AANMELDING/ONTWERP-MILIEUEFFECTRAPPORT BIJLAGE 18.2 NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING PORCUS BVBA. Hervergunning en uitbreiding van een varkenshouderij

Transcriptie

1 AANMELDING/ONTWERP-MILIEUEFFECTRAPPORT BIJLAGE 18.2 NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING PORCUS BVBA Hervergunning en uitbreiding van een varkenshouderij WUUSTWEZEL Colofon Titel Aanmelding/Ontwerp-MER Opdrachtgever Porcus BVBA Kruisbos Kalmthout KBO-nummer Vestigingseenheidsnummer Projectlocatie Datum 20 oktober 2017 Witgoorse Baan Wuustwezel Deskundigen - Studiebureaus SBB Accountants & Adviseurs Diestsevest 32 bus 1a Milieubureau Joveco bvba Kriesberg 29b 3000 Leuven 3221 Holsbeek Tel Tel Fax Tel Erkende MER deskundigen coördinaten Handtekening Lucht (deeldomein geur en deeldomeinjohan Versieren luchtverontreiniging) Bodem (deeldomein pedologie) Water (deeldomein oppervlaktewater) Kriesberg 29b 3221 Holsbeek tel joveco@scarlet.be Coördinator Johan Versieren Lucht (deeldomein geur) Isabelle Rommens Diksmuidseweg Ieper isabelle.rommens@sbb.be Niet-technische samenvatting Aanmelding/Ontwerp-MER DGST BVBA 1/35

2 Biodiversiteit Geertrui Goyens Diestsevest 32 bus 1a 3000 Leuven Deskundigen Lucht Biodiversiteit Mens Landschap Annick Van De Oostveldstraat 17 Walle 9900 Eeklo Geluid Sara Kelchtermans Diestsevest 32 bus 1a 3000 Leuven Water Bodem An Maes Witte Molenstraat 45 bus Brugge an.maes@sbb.be Initiatiefnemer PORCUS BVBA Kruisbos Kalmthout tel JAN_ARNOUTS@HOTMAIL.COM 2/35

3 Doel van de niet-technische samenvatting Dit is de niet-technische samenvatting van het milieueffectrapport, m.a.w. een beknopte samenvatting van het eigenlijke milieueffectrapport bestemd voor publiek en belanghebbenden. Een milieueffectrapport is een openbaar document waarin de milieueffecten van een project en de eventuele alternatieven voor het project, worden onderzocht. Het milieueffectrapport beslist niet of het project een vergunning krijgt, dit wordt beslist door de vergunningverlener die hierbij rekening houdt met het milieueffectrapport. De niet-technische samenvatting heeft als doel om aan publiek en belanghebbenden de relevante informatie uit het milieueffectrapport van het project te communiceren en hiermee publieke participatie in het vergunningsproces te bevorderen. Voor de uitgebreide technische informatie moet u het eigenlijke milieueffectrapport raadplegen. Inhoudsopgave 1 PROJECT BESCHRIJVING EN DOEL VAN HET PROJECT WAAROM EEN MER? SITUERING VAN HET PROJECT BEDRIJFSINFRASTRUCTUUR Huidige bedrijfsinfrastructuur Toekomstige bedrijfsinfrastructuur BEDRIJFSEXPLOITATIE Huidige exploitatiecyclus Toekomstige exploitatiecyclus BESCHRIJVING REFERENTIESITUATIE EN EFFECTEN PER DISCIPLINE VOOR VOORLIGGEND PROJECT DISCIPLINE LUCHT Actuele situatie Effecten Milderende maatregelen volgend uit het MER Verdere mogelijkheden of aanbevelingen WATER Actuele situatie Effecten Milderende maatregelen volgend uit het MER Verdere mogelijkheden of aanbevelingen BODEM Actuele situatie Effecten Milderende maatregelen volgend uit het MER Verdere mogelijkheden of aanbevelingen GELUID Actuele situatie Effecten Milderende maatregelen volgend uit het MER Verdere mogelijkheden of aanbevelingen MENS Actuele situatie Effecten /35

4 2.5.3 Milderende maatregelen volgend uit het MER Verdere mogelijkheden of aanbevelingen BIODIVERSITEIT Actuele situatie Effecten Milderende maatregelen volgend uit het MER Verdere mogelijkheden of aanbevelingen LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE Actuele situatie Effecten Milderende maatregelen volgend uit het MER De verdere mogelijkheden of aanbevelingen: EINDCONCLUSIE /35

5 1 PROJECT 1.1 BESCHRIJVING EN DOEL VAN HET PROJECT Het bedrijf van BVBA Porcus is gelegen Witgoorse Baan 66 te 2990 Wuustwezel. De huidige vergunning is afgeleverd door de Bestendige Deputatie voor stallen met plaatsen voor varkens waarvan 540 zeugen, 10 beren en andere varkens. Daarnaast worden ook biggen < 10 weken op het bedrijf gehuisvest. Voor de inrichting is eveneens het nodige toebehoren voorzien zoals bijvoorbeeld het stallen van voertuigen, opslag olie, opslag mazout, een noodstroomgenerator, opslag zwavelzuur voor werking luchtwasser, opslag spuiwater en reinigingsmiddelen, opslag van dierlijke mest en een grondwaterwinning (2 boorputten). De huidige milieuvergunning heeft een looptijd tot 10/09/2029. Het doel is om een uitbreiding te realiseren in de varkenshouderij door de bouw van 2 nieuwe vleesvarkensstallen, de uitbreiding van de bestaande vleesvarkensstal met 2 afdelingen voor in totaal vleesvarkens. De drie vleesvarkensstallen zullen aangesloten worden op een biobed (S-3). De oude mestvarkensstal wordt afgebroken en volledig herbouwd voor 1760 niet vergunningsplichtige biggen ammoniakemissiearm uitgevoerd volgens het systeem V-1.5. In dezelfde stal komen ook nog 2 afdelingen voor de opfok van jonge zeugen (niet gedekte) in totaal 92 en 6 afdeling van 52 andere varkens. Dit deel van de stal wordt aangesloten op het biobed (S-3). Door herschikkingen en uitbreiding binnen de bestaande stallen wordt in totaal uitgebreid met 49 zeugen tot 589 zeugen, met 10 beren tot 20 beren en met 57 jonge zeugen tot 192 gedekte jonge zeugen. Het totale bedrijf omvat dan stallen met plaatsen voor varkens waarvan 589 zeugen, 20 beren, 192 gedekte jonge zeugen, 92 niet gedekte jonge zeugen en andere varkens. Daarnaast zullen ook biggen < 10 weken op het bedrijf gehuisvest worden. Tevens heeft het bedrijf de bedoeling om een mestverwerking te bouwen type biologie (type Bio-Armor of type Trevi) met een capaciteit van m³/jaar. Gelet op de belangrijke verandering wordt ook een vroegtijdige hernieuwing gevraagd. 1.2 WAAROM EEN MER? Milieueffectrapportage (MER) is een instrument om de doelstellingen en beginselen van het milieubeleid te helpen realiseren, nl. het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen. Milieueffectrapportage is een juridisch-administratieve procedure waarbij alvorens een activiteit of een ingreep (projecten, beleidsvoornemens zoals plannen en programma's) plaatsvindt, de milieugevolgen ervan op een wetenschappelijk verantwoorde wijze worden bestudeerd, besproken en geëvalueerd. Het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage vermeldt de categorieën van projecten die aan de projectm.e.r. worden onderworpen of waarvoor de initiatiefnemer een gemotiveerd verzoek tot ontheffing kan indienen. De initiatiefnemer vraagt een uitbreiding aan van de milieuvergunning. In de gewenste situatie wordt een vergunning gevraagd voor in totaal stallen met plaatsen voor 589 zeugen, 20 beren, 192 gedekte jonge zeugen en 92 niet gedekte jonge zegen en andere varkens. Dit project valt in rubriek 21c) Installaties voor 5/35

