Werksessie 1 Vluchten kan niet meer. Je vleugels uitslaan wel.

Transcriptie

1 Werksessie 1 Vluchten kan niet meer. Je vleugels uitslaan wel. Werkgroep 8 Werkgroepbegeleider: Rudi Haven Verslaggever: Tom De Keyser Dit verslag wordt onderverdeeld in korte punten waarover de leerkrachten of directie van de scholen het over hebben gehad. De verschillende punten zijn per werksessie gegroepeerd. Na het referaat door Simon Boone: Vluchten kan niet meer, je vleugels uitslaan wel. BaSo-fiche: inhoud, nut, vooral zorg De BaSo-fiche geeft aan wat de leerling kan en hoe die leerling is (bijvoorbeeld leermoeilijkheden, ). Er wordt uitgegaan van de vraag: welke zorg heeft deze leerling nodig? De baso-fiche moet nuttig besteed worden, dus het moet nuttig zijn voor leerkrachten. Leerkrachten moeten meteen kunnen zien wat de eigenschappen van die leerling zijn. De fiche mag geen overvloed aan nutteloze informatie bevatten. Probeer leerlingen niet in een bepaald schuifje te steken met een BaSo-fiche. Gaandeweg kan het karakter van een leerling veranderen. De BaSo-fiche en het oriënteringsdraaiboek zijn instrumenten waarin St.A.M. zich kan vinden en die aansluiten bij de visie van St.A.M. De St.A.M.-leden zijn het erover eens dat de BaSO-fiche dus vooral een zorgfunctie moet hebben. Informatieverstrekking (+ samenwerking) aan ouders Onderwijs is complex voor mensen die er niets mee te maken hebben. Stel begrijpbare informatie op, o.a. over verschillende studieloopbanen. De informatie moet zo dicht mogelijk bij de ouders raken en op een begrijpbare manier gebracht worden, met als doel om ouders een goed beeld te geven op verschillende secundaire scholen en de structuur van het onderwijs. Wat met leerlingen die eerder in het BuSO lijken thuis te horen? Het bijzonder onderwijs wordt nergens vermeld in het onderzoek van Boone. Hier moet men echter wel rekening mee houden.

2 Hoe samenwerken met het CLB die nog maar weinig tussenkomen in studiekeuze? Het aandeel van het CLB over de studiekeuze vermindert, het CLB houdt zich voornamelijk bezig met socio-emotionele problemen. (zie ook werksessie 3)

3 Werksessie 2 Schakelen naar een B-tere versnelling en De draaglijke lichtheid van een basaal bestaan Na het referaat door Jan Tallon: Schakelen naar een B-tere versnelling. Schakelblok of de B-stroom? Vandaag de dag is het mogelijk om na de B-stroom naar de A-stroom te gaan, maar dit wordt weinig gedaan. Het gebeurt zelden dat een leerling het advies krijgt om terug te beginnen in 1A. Daarom stelt Pascal Smet voor om een apart traject op te zetten voor leerlingen die problemen hebben vanaf 3 e graad van het lager onderwijs. Dit traject noemt hij het schakelblok. Leerlingen zullen in dit schakelblok les krijgen tot de leerkracht ervan overtuigd is dat de leerling verder kan. Op elk moment in het schooljaar kan de leerling overstappen op de algemene vorming, mits de toestemming van de leerkracht. Schakelblok i.p.v. 1B en BVL? In praktijk wordt dit moeilijk, er moet nog veel aan de nota worden aangepast om dit echt te kunnen doorvoeren. Sommige leerkrachten vinden het raar dat zoiets complex wordt uitgedacht voor een zeer kleine minderheid, dat terwijl sommige leerlingen hun eerste succeservaring net vinden in de B- stroom. Moeilijkheid in de B-stroom: Leerlingen met gedragsproblemen worden soms snel gedropt in de B-stroom. Dit zijn geen leerlingen die per se moeilijkheden hebben met leerstof, dus horen ze in principe niet in de B- stroom! Dit is echter een moeilijk punt: moeten deze leerlingen in het gewone onderwijs blijven of gaan ze beter naar het bijzonder onderwijs? Na het tweegesprek van Roger Standaert en Dominique Desmet: De draaglijke lichtheid van een basaal bestaan. Afschaffing getuigschrift basisonderwijs: Een getuigschrift geeft blijk van kunnen. Indien de keuzemogelijkheden voor de eerste graad weg zijn, is het niet nodig om een getuigschrift te geven in het basisonderwijs. Het krijgen van een getuigschrift zal dan worden uitgesteld tot de leeftijd van 18 jaar.

