die termen of rubricering kunnen op hun beurt weer onderhouden worden in het gegevensboek (Firebrary). Scenario en kaartlagen kunnen zo als één geheel opgeslagen worden in een repository, zoals

123 CSam Open U:. 111 bijvoorbeeld de LCMS proxyserver van ons Nationaal crisis management systeem of voor het toekomstig NMS (nieuw Meldkamersysteem) 9 De rol van architectuur en standaardisatie bij de best practice De grondslag voor het idee is uitwisselbaarheid van gegevens tussen administratieve processen, preparatieve processen en repressieve processen op basis van geoinformatie. Er wordt gebruik gemaakt van een koppeling met de basisregistratie BAG. De BAG wordt gebruikt als sleutel op basis van RDF techniek 3. De BAG is hiervoor ingericht als URI (unique resource identifier 4 ). Dit maakt het in de toekomst mogelijk om queries ut te zetten in een service, zonder dat men de bron van de gegevens van te voren kent. Partijen kunnen daarmee hun eigen gegevens over een object beschikbaar stellen. Op het moment dat iemand over dat object gegevens opvraagt, helpt de URI om de gegevens in de zoekopdracht mee te nemen vanuit de bron. Er wordt gebruik gemaakt van WMS, WFS en WMC standaarden voor geografische gegevensuitwisseling op basis van VERA en IMgeo2 5 specificaties; Er wordt gebruik gemaakt van de onderhoudbaarheid van de termen in het gemeenschappelijk en on line beschikbare gegevensboek op basis van SKOS- XL 6 W3C standaarden conform VERA. De termen zijn onderhoudbaar door de bronhouder volgens het principe van Ketenregie en NORA De termen zijn geordend in categorieën: 1. tentatief beeldvormend; 2. bediscussieerd; 3. voorlopig vastgesteld; 4. vastgesteld voor een beperkte periode; 5. vvastgesteld. Dit ondersteund de harmonisering van begrippen van Folksonomie naar Taxonomy naar Ontologie, zonder dat er tegen veel weerstand in gestandaardiseerd behoeft te worden,\. 10 Aanbevelingen voor andere regio s en verder onderzoek Er is een goede verbinding nodig. Een eigen database is noodzakelijk voor cashing. Gebruik de mogelijkheden van de standaard als overlegplatform in een ketensituatie, niet als database

124 112 Rob Peters, Matty Lakerveld, Hugo van Beusekom en Jan Willem van Aalst 11 Verder onderzoek Gebruik in combinatie van open linked data is onderwerp van verder onderzoek. Gebruik in combinatie met toegang voor private partijen in combinatie met access control is onderwerp van verder onderzoek. Gebruik in combinatie van grensoverschrijdende scheepsvracht met Duitsland is onderwerp van verder onderzoek.

125 Live-op: Innovatie komt tot Leven Gerke Spaling Veiligheidsregio Twente 1 Het idee Het idee vindt zijn oorsprong in Onder het motto Iedereen op hetzelfde moment dezelfde informatie wordt de beschikbare informatie over een incident en eventuele bijbehorende preparatieve data als de digitale bereikbaarheidskaart, relevante procedures en andere planvorming gedeeld met betrokken hulpverleners van brandweer, politie, ambulance en gemeente. Actuele informatie van de meldkamer wordt één op één gedeeld met het veld. Het idee wordt in 2011 genomineerd voor de Jan van der Heijden prijs Figuur 1: Jan van der Heijden. 2 Wegens succes verlengd Het systeem wordt zo gretig geaccepteerd door het veld dat de inname van de mobiele devices aan het einde van het project geen optie is. Brandweer Twente besluit vervolgens dan ook om nu het idee zo goed ontvangen wordt de leerpunten van het project mee te nemen in de ontwikkeling van een app die later de naam LiveOp zal gaan dragen. Eind 2013 worden op de Twente Safety Campus de eerste mock ups getoond van de nieuwe app. De innovatie wordt door het publiek als veelbelovend bestempeld.

126 114 Gerke Spaling 3 Live-op B.V. De bedrijven Slagman en Appnormal die de oplossing samen met Brandweer Twente ontwikkelen richten samen een nieuw bedrijf op om de exploitatie van de oplossing in de markt te zetten. LiveOp B.V. is geboren. Figuur 2: LiveOp B.V. In 2014 wordt de eerste versie van Liveop opgeleverd. Naast het leveren van het product steekt het bedrijf veel tijd in het opzetten van een user community om te zorgen dat de stem van de klant doorklinkt in de doorontwikkeling van het product. Dat dit serious business is voor het bedrijf blijkt wel uit het feit dat een gedeelte van de licentiekosten die de gebruiker betaalt rechtstreeks wordt bestemd voor de doorontwikkeling van het product (80 uur per licentie). Deze in zich zelf ook weer innovatieve benadering van het betrekken van de klant bij het product zorgt voor een solide basis voor het product LiveOp. 3.1 Netcentrisch werken pur sang; informatie delen vanaf het ontstaan van het incident Al vanaf het eerste idee voor de oplossing van dit probleem was de intentie van Brandweer Twente om de oplossing breed toepasbaar te laten zijn in het veiligheidsdomein. In de basis is LiveOp dan ook geschikt om gebruikt te worden door de verschillende hulpdiensten. Het effectief delen van informatie tussen diensten levert vanaf het kleinste incident immers al meerwaarde. Kladblokregels uit GMS van alle disciplines kunnen dan ook real time worden gedeeld met alle betrokkenen. 3.2 Olievlek Dat LiveOp voorziet in een behoefte blijkt wel uit het feit dat amper een half jaar na de formele release LiveOp wordt gebruikt in drie veiligheidsregio s. In een tweetal regio s vindt besluitvorming plaats en nog eens zes regio s overwegen serieus LiveOp in te gaan zetten in hun organisatie. 3.3 Grensverleggend Met de gebruiker in de regie positie wordt LiveOp op dit moment doorontwikkeld. De principes van de Veiligheidsregio Referentie Architectuur (VERA) respecterend sluit LiveOp naadloos aan op de landelijk gedragen Digitale Bereikbaarheids Kaart

127 Live-op: Innovatie komt tot Leven 115 (DBK). Verder staan concrete ontwikkelingen op de road map die de integratie van voertuigpositionering en het crash recovery system van Moditech realiseren. Beide buurlanden Duitsland en België en de Verenigde Staten tonen serieuze belangstelling in de oplossing die LiveOp biedt. 3.4 Wat is LiveOp eigenlijk precies? LiveOp laat zich nog het makkelijkst omschrijven als een instrument waarop verschillende informatiebronnen op slimme wijze worden gecombineerd om zo de hulpverlener op een zo efficiënte en betrouwbare manier te ondersteunen in hun werk. Hiermee vormt LiveOp een integrale verbinding tussen verschillende leveranciers van gegevens en informatie en ontsluit deze op een effectieve en intuïtieve manier. LiveOp bestaat uit twee hoofdcomponenten. In een administratieve omgeving wordt de configuratie van de suite georganiseerd. Hier worden autorisatie gegevens en informatiebronnen geconfigureerd. Ook wordt de gebruikersfeedback die een integraal onderdeel uitmaakt van de app verzameld. De front end bestaat uit een intuïtieve interface die de op basis van bijvoorbeeld de incidentkarakteristieken gericht informatie, zowel tekstueel als geografisch, aanbiedt aan de hulpverlener. Meer informatie over LiveOp is te vinden op 4 Conclusie Ontsproten vanuit de gedachte dat zo n mooi consumenten product als een tablet PC toch van meerwaarde zou moeten kunnen zijn voor de hulpdiensten en de tomeloze inzet en betrokkenheid van collega s uit allerlei lagen van de organisatie en van verschillende veiligheidsregio s gecombineerd met maatschappelijk verantwoord ondernemen van een tweetal bedrijven resulteert in een oplossing die ons helpt de maatschappij een beetje veiliger te maken. Da s toch mooi!