6 intensieve pluimvee- of varkenshouderij met meer dan: plaatsen voor mestvarkens (van meer dan 20 kg)" van de bijlage I lijst van bovenvermeld besluit en is bijgevolg m.e.r.-plichtig. Het project heeft eveneens betrekking op een activiteit die voorkomt op de lijst van bijlage III bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 1 maart 2013 inzake de nadere regels van de project-m.e.r.-screening, meer specifiek de rubriek 10j) "werken voor het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater, die niet zijn opgenomen in bijlage I of II". 1.3 SITUERING VAN HET PROJECT De inrichting is gelegen aan de Witgoorse Baan 66 te 2990 Wuustwezel. De kadastrale gegevens zijn Wuustwezel 1 e afdeling, sectie A, kadastrale percelen 335C en 335E. De nieuw te bouwen stallen komt op percelen 401A en 410A, de mestverwerking op perceel 334C. De stallen zijn volgens het gewestplan Turnhout (B.S. 30/09/1977) volledig gelegen in agrarisch gebied. De afstand van het bedrijf t.o.v. andere gebieden binnen een straal van 1 km zoals aangeduid op het gewestplan wordt weergegeven in onderstaande tabel. De afstanden gemeten t.a.v. de staluiteinden. Tabel 1: Ligging bedrijf volgens gewestplan Gebied Afstand tot het centrum van Richting het bedrijf woongebied (Achterbroek) 620 m W Woonuitbreidingsgebied (Achterbroek) 670 m W Gebieden voor verblijfsrecreatie 970 m ZO Landschappelijk waardevol agrarisch gebied Vanaf 115 m N, NO en O natuurgebied 1000 m Z natuurgebied 1100 m ZO bosgebied 970 m N Het bedrijf is volledig gelegen op het grondgebied Wuustwezel. In het noorden grenst Wuustwezel aan Nederland (op ongeveer 5 km van het bedrijf). Er worden geen grensoverschrijdende effecten verwacht. Volgens de kaart met de aanduiding van de Natura 2000-gebieden is in de nabije omgeving van deze inrichting een SBZ (speciale beschermingszone) gelegen. Het meest nabijgelegen Vogelrichtlijngebied De Maatjes, Wuustwezelheide en groot schietveld (BE ) ligt op 750 m ten noorden van het bedrijf. Ten noordwesten op 4,2 km ligt het vogelrichtlijngebied (BE210323) Kalmthoutse heide. Dit laatste is ook een Ramsargebied Reservaat Kalmthoutse heide. Het meest nabijgelegen Habitatrichtlijngebied situeert zich op ongeveer 3 km ten zuidwesten van het bedrijf. Het betreft het gebied Klein en Groot Schietveld (BE ). Op 4,2 km in noordwestelijke richting ligt het Habitatrichtlijngebied Kalmthoutse heide (BE ). Het dichtstbijzijnde VEN-gebied van het type geno (grote eenheid natuur in ontwikkeling) is gelegen op 2,8 km ten noorden van het bedrijf. Het betreft De Maatjes en het nummer van het gebied is 302. Op 4,1 km ten 6/35

7 noordwesten ligt ook nog een gebied van het type gen (grote eenheid natuur) met nummer 301, Kalmthoutse heide. Het bedrijf is niet gelegen in een afgebakend gebied als beschermingszone voor grondwaterwinning zoals bedoeld in het decreet van 24/01/1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer. Figuur: Ligging bedrijf volgens gewestplan (bron: Geopunt Vlaanderen AGIV) 1.4 BEDRIJFSINFRASTRUCTUUR Huidige bedrijfsinfrastructuur De inplanting van de verschillende bedrijfsgebouwen en de detailplannen van de huidige bedrijfsinfrastructuur zijn weergegeven in onderstaande figuur. Op basis van de fotoreportage in bijlage 18.2 wordt ook een visueel overzicht gegeven van de bedrijfsgebouwen en omgeving. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de stallen en gebouwen in de huidige situatie. Tabel2: Overzicht stallen en bedrijfsgebouwen Witgoorse Baan 66 in de huidige toestand Stal Beschrijving gebouw Staltype/opmerkingen Stal kraamhokken traditioneel 24 kraamhokken AEA V-2.2 Traditionele stal AEA Mechanische ventilatie Stal 2 Stal 3 Stal zeugen traditioneel 10 beren traditioneel 90 zeugen AEA V andere varkens (2 hokken) traditioneel 16 opfokzeugen in groep traditioneel 109 opfokzeugen in boxen traditioneel biggen <10 weken traditioneel 220 biggen < 10 weken AEA V m³ mengmest (voor stal 1-2-3) vleesvarkens traditioneel 96 biggen < 10 weken 720 m³ mengmest Traditionele stal voorzien van 90 AEA-systeem Mechanische ventilatie Traditionele stal AEA Mechanische ventilatie Traditionele stal Mechanische ventilatie 7/35