4 Lessentabellen van de algemene vorming (Standaert): De St.A.M.-leden vinden dit voorzichtige veranderingen, met goede en minder goede aspecten. De nadruk wordt gelegd op techniek en algemene vorming. Door te differentiëren zullen sterke leerlingen voor bepaalde vakken meer uitgedaagd worden. Als een school echter verplicht is om een technische vorming aan te bieden, zal de school moeten investeren, wat niet elke school meteen zal willen doen. Deze technische vorming wordt echter goed onthaald door de St.A.M.-leden. Tweede leerjaar: opties Aan de opties van het tweede jaar moet nog worden gesleuteld. Er is weinig variatie en zeer technisch gericht. Suggestie: meer talen aanbieden (Nederlands), of indien dat niet mogelijk is zullen alle leerkrachten tevens taalleerkrachten moeten worden. Reduceren 15 basisopties in de eerste graad (Desmet): De leerkrachten zijn unaniem voor de reducering van deze 15 basisopties. In verdere graden zijn er zelfs honderden verschillende studierichtingen. De vraag is natuurlijk of dit echt nodig is. Differentiatie: Door de hervormingen zal elke klas heterogener worden. Daardoor wordt differentiatie broodnodig. Hier wordt in de lerarenopleiding jammer genoeg niet erg op gefocust. Sommige leerkrachten zijn van mening dat voor een hele klas differentiëren ook zeer moeilijk is. De differentiatie moet ook voor elk vak kunnen, zowel voor bijvoorbeeld klassieke cultuur of techniek. Techniek- en wiskundeonderwijs: hoe dichter bij de leerling brengen? Leerlingen moeten gegrepen worden voor deze vakken. Leerkrachten moeten onderling meer samenwerken om de vakken te bundelen. Dat is echter niet zo evident in de eerste graad en ook voor zwakke leerlingen wordt dat te moeilijk. Hier is vooral veel voorbereidingstijd nodig voor de leerkracht. Een leerkracht die techniek/wiskunde geeft gaat ook anders om met deze vakken dan bijvoorbeeld iemand die techniek/kleding geeft. De leerkracht wiskunde/techniek kan best beide vakken geven aan deze leerlingen, aangezien hij die zo het best kan combineren. conclusie: verminder het aantal leerkrachten. Oprichting eerste graadscholen? Op deze manier worden een aantal problemen verholpen: autonomie betekent dat ze zich niet zullen aanpassen aan hun bovenbouw. Er wordt gedacht aan het oprichten van domeinscholen, die bijvoorbeeld alle richtingen rond economie aanbieden, van de huidige ASO-richtingen tot BSOrichtingen.

5 Werksessie 3 Van kiespijn en groeischeuten, de dingen die voorbijgaan. Na de dialoog van Walter Van Dam en Johan David: Van kiespijn en groeischeuten, de dingen die voorbijgaan. Heterogeniteit van de A-stroom? Hoe wordt dit nu in scholen georganiseerd? - instaptoetsen, BaSo-fiche en lagere scholen: een school laat leerlingen een toets doen op de eerste dag van het schooljaar (de instaptoets ) en op basis van de resultaten worden de klassen heterogeen ingedeeld. De resultaten van deze toetsen kunnen aan de klastitularissen gegeven worden. Andere scholen gebruiken de BaSo-fiche als referentie. Info van de lagere school wordt ook gebruikt. De meningen over de instaptoetsen zijn verdeeld, sommigen zijn er faliekant tegen. Zij zijn van mening dat een leerling moet kunnen beginnen met een schone lei. - moeilijke leerlingen zetten scholen niet in dezelfde klas. De leerkrachten hebben het over hanteerbare heterogeniteit in hun klassen. Sterke leerlingen worden niet allen bij elkaar gezet, maar de klassen mogen niet zo ingedeeld zijn dat leerlingen zich gefrustreerd gaan voelen (bijvoorbeeld als zwakkere leerlingen in een heel sterke klas zitten of andersom). De kloof tussen de sterke en zwakke leerlingen mag dus niet té groot worden in een klas. Hulp bij de studiekeuze de spilbegeleider: De spilbegeleider is iemand (niet per se de titularis) die het keuzeproces van de leerling opvolgt. Nu wordt het vooral gedaan door de klastitularissen. Hiervoor krijgen de titularissen extra tijd om bijvoorbeeld met een leerling individueel te praten, te communiceren met ouders of activiteiten te organiseren voor de hele klas tijdens een titularisuur. De meeste scholen hebben zelf een boekje samengesteld om leerlingen te begeleiden met hun studiekeuze. Soms wordt één uur per week besteed aan begeleiding van de studiekeuze d.m.v. studiekeuzetaken, wat ook geleid wordt door de klastitularis. Scholen laten ook leerlingen van een tweede of derde graad uitleg geven over de verschillende studierichtingen en over hun bevindingen.

6 Relaties met ouders en het verloop van de oudercontacten: Ouders zijn soms moeilijk naar school te krijgen, vooral ouders van leerlingen uit de B-stroom. Huisbezoeken kunnen dan worden overwogen. Andere initiatieven zoals het organiseren van een feest rond de werkstukken die leerlingen hebben gemaakt, werkt zeer goed in een school uit Gistel. Door deze informele aanpak zijn ze er in geslaagd goede contacten aan te gaan met ouders. Er zijn ook problemen met de taal, die op verschillende (soms creatieve) manieren worden opgelost, door bijvoorbeeld de poetsvrouwen te laten vertalen. Op die manier proberen scholen toch een constructieve dialoog met ouders op te bouwen. Samenwerking school-clb: Contacten met het CLB zijn redelijk goed. CLB-medewerkers steunen de leerkrachten, maar de scholen zouden blij zijn als de CLB-medewerker meer (zo niet constant) op school zou zijn. De begeleiding is echter persoonsgebonden, het hangt af van regio tot regio. Soms is de medewerking met de school zeer goed, maar soms ook niet, wat frustratie bij de scholen veroorzaakt.