128 116 Gerke Spaling

129 DISASTER: Ketenpartners in Rampenbestrijding Leren nog Effectiever Samen te Werken 1 Ellen Oude Kotte 1, Rob Peters 1 en Jan Willem van Aalst 2 1 Veiligheidsregio Kennemerland 2 Stichting Studio Veiligheid 1 Inleiding en aanleiding Crises en rampen zoals grootschalige stroomuitval, overstromingen, luchtvaartcalamiteiten en pandemieën kunnen grote impact hebben op de samenleving en de economie. Burgers en bedrijven verwachten van de uitvoerende partijen in de crisisbeheersing en rampenbestrijding dat zij adequaat en professioneel optreden. Deze partijen betreffen allereerst de hulpdiensten waaronder Brandweer, Politie, Ambulancezorg, Marechaussee en Defensie. Om adequaat en professioneel te kunnen optreden, werken zij samen met een reeks aan ketenpartners; denk aan energienet beheerders, waterschappen, douane, drinkwaterbedrijven, GGD en, ziekenhuizen, wegbeheerders, en gemeenten, om er een paar te noemen. Vanuit het Europese onderzoeksprogramma FP7 zijn middelen beschikbaar gesteld om te onderzoeken, middels praktische experimenten, hoe de crisisbeheersing en rampenbestrijding nog beter kan, door de samenwerking tussen de betrokken partijen verder te professionaliseren. De conclusies en ervaringen uit dergelijke experimenten komen ten goede aan alle deelnemende Europese lidstaten. Figuur 1: Logo onderzoeksprogramma FP7. De Veiligheidsregio Kennemerland (hierna: VRK) heeft in 2013 in het kader van FP7 geparticipeerd in het Europese onderzoeksproject DISASTER 2. Daarin is 1 De partners in dit project zijn: GGD, Brandweer en Veilgheidsregio Kennemerland. 2 DISASTER is een afkorting van: Data Interoperability Solution At STakeholders Emergency Reaction.

130 118 Ellen Oude Kotte, Rob Peters en Jan Willem van Aalst onderzocht middels praktische experimenten, gebaseerd op realistische calamiteiten scenario s, hoe een slimme ICT oplossing voor informatie-uitwisseling en communicatie kan helpen om de samenwerking tussen ketenpartners in crisisbeheersing en rampenbestrijding verder te brengen. Dit document beschrijft (de deelname van de VRK aan) het FP7 project DISASTER : de opzet, werkwijze, aanpak, resultaten en conclusies. Het is geschreven voor een brede lezersgroep, van operationeel uitvoerenden en beleidsadviseurs tot managementteams en directies. De VRK hoopt zo de lezer te inspireren tot het zelf verder ontwikkelen van ervaring en vaardigheden in de crisisbeheersing en rampenbestrijding. Zoals eerder genoemd is dit document een samenvatting. Voor het gehele rapport kunt u contact opnemen met Veiligheidsregio Kennemerland (vrk@vrk.nl). Aanleiding Waarom een rapport over de deelname van VRK aan Europees onderzoek naar informatie-uitwisseling en communicatie tussen partijen in crisisbeheersing en rampenbestrijding? De Veiligheidsregio Kennemerland (VRK) kent haar partners waar het gaat om verschillende scenario s van crisisbeheersing en rampenbestrijding. Deze samenwerking is logisch, maar gaat lang niet altijd vanzelfsprekend goed; zeker niet in de hectische praktijk tijdens de bestrijding van een grote calamiteit. Dit ligt niet aan één individuele partij; dit is een uitdaging in de keten van crisisbeheersing en rampenbestrijding. Elke ketenpartner kent een eigen cultuur, (bedrijfs)jargon, en standaarden voor begrippendefinities en grafische symbolen. Daarnaast kent elke ketenpartner ook een eigen wettelijk-juridisch kader, wat in sommige gevallen ook de samenwerking bemoeilijkt. Het continu verbeteren van de kwaliteit van informatie-uitwisseling en communicatie tussen de betrokken ketenpartners is dus van het grootste belang. Het is randvoorwaardelijk om de samenwerking in crisisbeheersing en rampenbestrijding zodanig te verbeteren dat het aantal slachtoffers en de geleden schade tot een minimum wordt beperkt. De VRK heeft in 2013 geparticipeerd in het Europese FP7 onderzoeksproject DISASTER. In een praktijkcasus is een slimme ICT oplossing voor informatieuitwisseling en communicatie getest. Om deze ervaringen breed binnen Nederland te kunnen delen, stelt de VRK de onderzoeksresultaten in dit rapport beschikbaar. Dit onderzoeksrapport is uiteraard geen eindstation. De bevindingen uit het DISASTER project geven aanleiding tot verder onderzoek en nieuwe praktische experimenten. Waar de professionaliteit en de technische mogelijkheden groeien, ontstaat ook ruimte voor nog verdere verbetering van de samenwerking tussen ketenpartners in de crisisbeheersing en rampenbestrijding. Leeswijzer Hoofdstuk 2 licht de doelen van DISASTER toe. Hoofdstuk 3 beschrijft de opzet van het onderzoek, de opzet van het EMS en de testscenario s. De twee hoofdstukken daarna, hoofdstuk 4 en 5, gaan dieper in op twee praktijkexperimenten. Hoofdstuk 6 beschrijft de uitkomsten van het praktijkexperiment vliegtuigongeval Schiphol. Het rapport sluit af met hoofdstuk 7, de conclusies en het vervolg. 2 Onderzoeksdoelstelling DISASTER De doelstelling van het Europese onderzoeksproject DISASTER wordt vanuit de Europese organisatoren zelf als volgt verwoord. Hieronder is een vertaalde samenvatting weergegeven:

131 DISASTER: Ketenpartners in Rampenbestrijding Als hoofddoelstelling van het DISASTER project wordt een gemeenschappelijke en modulaire ontologie ontwikkeld. Deze wordt door alle belanghebbenden gedeeld. Dit is de basis voor een optimale oplossing om de kennis van belanghebbenden te verbinden in een uniek en flexibel gegevensmodel, dat kan omgaan met de culturele, taalkundige en wettelijk-juridische verschillen van de verschillende landen en betrokkenen. 2. Vervolgens, gebruikmakend van het feit dat de meeste EMS en uitgaan van een servicegerichte architectuur (Service Oriented Architecture, SOA), zijn deze EMS en te voeden met informatie die wordt samengesteld uit verschillende gedistribueerde en gespecialiseerde systemen (waaronder geografische informatiesystemen). De uitdaging voor betekenisvolle informatie-uitwisseling wordt aangepakt middels transparante SOA mediatie-algoritmen, die in lijn zijn met huidige gegevensformaten en reeds in gebruik zijnde oplossingen. Deze doelstellingen worden in het Europese onderzoeksproject DISASTER verder uitgewerkt in resultaten. Eenvoudig gezegd betekenen deze resultaten dat binnen DISASTER een begrippenvertaling tussen ketenpartners wordt ontworpen, gerealiseerd en getest, die zoveel mogelijk geautomatiseerd alle betrokkenen voorziet van de relevante calamiteiten-informatie, in hun eigen context. Idealiter hoeven de betrokken partijen niet anders te werken dan zij al gewend zijn, maar is de kwaliteit van de informatie die zij daarbij gebruiken een stuk beter dankzij het DISASTER concept. Informatie die voorheen tot begripsverwarring of miscommunicatie leidde, wordt nu helder in hun eigen context gepresenteerd. Dat betekent wel dat van tevoren goed moet worden nagedacht over de kwaliteit van die vertalingen tussen de begrippenwerelden van de ketenpartners. Bovendien moet de vertalingsapplicatie zelf zo onzichtbaar mogelijk zijn voor de gebruikers. Het enige dat ze moeten opmerken is dat de informatie relevanter, helderder en ondubbelzinniger is. Figuur 2: DISASTER Emergel: symbolen voor alle partijen betekenisvol op het scherm krijgen in de eigen context 3 Werkwijze en aanpak