8 Stal vleesvarkens S m³ mengmest Stal 6 Loods krengenhuis 10 AV voor opfok 40 AV 50 m³ dierlijke mest Berging materiaal noodstroomgenerator Niet gekoeld Ammoniakemissiearme stal: chemische luchtwasser S-2 70 m³ spuiwater l zwavelzuur Traditionele stal Mechanische ventilatie Stallen Stal 1 Stal 1 is opgebouwd uit 156 kraamhokken. 132 kraamzeugen worden gehuisvest in een conventioneel stalsysteem en 24 kraamzeugen in het ammoniakemissiearme stalsysteem V-2.2: Ondiepe mestkelders met mest- en waterkanaal. De ventilatie van de stal gebeurt mechanisch door middel van twee dakventilatoren (verticale uitstoot minder dan 0,5 meter boven de nok, met pet). Onder deze stal vindt geen langdurige mestopslag plaats. De mest gaat vrijwel onmiddellijk naar de ondergronds mestopslag ten noorden van de stal. Stal 2 Stal 2 is één open ruimte die in 3 stukken kan opgedeeld worden. Deel 1 bestaat uit 10 hokken voor beren, 2 hokken voor 30 andere varkens en 1 groepshok voor 16 opfokzeugen en daarnaast 243 boxen voor zeugen en opfokzeugen. Deel 2 bestaat uit 90 AEA boxen V-3.5 Groepshuisvestingsysteem, zonder strobed en met schuine putwanden in het mestkanaal. Deel 3 bestaat uit 160 traditionele boxen voor zeugen en opfokzeugen. De ventilatie gebeurt door 9 ventilatoren minder dan 0,5 m boven de nok. Onder de stal vindt geen langdurige mestopslag plaats. Stal 3 Stal 3 betreft een conventionele stal voor stuks niet vergunningsplichtige biggen (< 10 weken). Het roosteroppervlak is kleiner dan 50% en de verluchting gebeurt doormiddel van 10 dakventilatoren die minder dan 0,5 meter boven de nok uitkomen. Stal 3 heeft ook nog een ammoniakemissiearme biggenafdeling voor de huisvesting van 220 nietvergunningsplichtige biggen (< 10 weken). De stal is uitgerust volgens stalsysteem V-1.5 Volledig rooster met water- en mestkanalen, eventueel voorzien van schuine putwand(en), emitterend mestoppervlak kleiner dan 0,1 m². De ventilatie gebeurt via één dakventilator. De mestopslag van stal 1-2 en 3 samen bedraagt m³ dierlijke mest. Stal 4 Stal 4 betreft een conventionele vleesvarkensstal voor de huisvesting van in totaal stuks andere varkens (afmest tot 110 kg). Verder is er eveneens plaats voor het huisvesten van maximaal 96 stuks niet vergunningsplichtige biggen. Het vloeroppervlak in de stal bestaat uit minder dan 50% roosteroppervlak. De ventilatie gebeurt door middel van 17 dakventilatoren (meer dan 0,5 meter boven de nok, met pet). Onder het stalgebouw is er een mestkelder voor de opslag van in totaal maximaal 720 m³ mengmest. Stal 5 Stal 5 dient voor de huisvesting van in totaal stuks andere varkens (afmest tot 110 kg). De stal is op traditionele wijze gebouwd (met een roosteroppervlak van meer dan 50%), maar is aangesloten op een chemische luchtwasser. Hierdoor is er sprake van een ammoniakemissiearme stal volgens stalsysteem S-2 Chemisch luchtwassysteem met 70% of hogere emissiereductie. De ventilatie van de stal gebeurt door middel van twee ventilatoren aangesloten op de luchtwasser. De zuidelijke helft van deze stal is gebouwd boven op de externe, ondergrondse mestopslag van m³. De noordelijke helft van het stalgebouw is eveneens onderkelderd. Hiertoe wordt de totale opslag onder de stal m³ dierlijke mengmest. In functie van de luchtwassing werd de stal uitgerust met een opslag van l zwavelzuur (in een bovengrondse dubbelwandige tank) en met een citerne van 70 m³ voor de tijdelijke opslag van het af te voeren spuiwater. Stal 6 8/35

9 Stal 6 betreft een quarantainestal ter hoogte van de bedrijfsloods. In deze stal is er plaats voor het maximaal huisvesten van 50 andere varkens (40 stuks afmest tot 110 kg + 10 stuks opfok tot 110 kg). Stal 6 heeft een stalvloer met een roosteroppervlakte van meer dan 50% en een mestkelder met een capaciteit van 50 m³. De verluchting gebeurt door middel van 2 dakventilatoren (minder dan 0,5 meter boven de nok uitkomend, zonder pet). Mestopslag In totaal is er onder de bestaande varkensstallen een opslagcapaciteit voorzien van m³ mengmest. Bij stal 5 is ook een opslagtank voorzien voor de opslag van spuiwater van de chemische luchtwasser (70 m³). Voederopslag De voederopslag voor de varkens gebeurt in verschillende voedersilo s bij de bestaande varkensstallen zijn er 19 voedersilo s aanwezig met in totaal een opslagcapaciteit van 175 m³. Vier silo s bevinden zich in de stallen. Watervoorziening De inrichting beschikt over 2 vergunde grondwaterwinningen met een diepte van 135 m. Put 1 is de bestaande put voor 8000 m³/jaar, put 2 werd nog niet gerealiseerd (is vergund voor 3500 m³/jaar). Er wordt water opgepompt uit het mioceen (HCOV-code 0250). Dit grondwater wordt gebruikt als drinkwater voor de dieren. Hemelwater van stal 5 wordt opgevangen in een foliebassin van 160 m³. Hemelwater van de overige stallen en loods gaat naar de beek. Hemelwater van de verharding kan infiltreren in de gronden naast de verharding. Opslag fossiele brandstoffen Er is een vergunning voor de opslag van l mazout. Tank 1 is een ondergrondse enkelwandige tank van l voor de verwarming. De tank ligt naast stal 1. Tank 2 is een bovengrondse dubbelwandige tank, gelegen in stal 3. Terreinverharding De oprijlaan, tevens de laan om toegang te krijgen tot de stallen, bestaat uit betonklinkers. Er is ook verharding voorzien tussen de stallen. Loods In de loods staat de noodstroomgenerator. In de loods wordt ook landbouwmateriaal opgeslagen. Kadaveropslag De kadaveropslag (niet gekoeld) bevindt naast de loods en is voorzien van opvang van sappen. Groenscherm en materialen Het gehele bedrijfsterrein is omgeven door een groenscherm. Aan de voorkant van het bedrijf is een hoogstamboomgaard gelegen. Deze wordt van de straat gescheiden door een beukenhaag. Aan de overige perceelsranden bevinden zich -aan elke rand- een bomenrij met diverse inheemse soorten als Lijsterbes, Zomereik, Es,. 9/35

10 De bestaande stallen 1-2 zijn gemetste stallen (rode baksteen), stal 3 en 4 zijn stallen uit itonstenen. De recent gebouwde stal 5 is opgetrokken uit betonpanelen, met baksteenmotief. Alle stallen hebben donkere dakbedekking. 10/35

