HANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "HANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST"

Transcriptie

1 HANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST van 26 maart 2019 met nummer HHC-M in de zaak met rolnummer 1718-HHC-0042-M Verzoekende partij de bvba R & N RABOUT vertegenwoordigd door advocaat Paul QUIRYNEN met woonplaatskeuze op het kantoor te 2840 Rumst, Molenstraat 137 Verwerende partij het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, ten verzoeke van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw vertegenwoordigd door advocaten Willem SLOSSE en Stijn BRUSSELMANS met woonplaatskeuze op het kantoor te 2018 Antwerpen, Mechelsesteenweg 64 bus 201 I. BESTREDEN BESLISSING De verzoekende partij vordert met een aangetekende brief van 29 augustus 2018 de vernietiging van de beslissing van de gewestelijke entiteit van 8 augustus 2018, gekend onder nummer 15- AMMC-1317-M/1. De bestreden beslissing legt aan de verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op van euro wegens schending van artikel 7, 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu (hierna: Natuurbesluit). Aan de verzoekende partij wordt verweten een vlaksgewijze chemische bestrijding van netels en distels te hebben verricht op een weiland gekend als historisch permanent grasland. II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING De verwerende partij dient een antwoordnota en het administratief dossier in. De verzoekende partij dient een wederantwoordnota in. De kamervoorzitter behandelt de vordering tot vernietiging op de openbare zitting van 21 februari Advocaat Paul QUIRYNEN voert het woord voor de verzoekende partij. Advocaat Stijn BRUSSELMANS voert het woord voor de verwerende partij. Het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (DBRC-decreet) en het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei

2 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (Procedurebesluit) zijn toegepast. III. FEITEN 1. De verzoekende partij is landbouwer en voert daarnaast sproeiopdrachten uit in loondienst voor andere landbouwers. In opdracht van de heer Stéphane CASSELMAN voert de verzoekende partij op 26 mei 2015 op de betrokken percelen een sproeiopdracht uit met het oog op de bestrijding van netels en distels. Op 2 juni 2015 stellen gewestelijke toezichthouders voor het agentschap Natuur en Bos het volgende vast: Omstreeks 13u15 stellen wij vanop de openbare weg vast dat op één bepaald landbouwperceel -dat als grasland wordt gebruikt- alle kruidachtige vegetatie aan het wegkwijnen is. Het betreft het landbouwperceel met bovenvermelde kadastrale gegevens. Het perceel is gekend als 'Historisch Permanent Grasland' en is gelegen in Speciale Beschermingszone 'Vogelrichtlijngebied Poldercomplex' en in een Erkend Natuurreservaat. Opsteller begeeft zich tot een stuk in het perceel en kan duidelijk vaststellen dat de kruidachtige vegetatie quasi vlaksgewijs aan het afsterven is. Slechts op enkele plaatsen bemerken wij dat er Distels staan. In de perceelsrand stellen wij vast dat alle bloemrijke vegetatie aan het afsterven is. Hier werd duidelijk vlaksgewijs gesproeid en niet pleksgewijs. In deze rand treffen wij geen distels. Om een goede landbouwvoering op 'Historisch Permanente Graslanden' te verzekeren is het behandelen van Distels en Netels toegestaan. Dit kan echter enkel pleksgewijs. De vlaksgewijze behandeling zoals we deze hier vaststellen is niet toegestaan. Deze vaststellingen worden opgenomen in het proces-verbaal nr. BG.64J.H /15, afgesloten op 13 juli 2015 en verzonden op 23 juli Op 30 juni 2015 wordt de heer Stéphane CASSELMAN verhoord. Op 8 juli 2015 wordt vervolgens de verzoekende partij verhoord. Op 4 september 2015 meldt de procureur des Konings dat hij niet zal overgaan tot strafrechtelijke vervolging. Met een brief van 18 december 2015 brengt de gewestelijke entiteit de verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen en nodigt zij de verzoekende partij uit om schriftelijk haar verweer mee te delen. 2

3 De verzoekende partij bezorgt haar schriftelijk verweer met een aangetekende brief van 11 januari 2016 aan de gewestelijke entiteit. Daarin geeft de verzoekende partij tevens aan dat hij het niet nodig vindt een hoorzitting te organiseren. De gewestelijke entiteit legt op 8 augustus 2018 de vermelde bestuurlijke geldboete op. Deze beslissing wordt aan de verzoekende partij betekend met een aangetekende brief van 13 augustus De verwerende partij motiveert haar beslissing als volgt: 4.Beoordeling De vastgestelde feiten worden beoordeeld in toepassing van de artikelen zoals vervat in afdeling IV van hoofdstuk IV van titel XVI van het DABM "De bestuurlijke geldboeten" De toerekenbaarheid aan de overtreder Artikel 7, 4 van het Natuurbesluit verbiedt het wijzigen van historisch permanente graslanden, met inbegrip van het daaraan verbonden microreliëf en poelen, indien deze gelegen zijn in het beschermingsgebied Poldercomplex. Vermoedelijke overtreder had in opdracht van dhr. Casselman netels en distels op zijn percelen bestreden. Uit het dossier blijkt dat alle kruidachtige vegetatie op de percelen aan het afsterven was als gevolg van vlaksgewijze chemische bestrijding. Vermoedelijke overtreder betwist vlaksgewijs gesproeid te hebben. Hij reed rond met zijn sproeimachine en opende enkel de sproeiers op de plaatsen waar distels stonden. Er waren echter veel netels en distels aanwezig zodat de sproeier vaak geopend diende te worden, hetgeen het vermoeden gecreëerd kan hebben dat er een vlaksgewijze behandeling uitgevoerd was. Uit het fotodossier en aanvullende informatie van de verbalisant blijkt dat er op de percelen geen sprake was van netel- en distelhaarden, maar er distels her en der verspreid stonden. Het behandelen van distels met een sproeimachine kan niet beschouwd worden als pleksgewijs sproeien De drift die dergelijke manier van werken veroorzaakt is immers te groot wat resulteert in vlaksgewijs sproeien. Een pleksgewijze behandeling betekent dat er enkel op plaatsen waar effectief distels staan gesproeid wordt en niet in een brede zone waar distels staan. Vermoedelijke overtreder stelt dat 2 maanden nadat hij het desbetreffend weiland behandeld werd, er een vergunning afgeleverd werd om met een kraan werken uit te voeren op het weiland Naast het feit dat deze bewering niet gestaafd wordt door vermoedelijke overtreder, doet deze bewering ook geen afbreuk aan het begane milieumisdrijf. Bovenvermelde feiten maken een schending uit van Natuurdecreet: artikel 7, 4 en vallen daarmee onder de definitie van een milieumisdrijf als bedoeld in artikel , 2 DABM, waarvoor een bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd. 3