132 120 Ellen Oude Kotte, Rob Peters en Jan Willem van Aalst Dit hoofdstuk beschrijft in het kort de opzet van het onderzoek, de opzet van het EMS en de testscenario s. De twee hoofdstukken daarna gaan dieper in op de twee praktijkexperimenten. 3.1 Betrokken partijen In dit onderzoekstraject waren de volgende partijen betrokken: Wetenschappelijke onderzoekers. Het DISASTER wetenschappelijk onderzoeksteam bestaat uit onderzoekers uit Nederland, Schotland, Duitsland, en Spanje. Zij voeren hun onderzoek uit onder de vlag van het Europese FP7 onderzoeksprogramma. Managers en informatiemanagers van de hulpdiensten. Zij zien in het Europese onderzoek een mogelijkheid tot verdere professionalisering van de hulpverlening en de samenwerking met de ketenpartners. Managers en informatiemanagers van partners van de hulpdiensten. Bij grote calamiteiten vertrouwen zij op het optreden van de hulpdiensten. Zij begrijpen dat zij zelf ook een rol hebben in hoe effectief de hulpverlening geschiedt, zeker waar het gaat om informatie-uitwisseling en communicatie. Daarom participeren zij ook in het Europese onderzoeksprogramma. Operationele hulpverleners. Zij geven input over (a) gebruikte terminologie; over (b) de huidige werkwijze in de praktijk van calamiteitenbestrijding; en over (c) hun ervaringen met het EMS dat tijdens het onderzoek is ontworpen, ontwikkeld, en getest. Technische ondersteuners. Zij vertaalden de visie, ontwerpen en testscenario s in functionaliteit (Emergel, als uitbreiding op de bestaande EMS en) waarmee getest kon worden in hoeverre de onderzoeksdoelstelling haalbaar is. 3.2 Onderzoeksmethode Om te testen of het gebruik van een gezamenlijke ontologie en symbolenvertaling in de standaard EMS en van de hulpdiensten (via Emergel) effectief blijkt, is een papieren exercitie alleen onvoldoende. Er zijn realistische veldexperimenten nodig. De praktijkexperimenten zijn uiteraard geënsceneerd: er mag geen echte schade zijn, laat staan slachtoffers. Maar de praktijkinzet van de hulpdiensten, evenals de inzet van de ketenpartners, alsof er een echte calamiteit gaande is, vormt wel onderdeel van het praktijkexperiment. De professionals die dagelijks met de praktijk van incidentbestrijding bezig zijn, worden dus ook hier betrokken, evenals de hun bekende ketenpartners. Wetenschappelijke onderzoeksgegevens werden verzameld door nauwgezette observaties en registraties van de praktijkexperimenten (ook middels video), via interviews met de betrokkenen, en via metingen, bijvoorbeeld van de tijd tot adequate beeldvorming, oordeelvorming en besluitvorming. 3.3 Aanpak en werkwijze De aanpak van het wetenschappelijk onderzoek volgen globaal de volgende stappen: Het bepalen van de praktijkscenario s Er zijn twee scenario s gekozen: 1. Veenbrand op de grens van Twente en Kreis Borken (Duitsland). Dit scenario wordt behandeld in hoofdstuk Vliegtuigongeval Schiphol-Oost. Dit scenario wordt behandeld in hoofdstuk 5. Het betrekken van de stakeholders

133 DISASTER: Ketenpartners in Rampenbestrijding 121 Hoewel de praktijkexperimenten geënsceneerd zijn, zijn er bij alle partners belangen mee gemoeid die goed gemanaged moeten worden. Ook is er in de voorbereiding veel verschillende soorten expertise nodig: niet alleen inhoudelijk over crisisbeheersing en rampenbestrijding, maar ook over informatiekunde, semantische modellering en mens-machine interactie. Het bepalen van de onderzoeksopzet Er is gekozen voor gestructureerde observaties/metingen en dito interviews, en gebruikersverslagen over hun ervaringen met het onderzoek. Wat de crisisbestrijding onderscheidt van alle bestaande modellen over keteninformatisering, is de factor tijd. Het totaalbeeld en bijbehorende informatiebehoefte is bij de meldkamer anders dan bij OVD, CoPI, Commissie van Overleg Schiphol of OT. Bovendien is een deel van de informatie alleen bruikbaar wanneer het preparatief voorbereid is. De tijdsbalk is daarmee allesbepalend voor validatie van proportionele informatievoorziening. Het inventariseren van begrippen Om begrippen betekenisvol te kunnen uitwisselen tussen partners (ook over de landsgrens) moet eerst binnen elke deelnemende discipline (partner) een eenduidige definitie voorhanden zijn. Deze definities waren echter in beperkte mate voorhanden, zeker waar het gebeurtenissen of situaties betreft. Het opbouwen van de ontologie Na het inventariseren van de begrippen is het mogelijk om de gezamenlijke ontologie op te stellen. Deze dient niet alleen als basis voor vertaaltabellen van begrippen tussen ketenpartners onderling en tussen Europese landen, maar ook als fundament voor de Emergel vertaalsoftware die het operationele beeld in de praktijkexperimenten zo moet kunnen presenteren in de standaard EMS en dat de hulpverleners hier hun werk beter mee kunnen doen dan voorheen. Als de praktijkexperimenten succesvol zijn, draagt de ontologie bij aan een stuk standaardisatie voor de deelnemende landen én op Europees niveau. De validatie van theorie met praktijk is echter niet eenvoudig omdat de hulpverleners in het algemeen geen abstracte denkers zijn en andersom de wetenschappers weinig voeling hebben met het gebruik van formele termen in de hectiek van de calamiteitenbestrijding. Het inventariseren van pictogrammen / symbolen Hulpverleners werken vaak met kaartbeelden waarop bekende pictogrammen/ symbolen staan, om zo snel mogelijk een betrouwbaar operationeel beeld te krijgen. Niet alleen verschillen de pictogrammen/symbolen voor de operationele calamiteitenbestrijding vaak sterk tussen Europese landen, ook binnen een land worden nog verschillende standaarden aangetroffen. Waar de symbolen voor verkeerstransport bijvoorbeeld al wel Europees gestandaardiseerd zijn, zijn ze dat voor de crisisbeheersing nog niet. Ook zijn pictogrammen van inzetvoertuigen niet altijd ondubbelzinnig: in Duitsland worden voor bepaalde zaken andere typen voertuigen gebruikt dan in Nederland. Het helder vertalen van een kaartbeeld voor verschillende contexten blijkt dus een hele puzzel te zijn. Het realiseren van een prototype van Emergel Met de bovenstaande puzzelstukken heeft het onderzoeksteam voldoende basis voor het realiseren van een prototype van Emergel. Dit is een software module die, op basis van de overeengekomen ontologie, het operationele beeld kan vertalen naar de contexten van bestaande EMS en. In het geval van Nederland is dat het Landelijk Crisismanagement Systeem (LCMS). Emergel moet echter niet alleen theoretisch zuiver zijn, maar ook in de praktijk van crisisbeheersing robuust, intuïtief en betrouwbaar zijn. Emergel wordt gerealiseerd door technische onderzoekers die niet

134 122 Ellen Oude Kotte, Rob Peters en Jan Willem van Aalst bekend zijn met de wereld van operationele hulpverlening. De hulpverleners moeten dus zodanig bij de realisatie van Emergel worden betrokken dat de software aansluit op de praktijk. Het opzetten van de veldexperimenten Dit onderzoekstraject behelst naast een formidabele hoeveelheid academisch bureauwerk ook het organiseren van praktijkexperimenten. Deze moeten passen in de reguliere oefenkalenders van de hulpdiensten. Daarnaast leggen zij tijdelijk beslag op (dure) capaciteit van de (publiek dan wel private) ketenpartners zoals Schiphol, Douane, Politie en Marechaussee. Zeker in het geval van de praktijkcasus op Schiphol komen er allerlei juridische en administratieve vraagstukken bij kijken. Hoe wordt omgegaan met informatievoorziening over het onderzoekstraject zelf? Aan dit onderwerp hebben informatiemanagers van de betrokken partijen veel tijd besteed, zodat de veldexperimenten veilig, controleerbaar en gecontroleerd konden worden uitgevoerd. Het meten tijdens de experimenten De tijd tussen stappen in het opbouwen van de informatiepositie is nauwkeurig gemeten. Veel van de communicatie is per video vastgelegd. Daarnaast zijn vele interviews afgenomen met betrokkenen. De analyse, synthese en verslaglegging De resultaten van het onderzoekexperiment zijn door de betrokken onderzoekers uitgewerkt tot conclusies over de effectiviteit van de ontologie, van Emergel en het gebruik ervan in het EMS, en aanbevelingen voor nader onderzoek. De conclusies en aanbevelingen zijn opgetekend in wetenschappelijke onderzoekrapportages. 4 Casus 1: Veenbrand bij de landsgrens 4.1 Inleiding: context Het eerste praktijkexperiment in Nederland van het DISASTER project vond plaats in Twente, bij het grensgebied met Duitsland (Kreis Borken). Een belangrijke reden daarvoor is dat DISASTER is gericht op samenwerking, informatie-uitwisseling en communicatie tussen Europese lidstaten. In dit geval werd als praktijkscenario een veenbrand (EN: moor fire ) gekozen in een natuurreservaat aan beide kanten van de landsgrens. Het scenario betrof een replay van een veenbrand die daar daadwerkelijk recentelijk had plaatsgevonden (het Aamsveen / Hündfelder moor). Locatie van de eerste casus. De dikke blauwe lijn is de landsgrens (met genummerde grenspalen).