11 Figuur: Plan huidige bedrijfsinfrastructuur Niet-technische samenvatting Aanmelding/Ontwerp-MER DGST BVBA 11/35

12 1.4.2 Toekomstige bedrijfsinfrastructuur De inplanting van de stallen en gebouwen in de gewenste situatie wordt weergegeven in onderstaande figuur. Tabel 3: Overzicht stallen en bedrijfsgebouwen Witgoorse Baan 66 in de gewenste toestand Stal Beschrijving gebouw Staltype/opmerkingen Stal kraamhokken traditioneel 24 kraamhokken AEA V-2.2 Traditionele stal AEA-systeem Mechanische ventilatie Stal zeugen traditioneel 90 zeugen AEA V opfokzeugen in groep traditioneel 92 opfokzeugen in boxen traditioneel Stal biggen <10 weken traditioneel 800 biggen < 10 weken AEA V m³ mengmest (voor stal 1-2-3) Stal biggen < 10 weken AEA V m³ mengmest voor stal 4 en 5 Stal 5 92 opfokzeugen niet gedekt 312 andere varkens Stal vleesvarkens S m³ mengmest Stal vleesvarkens S m³ dierlijke mest Stal vleesvarkens S m³ dierlijke mest Stal 9 Loods mestverwerkingsinstallatie 20 beren 50 m³ dierlijke mest Berging materiaal Noodstroomgenerator krengenhuis Biologie type Trevi/Bio-Armor Loods gekoppeld aan biobed 2 overkapte tanks 400 m³met afzuiging richting loods Biologietank van 2000 m³ Nabezink/slibopslagtank van 1200 m³ Achteraan nog een effluentbassin Traditionele stal voorzien van 90 AEA-systeem Mechanische ventilatie Traditionele stal AEA-systeem Mechanische ventilatie AEA-systeem Mechanische ventilatie AEA-systeem S-3 Ammoniakemissiearme stal: biobed S-3 8 ventilatoren per stal Ammoniakemissiearme stal: biobed S-3 8 ventilatoren per stal Ammoniakemissiearme stal: biobed S-3 (totale opp m²) 8 ventilatoren per stal Traditionele stal Mechanische ventilatie Stallen Het doel is om een verandering te realiseren in de varkenshouderij door de bouw van 2 nieuwe vleesvarkensstallen, de uitbreiding van de bestaande vleesvarkensstal met 2 afdelingen voor in totaal vleesvarkens. De drie vleesvarkensstallen zullen aangesloten worden op een biobed (S-3). Hiertoe zal de chemische luchtwasser worden afgebroken. De opslag van zwavelzuur en de opslag van spuiwater verdwijnt. De oude mestvarkensstal 4 wordt afgebroken en volledig herbouwd voor 1760 niet vergunningsplichtige biggen ammoniakemissiearm uitgevoerd volgens het systeem V-1.5. In dezelfde stal komen ook nog 2 afdelingen voor de opfok van jonge zeugen (niet gedekte) in totaal 92 en 6 afdelingen van 52 andere varkens. Dit deel van de stal wordt aangesloten op het biobed (S-3). In de bestaande stal 3, de biggenstal worden een aantal afdelingen vernieuwd en hierdoor ook AEA uitgevoerd volgens het systeem V-1.5. waardoor er 800 emissiearm komen te zitten in plaats van 220 stuks. Niet-technische samenvatting Aanmelding/Ontwerp-MER DGST BVBA 12/35

13 Door herschikkingen en uitbreiding binnen de bestaande stallen (2-3-9) wordt in totaal uitgebreid met 49 zeugen tot 589 zeugen, met 10 beren tot 20 beren en met 57 jonge zeugen tot 192 gedekte jonge zeugen. Het totale bedrijf omvat dan stallen met plaatsen voor varkens waarvan 589 zeugen, 20 beren, 192 gedekte jonge zeugen, 92 niet gedekte jonge zeugen en andere varkens. Daarnaast zullen ook biggen < 10 weken op het bedrijf gehuisvest worden. Mestopslag en mestverwerking Onder de nieuwe stallen wordt m³ mengmestopslagcapaciteit voorzien. De mestopslag onder stal 6 wordt na de uitbreiding m³ en de nieuwe opslag onder de te herbouwen stal 4 wordt 650 m³ waardoor de totale mestopslag onder de stallen m³ wordt. Er wordt geopteerd voor een scheidings- en biologie-capaciteit van 15000m³ mest type Trevi/Bio-Armor. Hiertoe zal een loods gebouwd worden van 12 m op 20 m. Daarachter 2 kleine overkapte tanks van 400m³ met afzuiging van onder de kap richting loods (die gekoppeld is aan het biobed via stal 6). Daar achter komt dan een biologietank van 2000m³, deels belucht, deels onbelucht, en achteraan een nabezink/slibopslagtank van 1200m³. De twee kleine tanks komen dicht bij de loods te staan, en de centrifuge bovenin de loods, zodat de dunne fractie omlaag kan stromen zonder pompen richting dunne fractie-tank. Achteraan in de weide achter stal 8 wordt een effluentlagune aangelegd in vijverfolie van 5000m³, naast de folievijver voor regenwater Voederopslag In de nieuwe situatie zullen de volgende silo s voorzien zijn : 2 x 5 m³, 2 x 15 m³, 1 x 20 m³, 1 x 25 m³, 6 x 30 m³, 1x 50 m³. De silo s voor de 3 vleesvarkensstallen komen op 1 plaats te staan voor stal 6. Watervoorziening De watervoorziening op het bedrijf zal wijzigen. Er zal een uitbreiding gevraagd worden voor het oppompen van grondwater. De vergunde niet uitgevoerde grondwaterwinning zal uitgevoerd worden naast stal 6 om te gebruiken voor de twee nieuwe vleesvarkensstalen. De bestaande put wordt gebruikt voor de overige stallen. De bestaande opslag van hemelwater zal verdwijnen wanneer stal 6 uitgebreid wordt. Er komt een nieuwe foliebassin voor regenwater waarop stal en 8 zal worden op aangesloten. De hemelwater opslag zal gebruikt worden voor het biobed, het reinigen van de stallen en als buffer voor de brandweer. Opslag fossiele brandstoffen Hieraan wijzigt er niets. Terreinverharding Er is een bijkomende betonverharding voorzien voor de bestaande stallen naast de klinkers, en voor stal 6 tot aan stal 7. Kadaveropslag De kadaveropslag (niet gekoeld) bevindt zich naast de loods. Groenscherm en materialen De groenaanplanting langs te toegangsweg zal weg gedaan worden om de oprit te verbreden en om plaats te maken voor de mestverwerking. Langsheen de mestverwerking zal opnieuw een groenaanplanting zoals ze aanwezig was voorzien worden tot achteraan het bedrijf evenals ook achter stal 8. De nieuwe stallen zullen opgetrokken worden, analoog aan de recente stal 6: baksteenmotief met donkere dakbedekking. 13/35