4 Het milieumisdrijf staat vast in hoofde van overtreder De hoogte van de geldboete Bij de bepaling van de hoogte van de geldboete wordt rekening gehouden met de ernst van de gepleegde feiten, de frequentie en de omstandigheden waarin de feiten gepleegd of beëindigd zijn De ernst van de feiten De regelgeving inzake natuurbehoud en de vrijwaring van het natuurlijk milieu is gericht op de bescherming, de ontwikkeling, het beheer en het herstel van de natuur en het natuurlijk milieu en op de handhaving of het herstel van de daartoe vereiste milieukwaliteit. Het beleid is gericht op het nemen van alle maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van internationale overeenkomsten of verdragen betreffende het natuurbehoud of van akten betreffende het natuurbehoud, met inbegrip van Europese richtlijnen, vastgesteld op grond van internationale verdragen. De Vlaamse regering neemt alle nodige maatregelen ter aanvulling van de bestaande regelgeving om over het gehele grondgebied van het Vlaamse Gewest de milieukwaliteit te vrijwaren die vereist is voor het behoud van de natuur en om het standstill-beginsel toe te passen zowel wat betreft de kwaliteit als de kwantiteit van de natuur. De over een zeer grote oppervlakte (9 ha) met chemische bestrijdingsmiddelen behandelde percelen hebben een grote natuurwaarde door de kwalificatie als historisch permanent grasland en de ligging in een erkend natuurreservaat en in het beschermingsgebied Poldercomplex. Door het chemisch behandelen van deze percelen wordt de vegetatie gewijzigd met mogelijke verlies van natuurwaarde tot gevolg. De percelen worden op de biologische waarderingskaart gekarteerd als biologisch waardevol ('Hpr'. weilandcomplex met veel sloten en/of microreliëf en bijkomend als K(mr- ) perceelsrand met rietkraag). De feiten werden gepleegd in professioneel verband. Deze feiten zijn derhalve voldoende ernstig om gesanctioneerd te worden met een bestuurlijke geldboete van euro (na toepassing van de opdeciemen) De frequentie Het betreft een eenmalige schending. Er zijn minstens geen indicaties die erop wijzen dat bij overtreder reeds eerder vergelijkbare feiten werden vastgesteld Het criterium frequentie geeft derhalve geen aanleiding tot een hogere geldboete De omstandigheden De bestuurlijke geldboete is een punitieve sanctie met leedtoevoeging als primair doel. Het afstemmen van de op te leggen bestuurlijke geldboete op de grootte van de onderneming en, hiermee samenhangend, de financiële draagkracht, is essentieel om dit sanctiedoel te kunnen realiseren. De grootte en financiële draagkracht van overtreder wordt door de gewestelijke entiteit bepaald op basis van het jaargemiddelde van het personeelsbestand, 4

5 de jaaromzet en het balanstotaal, terug te vinden in de meest recente jaarrekening zoals publiek gemaakt op de website van de Nationale bank, volgens de drempels uit artikelen 15, 1 en 15/1 van het Wetboek van Vennootschappen. Aangezien de overtreder in casu de drempels vermeld in artikel 15/1 W Venn niet overschrijdt, oordeelt de gewestelijke entiteit dat het passend en redelijk is om de bestuurlijke geldboete te verlagen tot 8593 euro (na toepassing van de opdeciemen). De gewestelijke entiteit ging per schrijven van 18/12/2015 over tot kennisgeving van het voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming. Artikel DABM voorziet dat een boetebeslissing binnen een termijn van honderdtachtig dagen na deze kennisgeving genomen dient te worden Deze termijn van 180 dagen is een termijn van orde, waarvan de overschrijding niet gesanctioneerd wordt. Deze beslissingstermijn is inmiddels verstreken. De gewestelijke entiteit is in casu evenwel van oordeel dat de feiten voldoende ernstig zijn om alsnog een bestuurlijke geldboete op te leggen en acht het, wegens de voorliggende overschrijding van de beslissingstermijn en rekening houdende met de concrete elementen in het dossier, passend en redelijk om het boetebedrag te verlagen tot 6186 euro (na toepassing van de opdeciemen). Ten slotte zijn er, wat dit milieumisdrijf betreft, geen verdere bijzondere omstandigheden die in rekening worden genomen bij het bepalen van de hoogte van de boete. Dit is de bestreden beslissing. Aan de heer Stéphane CASSELMAN wordt op 6 augustus 2018 voor dezelfde feiten eveneens een alternatieve bestuurlijke geldboete opgelegd. Deze zaak is gekend onder het rolnummer HHC-0001-M. IV. ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING Schending van artikel 15, 4 Procedurebesluit Standpunt van de partijen 1. De verwerende partij voert aan dat het verzoekschrift onontvankelijk is omdat het volgens haar louter opportuniteitskritiek formuleert zonder dat wordt verduidelijkt welke regelgeving geschonden is en op welke wijze. 2. De verzoekende partij stelt in haar wederantwoordnota dat zij een duidelijke omschrijving van de geschonden geachte regelgeving heeft gegeven door te stellen dat de verwerende partij te repressief is geweest en een onevenredig zware geldboete heeft opgelegd, gelet op de persoon van de verzoekende partij en de omstandigheden van de vaststellingen en zodoende een kennelijk onredelijke toepassing heeft gemaakt van de waarderingscriteria van artikel DABM. 5