135 DISASTER: Ketenpartners in Rampenbestrijding 123 Figuur 3: Locatie van de eerste casus. De dikke blauwe lijn is de landsgrens (met genummerde grenspalen). Figuur 4: Fotoshot van de heidebrand op het Aamsveen, Het Cross-border experiment In dit experiment zijn hulpverleners vanuit Nederland en Duitsland betrokken in een realistisch veldscenario op locatie van het originele incident. Deze hulpverleners zijn gewend aan hun eigen begrippenkader en kaartsymbolen. Tussen de beide landen zijn grote verschillen, met name in het gebruik van kaartsymbolen. Vanuit DISASTER is een zgn. Initial Ontology (initiële ontologie) opgezet met een nauwgezette vertaling tussen beide landscontexten. De ontologie is in een ICTsysteem vertaald genaamd Emergel, ondersteund door het Initial Middleware Platform. In het betreffende experiment zijn de twee standaard Crisismanagement systemen (EMS, Emergency Management System) van de beide landen gebruikt. Er werd één Common Operational Picture (COP) gegenereerd dat vervolgens beschikbaar kwam in elk EMS, in de eigen taal, bewoordingen, begrippen, en kaartsymbolen. Deze semantische mediatie is gebruikt om de landoverschrijdende interoperabiliteit van EMS en (via Emergel) te demonstreren. Het experiment is wetenschappelijk geobserveerd en geanalyseerd. De onderzoeksdata zijn op de volgende manieren verzameld: 1. Directe observaties van functionarissen terwijl zij hun EMS gebruiken (gevoed door Emergel), en terwijl zij onderling discussiëren;

Projectplan. Kernregistratie Medewerkers en inowit

Projectplan. Kernregistratie Medewerkers en inowit Projectplan Kernregistratie Medewerkers en inowit Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (Josien Oosterhoff) Veiligheidsregio Haaglanden (Marieke van den Berg) NetAge AG5 28 augustus 2013 Inhoudsopgave 1 Inleiding...

Nadere informatie

Zoals afgesproken zenden wij u ons voorstel in het kader van de het initiatief van de stuurgroep inowit.

Zoals afgesproken zenden wij u ons voorstel in het kader van de het initiatief van de stuurgroep inowit. Brandweer Brabant Noord Mevrouw H. van Kessel Postbus 218 5201 AE 's-hertogenbosch Datum : 28 augustus 2013 Behandeld door : R. Awater Ons kenmerk : Off-13.090 Telefoon : 06 516 832 51 Bijlage(n) : - Uw

Nadere informatie

Een goede vriend van de basisregistraties De Brandweer en DBK: slimmer, sneller en actueler werken met informatie in elke dagelijkse situatie

Een goede vriend van de basisregistraties De Brandweer en DBK: slimmer, sneller en actueler werken met informatie in elke dagelijkse situatie Een goede vriend van de basisregistraties De Brandweer en DBK: slimmer, sneller en actueler werken met informatie in elke dagelijkse situatie - Vrienden van de basisregistraties donderdag 22 september

Nadere informatie

Brandweer Hollands Midden. Achtergrond In het kader van inowit wordt hiermee door BHM een innovatievoorstel ingediend en als projectplan uitgewerkt.

Brandweer Hollands Midden. Achtergrond In het kader van inowit wordt hiermee door BHM een innovatievoorstel ingediend en als projectplan uitgewerkt. Memo Datum 30 augustus 2013 Contactpersoon Marijn Riemens Brandweer Hollands Midden Projectplan Innovatievoorstel Brandveiligheid [in]zicht Achtergrond In het kader van inowit wordt hiermee door BHM een

Nadere informatie

DBK Evenement, 1 februari 2012. Met DBK goud in handen overzicht van presentaties en workshops

DBK Evenement, 1 februari 2012. Met DBK goud in handen overzicht van presentaties en workshops DBK Evenement, 1 februari 2012 Met DBK goud in handen overzicht van presentaties en workshops De digitale bereikbaarheidskaart (DBK) heeft betrekking op de hele veiligheidsketen. Elk onderdeel van die

Nadere informatie

DBK: daar gaan we voor!

DBK: daar gaan we voor! DBK: daar gaan we voor! DOEDAG DBK 1 februari 2012 Digitale Bereikbaarheidskaart Slimmer, sneller en veiliger werken door stroomlijnen operationele informatievoorziening DBK DOE DAG 1 februari 2012, Baarn

Nadere informatie

BRAIN Deelplan: Website

BRAIN Deelplan: Website BRAIN Deelplan: Website Respond BV Sportweg 15 5037 AC TILBURG T +31(0)13 532 10 01 F +31(0)13 544 23 40 info@respond.nl www.respond.nl KvK nummer Tilburg 18035794 Bank (ING-BANK) 68.47.49.203 1 INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

CORA 1.0 Bedrijfs- en ICT-referentiearchitectuur voor woningcorporaties

CORA 1.0 Bedrijfs- en ICT-referentiearchitectuur voor woningcorporaties CORA 1.0 Bedrijfs- en ICT-referentiearchitectuur voor woningcorporaties Hoe zorgen we ervoor dat we nieuwe diensten en producten soepel in onze bedrijfsvoering op kunnen nemen? Hoe geven we betere invulling

Nadere informatie

De complete oplossing voor uw kadastrale informatievoorziening.

De complete oplossing voor uw kadastrale informatievoorziening. De complete oplossing voor uw kadastrale informatievoorziening. Foto: Mugmedia Het Kadaster gaat de levering van kadastrale informatie ingrijpend vernieuwen. Het huidige proces van verwerken van kadastrale

Nadere informatie

Portability, Interoperability of toch maar Connectivity Portability, Interoperability of toch maar Connectivity.

Portability, Interoperability of toch maar Connectivity Portability, Interoperability of toch maar Connectivity. Portability, Interoperability of toch 1 Even Voorstellen Diploma s: 1980 Bachelor of Science Civil Engineering (Cairo, Egypte) 1986 Doctoraal in Geodesie (TU Delft, Nederland) Enige Automatiseringservaring:

Nadere informatie

De impact van de basisregistraties op de informatievoorziening van gemeenten

De impact van de basisregistraties op de informatievoorziening van gemeenten De impact van de basisregistraties op de informatievoorziening van gemeenten Op weg naar de Gemeentelijke Service Bus Danny Greefhorst Gemeenten worden geconfronteerd met allerlei ontwikkelingen die van

Nadere informatie

Registratie Data Verslaglegging

Registratie Data Verslaglegging Registratie Data Verslaglegging Registratie Controleren en corrigeren Carerix helpt organisaties in het proces van recruitment en detachering. De applicatie voorziet op een eenvoudige wijze in de registratie

Nadere informatie

Nota IPP. Onderwerp: Voortgang ontwikkeling Informatie en Participatie Platform (IPP) Inleiding

Nota IPP. Onderwerp: Voortgang ontwikkeling Informatie en Participatie Platform (IPP) Inleiding Nota IPP Onderwerp: Voortgang ontwikkeling Informatie en Participatie Platform (IPP) Inleiding In de huidige maatschappij neemt het gebruik van data een grote vlucht. Termen als open data, big data en

Nadere informatie

Gebruik georegistraties binnen de Politie. Wat is het en wat kunnen wij ermee

Gebruik georegistraties binnen de Politie. Wat is het en wat kunnen wij ermee Gebruik georegistraties binnen de Politie Wat is het en wat kunnen wij ermee Voorstellen Quita Goede Geodiensten; portefeuilleteam Generiek Politiedienstencentrum Dienst IM Afdeling Advies Harko Steijl

Nadere informatie

Plan van Aanpak Pilot

Plan van Aanpak Pilot Plan van Aanpak Pilot DBK-applicaties Beproeven compatibiliteit DBK-applicaties op innovatieplatform voor de Veiligheidsregio s Status : concept Versienummer : V0.2 Datum : Augustus 2012 Blad : 2 / 6 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Bijlage 1. Opzet aanpak Navigatie. inowit. Datum: augustus 2013. Versie 4. Pagina 1 van 7

Bijlage 1. Opzet aanpak Navigatie. inowit. Datum: augustus 2013. Versie 4. Pagina 1 van 7 Bijlage 1 Opzet aanpak Navigatie inowit Datum: augustus 2013 Versie 4 Pagina 1 van 7 Inhoud 1. Stappen:... 3 Stap 1: beheer kaartapplicatie / wegennetwerk... 3 Stap 2: CCS-M ingeven van (operationele)

Nadere informatie

Het dekkingsplan is een wettelijk verplicht plan dat aangeeft hoe snel de brandweer na de melding van een brand bij een object kan zijn.