14 Figuur: Plan toekomstige bedrijfsinfrastructuur Niet-technische samenvatting Aanmelding/Ontwerp-MER DGST BVBA 14/35

15 1.5 BEDRIJFSEXPLOITATIE Huidige exploitatiecyclus Het bedrijf is een varkensbedrijf. De varkenshouderij is een zeugenhouderij waarbij de biggen die op het bedrijf geproduceerd worden deels afgemest worden op het eigen bedrijf. Het bedrijf is m.a.w. geen volledig gesloten varkenshouderij. Het bedrijf houdt op vandaag zo n zeugen inclusief jonge zeugen in een vierwekensysteem. Bij de geboorte weegt een big ongeveer 1,2 kg en blijft 3 weken bij de zeug in de kraamstal. Na 3 weken worden de biggen gespeend (op een lichaamsgewicht van ongeveer 6 kg). Deze zeugen worden na het spenen terug naar de dekafdeling gebracht voor een volgende inseminatie. De gespeende biggen verlaten deels het bedrijf en worden verder opgekweekt door andere bedrijven. De gespeende biggen die die op het bedrijf blijven gaan naar de biggenbatterij waar ze verder worden opgekweekt tot een leeftijd van 10 weken (lichaamsgewicht ongeveer 20 kg). Vandaar gaan ze dan naar de afmestafdeling waar ze ongeveer 20 weken verblijven. Door te werken in een vierwekensysteem heeft de exploitant het werk zodanig gegroepeerd dat de handelingen slechts om de vier weken terugkeren (dekken, werpen, spenen). Daarom worden de zeugen opgesplitst in 5 groepen en wordt hun bronst telkens met 4 weken verschil gesynchroniseerd met een diergeneesmiddel. Het werk wordt zodanig verdeeld dat de diverse activiteiten (aanvoer jonge zeugen, werpen, spenen, verplaatsen zeugen naar kraamafdeling, dekken, drachtcontrole, bronstcontrole enz.) slechts om de vier weken terugkomen. Daarenboven wordt er voor gezorgd dat er bijvoorbeeld in de week van het werpen geen andere activiteiten voorkomen, wat ertoe leidt dat de zeugen en biggen dan beter kunnen gevolgd worden. De verdeling in 5 groepen gebeurt om de ideale cyclus te benaderen, namelijk 115 drachtdagen, 21 dagen tot spenen en 4 dagen tot dekken. De totale cyclus bedraagt dus 140 dagen of 5 x 4 (20) weken. In het managementsysteem van vier weken speent men de biggen op een leeftijd van 3 weken. Er volstaat één kraamafdeling en twee afdelingen voor gespeende biggen. De kraamstallen worden daarbij optimaal gebruikt. En er is geen sanitaire leegstand. Er zijn normaal gezien twee relatief drukkere weken die afgewisseld worden met 2 relatief rustige weken. Week 1: dekken en werpen en week 4 is spenen. Niet-technische samenvatting Aanmelding/Ontwerp-MER DGST BVBA 15/35

16 Er worden 5 groepen van telkens 150 zeugen aangehouden, afgestemd op de op aanwezige kraamhokken. Er zijn immers 156 kraamhokken aanwezig zijn, dus één afdeling kraamhokken. In de zeugenstal is er ruimte voor 4 dek- en drachtafdelingen. Een aantal plaatsen zullen hiertoe geregulariseerd worden. Het vervangingspercentage bij de zeugen wordt geschat op %. De opfok gebeurt op het eigen bedrijf. Op het bedrijf zijn in de huidige situatie geen 2 afdelingen voor biggen aanwezig. Er is geen plaats voor twee groepen van ca 1760 biggen per groep. Er zijn 2137 plaatsen voor biggen aanwezig in de huidige situatie, wat betekent dat er een groot deel van de tweede groep biggen vertrekt naar een andere exploitatie op 7 kg. Eens de biggen 20 kg wegen schuiven ze door naar de vleesvarkensstal. In een vierwekensysteem is er normaal plaats voor 5 groepen vleesvarkens nodig om een volledige gesloten bedrijf te hebben. In de huidige situatie zijn er plaatsen beschikbaar in de vleesvarkensstal wat betekent dat er ook biggen verkocht worden op 20 kg. Er gaan momenteel jaarlijks biggen naar de andere exploitaties waarvan stuks op 7 kg en circa stuks op 20 kg. Op jaarbasis worden er momenteel circa vleesvarkens verkocht Toekomstige exploitatiecyclus Het bedrijf zal zeugen inclusief jonge zeugen blijven houden in een vierwekensysteem. Bij de geboorte weegt een big ongeveer 1,2 kg en blijft 3 weken bij de zeug in de kraamstal. Na 3 weken worden de biggen gespeend (op een lichaamsgewicht van ongeveer 6 kg). Deze zeugen worden na het spenen terug naar de dekafdeling gebracht voor een volgende inseminatie. De gespeende biggen verlaten deels het bedrijf en worden verder opgekweekt door andere bedrijven. De gespeende biggen die die op het bedrijf blijven gaan naar de biggenbatterij waar ze verder worden opgekweekt tot een leeftijd van 10 weken (lichaamsgewicht ongeveer 20 kg). Vandaar gaan ze dan naar de afmestafdeling waar ze ongeveer 20 weken verblijven. Er worden 5 groepen van telkens 150 zeugen aangehouden, afgestemd op de op aanwezige kraamhokken. Er zijn immers 156 kraamhokken aanwezig zijn, dus één afdeling kraamhokken. In de zeugenstal zullen in de toekomstige situatie 625 plaatsen staan zodat er voldoende ruimte is voor 4 dek- en drachtafdelingen. Het vervangingspercentage bij de zeugen wordt geschat op 50 %. En tevens wordt er een nieuwe opfok voorzien voor de jonge zeugen. Hiertoe worden 92 boxen voorzien voor niet gedekte jonge zeugen en 312 andere varkens. In de toekomst zullen op het bedrijf 2 afdelingen voor biggen aanwezig. Er is geen plaats voor twee groepen van ca 1760 biggen per groep. Dit betekent dat alle biggen zullen kunnen aangehouden worden tot 20 kg. In een vierwekensysteem is er normaal plaats voor 5 groepen vleesvarkens nodig om een volledige gesloten bedrijf te hebben. In de toekomstige situatie zijn er 6348 plaatsen beschikbaar in de vleesvarkensstallen wat betekent dat het bedrijf niet volledig gesloten is en dat er nog een deel biggen verkocht zullen worden op 20 kg of vertrekken naar een andere locatie. Om de 13 weken zullen 500 gaan naar een andere exploitatie. Ook in de toekomstige situatie zal wat betreft de mestafzet voldaan worden aan het huidige mestdecreet en de uitvoeringsbesluiten. In de toekomstige situatie zal er zo n 100% van de productie na realisatie van de mestverwerking op eigen bedrijf kunnen verwerkt worden. Mestverwerking : biologie type Bio Armor of Trevi 16/35