6 Beoordeling door het College 1. Overeenkomstig artikel 15, 4 Procedurebesluit moet het verzoekschrift een uiteenzetting bevatten van de feiten en de middelen. Het voorschrift is een niet-regulariseerbare substantiële vormvereiste, waarvan de niet-naleving de ontvankelijkheid van het verzoekschrift in het gedrang brengt. Een verzoekschrift dient bijgevolg minstens één ontvankelijk middel te bevatten. Een middel is ontvankelijk als het minstens een voldoende omschrijving bevat van de geschonden geachte regelgeving of beginselen van behoorlijk bestuur en wordt verduidelijkt op welke wijze vermelde regelgeving of beginselen worden geschonden. Dit voorschrift vereist niet dat de verzoekende partij expliciet de rechtsregels of rechtsbeginselen moet vermelden die door de bestreden beslissing geschonden zijn. Wel is het noodzakelijk dat de uiteenzetting in het verzoekschrift afdoende duidelijk maakt wat de bestreden beslissing verweten wordt in feite en in rechte, niet alleen met het oog op de legaliteitstoetsing die het College doorvoert, maar ook in functie van de vrijwaring van de rechten van verdediging. 2. Uit het verzoekschrift blijkt dat de verzoekende partij de kwalificatie van de ten laste gelegde feiten als misdrijf betwist, minstens dat zij het intentioneel element van de ten laste gelegde feiten in vraag stelt. Zij bekritiseert tevens de omvang van de opgelegde boete omdat volgens haar onvoldoende rekening gehouden is met het éénmalig karakter van de feiten en omdat het boetebedrag niet in verhouding staat tot het kleinschalig karakter van het landbouwbedrijf van de verzoekende partij. Hiermee betwist de verzoekende partij impliciet maar zeker de beoordeling van de waarderingscriteria alsook de proportionaliteit van de geldboete. Zodoende ontleent zij een bijkomend middelonderdeel aan de mogelijke schending van artikel en DABM. De verwerende partij heeft zoals blijkt uit haar repliek in de antwoordnota, de uiteenzetting van de verzoekende partij duidelijk in die zin begrepen en aldus nuttig verweer kunnen voeren. De exceptie wordt verworpen. V. ONDERZOEK VAN DE MIDDELEN TOT VERNIETIGING A. Enig middel Standpunt van de partijen 1. De verzoekende partij stelt dat er geen sprake is van een misdrijf omdat de procureur des Konings het dossier zonder gevolg heeft gerangschikt. Voorts betwist zij de omvang van de opgelegde boete en wijst zij er op dat het éénmalig karakter van de feiten onvoldoende in rekening werd genomen net als het feit dat er nooit de intentie is geweest om de regelgeving te ontwijken en/of ontduiken wat blijkt uit het feit dat zij betrokken is bij het beheer van (gronden gerelateerd aan) natuurdomein Het Zwin. Het betreft bovendien slechts een beperkt landbouwbedrijf zodat de opgelegde geldboete niet in verhouding staat tot de omzet en de winst van het bedrijf. 6

7 Tot slot haalt de verzoekende partij nog aan dat amper twee maanden na datum van het procesverbaal vergunning werd verleend om de betrokken percelen met een kraan te bewerken waardoor hoe dan ook alle beschermde vegetatie is verdwenen en maakt zij voorbehoud om in de loop van de procedure gebeurlijk nieuwe argumenten en/of stukken aan te voeren. 2. De verwerende partij antwoordt dat niet duidelijk is wat de verzoekende partij bedoelt met de bemerking dat de procureur des Konings het dossier zonder gevolg heeft gerangschikt.bovendien is de kritiek inhoudelijk onjuist omdat het verval van de strafvordering niet impliceert dat de feiten niet langer via bestuurlijke handhaving kunnen worden bestraft. Voorts merkt de verwerende partij op dat de feiten niet worden betwist, maar enkel de omvang van de opgelegde boete. De verwerende partij herneemt de motivering uit de bestreden beslissing en stelt dat het aan de verzoekende partij toekomt om aan te tonen dat de verwerende partij op foutieve dan wel kennelijk onredelijke wijze de waarderingscriteria tot bepaling van het boetebedrag heeft toegepast. De verzoekende partij toont zulks niet aan. De enkele verwijzing naar de inhoud van het verhoor en het eenmalig karakter van de feiten toont geen kennelijk onredelijke beoordeling van deze elementen aan, te meer nu deze criteria wel degelijk bij de bepaling van het boetebedrag zijn betrokken. Bovendien is opzet geen constitutioneel element van het milieumisdrijf. Voorts beschikt de verwerende partij over een ruime discretionaire beoordelingsbevoegdheid bij het bepalen van de evenredigheid van het boetebedrag zodat er slechts sprake kan zijn van een gebeurlijke onwettigheid in geval van een kennelijke onevenredigheid tussen de boete en de omvang van het bedrijf van de verzoekende partij. Uit de motivering van de bestreden beslissing blijkt dat er met de financiële draagkracht van het bedrijf van de verzoekende partij rekening is gehouden. De verzoekende partij toont niet aan dat deze beoordeling kennelijk onredelijk is. Wat tot slot de stelling van de verzoekende partij betreft dat kort na de feiten een vergunning werd verleend voor het bewerken van de bodem op het betrokken perceel, repliceert de verwerende partij dat het onduidelijk is wat de verzoekende partij hiermee bedoelt, dat dit argument niet als middel kan worden beschouwd en niet kan leiden tot de onwettigheid van de bestreden beslissing. Met betrekking tot het voorbehoud van de verzoekende partij, stelt de verwerende partij dat alle argumenten in het verzoekschrift moeten worden ontwikkeld. 3. De verzoekende partij herneemt in haar wederantwoordnota de argumentatie uit het verzoekschrift en voegt nog toe met verwijzing naar de jaarrekening van haar bedrijf dat het boetebedrag hoger ligt dan de nettowinst op jaarbasis. Voorts stelt zij dat uit de antwoordnota van de verwerende partij is af te leiden dat de bestreden beslissing werd opgelegd na het verstrijken van de voorziene termijn van 180 dagen na de kennisgeving van het voornemen om een bestuurlijke geldboete op te leggen, dat hiervoor geen redelijke verantwoording wordt gegeven en dat het Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) in het algemeen principe voorziet dat iedere vorm van juridische procedure binnen een redelijke termijn wordt afgehandeld. 7