Het dekkingsplan is een wettelijk verplicht plan dat aangeeft hoe snel de brandweer na de melding van een brand bij een object kan zijn. Belangrijkste informatie Het dekkingsplan is een wettelijk verplicht plan dat aangeeft hoe snel de brandweer na de melding van een brand bij een object kan zijn. Het bestuur van de VRK zet kanttekeningen

Nadere informatie

intelligent software for monitoring centres

intelligent software for monitoring centres intelligent software for monitoring centres Waarom UMO? Binnen Europa en daarbuiten hebben landen te maken met de vergrijzing. Daardoor stijgt de zorgvraag in het komende decennium sterk. Hoe wordt die

Nadere informatie

Begroting 2015. V Ą Vėiligheidsregio. ^ Drenthe

Begroting 2015. V Ą Vėiligheidsregio. ^ Drenthe Begroting 215 V Ą Vėiligheidsregio ^ Drenthe VOORWOORD Dit is d e t w e e d e b e g r o t i n g v a n V e i l i g h e i d s r e g i o D r e n t h e ( V R D ). Hierin is h e t v o l i e d i g e b u d g

Nadere informatie

Brandweer Nederland Samen sterk, samen veilig

Brandweer Nederland Samen sterk, samen veilig Brandweer Nederland Samen sterk, samen veilig Met hart en ziel Brandweer Nederland staat voor 31.000 brandweermensen die zich met hart en ziel inzetten voor hun medemens. Die 24 uur per dag en 7 dagen

Nadere informatie

Gemeenten voeren Regie op Informatie en Processen

Gemeenten voeren Regie op Informatie en Processen Gemeenten voeren Regie op Informatie en Processen Kenmerken van de huidige situatie Eindgebruikers - Voor elk domein binnen een gemeente worden aparte totaaloplossingen gebruikt. - Gegevens worden niet

Nadere informatie

De nieuwe Brandweer Hollands Midden

De nieuwe Brandweer Hollands Midden De nieuwe Brandweer Hollands Midden Bijeenkomst gemeentebesturen (Leiden, 8 oktober 2010) Henk Meijer Regionaal Commandant Korte terugblik Discussie over regionalisering brandweer ruim 5 jaar geleden gestart

Nadere informatie

Instituut Fysieke Veiligheid Expertisecentrum Postbus HA Arnhem Kemperbergerweg 783, Arnhem

Instituut Fysieke Veiligheid Expertisecentrum Postbus HA Arnhem Kemperbergerweg 783, Arnhem organisatie tav Instituut Fysieke Veiligheid Expertisecentrum Postbus 7010 6801 HA Arnhem Kemperbergerweg 783, Arnhem www.ifv.nl info@ifv.nl 026 355 24 00 RPeters Ons kenmerk briefnummer Datum 20 januari

Nadere informatie

Praktijktest Apeldoorn 30 april 2009 Koninginnedag

Praktijktest Apeldoorn 30 april 2009 Koninginnedag Incidentbeheer bij VNOG: Praktijktest Apeldoorn 30 april 2009 Koninginnedag Sinds 2005 is de Veiligheidsregio Noordoost Gelderland betrokken geweest bij de ontwikkeling van het incident-volgsysteem CCS-M

Nadere informatie

We zijn transparant over de kwaliteit van en tussen gegevensregistraties, geven inzicht in de betekenis van gegevens en we herstellen fouten in de

We zijn transparant over de kwaliteit van en tussen gegevensregistraties, geven inzicht in de betekenis van gegevens en we herstellen fouten in de We zijn transparant over de kwaliteit van en tussen gegevensregistraties, geven inzicht in de betekenis van gegevens en we herstellen fouten in de bronregistraties." Ter bevordering van de privacy wordt

Nadere informatie

1. Waarom is het een goed idee om als gemeenten samen op te trekken op het terrein van de uitvoering?

1. Waarom is het een goed idee om als gemeenten samen op te trekken op het terrein van de uitvoering? 1. Waarom is het een goed idee om als gemeenten samen op te trekken op het terrein van de uitvoering? 2. Waarom zijn standaard basisprocessen Meerdere redenen, de belangrijkste: - Juist door digitalisering

Nadere informatie

BeheerVisie ondersteunt StUF-ZKN 3.10

BeheerVisie ondersteunt StUF-ZKN 3.10 Nieuwsbrief BeheerVisie Nieuwsbrief BeheerVisie 2015, Editie 2 Nieuws BeheerVisie ondersteunt StUF-ZKN 3.10 BeheerVisie geeft advies MeldDesk App Message Router MeldDesk Gebruikers Forum Nieuwe MeldDesk

Nadere informatie

TROWA. Visie en scope Informatiemodel Waterschapsverordening. Datum : : 2.0, definitief

TROWA. Visie en scope Informatiemodel Waterschapsverordening. Datum : : 2.0, definitief TROWA Visie en scope Informatiemodel Waterschapsverordening Datum : 0-02-209 Versie : 2.0, definitief Documenthistorie Datum Versie Beschrijving 29--208 0. Initiële versie 07-2-208 0.2 Aangevulde/gecorrigeerde

Nadere informatie

Resultaten gesprekssessie 1 Elektronische Productinformatie

Resultaten gesprekssessie 1 Elektronische Productinformatie Resultaten gesprekssessie 1 Elektronische Productinformatie De gesprekssessie werd geopend met een korte inleiding over het onderwerp Elektronische productinformatie. Hierin werd onder andere geïllustreerd

Nadere informatie

Hoe maak je de BGT succesvol

Hoe maak je de BGT succesvol Hoe maak je de BGT succesvol in jouw organisatie? Hoe succesvol geworden bij de provincie Johan Janzen Succes vertalen naar jouw organisatie Willy Bakker Hoe het allemaal begon (Landmeten) Instrumentarium/hulpmiddelen

Nadere informatie

Opleidingsprogramma DoenDenken

Opleidingsprogramma DoenDenken 15-10-2015 Opleidingsprogramma DoenDenken Inleiding Het opleidingsprogramma DoenDenken is gericht op medewerkers die leren en innoveren in hun organisatie belangrijk vinden en zich daar zelf actief voor

Nadere informatie

Rotterdamse TerugMeld Faciliteit

Rotterdamse TerugMeld Faciliteit Presentatie NOIV congres, 24 maart 2011 Jaap Dekker CIO-office Rotterdamse TerugMeld Faciliteit 2 Agenda Waarom dit verhaal? Digimelding (voorheen TerugMeld Faciliteit). Rotterdamse TerugMeld Faciliteit

Nadere informatie

dekken. Het veiligheidsniveau geeft dus weer WAT het bestuur van de organisatie verwacht. De bestuurlijke uitgangpunten geven hier invulling aan.

dekken. Het veiligheidsniveau geeft dus weer WAT het bestuur van de organisatie verwacht. De bestuurlijke uitgangpunten geven hier invulling aan. dekken. Het veiligheidsniveau geeft dus weer WAT het bestuur van de organisatie verwacht. De bestuurlijke uitgangpunten geven hier invulling aan. Veiligheidszorg geeft invulling aan de HOE-vraag en is

Nadere informatie

Ligt uw uitdaging in het aansluiten op de voorzieningen en de distributie van basisgegevens?

Ligt uw uitdaging in het aansluiten op de voorzieningen en de distributie van basisgegevens? INTEGRATIE PLATFORM Ligt uw uitdaging in het aansluiten op de voorzieningen en de distributie van basisgegevens? Met het Neuron Integratie Platform kunt u uw informatievoorziening op betrouwbare en efficiënte

Nadere informatie

SharePoint helpt ProRail het treinverkeer veiliger te maken

SharePoint helpt ProRail het treinverkeer veiliger te maken SharePoint helpt ProRail het treinverkeer veiliger te maken Case study ProRail Maart 2014 SharePoint helpt ProRail het treinverkeer veiliger te maken Pagina 2/5 SharePoint helpt ProRail het treinverkeer

Nadere informatie

CaseMaster SPC Subsidie aanvraag Planning en Control

CaseMaster SPC Subsidie aanvraag Planning en Control CaseMaster SPC Subsidie aanvraag Planning en Control Subsidie Aanvraag Planning en Control Een subsidie adviseur verzorgt subsidie aanvragen voor bedrijven. Subsidie aanvragen zijn complex en veranderen

Nadere informatie

Visie op Digitaal Zaakgericht werken

Visie op Digitaal Zaakgericht werken Visie op Digitaal Zaakgericht werken Aanleiding om digitaal zaakgericht te gaan werken Digitaal Zaakgericht werken is een belangrijke ontwikkeling die al geruime tijd speelt binnen de overheid, en bij

Nadere informatie

Informatiebeleid: moetje of kans?

Informatiebeleid: moetje of kans? Informatiebeleid: moetje of kans? Guus Zijlstra m.m.v. Arend de Jong 25 november 2009 Jullie workshopleiders Guus Zijlstra: Programmacoordinator NVBR (v.a. 1 maart) Beleid en advieswerk op het grensvlak

Nadere informatie

NORA Expertgroep gegevensmanagement bijeenkomst 4. NORA Kennisnet Gouda

NORA Expertgroep gegevensmanagement bijeenkomst 4. NORA Kennisnet Gouda NORA Expertgroep gegevensmanagement bijeenkomst 4 NORA Kennisnet Gouda Agenda Opening Verslag afgelopen keer Mededelingen Gegevensmanagement in de onderwijsketens (ROSAperspectief) (Henk) Uitgewerkte definitie

Nadere informatie

Dit voorbeeldproject beschrijft het gebruik van web services (open standaarden) voor de ontsluiting van kernregistraties bij de gemeente Den Haag.