17 Dit systeem beoogt voornamelijk een maximale stikstofverwijdering en een minimale emissie van vluchtige verbindingen. Volgende procesonderdelen worden hierbij onderscheiden: mestscheiding en biologische zuivering dunne fractie. Deze twee processen worden, in wat volgt, in detail besproken voor een installatie met een capaciteit van maximaal ton mengmest op jaarbasis. Hiertoe zal in hoofdzaak eigen mest gebruikt worden, aangevuld met rundermest omwille van de koolstofbron. 2 BESCHRIJVING REFERENTIESITUATIE EN EFFECTEN PER DISCIPLINE VOOR VOORLIGGEND PROJECT In het MER werd vertrekkende vanuit een gedetailleerde beschrijving van het project en de referentiesituatie van het gebied een inschatting gemaakt van de huidige en toekomstige effecten die het project veroorzaakt en zal veroorzaken. Daar waar noodzakelijk en/of mogelijk werden milderende maatregelen voorgesteld om de begrote effecten te milderen tot een aanvaardbaar niveau. De beoordeling in het MER is gebeurd op basis van een 7-delige waardeschaal, gaande van negatieve, matig negatieve, gering negatieve, geen of verwaarloosbare, gering positieve, matig positieve tot positieve effectbeoordeling. Het nulalternatief is het scenario waarbij geen vergunning verleend wordt voor het m.e.r.-plichtig project. In dit scenario wordt het bedrijf verder uitgebaat tot de bestaande vergunningen verlopen zijn. Indien de verandering (uitbreiding) en/of vroegtijdige hernieuwing van de milieuvergunning geweigerd wordt, valt de exploitant immers terug op de bestaande vergunning, met een looptermijn tot 10/09/2029. Voor het nulalternatief zijn de milieueffecten, zoals beschreven in de volgende hoofdstukken, voor de vergunde situatie van toepassing. Met betrekking tot het voorliggende project doen zich geen locatiealternatieven voor. De nieuwe stallen wordt zo goed mogelijk op het bedrijfsterrein ingepland, rekening houdende met de reeds bestaande stallen en gebouwen, zodat het bedrijf een compact en ordelijk geheel vormt. De inplanting van de nieuwe vleesvarkensstallen wordt gekozen naast de bestaande vleesvarkensstal. En de mestverwerking wordt vlakbij aangelegd. En tevens wordt 1 stal afgebroken en volledig herbouwd. Nieuwe stallen dienen ammoniakemissiearm uitgevoerd te worden voor zover er ammoniakemissiearme stalsystemen op de lijst van stalsystemen voor ammoniakemissiereductie zijn opgenomen. Voor de nieuw te bouwen vleesvarkensstallen wordt geopteerd voor de plaatsing van een Biobed (stalsysteem S-3 volgens de lijst van ammoniakemissiearme stalsystemen). Voor de biggenstal wordt geopteerd voor AEA-systeem V-1.5. en de opfok van niet gedekte jonge zeugen worden mee aangesloten op het biobed. Naast aandacht voor het type stalsysteem zal verder eveneens ingegaan worden op andere mogelijke milderende maatregelen mogelijk toepasbaar op het bedrijf. Een inschatting van de relevantie voor deze toepassingen zal gemaakt worden, rekening houdend met de significantie van de in dit MER bepaalde effecten en de geschiktheid van de maatregel als Best Beschikbare Techniek (BBT). 17/35

18 2.1 DISCIPLINE LUCHT Actuele situatie Inzake de discipline lucht werd de impact van het bedrijf bekeken inzake geurhinder, stofhinder, ammoniakemissie en emissie broeikasgassen. Het bedrijf van BVBA Porcus is gelegen langs de Witgoorse Baan 66 te Wuustwezel, in agrarisch gebied. De bedrijfsomgeving wordt gekenmerkt door zijn agrarisch karakter. In de ruime omgeving zijn nog een aantal veeteeltbedrijven aanwezig. Het aantal waarderingspunten voor het bedrijf Porcus in de huidige situatie bedraagt 110,8 punten. Op basis van deze gegevens geeft Vlarem II een te respecteren afstand van 350 meter aan Effecten Inzake de discipline lucht werd de impact van het bedrijf bekeken inzake geurhinder, stofhinder en ammoniakemissie. In de huidige situatie gaat het bedrijf gepaard met: Een geuremissie van OUE/s. Deze geuremissie veroorzaakt samen met de emissies van andere bedrijven behorende tot dezelfde bronnencluster een aanzienlijk negatief effect op 177 woningen (het betreft de woningen horende tot de bedrijven in de cluster) in agrarisch gebied. Hiervan zijn er 19 woningen gelegen in agrarisch gebied met name 15 woningen die horen bij een bedrijf uit de cluster. Er zijn 158 woningen die gelegen zijn in het woongebied en woonuitbreidingsgebied ten W van het bedrijf. Voor de cumulatieve geurberekening in de huidige situatie zijn er 9 woningen die een negatief effect, alle woningen zijn gelegen in agrarisch gebied. In de huidige situatie zijn er ook nog 87 woningen in agrarisch gebied die een beperkt negatief effect ondervinden ten gevolge van de cluster. De huidige PM10-emissie bedraagt 463 kg. In de huidige situatie is er voor PM10 een enkele woning die een beperkt negatieve bijdrage ondervindt, de eigen bedrijfswoning niet mee gerekend (effecten op eigen terrein vallen in feite buiten het beoordelingskader). De huidige PM2,5-emissie bedraagt 30 kg. Voor de PM2,5- concentraties ondervindt geen enkele woning een bijdrage (< 1% van 25 µg/m³). In de huidige situatie is er een ammoniakemissie van kg NH3/jaar. Voor de verzurende en vermestende impact van deze emissie, wordt verwezen naar de discipline Biodiversiteit. In de nieuwe situatie gaat het bedrijf gepaard met: Een geuremissie van OUE/s. Dit is een daling van 22 % t.a.v. de vergunde situatie. Voor de cumulatieve geurberekening in de nieuwe situatie zijn er 153 woningen die een aanzienlijk negatief effect ondervinden. Hiervan zijn er 19 woningen gelegen in agrarisch gebied met name 15 woningen die horen bij een bedrijf uit de cluster. Dit is niet gewijzigd t.a.v. de huidige situatie. En er zijn 134 woningen die gelegen zijn in het woongebied en woonuitbreidingsgebied ten W van het bedrijf. Voor de cumulatieve geurberekening in de nieuwe situatie zijn er 6 woningen die een negatief effect (5-10 OUe/m³P98) ondervinden, alle woningen zijn gelegen in agrarisch gebied. Dit is een daling met 3 woningen t.a.v. de huidige situatie. In de nieuwe situatie zijn er ook nog 72 woningen in agrarisch gebied die een beperkt negatief effect ondervinden ten gevolge van de cluster (3-5 OUe/m³P98). 18/35

19 Een jaarlijkse PM10-emissie van 945 kg ten gevolge van stalemissies. In de gewenste situatie zijn er 3 woningen (exclusief de eigen woning van het bedrijf) die voor PM10 een beperkt negatief effect ondervindt van het project. Van de 3 woningen is er 1 woning die behoort tot een ander landbouwbedrijf. Een jaarlijkse PM2,5-emissie van 66 kg ten gevolge van stalemissies. Voor de PM2,5- concentraties wordt geen bijdrage verwacht ter hoogte van de woningen in de omgeving van het bedrijf. Een ammoniakemissie van kg NH3/jaar. Voor de verzurende en vermestende impact van deze emissie, wordt verwezen naar de discipline Biodiversiteit. Opmerking : ten aanzien van de hierboven opgenomen evaluatie dient aangegeven te worden dat de impact binnen de eigen bedrijfsgrens in feite niet dient beoordeeld te worden Milderende maatregelen volgend uit het MER Het bedrijf maakt in de huidige situatie reeds gebruik van het ammoniakemissiearme stalsystemen: - 24 kraamhokken volgens het systeem V-2.2., 90 zeugen volgens het systeem V-3.5., 220 biggen volgens het systeem V S-2. op stal 5 (1512 vleesvarkens): een chemische luchtwasser. - In de nieuwe situatie verdwijnt de chemische luchtwasser. - Er wordt een biobed (S3) van 1500 m² geplaatst waarop stal 5, 6, 7 en 8 wordt aangesloten. Tevens wordt de loods waar de scheiding van mest gebeurt ook aangesloten op het biobed. - Stal 4 de te herbouwen stal voor biggen wordt gebouwd volgens het AEA-systeem V In stal 3 zullen 800 biggen AEA zitten volgens het systeem V-1.5. Als geurbeïnvloedende maatregelen inzake voeder en voederwijze wordt in de BBT-studie het toedienen van meerfasenvoedering aangehaald. Doordat de voeders beter afgestemd zijn op de specifieke behoefte van de dieren, daalt de stikstofexcretie in de mest. Ook toediening van eiwitarm voeder heeft een significante reductie in de stikstofexcretie in de mest tot gevolg. Het bedrijf maakt gebruik van meerfasenvoeders met verlaagd fosforgehalte en ruw eiwitgehalte. Dit effect is niet meegenomen in de berekening van de geurconcentraties, De bekomen resultaten zijn dus een worst-case scenario. Stallen en/of mestopslagplaatsen dienen binnen de bedrijfslocatie zoveel als mogelijk gelokaliseerd te worden op plaatsen waar ze de minste hinder (o.a. geur) vormen voor het milieu en omwonenden. Optimale lokalisatie is onderdeel van een goede bedrijfsvoering. Globaal genomen kan optimaliseren binnen de bedrijfslocatie als technisch haalbaar beschouwd worden voor alle nieuwe stallen en/of nieuwe mestopslagplaatsen. Bij het vullen van de silo s wordt gebruik gemaakt van stofzakken. De stallen worden op regelmatige basis intensief gereinigd. Dit resulteert in een beperking van de geuremissie. Voederverliezen in de stal worden beperkt door het regelmatig controleren van de voedersystemen en het verwijderen van gemorst voeder. Het aantal transporten op het bedrijf wordt geoptimaliseerd, waardoor stofopwaaiing, slijtage emissies en emissies van verbrandingsgassen door het verbruik van mazout wordt beperkt. Het bedrijfsterrein wordt zo goed als kan proper en stofvrij gehouden. Er is reeds een groenscherm aanwezig rond het bedrijf. 19/35