8 Beoordeling door het College 1. De verzoekende partij voert voor het eerst in haar wederantwoordnota aan dat de bestreden beslissing niet werd genomen binnen een termijn van 180 dagen na de kennisgeving van de intentie om een bestuurlijke geldboete op te leggen en dat deze gang van zaken niet beantwoordt aan de vereisten van een rechtsbedeling binnen een redelijke termijn. Een verzoekende partij kan overeenkomstig artikel 15, 4 Procedurebesluit, samen gelezen met artikel 29 Procedurebesluit, niet voor het eerst in de wederantwoordnota een nieuw middel ontwikkelen, indien dat haar reeds bekend was op het ogenblik van het indienen van het verzoekschrift. Dit blijkt tevens uit het verslag aan de Vlaamse regering, waarbij in de toelichting bij artikel 29 Procedurebesluit het volgende wordt gesteld: Overtuigingsstukken kunnen door verzoeker nog ingediend worden samen met zijn wederantwoordnota, maar enkel om zijn middelen verder te staven met stukken waarover hij voorheen nog niet kon beschikken of om te antwoorden op de argumenten van de verweerder (in kader van de rechten van verdediging); niet om zelf nieuwe elementen toe te voegen die hem reeds bekend waren bij de opmaak van het verzoekschrift (nieuwe elementen zijn onontvankelijk). Een middel, moet aldus, om ontvankelijk te zijn, in het inleidend verzoekschrift worden ontwikkeld, tenzij de grondslag ervan pas later aan het licht is kunnen komen of wanneer het de openbare orde raakt, in dat laatste geval tenzij het aanvoeren van dat middel door de verzoekende partij een duidelijke schending van de loyale procesvoering uitmaakt en als een substantiële tekortkoming dient beschouwd te worden van het normale en behoorlijke verloop van het onderzoek van het vernietigingsberoep. Het blijkt niet dat de verzoekende partij de kritiek met betrekking tot de vermeende overschrijding van de redelijke termijn niet reeds in haar verzoekschrift kon inroepen. Hoewel de verzoekende partij niet aanvoert aan dat dit middel de openbare orde raakt, dient de Raad zulks ambtshalve na te gaan. De Raad is van oordeel dat de loutere overschrijding van een ordetermijn niet raakt aan de essentiële beginselen die ten grondslag liggen aan de decretale regelgeving inzake bestuurlijke beboeting, en dat zulks in casu geen middel van openbare orde betreft. Bovendien heeft de verwerende partij niet meer de gelegenheid gehad zich hierover alsnog te verweren, nu dit middel pas in het laatste procedurestuk is ontwikkeld. Het voor het eerst in de wederantwoordnota ontwikkelde middel(onderdeel) is onontvankelijk. 2. Het behoort tot het wezen zelf van de alternatieve bestuurlijke geldboete dat de bestuurlijke procedure pas wordt opgestart wanneer de procureur des Konings de gewestelijke entiteit tijdig heeft geïnformeerd over zijn beslissing om het milieumisdrijf niet strafrechtelijk te behandelen. De beslissing om het misdrijf niet strafrechtelijk te vervolgen heeft enkel betrekking op het strafrechtelijk luik en niet op de mogelijkheid om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen. 3. 8

9 Wat de ten laste gelegde feiten betreft, stelt de verzoekende partij dat de materialiteit van de vaststellingen nauwelijks wordt betwist maar dat zij nooit de intentie heeft gehad om de regelgeving te ontwijken en/of te negeren. Zoals evenwel blijkt uit artikel , 1, tweede lid DABM, is opzet geen constitutieve vereiste voor de kwalificatie van de door de bestreden beslissing beboete feiten als misdrijf. De feiten zijn ook strafbaar en kunnen dus bestuurlijk worden beboet wanneer ze door gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid begaan zijn. In dat verband haalt de verzoekende partij nog aan dat de regelgeving erg ingewikkeld is geworden en moeilijk controleerbaar voor de burger. De mogelijke onwetendheid kan de kwalificatie van de feiten als misdrijf echter niet wegnemen. Als professioneel landbouwer die beroepsmatig sproeiopdrachten uitvoert in loondienst en die bovendien aangeeft milieubewust handelen als een prioriteit te zien, mag van de verzoekende partij overigens des te meer verwacht worden dat zij zich met gepaste zorgzaamheid terdege informeert. 4. De verzoekende partij betwist in hoofdzaak de mate waarin de verwerende partij de onderscheiden waarderingscriteria in haar uiteindelijke boetebeslissing heeft laten doorwegen en geeft aan dat het beroep dan ook wordt ingesteld om en rond de hoegrootheid van de opgelegde geldboete. Artikel DABM luidt als volgt: Bij het opleggen van bestuurlijke maatregelen of bestuurlijke geldboeten zorgen de personen, vermeld in artikel , alsook de gewestelijke entiteit, vermeld in artikel , ervoor dat er geen kennelijke wanverhouding bestaat tussen de feiten die aan de bestuurlijke maatregelen of bestuurlijke geldboeten ten grondslag liggen, en de maatregelen of de boeten die op grond van die feiten worden opgelegd. Artikel DABM luidt als volgt: Als een bestuurlijke geldboete wordt opgelegd, wordt de hoogte van de geldboete afgestemd op de ernst van de milieu-inbreuk of het milieumisdrijf. Tevens wordt rekening gehouden met de frequentie en de omstandigheden waarin de overtreder milieu-inbreuken of milieumisdrijven heeft gepleegd of beëindigd. 4.1 De verzoekende partij voert vooreest aan dat het eenmalig karakter van de feiten onvoldoende in rekening werd gebracht bij de vaststelling van het boetebedrag. In zover de verzoekende partij stelt dat de frequentiefactor onvoldoende in rekening werd gebracht en daarmee lijkt te suggereren dat de eenmaligheid van de feiten naar haar inzicht niet alleen geen aanleiding geeft tot een hogere geldboete maar bovendien boeteverlagend had moeten werken, moet in herinnering worden gebracht dat de verwerende partij binnen de ruime discretionaire bevoegdheid die de decreetgever haar in het licht van de bepaling van het boetebedrag heeft toegekend, redelijkerwijze kan oordelen dat de toepassing van het waarderingscriterium van de frequentie (enkel) als boeteverzwarende omstandigheid in 9