Dit voorbeeldproject beschrijft het gebruik van web services (open standaarden) voor de ontsluiting van kernregistraties bij de gemeente Den Haag. Voorbeeldproject Een Haagse SOA Dit voorbeeldproject beschrijft het gebruik van web services (open standaarden) voor de ontsluiting van kernregistraties bij de gemeente Den Haag. Aanleiding Vanuit de visie

Nadere informatie

Intelligent Bridge (i-bridge)

Intelligent Bridge (i-bridge) Intelligent Bridge (i-bridge) Innovatietraject voor crisismanagement tijdens crisisbeheersing, rampenbestrijding en oefeningen 13 april 2010 13-4-2010 i-bridge in a nutshell Doelstelling is door toepassing

Nadere informatie

Brandweer Haaglanden Bestuurlijke aansturing en Contouren brandweerorganisatie

Brandweer Haaglanden Bestuurlijke aansturing en Contouren brandweerorganisatie C O N C E P T R A A D S V O O R S T E L Veiligheidregio Haaglanden Brandweer Haaglanden Bijlage 5.3 C O N C E P T R A A D S V O O R S T E L Brandweer Haaglanden Bestuurlijke aansturing en Contouren brandweerorganisatie

Nadere informatie

LIPSS LIPSS LIPSS LIPSS 21-9-2011. Inhoud van de presentaties. Inhoud van de presentaties. De sprekers. DOEL & RESULTAAT voor U

LIPSS LIPSS LIPSS LIPSS 21-9-2011. Inhoud van de presentaties. Inhoud van de presentaties. De sprekers. DOEL & RESULTAAT voor U Open ICT ketenplatform voor naadloze informatievoorziening in het logistieke systeem van de groothandelaar in bloemen en planten. De sprekers Kenlog : de bedrijfskunde Coena : de IT technologie DOEL &

Nadere informatie

Afsluitende nieuwsbrief i-dbk Nummer 10 - februari 2013

Afsluitende nieuwsbrief i-dbk Nummer 10 - februari 2013 Afsluitende nieuwsbrief i-dbk Nummer 10 - februari 2013 Dit is de nieuwsbrief van het landelijke project i-dbk. Deze wordt zo breed mogelijk verspreid. Het is toegestaan deze nieuwsbrief verder te verspreiden,

Nadere informatie

Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding. Werk in uitvoering Een greep uit onze projecten

Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding. Werk in uitvoering Een greep uit onze projecten Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding Werk in uitvoering Een greep uit onze projecten Brandweer Nederland is volop in beweging. In programmaraden, netwerken en vakgroepen werken

Nadere informatie

Projectvoorstel Pilot Basisregistraties Grootschalige Topografie (BGT)

Projectvoorstel Pilot Basisregistraties Grootschalige Topografie (BGT) Projectvoorstel Pilot Basisregistraties Grootschalige Topografie (BGT) Aan : Kring van Twentse secretarissen Programma : SSNT Basisregistraties Topografie i.s.m. SSNT/ I & A Opdrachtgevers : G.J. Eikenaar

Nadere informatie

Samen werken aan de mooiste database

Samen werken aan de mooiste database Samen werken aan de mooiste database Inleiding Het is erg vervelend wanneer in een zakelijke brief uw naam verkeerd gespeld wordt, of als u op de werkvloer steeds post ontvangt op naam van uw voorganger.

Nadere informatie

Tussenrapportage project professionaliseren functioneel beheer instellingssystemen September 2011

Tussenrapportage project professionaliseren functioneel beheer instellingssystemen September 2011 Universitair Informatiemanagement Kenmerk: SECR/UIM/11/0914/FS Datum: 14-09-11 Tussenrapportage project professionaliseren functioneel beheer instellingssystemen September 2011 1. Inleiding Begin 2011

Nadere informatie

Intelligent Bridge 2.0 (i-bridge)

Intelligent Bridge 2.0 (i-bridge) Intelligent Bridge 2.0 (i-bridge) Innovatietraject voor crisismanagement tijdens crisisbeheersing, rampenbestrijding en oefeningen 23 maart 2010 21-10-2012 i-bridge in a nutshell Doelstelling is door toepassing

Nadere informatie

Marlin Family. Marlin

Marlin Family. Marlin PCA Mobile PCA Mobile Organisatie PCA Mobile BV maakt deel uit van de Mobile Solution Group en biedt met ruim 40 enthousiaste collega s een veelomvattend pakket van innovatieve en gebruiksvriendelijke

Nadere informatie

VEILIGHEIDSINFORMATIE CENTRUM

VEILIGHEIDSINFORMATIE CENTRUM VEILIGHEIDSINFORMATIE CENTRUM Contactdag Inspectie Veiligheid en Justitie RBCB en Brandweer Erik van Borkulo, Coördinator Netcentrisch Werken Guus Welter, Adviseur Informatisering Agenda Veiligheidsinformatie

Nadere informatie

Registratie Data Verslaglegging

Registratie Data Verslaglegging Sjablonen Websupport Registratie Data Verslaglegging Websites Inrichtingen Video solutions Rapportages Consultancy Imports Helpdesk Exports Full Service Dashboards Registratie Koppelen en controleren De

Nadere informatie

GOVERNANCE, RISK & COMPLIANCE WHITEPAPER

GOVERNANCE, RISK & COMPLIANCE WHITEPAPER GOVERNANCE, RISK & COMPLIANCE De wereld van vandaag wordt gekenmerkt door de snelle ontwikkeling van nieuwe technologieën en disruptieve marktomstandigheden. Deze ontwikkelingen hebben verregaande gevolgen

Nadere informatie

Verplichtingen administratie. Brochure - Verplichtingen administratie

Verplichtingen administratie. Brochure - Verplichtingen administratie Brochure - Verplichtingen administratie Ontwikkeld door: Van der Heijde Automatisering B.V. Registratie van verplichtingen van debiteuren en aan crediteuren Uitgebreide structuur voor autorisatie van verschillende

Nadere informatie

Factsheet CONTINUOUS VALUE DELIVERY Mirabeau

Factsheet CONTINUOUS VALUE DELIVERY Mirabeau Factsheet CONTINUOUS VALUE DELIVERY Mirabeau CONTINUOUS VALUE DELIVERY We zorgen ervoor dat u in elke volwassenheidsfase van uw digitale platform snel en continu waarde kunt toevoegen voor eindgebruikers.

Nadere informatie

Het digitaal samenstellen en uniformeren van projectdocumentatie.

Het digitaal samenstellen en uniformeren van projectdocumentatie. Het digitaal samenstellen en uniformeren van projectdocumentatie. As-Built Documentatie digitaal op orde Als uw bedrijf actief is in de Marine, Off-Shore, energie of chemische industrie, dan heeft u voor

Nadere informatie

Brandweerzorg in samenhang

Brandweerzorg in samenhang Brandweerzorg in samenhang Presentatie voor het Algemeen Bestuur op 20 mei 2016 Dekkingsplan Brandrisicoprofiel Wettelijk kader Art. 14 Wet Vr: het bestuur van een veiligheidsregio stelt minimaal eens

Nadere informatie

Elektronisch factureren

Elektronisch factureren Elektronisch factureren Inleiding Elektronisch Factureren in RADAR is mogelijk vanaf versie 4.0. Deze module wordt niet standaard meegeleverd met de RADAR Update maar is te bestellen via de afdeling verkoop

Nadere informatie

Gratis kaart. Complete en betaalbare MKB-oplossing

Gratis kaart. Complete en betaalbare MKB-oplossing Complete en betaalbare MKB-oplossing De Oracle Business Intelligence Suite is een open en complete oplossing waarmee u iedereen binnen de organisatie van de juiste informatie kunt voorzien: De gegevens

Nadere informatie

Vaals, juni 2013 Versie 1.2. PLAN VAN AANPAK Informatievoorziening & Automatisering De route voor de toekomst 2013-2015

Vaals, juni 2013 Versie 1.2. PLAN VAN AANPAK Informatievoorziening & Automatisering De route voor de toekomst 2013-2015 Vaals, juni 2013 Versie 1.2 PLAN VAN AANPAK Informatievoorziening & Automatisering De route voor de toekomst 2013-2015 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Plan van aanpak 1.1 Inleiding 3 Hoofdstuk 2 Actiepunten