20 2.1.4 Verdere mogelijkheden of aanbevelingen Het groenscherm zal in de toekomst deels verdwijnen (N en O) omwille van de uitbreiding van het bedrijf. Het is echter de bedoeling om rond het bedrijf een nieuw groenscherm te plaatsen ten noorden en ten oosten van het bedrijf naast de nieuwe gebouwen ter vervangen van het oude. Een positief effect hiervan kan zeker verwacht worden. Bij de modellering werd geen rekening gehouden met de groenelementen, zodat dit als een worst-case scenario beschouwd kan worden. 2.2 WATER Actuele situatie De grondwaterkwetsbaarheidskaart geeft het studiegebied aan als zijnde Ca1/Cc zeer kwetsbaar/weinig kwetsbaar. De watervoerende laag is zand. Het wordt zeer tot weinig kwetsbaar genoemd omdat de deklaag kleiner of gelijk aan 5 m is en zandig of kleiig is. In het studiegebied bevinden zich geen winningen voor openbare drinkwatervoorziening. Binnen een straal van 1 km rond het bedrijf bevinden zich nog 10 vergunde bedrijfsvreemde grondwaterwinningen. Al deze winningen pompen uit hetzelfde Aquifersysteem (Mioceen Aquifer). De dichtste bedrijfsvreemde grondwaterwinning is gelegen op 137 m van grondwaterwinning 1 en op 238 m van grondwaterwinning 2 (Witgoorsebaan 65). Volgens Centraal Kempisch Systeem (VMM, 2008) bedraagt de dikte van het grondwaterlichaam CKS_0200_GWL_ m. De gemiddelde grondwatervoeding voor de 3 freatische grondwaterlichamen in het Centraal Kempisch Systeem ligt boven het Vlaams gemiddelde van 222 mm/jaar. De gemiddelde grondwatervoeding is het grootst in het noordelijk gelegen CKS_0220_GWL_1 (340 mm/jaar) en het kleinst in het zuidelijk gelegen CKS_0250_GWL_1 (235 mm/jaar). Voor het CKS_0200_GWL_1 bedraagt de gemiddelde voeding 267 mm/jaar. Voor de noordelijke zanden van de Kempen wordt 340 mm/jaar genomen. In het rapport Grondwaterbeheer in Vlaanderen Het onzichtbare water doorgrond (Anoniem, 2006)) wordt er voor het grondwaterlichaam CKS_0200_GWL_2 een gemiddelde doorlatendheid (hydraulische conductiviteit) van 0, m/dag en een dikte van 54 m vermeld. Volgens Lebbe en Vandenbohede (2004) bedraagt de horizontale doorlatendheid 0,8 m/d. Er wordt gerekend met een gemiddelde doorlatendheid van 0,8 m/dag en de dikte van de watervoerende laag wordt volgens bepaald op 118 m. Het bedrijf is gelegen op percelen die volgens de watertoetskaarten niet overstromingsgevoelig en infiltratiegevoelig en matig grondwaterstromingsgevoelig. De effecten die zich voordoen bij de huidige exploitatie worden, om onnodige herhalingen te vermijden, opgenomen bij de bespreking van de effectinschatting en de analyse van de geplande situatie. Op deze wijze komt onmiddellijk het verschil tussen de effecten in de huidige en de geplande situatie duidelijk tot uiting Effecten Voor de bouw van de nieuwe stallen zou er tijdens de aanlegfase een bronbemaling kunnen vereist zijn. Gezien de korte bemalingsduur en de voorziene infiltratie en het feit dat de invloedsfeer van de bemaling binnen het bedrijfsterrein bevindt, wordt uitgegaan van geen of een verwaarloosbaar effect. 20/35