10 aanmerking wordt genomen, wanneer vaststaat dat de overtreder reeds eerder gelijkaardige feiten pleegde. In de bestreden beslissing overweegt de verwerende partij uitdrukkelijk dat het een eenmalige schending betreft, minstens dat er geen indicaties die erop wijzen dat reeds eerder vergelijkbare feiten werden vastgesteld bij de verzoekende partij. De verwerende partij besluit derhalve dat het criterium frequentie geen aanleiding geeft tot een hogere geldboete. De verzoekende partij toont niet aan dat deze beoordeling op zich kennelijk onjuist of onredelijk is. Het College verwijst evenwel naar de beoordeling infra met betrekking tot de vraag van de verzoekende partij om de boete geheel of gedeeltelijk voorwaardelijk te maken. 4.2 De verzoekende partij voert aan dat zij haar activiteiten slechts in het kader van een beperkt landbouwbedrijf uitoefent en stelt in dat verband, aan de hand van de jaarrekening van haar bedrijf, dat het opgelegde boetebedrag niet in verhouding staat tot haar financiële draagkracht. Artikel DABM legt een proportionaliteitsverplichting op, op basis waarvan bij het afwegen van de relatieve zwaarwichtigheid van de boete, onder omstandigheden ook de mate mag worden meegenomen waarin het boetebedrag strekt tot leedtoevoeging gezien de financiële draagkracht van de betrokkene. Dit is des te meer het geval wanneer hiertoe redenen bestaan wegens de geringe financiële draagkracht van de betrokkene. De precaire financiële situatie van een overtreder, en zijn bijgevolg (zeer) beperkte financiële draagkracht kan een omstandigheid zijn waarmee de gewestelijke entiteit rekening dient te houden bij de begroting van de op te leggen geldboete. Het inroepen van een precaire financiële situatie kan echter niet tot gevolg hebben dat de overtreder ontsnapt aan het sanctiedoel voor wat de gepleegde feiten betreft enerzijds en het ontradend effect naar de toekomst toe anderzijds, dat inherent is aan een administratieve bestuurlijke geldboete. In de bestreden beslissing wordt hierover als volgt geoordeeld: De bestuurlijke geldboete is een punitieve sanctie met leedtoevoeging als primair doel. Het afstemmen van de op te leggen bestuurlijke geldboete op de grootte van de onderneming en, hiermee samenhangend, de financiële draagkracht, is essentieel om dit sanctiedoel te kunnen realiseren. De grootte en financiële draagkracht van overtreder wordt door de gewestelijke entiteit bepaald op basis van het jaargemiddelde van het personeelsbestand, de jaaromzet en het balanstotaal, terug te vinden in de meest recente jaarrekening zoals publiek gemaakt op de website van de Nationale bank, volgens de drempels uit artikelen 15, 1 en 15/1 van het Wetboek van Vennootschappen. Aangezien de overtreder in casu de drempels vermeld in artikel 15/1 W Venn niet overschrijdt, oordeelt de gewestelijke entiteit dat het passend en redelijk is om de bestuurlijke geldboete te verlagen tot 8593 euro (na toepassing van de opdeciemen). In de mate dat de bestreden beslissing onder het voorafgaande luik met betrekking tot de ernst van de feiten vermeldt dat de feiten voldoende ernstig zijn om te worden gesanctioneerd met een geldboete van euro blijkt op zich in afdoende mate op welk initieel bedrag de verwerende partij de verlaging omwille van de grootte van de onderneming en het feit dat dit wordt uitgebaat door de verzoekende partij als natuurlijk persoon heeft toegepast. Uit de bestreden beslissing blijkt derhalve afdoende op grond waarvan de verwerende partij het boetebedrag heeft verlaagd. Het College is evenwel van oordeel dat bijkomend aan de verlaging van het boetebedrag die de verwerende partij in de bestreden beslissing zelf reeds heeft doorgevoerd omwille van de financiële 10

11 draagkracht van de verzoekende partij een gedeeltelijk uitstel van de op te leggen boete verantwoord kan zijn, mede gelet op het eenmalig karakter van de ten laste gelegde feiten. 4.3 Tot slot voert de verzoekende partij aan dat geen (definitieve) milieuschade werd aangericht, nu de overheid twee maand na het proces-verbaal een vergunning heeft afgeleverd om met een kraan deze grond te verwerken. De verzoekende partij brengt terzake evenwel geen stukken bij in haar inleidend verzoekschrift. Uit de bijgebrachte foto s in het kader van de wederantwoordnota, waarbij nog kan aangenomen worden dat deze ter verduidelijking gevoegd zijn als repliek op het verweer van de verwerende partij, blijkt evenmin dat het historisch permanent grasland na de feiten zou zijn vernield of beschadigd, zodat milieuschade ten gevolge van de huidige ten laste gelegde feiten zou kunnen geminimaliseerd worden. De foto (s, zijn onduidelijk en geven enkel aan dat de grasvlakte nog steeds aanwezig is, klaarblijkelijk gedeeltelijk overstroomd, hetgeen mogelijk kan verklaard worden doordat het Poldergebied betreft. Uit de foto s blijken in elk geval geen vernielingen, aangericht door een kraan, en nog minder dat zulks zou gebeurd zijn in opdracht van de overheid zelf. Het komt de verzoekende partij toe haar beweringen afdoende te staven, Het College kan enkel oordelen op basis van de stukken die haar worden voorgelegd. Een alternatieve bestuurlijke geldboete betreft overeenkomstig de artikelen en DABM bovendien een sanctie waarbij de gewestelijke entiteit een overtreder verplicht om een geldsom te betalen wegens het plegen van een milieumisdrijf en heeft als zodanig ook een punitief karakter. Het plegen van een milieumisdrijf kan derhalve worden gesanctioneerd, los van eventuele latere (vergunde) bodemingrepen op hetzelfde perceel. De middelonderdelen worden verworpen, onder voorbehoud evenwel van de beoordeling infra onder punt De verzoekende partij vraagt in fine van haar verzoekschrift, om de boete voorwaardelijk op te leggen. Artikel van het decreet van 5 april 1995 is gewijzigd bij artikel 31 van het decreet van 8 juni 2018 houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en wijziging van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei Meer in het bijzonder heeft de decreetgever in artikel , waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 is geworden, een paragraaf 2 ingevoegd, die luidt als volgt: De bestuurlijke geldboete kan geheel of gedeeltelijk worden opgelegd met uitstel van tenuitvoerlegging. Uitstel bij de alternatieve bestuurlijke geldboete is enkel mogelijk voor zover geen bestuurlijke geldboete noch een strafrechtelijke geldboete of gevangenisstraf werd opgelegd voor het plegen van een milieumisdrijf en/of milieu-inbreuk gedurende vijf jaar voorafgaand aan het milieumisdrijf. Uitstel bij de exclusieve bestuurlijke geldboete is enkel mogelijk voor zover geen bestuurlijke geldboete, noch een strafrechtelijke geldboete of gevangenisstraf werd opgelegd voor het plegen van een milieumisdrijf en/of milieuinbreuk gedurende drie jaar voorafgaand aan de milieu-inbreuk. Die decreetwijziging is in werking getreden op 12 juli 2018, zijnde tien dagen na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad. De boetebeslissing dateert van 6 augustus 2018, zodat de verwerende partij de mogelijkheid en de bevoegdheid had om een bestuurlijke geldboete met uitstel gepaard te doen gaan, minstens zulks te onderzoeken. Ook het Handhavingscollege beschikt over die mogelijkheid wanneer het, na te hebben beslist tot de gehele of gedeeltelijke vernietiging van de bestreden beslissing, zich op grond van artikel 44 van het DBRC-decreet in de plaats stelt van 11