Nadere informatie

Gemeente Amsterdam digitaliseert dienstverlening

Gemeente Amsterdam digitaliseert dienstverlening Gemeente Amsterdam digitaliseert dienstverlening De overheid zet zwaar in op e-government, bijvoorbeeld door verbetering van de digitale dienstverlening aan de burger. De gemeente Amsterdam pakt deze vernieuwingsslag

Nadere informatie

VISIEDOCUMENT INFORMATIEMANAGEMENT Stichting Openbaar Onderwijs Zwolle en Regio

VISIEDOCUMENT INFORMATIEMANAGEMENT Stichting Openbaar Onderwijs Zwolle en Regio VISIEDOCUMENT INFORMATIEMANAGEMENT Stichting Openbaar Onderwijs Zwolle en Regio Mark Timmermans Versie 1.0 1. Inleiding De Stichting Openbaar Onderwijs Zwolle en Regio (OOZ) is het bevoegd gezag van een

Nadere informatie

Kernregistratie Openbare Ruimte Overheid & ICT, Utrecht

Kernregistratie Openbare Ruimte Overheid & ICT, Utrecht Kernregistratie Openbare Ruimte Overheid & ICT, Utrecht DE KERNREGISTRATIE OPENBARE RUIMTE IS EEN ONMISBAAR INSTRUMENT VOOR IEDERE OVERHEIDSORGANISATIE DIE BEHEERTAKEN IN DE OPENBARE RUIMTE HEEFT René

Nadere informatie

Naar de cloud: drie praktische scenario s. Zet een applicatiegerichte cloudinfrastructuur op. whitepaper

Naar de cloud: drie praktische scenario s. Zet een applicatiegerichte cloudinfrastructuur op. whitepaper Naar de cloud: drie praktische scenario s Zet een applicatiegerichte cloudinfrastructuur op whitepaper Naar de cloud: drie praktische scenario s Veel bedrijven maken of overwegen een transitie naar de

Nadere informatie

1. Over LEVIY 5. Openen van de activiteit 2. Algemene definities 6. Inloggen op het LEVIY dashboard 3. Inloggen 6.1 Overzichtspagina 3.

1. Over LEVIY 5. Openen van de activiteit 2. Algemene definities 6. Inloggen op het LEVIY dashboard 3. Inloggen 6.1 Overzichtspagina 3. Versie 1.0 05.03.2015 02 1. Over LEVIY Wat doet LEVIY? 08 5. Openen van de activiteit Hoe wordt de activiteit geopend? 2. Algemene definities Behandelen van terugkerende definities. 09 6. Inloggen op het

Nadere informatie

Incore Solutions Learning By Doing

Incore Solutions Learning By Doing Incore Solutions Learning By Doing Incore Solutions Gestart in November 2007 Consultants zijn ervaren met bedrijfsprocessen en met Business Intelligence Alle expertise onder 1 dak voor een succesvolle

Nadere informatie

Reactie in kader van consultatie StUF. Geachte lezer, Hierbij onze reactie op de consultatieprocedure StUF

Reactie in kader van consultatie StUF. Geachte lezer, Hierbij onze reactie op de consultatieprocedure StUF Reactie in kader van consultatie StUF Geachte lezer, Hierbij onze reactie op de consultatieprocedure StUF 1. In de beschrijving wordt niet ingegaan op de huidige situatie dat met de 'uitrol' van het stelsel

Nadere informatie

Whitepaper. One language, one source, one truth

Whitepaper. One language, one source, one truth Whitepaper One language, one source, one truth Contact Voor meer informatie of een demo kunt u contact opnemen met John Vermolen of Bas de Graaf: 06-53943650 / 06-53289168 Postbus 79075, 1070 NC Amsterdam

Nadere informatie

Factsheet 3D-Voxelmodellering

Factsheet 3D-Voxelmodellering Factsheet 3D-Voxelmodellering Inhoudsopgave Waarderen op basis van gebruiksoppervlakte... 1 3D-Voxelmodellering... 1 Hoogtegegevens... 1 Techniek... 2 3D-metingen... 3 Kwaliteitscontrole WOZ en BAG...

Nadere informatie

MOED brandweer VNOG T.b.v. de 22 gemeenteraden

MOED brandweer VNOG T.b.v. de 22 gemeenteraden MOED brandweer VNOG T.b.v. de 22 gemeenteraden ü Aanleiding MOED ü Algemene informatie brandweer in de veiligheidsregio ü Inhoud MOED ü Samenvatting uitspraken algemeen bestuur 1. Aanleiding MOED De wereld

Nadere informatie

AccountView Go Workflow documenten handleiding

AccountView Go Workflow documenten handleiding AccountView Go Workflow documenten handleiding Workflow AccountView Go Pagina 1 van 12 Inhoud 1 Business Case... 3 1.1 Maandelijkse rapporten... 3 1.1.1 BTW Aangifte... 3 1.1.2 Openstaande posten debiteuren...

Nadere informatie

GEMEENTE ALMERE EEN STAD VAN ONTWIKKELING

GEMEENTE ALMERE EEN STAD VAN ONTWIKKELING GEMEENTE ALMERE EEN STAD VAN ONTWIKKELING GEMEENTE ALMERE Een pioniersstad. Zo kun je Almere wel noemen. Zo n veertig jaar geleden werden de eerste huizen er gebouwd. Inmiddels wonen er meer dan 200.000

Nadere informatie

Lessons Learned - Samenhang. Leo Kooijman

Lessons Learned - Samenhang. Leo Kooijman Lessons Learned - Samenhang Leo Kooijman Soesterberg, 10-01-2008 Inhoud Waar staan we met de NEC-experimenten Wat hebben we gedaan Wat hebben we geleerd Hoofdlijnen aanpak vervolg 2008 e.v. Totaalpakket

Nadere informatie

Registreren, analyseren en verantwoorden

Registreren, analyseren en verantwoorden Registreren, analyseren en verantwoorden Inhoud DAS in het kort DAS in het kort 3 De voordelen voor u 4 Effecten meten 4 Uw opdracht verantwoorden 5 Werkwijze methodiseren 6 Samenwerking bevorderen 7 Kosten

Nadere informatie

Tijdelijke opdracht: Projectleider Toepasbare regels

Tijdelijke opdracht: Projectleider Toepasbare regels Tijdelijke opdracht: Projectleider Toepasbare regels (opdrachtnummer:19.015) Aanvullende informatie Een onderdeel van de procedure is een formele inschrijving op het Dynamisch Aankoop Systeem (DAS) van

Nadere informatie

Van goed plan tot infrastructuur. Paul Hanraets Programmamanager GEO OOV

Van goed plan tot infrastructuur. Paul Hanraets Programmamanager GEO OOV Van goed plan tot infrastructuur Paul Hanraets Programmamanager GEO OOV Belang Geo-info voor de OOV Essentieel voor de plaatsbepaling van het incident en omvang van het effectgebied Basis voor communicatie

Nadere informatie

Archimate risico extensies modelleren

Archimate risico extensies modelleren Archimate risico extensies modelleren Notatiewijzen van risico analyses op basis van checklists versie 0.2 Bert Dingemans 1 Inleiding Risico s zijn een extra dimensie bij het uitwerken van een architectuur.

Nadere informatie

Resultaten GeoMonitor Water. Geanonimiseerd

Resultaten GeoMonitor Water. Geanonimiseerd Resultaten GeoMonitor Water Geanonimiseerd Versie: 0.4 13-10-2015 1 Inleiding... 3 2 Vergelijking GIS / Geo voorziening... 4 2.1 GIS / Geo personeel... 4 2.2 Gebruik... 6 2.3 Kwaliteit... 8 2.4 Kosten...