21 Op de inrichting zijn er 2 grondwaterwinningen. Zowel in de huidige als toekomstige situatie is er geen interferentie tussen de grondwaterwinningen op het bedrijf. Zowel in de vergunde toestand als de toekomstige situatie liggen er binnen de verlagingscontour van 50 cm van de grondwaterwinningen geen bedrijfsvreemde waterwinningen, waardoor de impact aanvaardbaar is.. Gezien de diepte van de winning en het bovenliggend klei-zandcomplex van de Kempen, waardoor het grondwater dus afgeschermd is, zal een daling van de grondwatertafel aan het bodemoppervlak niet optreden. Invloed op de verdrogingsgevoelige vegetaties is dan ook niet te verwachten. Op het bedrijf is er zowel in de huidige als toekomstige situatie opslag van bepaalde risicostoffen. Op de inrichting zijn er 2 mazouttanken. Eén tank is bovengrondse en dubbelwandig en de andere tanks is ondergronds en enkelwandig. Beide tanken werden gekeurd. In de toekomstige situatie blijft dit hetzelfde. Er wordt dan ook uitgegaan van een beperkt negatief effect. De opslag van reinigings-, ontsmettings- en ongediertebestrijdingsmiddelen worden zowel in de huidige als toekomstige situatie beoordeeld als een beperkt negatief effect doordat gebruik gemaakt wordt van erkende producten die op een veilige plaats worden gestockeerd. In de toekomstige situatie is er opslag van voedingszuren en antischuimmiddel. De opslag zal voldoen aan de voorwaarden gesteld in Vlarem nl dubbelwandig of enkelwandig en ingekuipt waardoor de opslag wordt beschouwd als een beperkt negatief effect. De zure luchtwasser werd jaarlijks gecontroleerd door een erkende deskundige waarbij de onderhoudshandelingen en controles werden bijgehouden in een onderhoudsboek. De opslag van het zwavelzuur gebeurt in de huidige situatie in een bovengrondse dubbelwandige tank maar werd nog niet gekeurd waardoor dit als een negatief effect wordt beschouwd. Doordat er geen opslag van zwavelzuur in de toekomst is, zal er geen negatief effect meer zijn. De nieuw te plaatsen transformator zal een A.R.E.I. art 272 keuring ondergaan waaruit blijkt dat de installatie voldoet aan de voorschriften. Keuringen zullen eveneens jaarlijks uitgevoerd worden. De toekomstige situatie wordt beoordeeld als een beperkt negatief effect. In de huidige situatie is er voldoende opslag van spuiwater van de chemische luchtwasser waardoor dit beoordeeld wordt als een beperkt negatief effect. In de toekomstige situatie is er geen chemische luchtwasser en dus ook geen opslag meer van spuiwater waardoor er geen negatief effect is. Er wordt een biobed geplaatst. In de toekomstige situatie zal er voldoende opslagcapaciteit zijn om het percolaatwater op te vangen waardoor er een beperkt negatief effect is. Zowel in de huidige als toekomstige situatie is er voldoende opslag van reinigingswater waardoor wordt uitgegaan van een beperkt negatief effect. Zowel in de huidige als toekomstige situatie is er voldoende mestopslagcapaciteit zowel voor het bedrijf als voor de mestverwerking. Zolang er geen peilputten geplaatst zijn en het grondwater in de peilputten niet geanalyseerd wordt, wordt dit beschouwd als een aanzienlijk negatief effect. In de huidige situatie is voldaan aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening en aangezien het bedrijf gelegen is in niet overstromingsgevoelig gebied, wordt dit beschouwd als een verwaarloosbaar negatief effect. In de toekomstige situatie zal het hemelwater dat valt op de bijkomende verharding in de bodem infiltreren. Het hemelwater van de nieuw te bouwen gebouwen, zal opgevangen worden in een folievijver van m² waarbij 830 m³ dienst doet als hemelwaterput en 260 m³ als buffer. Indien de afwijking op de naleving van de stedenbouwkundige verordening door de aanwezigheid van een hemelwaterput van 830 m³ i.p.v. 10 m³ en het aanleggen van een buffervoorziening met vertraagde afvoer i.p.v. een infiltratievoorziening, wordt er eveneens uitgegaan van een verwaarloosbaar negatief effect. Het huishoudelijk sanitair afvalwater wordt zowel in de huidige als toekomstige situatie geloosd op het oppervlaktewater na behandeling in een IBA waardoor wordt uitgegaan van een beperkt negatief effect. In de huidige situatie is het drinkwaterverbruik hoger dan de gemiddelde of maximale waterbehoefte volgens de BBT 'Veehouderij' waardoor wordt uitgegaan van een negatief tot aanzienlijk negatief effect. In de toekomstige 21/35

22 situatie is het totaal drinkwaterverbruik hoger dan de gemiddelde BBT-waarde en kleiner dan de maximale BBTwaarde waardoor wordt uitgegaan van een negatief effect. In de huidige situatie wordt grondwater gebruikt voor hoog- en laagwaardige toepassingen, waardoor dit wordt beschouwd als een aanzienlijk negatief effect. In de toekomstige situatie wordt grondwater enkel gebruik voor hoogwaardige toepassingen met name als drinkwater voor de varkens waardoor wordt uitgegaan van een beperkt negatief effect Milderende maatregelen volgend uit het MER Mazouttanken worden gekeurd Gebruik van erkende producten Opslag van zwavelzuur in een dubbelwandige tank Er is voldoende opslagcapaciteit voor het opvangen van spuiwater en reinigingswater. Periodieke reiniging verharde oppervlakten om afspoelen potentiële verontreiniging te voorkomen. Zuivering van het huishoudelijk afvalwater via een IBA Opslag van voedingszuren in dubbelwandige tank en van antischuimmiddel in een inkuiping Jaarlijkse keuring van de transformator Bouw van mestkelders onder de nieuw te bouwen stallen om ook de bijkomende mest gedurende 9 maanden te kunnen stockeren en voldoende opslag van reinigingswater en percolaatwater. Plaatsen van peilputten in kader van lekdichtheid van mestkelders + analyse om de 3 jaar Plaatsen van een folievijver met een hemelwateropslagcapaciteit van 830 m³ en buffervoorziening van 260 m³ met vertraagde afvoer van 18 l/s Verdere mogelijkheden of aanbevelingen Volgende tips zijn belangrijk voor een duurzaam watergebruik op bedrijfsniveau: Herstel lekken zo snel mogelijk en laat het water niet onnodig lopen Verder gebruik maken van een waterzuinige hogedrukreiniger. Hiermee kan het waterverbruik in vergelijking met een klassieke tuinslang tot de helft teruggebracht worden. De meest efficiënte hogedrukreinigers hebben een debiet van 6,5 l/min. Zowat alle types laten het gebruik van alternatieve waterbronnen vrij van bezinkbare deeltjes- toe. Bij gebruik van niet-leidingwater raden de producenten een extra voorfilter aan. Zorg bij het gebruik van een hogedrukreiniger altijd voor voldoende verluchting. Gebruik van goede drinkbakken, nippels en dergelijke. Vermijd mors- en lekverliezen door het afstellen van vlotter, 22/35

23 2.3 BODEM Actuele situatie Geologie De geologische opbouw ter hoogte van het studiegebied wordt samengevat op basis van gegevens uit DOV.Vlaanderen.be Tabel 4: Geologische opbouw Diepte (m onder het maaiveld) textuur stratigrafie 0-3 Geel zand Quartaire afzetting 3-4 Gele leem Quartaire afzetting 4-6 klei Quartaire afzetting 6-51 Grijs zand Formatie van Merksplas Grijs zand met schelpjes Formatie van Kattendijk Groef zwart-groen zand Formatie van Diest Zwart zand met schelpjes Formatie van Berchem Bodem Het bedrijf is gelegen in een gebied met bodemkenmerken Zcm en Zdm en omgeven door w-zdg, w-zep, Zem. Tabel 5: Omschrijving bodemtype projectgebied (bron : kaart bodemtype geopunt Vlaanderen) Bodemtype Beknopte beschrijving bodemtype Zcm Matig droge zandbodem met dikke antropogene humus A horizont Zdm Matig natte zandbodem met dikke antropogene humus A horizont w-zdg Matig natte zandbodem met duidelijke ijzer en/of humus B horizont w-zep Natte zandbodem zonder profiel Zem Natte zandbodem met dikke antropogene humus A horizont Het bedrijf en de directe omgeving liggen in een gebied van zandgronden. Het landbouwperceel waarop de nieuw te bouwen stal komt, werd in 2016 en 2015 gebruikt voor de teelt van maïs. Ter hoogte van de site zijn er geen bodemonderzoeken vereist en ook nog niet uitgevoerd. 23/35