12 de gewestelijke entiteit en zelf een beslissing neemt over het bedrag van de administratieve geldboete. Het College is van oordeel dat een gedeeltelijk uitstel van de op te leggen bestuurlijke geldboete verantwoord kan zijn, nu de gewestelijke entiteit niet betwist dat het om een eenmalig feit gaat en in de bestreden beslissing evenmin ernstig lijkt te betwisten dat de verzoekende partij over relatief geringe bedrijfsinkomsten beschikt. Een gedeeltelijk uitstel kan de verzoekende partij ertoe aanzetten om in de toekomst milieubewuster te handelen, zodat de figuur van het uitstel een bijkomend adequaat instrument kan bieden tot naleving en handhaving van een kwaliteitsvol milieubeheer. De in de beslissing opgelegde geldboete is groter dan de door de verzoekende partij opgegeven jaarwinst. Het College dient de vraag tot uitstel te beoordelen aan de hand van de inkomenssituatie die zo dicht mogelijk aansluit bij de te nemen beslissing. Teneinde het College voldoende in te lichten wordt de verzoekende partij uitgenodigd om binnen een termijn van twee maanden na ontvangst van het tussenarrest haar globale jaarrekeningen voor de (inkomsten-)jaren 2016 tot 2018 voor te leggen. Tevens wordt zij uitgenodigd om een uittreksel uit het strafregister bij te brengen in het licht van de voorwaarden gesteld door artikel , 2 DABM. Voor zover niet reeds uit de bestreden beslissing bij gebrek aan een boeteverhoging omwille van de factor frequentie blijkt dat de verzoekende partij binnen de vijf jaar voorafgaand aan de bestreden beslissing geen administratieve geldboete opgelegd kreeg voor een milieumisdrijf of een milieu-inbreuk, beschikt de verwerende partij over diezelfde termijn om daaromtrent alsnog standpunt in te nemen. 12

13 BESLISSING VAN HET HANDHAVINGSCOLLEGE 1. De debatten worden heropend. De partijen worden opgeroepen voor de zitting van donderdag 27 juni 2019 om 10u30 in de zaal Lambrechts, Ellipsgebouw, B-toren (gelijkvloers), Koning Albert II-laan 35, 1030 Brussel. 2. De verzoekende partij wordt de mogelijkheid verleend om binnen een termijn van twee maanden, die ingaat de dag na die van de betekening van het tussenarrest, het College en de verwerende partij haar globale jaarrekeningen voor de (inkomsten-)jaren 2016 tot 2018 en een uittreksel uit het strafregister te bezorgen overeenkomstig titel V A van het tussenarrest. De verwerende partij wordt de mogelijkheid verleend om een aanvullende nota binnen een termijn van twee maanden, te rekenen vanaf de betekening van het tussenarrest, aan het College en de verzoekende partij te bezorgen waarin een standpunt wordt ingenomen over de stelling, vermeld in titel V A van het tussenarrest. 3. De uitspraak over de kosten wordt uitgesteld tot de beslissing over de vordering tot vernietiging. Dit arrest is uitgesproken te Brussel in openbare zitting van 26 maart 2019 door de eerste kamer. De toegevoegd griffier, De voorzitter van de eerste kamer, Kengiro VERHEYDEN Marc VAN ASCH 13

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0076 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0109/M Verzoekende partij de bvba JACQUES GHEYSENS vertegenwoordigd door advocaat Thomas BAILLEUL

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0045 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0097/M Verzoekende partij Verwerende partij Marc Broucke, met woonplaatskeuze te 8830 Hooglede,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2014/0038 van 24 juni 2014 in de zaak 1314/0216/A/4/0183 In zake: de heer Daniël VANDERVELPEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert DEMIN

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0085 van 31 maart 2016 in de zaak MHHC/1415/0022/M/0019 In zake: de gemeente WELLEN, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en schepenen, met

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST van 9 oktober 2018 met nummer RvVb/A/1819/0155 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0701/A Verzoekende partijen 1. de heer Johan VANDEVENNE 2. mevrouw Gerda

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0109 van 21 april 2016 in de zaak MHHC1415/0063/M/0051 In zake: de bvba GREENERGY bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Isabelle LARMUSEAU en Alison

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 19 juni 2018 met nummer RvVb/A/1718/1022 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0396/A Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Marina VERPLANCKE, wonende te

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 juli 2017 met nummer MHHC- M /1617/0114 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0147/M Verzoekende partij de bvba M.V.T. TRANS vertegenwoordigd door advocaat Noëlla VIAENE

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 11 september 2018 met nummer RvVb/A/1819/0052 in de zaak met rolnummer 1718/RvVb/0029/A Verzoekende partij mevrouw Gerda BORREMANS vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC/M/1516/0030 van 26 november 2015 In de zaak van de bvba 10POND, met maatschappelijke zetel te 9770 Kruishoutem, Duifhuisstraat 21, voor en namens wie optreedt mr. Koen

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0113 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0065/M/0053 In zake: de nv AGROTECH BELGASIA, met zetel te 8870 Izegem, Gentse Heerweg 78 waar woonplaats wordt

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0092 in de zaak met rolnummer 1617-RvVb-0521-A Verzoekende partij de nv ASPIRAVI vertegenwoordigd door advocaat Gregory

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0094 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0579/SA Verzoekende partijen Verwerende partij 1. de heer William ROTTIERS

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 8 november 2016 met nummer RvVb/A/1617/0231 in de zaak met rolnummer 1314/0771/A/2/0738 Verzoekende partij 1. de heer Tom BELMANS 2. mevrouw Christ l MAES 3.