Nadere informatie

IP Services. De grenzeloze mogelijkheden van een All IP -netwerk

IP Services. De grenzeloze mogelijkheden van een All IP -netwerk IP Services De grenzeloze mogelijkheden van een All IP -netwerk Voor wie opgroeit in deze tijd is het de grootste vanzelfsprekendheid. Je zet de computer aan en je kunt mailen, chatten, elkaar spreken

Nadere informatie

STORAGE AUTOMATION IT MANAGEMENT & OPTIMIZATION DATAGROEI DE BAAS MET EXTREEM BEHEERGEMAK DOOR AUTOMATISERING EN VIRTUALISATIE

STORAGE AUTOMATION IT MANAGEMENT & OPTIMIZATION DATAGROEI DE BAAS MET EXTREEM BEHEERGEMAK DOOR AUTOMATISERING EN VIRTUALISATIE IT MANAGEMENT & OPTIMIZATION STORAGE AUTOMATION DATAGROEI DE BAAS MET EXTREEM BEHEERGEMAK DOOR AUTOMATISERING EN VIRTUALISATIE EEN EFFECTIEVE EN KOSTENEFFICIËNTE OPLOSSING VOOR DATAGROEI De druk op systeembeheerders

Nadere informatie

Plan van aanpak voor een tussentijdse evaluatie beleidsplan Sociaal Domein

Plan van aanpak voor een tussentijdse evaluatie beleidsplan Sociaal Domein Plan van aanpak voor een tussentijdse evaluatie beleidsplan Sociaal Domein Gemeente Bronckhorst, 23 augustus 2016 1. Aanleiding We willen het beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018 gemeente Bronckhorst tussentijds

Nadere informatie

Rostar CAS: online personeelsplanningssoftware voor dienstenchequekantoren. software consultancy training

Rostar CAS: online personeelsplanningssoftware voor dienstenchequekantoren. software consultancy training Rostar CAS: online personeelsplanningssoftware voor dienstenchequekantoren software consultancy training De markt heeft nood aan een flexibele en complete planningsoplossing. De invoering van de dienstencheques

Nadere informatie

OpenIMS 4.2 Portaal Server

OpenIMS 4.2 Portaal Server OpenIMS 4.2 Portaal Server Inhoudsopgave 1 WAT IS EEN ENTERPRISE INFORMATIE PORTAAL?...3 1.1 BESPARINGEN...3 1.2 GERICHT OP EEN SPECIFIEKE DOELGROEP...3 2 OPENIMS PORTAAL SERVER (PS)...4 2.1 CENTRAAL BEHEER...4

Nadere informatie

GEO-informatie bij Politie. Locatieserver 2.0

GEO-informatie bij Politie. Locatieserver 2.0 GEO-informatie bij Politie Locatieserver 2.0 Voorstellen Quita Goede Geo Coordinator, Landelijk Functioneel Beheer Politie Wimfred Grashoff Projectleider Locatieserver 2.0 Vandaag Het belang van GEO-informatie

Nadere informatie

Regionale uitvoeringsdiensten Samen onderweg naar een betere samenwerking

Regionale uitvoeringsdiensten Samen onderweg naar een betere samenwerking Regionale uitvoeringsdiensten Samen onderweg naar een betere samenwerking Versie: 1.0 Datum: 16 augustus 2011 Auteur: Niels van der Kolk Afdeling: Belasting & Vastgoed 1 Inhoudsopgave 1 Regionale uitvoeringsdiensten

Nadere informatie

Management. Analyse Sourcing Management

Management. Analyse Sourcing Management Management Analyse Sourcing Management Management Business Driven Management Informatie- en communicatietoepassingen zijn onmisbaar geworden in de dagelijkse praktijk van uw organisatie. Steeds meer

Nadere informatie

Radicaal veranderen met Common Ground. Paul Ruijgrok en Sander Bijvank

Radicaal veranderen met Common Ground. Paul Ruijgrok en Sander Bijvank Radicaal veranderen met Common Ground Paul Ruijgrok en Sander Bijvank Agenda Deel 1 1. Welke ontwikkelingen zien we? 2. Wat betekent dat voor gemeenten? 3. Hoe kan Common Ground daarbij helpen? 4. Waar

Nadere informatie

ETIM NL Dynamische publicatie

ETIM NL Dynamische publicatie ETIM NL Dynamische publicatie V1-2015 Versie datum 18-03-2015 Auteur: Marc Habets INHOUD 1. Inleiding 3 2. Dynamische publicatie 3 2.1. Wat is een dynamische ETIM publicatie? 3 2.2. Voordelen en randvoorwaarden

Nadere informatie

Naar een gemeenschappelijk beeld. Jeroen Neuvel

Naar een gemeenschappelijk beeld. Jeroen Neuvel Naar een gemeenschappelijk beeld Jeroen Neuvel Context Achtergrond PhD in ruimtelijke planning: Geographical dimensions of risk management Docent Integrale veiligheidskunde Deventer en Enschede Onderzoeker

Nadere informatie

EXACT SALARIS PLUS. Compleet Human Resource Management met salarisadministratie.

EXACT SALARIS PLUS. Compleet Human Resource Management met salarisadministratie. HOME WAT VOORDELEN FUNCTIONALITEITEN Compleet Human Resource Management met salarisadministratie. RAPPORTAGE IMPLEMENTATIE SERVICE ESSENTIALS OVER EXACT IN HET KORT Werknemers zijn de ruggengraat van bedrijven.

Nadere informatie

Naam presentatie. Basisregistraties 7 november 2013 Amersfoort

Naam presentatie. Basisregistraties 7 november 2013 Amersfoort Naam presentatie Vrienden van de Vrienden van de Basisregistraties 7 november 2013 Amersfoort 2 Jan Haasnoot Projectleider Sectoraal Knooppunt Wim Wispelweij Programmamanager PIB 3 B R O B R P N H R B

Nadere informatie

Versie Vragen en Antwoorden Project Databank L&O GBO-SO

Versie Vragen en Antwoorden Project Databank L&O GBO-SO Project Databank Logistiek & Ondersteuning Brandweer Nederland De belangrijkste vragen én antwoorden op een rij over de Databank Logistiek & Ondersteuning Project databank L&O, Brandweer Nederland 1. Wat

Nadere informatie

Realisatie Programma e-dienstverlening 2e fase

Realisatie Programma e-dienstverlening 2e fase Realisatie Programma e-dienstverlening 2e fase Inleiding In de periode 2008-2009 is een Realisatieplan Dienstverlening ontwikkeld om de informatievoorziening van de gemeente Oegstgeest te verbeteren en

Nadere informatie

Intern (On-Premise) Co-Location Infrastructure-as-a-Service (IaaS) Platform-as-a-Service (PaaS)

Intern (On-Premise) Co-Location Infrastructure-as-a-Service (IaaS) Platform-as-a-Service (PaaS) Tot een aantal jaren geleden was het redelijk vanzelfsprekend om in een gebouw met een groot aantal werkplekken een eigen serverruimte te maken. Dit heeft nog steeds een aantal voordelen. Vandaag de dag

Nadere informatie

Zaakgewijs werken Advies omtrent architectuur en implementatie

Zaakgewijs werken Advies omtrent architectuur en implementatie Zaakgewijs werken Advies omtrent architectuur en implementatie Den Haag, 1 mei 2009 Digital Groep Definitief MANAGEMENTSAMENVATTING De gemeente X heeft hoge ambities op het gebied van dienstverlening en

Nadere informatie

Dragon1 EA Tool. Business case webbased EA tool. Een webbased EA tool geschikt voor elke architectuurmethode!

Dragon1 EA Tool. Business case webbased EA tool. Een webbased EA tool geschikt voor elke architectuurmethode! Dragon1 EA Tool Business case webbased EA tool Een webbased EA tool geschikt voor elke architectuurmethode! uw organisatie, datum, versie #.#, documentstatus eigenaar/budgetverantwoordelijke: Kies op deze

Nadere informatie

Bijlage 1 Advies brandweer Veiligheidsregio Haaglanden

Bijlage 1 Advies brandweer Veiligheidsregio Haaglanden 33 Bijlage 1 Advies brandweer Veiligheidsregio Haaglanden Wijzigingsplan "Emmastraat Pijnacker" (vastgesteld) Wijzigingsplan "Emmastraat Pijnacker" (vastgesteld) 34 Veiligheidsregio Haaglanden HlMlIIlil

Nadere informatie

Praktijkinstructie Oriëntatie op de informatie-analyse 4 (CIN08.4/CREBO:50131)

Praktijkinstructie Oriëntatie op de informatie-analyse 4 (CIN08.4/CREBO:50131) instructie Oriëntatie op de informatie-analyse 4 (CIN08.4/CREBO:50131) pi.cin08.4.v2 ECABO, 1 september 2003 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, overgenomen, opgeslagen

Nadere informatie

Managementinformatiesysteem

Managementinformatiesysteem Managementinformatiesysteem (aanvulling bij hele boek) Het opzetten van een managementinformatiesysteem Wanneer je een werkstuk moet maken, bijvoorbeeld over de houding van de Nederlanders ten opzichte

Nadere informatie

Moduleoverzicht Moduleoverzicht Scorion Datum: 9 april 2008 1 Parantion 2008

Moduleoverzicht Moduleoverzicht Scorion Datum: 9 april 2008 1 Parantion 2008 Moduleoverzicht Datum: 9 april 2008 1 Parantion 2008 Scorion: het instrument Scorion ondersteunt professionals bij de persoonlijke professionele ontwikkeling op basis van competenties. Scorion stelt een

Nadere informatie