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/4-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ], wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 oktober 2018 met nummer HHC/M/1819/0010 in de zaak met rolnummer 1718/MHHC/0020/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Eric DE SUTTER, met woonplaatskeuze te 8380

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/35-VK van 18 april 2013 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Albert COPPENS, advocaat, met kantoor te 9300

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 25 juni 2019 met nummer RvVb-A-1819-1144 in de zaak met rolnummer 1718-RvVb-0447-A Verzoekende partijen de gemeente SINT-KATELIJNE-WAVER, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 oktober 2018 met nummer HHC/M/1819/0013 in de zaak met rolnummer 1718/HHC/0024/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Maria VAN HOVE wonende te 2270 Herenthout,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1202 van 7 juni 2016 in de zaak 1213/0253/SA/8/0233 In zake: de heer David DE CORTE mevrouw Mia LEFEVRE 3. de heer Luc LEFEVRE 4. de heer Wouter

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2015/0033 van 4 augustus 2015 in de zaak 1415/0262/A/2/0254 In zake: 1. de heer Marc DE SMET 2. de heer Marnix DECOCK beiden wonende te 8500 Kortrijk,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0047 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0099/M Verzoekende partij de bvba IMBRECHTS, met zetel te 1910 Kampenhout, Haachtsesteenweg

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST van 16 januari 2018 met nummer RvVb/S/1718/0444 in de zaak met rolnummer RvVb/1415/0466/SA/0443 Verzoekende partijen 1. de heer Jeroen DEVENYN 2. de heer

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 18 september 2018 met nummer RvVb/A/1819/0078 in de zaak met rolnummer 1718/RvVb/0294/SA Verzoekende partijen 1. de heer Raoul DIRCKX 2. mevrouw Rose Marie

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 16 augustus 2016 met nummer RvVb/S/1516/1447 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0336/SA Verzoekende partijen 1. de heer Kristoffel VOSSEN 2. mevrouw Simonne

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/34-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2011/0162 van 9 november 2011 in de zaak 2010/0276/SA/3/0255 In zake: 1.... 2.... beiden wonende te... advocaat Gert BUELENS kantoor houdende te 2800 Mechelen,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0022 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0018-M Verzoekende partij Jeroen VAN BYLEN met woonplaatskeuze te 2250 Olen, Gerheiden

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/49-VK van 29 mei 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/31-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/100-VK van 5 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/14-K7 van 12 maart 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0066 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0069/M Verzoekende partij de bvba AURO-TECH, met woonplaatskeuze te 9111 Sint-Niklaas,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN VOORZITTER VAN DE DERDE KAMER ARREST nr. A/2013/0075 van 19 februari 2013 in de zaak 2010/0528/SA/3/0681 In zake: de nv... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1491 van 30 augustus 2016 in de zaak RvVb/1415/0506/A/0495 In zake: de bvba MONDY bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Jan FERLIN, Peter

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/53-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ], zaakvoerder, hierna de verzoekende

Nadere informatie

hierna de tegen voor wie hierna de

hierna de tegen voor wie hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/25-VK van 21 maart 2013 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0697 van 1 maart 2016 in de zaak RvVb/1415/0538/SA/0518 In zake: het college van burgemeester en schepenen van de stad OUDENBURG bijgestaan en vertegenwoordigd

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST van 16 januari 2018 met nummer RvVb/S/1718/0445 in de zaak met rolnummer RvVb/1415/0484/SA/0468 Verzoekende partijen 1. de heer Jeroen DEVENYN 2. de heer

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2014/0287 van 22 april 2014 in de zaak 1213/0576/A/1/0539 In zake: mevrouw Martine VAN BOCXLAER, wonende te 9940 Evergem, Langerbrugsestraat 36 verzoekende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 12 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0002 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0103/M Verzoekende partij Verwerende partij de lv NELIS-CILLEN-CAYMAX vertegenwoordigd

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 29 november 2016 met nummer RvVb/A/1617/0360 in de zaak met rolnummer RvVb/1415/0334/A/0323 Verzoekende partij de heer Walter SLACHMUYLDERS vertegenwoordigd

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0083 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0131/M Verzoekende partij de heer Jozef ROUGES, wonende te 9080 Zaffelaere, Dam 27 Verwerende

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 2 augustus 2016 met nummer RvVb/A/1516/1389 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0046/SA Verzoekende partij mevrouw Pauline PENNE vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0901 van 5 april 2016 in de zaak 1213/0305/SA/1/0295 In zake: de heer Geert STANDAERT bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Koen GEELEN

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0091 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0137/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Marc VAN DER SMISSEN, wonende te 1730

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 20 augustus 2019 met nummer RvVb-S-1819-1323 in de zaak met rolnummer 1819-RvVb-0607-SA Verzoekende partijen 1. de heer Jules DHOOGHE 2. mevrouw Evelyne VAN

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0121 van 12 mei 2016 in de zaak MHHC/1415/0072/0061 In zake: de heer John DE GENDT, wonende te 1080 Sint-Agatha-Berchem, René Comhairelaan 1, bus 009, waar

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2012/0457 van 7 november 2012 in de zaak 1011/0835/A/3/0784 In zake: de heer.., wonende te.. bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert VRINTS kantoor

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT:

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT: Ontwerp van decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en wijziging van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN VOORZITTER VAN DE DERDE KAMER ARREST nr. S/2011/00007 van 9 februari 2011 in de zaak 2010/0401/SA/3/0363 In zake: 1.... 2.... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN VOORZITTER VAN DE DERDE KAMER TUSSENARREST nr. S/2013/0269 van 17 december 2013 in de zaak 1112/0485/SA/3/0437 In zake: 1. de heer..., wonende te... 2. mevrouw..., wonende

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1500 van 30 augustus 2016 in de zaak 1011/0774/SA/2/0731 In zake: de heer... advocaat Johan VERSTRAETEN kantoor houdende te 3000 Leuven, Vaartstraat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 9 mei 2017 met nummer RvVb/A/1617/0839 in de zaak met rolnummer RvVb/1415/0697/SA/0682 Verzoekende partijen de heer Tjerk BOERSMA mevrouw Melina CRAEYBECKX

Nadere informatie

Ontwerp van decreet houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B

Ontwerp van decreet houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B Ontwerp van decreet houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken, Vlaamse Rand, Toerisme

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 2 mei 2017 met nummer RvVb/A/1617/0814 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0006/A Verzoekende partijen 1. de heer Ivan VERCAMMEN 2. de heer Constant VERCAMMEN

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/19-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 21 februari 2017 met nummer RvVb/A/1617/0580 in de zaak met rolnummer 1213/0519/A/2/0489 Verzoekende partijen 1. de heer August VAN PETEGHEM 2. de heer Peter

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0314 van 1 december 2015 in de zaak RvVb/1415/0609/A/0602 In zake: de heer Bart DEVOS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Greg JACOBS

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2014/0492 van 22 juli 2014 in de zaak 2010/0393/A/3/0470 In zake: de heer..., wonende te... verzoekende partij tegen: de deputatie van de provincieraad van

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/3-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/50-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0601 van 16 februari 2016 in de zaak RvVb/1415/0481/A/0466 In zake: de heer Theodoor GORISSEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Antoon

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1294 van 28 juni 2016 in de zaak 1314/0440/A/4/0401 In zake: de heer Alain CHABEAU advocaat Dominique VERMER kantoor houdende te 1160 Brussel, Tedescolaan

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/82-VK van 10 oktober 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST nr. A/2011/0030 van 23 maart 2011 in de zaak 2010/0319/SA/3/0300 In zake: 1. de vzw... 2. mevrouw... 3. de heer... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/2-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0093 van 14 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0032/M/0024 In zake: de heer Ludwig VAN DE WEGHE, wonende te 9270 Kalken, Krimineelstraat 21a vertegenwoordigd

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 8 januari 2019 met nummer HHC-M-1819-0018 in de zaak met rolnummer 1718-HHC-0025-M Verzoekende partij de heer Jan TEUGHELS vertegenwoordigd door advocaat Chris DE NYN met

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 27 november 2018 met nummer RvVb-A-1819-0351 in de zaak met rolnummer 1718-RvVb-0415-SA -Verzoekende partijen 1. de heer Willy WANTE 2. de heer Mohamed TABLA

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0042 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/79-M In zake : de heer [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2014/0524 van 5 augustus 2014 in de zaak 1213/0539/A/2/0507 In zake: de heer Marc ALLOING verzoekende partij tegen: de deputatie van de provincieraad van

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0041 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/78-M In zake : mevrouw [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1485 van 30 augustus 2016 in de zaak 1314/0012/A/1/0008 In zake: INTERCOMMUNALE WATERLEIDINGSMAATSCHAPPIJ VAN VEURNE-AMBACHT, met zetel te 8670

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0153 van 26 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0093/M/0082 In zake: bvba J. KRIJNEN KEUKENS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Harry HENDRICKX kantoor

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/I/1718/0080 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0086-I Verzoekende partij mevrouw Annemie ROEFS, wonende te 2340 Beerse, Bisschopslaan 46 de heer

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 4 juli 2017 met nummer RvVb/A/1617/1019 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0083/A Verzoekende partij Verwerende partij de heer Jozef RUTTEN, met woonplaatskeuze

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN VOORZITTER VAN DE DERDE KAMER TUSSENARREST nr. S/2015/0029 van 24 maart 2015 in de zaak 1213/0772/SA/3/0732 In zake: 1. de stad TIELT, vertegenwoordigd door het college

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 5 maart 2019 met nummer HHC-I-1819-0030 in de zaak met rolnummer 1718-HHC-0035-I Verzoekende partij de bvba GEAFOR, met zetel te 7864 Deux-Acren, Wangrose 50 Verwerende partij

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 26 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0012 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0006/M Verzoekende partij de heer Jacques DESAMBER, met woonplaatskeuze te 8531 Harelbeke,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/56-VK van 13 juni 2013 In de zaak van de VZW [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Bart D HAENE, advocaat, met kantoor te 2300 TURNHOUT,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/33-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2011/0212 van 20 december 2011 in de zaak 2010/0705/A/2/0711 In zake:... verzoekende partij tegen: het college van burgemeester en schepenen van de gemeente

Nadere informatie

hierna de tegen hierna de

hierna de tegen hierna de Milieuhandhavingscollege Arrestt MHHC-12/18-VK van 24 april 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/37-VK van 12 juni 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mary VANDE ROSTYNE, advocaat, met kantoor te 9950 WAARSCHOOT, Molenstraat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0048 van 21 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/89-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0145 van 5 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0060/M/0048 In zake: de heer Lambert HOMMERS, wonende te 3650 Dilsen-Stokkem, Brammerstraatje 44, waar woonplaats

Nadere informatie

52-VK van. hierna de. tegen. voor wie. hierna de. 6 november 2012

52-VK van. hierna de. tegen. voor wie. hierna de. 6 november 2012 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/5 52-VK van 6 november 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de

Nadere informatie

RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN ARREST van 14 december 2018 met nummer RVERKB/1819/0011 in de zaak met rolnummer 1819-RVERKB-0010 Verzoekende partij De heer MBAMI Monsempo Ntonga, wonende te 1800 Vilvoorde,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/104-VK van 19 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T. nr van 4 maart 2010 in de zaak A /XII-5232.

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T. nr van 4 maart 2010 in de zaak A /XII-5232. RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T nr. 201.488 van 4 maart 2010 in de zaak A. 185.318/XII-5232. In zake : Mario DE VILLA, die woonplaats kiest bij advocaat G. Vanhoucke, kantoor

Nadere informatie

STROOMDIAGRAM MILIEUHANDHAVING BEROEP BIJ HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

STROOMDIAGRAM MILIEUHANDHAVING BEROEP BIJ HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE STROOMDIAGRAM MILIEUHANDHAVING BEROEP BIJ HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE Art. 16.4.46 DABM: De beroepen tegen de beslissingen van de gewestelijke entiteit houdende de oplegging van een alternatieve of exclusieve

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 3 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0014 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0034/M Verzoekende partij de heer Stijn VAN EYCK vertegenwoordigd door advocaat Robert

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0511 van 26 januari 2016 in de zaak 1314/0461/SA/3/0431 In zake: de LEIDEND AMBTENAAR van het Agentschap Onroerend Erfgoed advocaat Philippe DECLERCQ

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0149 van 12 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0070/M/0067 In zake: de heer Rik VERSTRAETE, wonende te 8792 Desselgem, Meelstraat 88 verzoekende partij tegen:

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/63-VK van 16 juli 2013 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 2 mei 2017 met nummer RvVb/A/1617/0811 in de zaak met rolnummer RvVb/1415/0648/A/0644 Verzoekende partijen 1. het college van burgemeester en schepenen van

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 8 november 2016 met nummer RvVb/A/1617/0256 in de zaak met rolnummer 1415/0122/A/6/0092 Verzoekende partij Verwerende partij Tussenkomende partijen de heer

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0090 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0136/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Diane REMMERIE, met woonplaatskeuze te

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/12-K7 van 26 februari 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sarah BERNAERS, advocaat, met kantoor te 9100 SINT-NIKLAAS,

Nadere informatie