NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING. Milieueffectrapport. Gemengde veehouderij Vandewoestyne Jan, Brugse Heirweg 8, 8680 Koekelare

Transcriptie

1 NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING Milieueffectrapport Gemengde veehouderij Vandewoestyne Jan, Brugse Heirweg 8, 8680 Koekelare Initiatiefnemer Vandewoestyne Jan Brugse Heirweg Koekelare Ondernemingsnummer: Vestigingseenheidsnummer: Projectlocatie Brugse Heirweg Koekelare Uitvoering meet- en Datum 5 november 2013 Deskundigen- Studiebureaus SBB Accountants & Adviseurs Joveco bvba Vuurkruisenlaan 2 Kriesberg 29b 3000 Leuven 3221 Holsbeek Tel Tel Uitvoering Fax meet en 88 inspectiewerk Tel Erkende MER deskundigen coördinaten Handtekening Lucht Bodem (deeldomein pedologie) Water (deeldomein oppervlaktewater) Coördinator Johan Versieren Johan Versieren Kriesberg 29b 3221 Holsbeek tel joveco@scarlet.be Uitvoering Deskundigen meet- en inspectiewerk Andere domeinen Isabelle Rommens Diksmuidseweg Ieper isabelle.rommens@sbb.be An Maes Witte Molenstraat 45 bus Brugge an.maes@sbb.be Sara Kelchtermans Vuurkruisenlaan Leuven Sara.kelchtermans@sbb.be Annick Van de Walle Oostveldstraat Eeklo annick.van.de.walle@sbb.be Initiatiefnemer Vandewoestyne Jan Brugse Heirweg Koekelare Tel. 0496/ Fax. 051/ Kelly_bryon@hotmail.com Niet-technische samenvatting Vandewoestyne Jan 1/22

2 Doel van de niet-technische samenvatting Dit is de niet-technische samenvatting van het milieueffectenrapport, m.a.w. een beknopte samenvatting van het eigenlijke milieueffectenrapport bestemd voor publiek en belanghebbenden. Een milieueffectenrapport is een openbaar document waarin de milieueffecten van een project en de eventuele alternatieven voor het project, worden onderzocht. Het milieueffectenrapport beslist niet of het project een vergunning krijgt, dit wordt beslist door de vergunningverlener die hierbij rekening houdt met het milieueffectenrapport. De niet-technische samenvatting heeft als doel om aan publiek en belanghebbenden de relevante informatie uit het milieueffectenrapport van het project te communiceren en hiermee publieke participatie in het vergunningsproces te bevorderen. Voor de uitgebreide technische informatie moet u het eigenlijke milieueffectenrapport raadplegen. Inhoudsopgave 1 PROJECT BESCHRIJVING EN DOEL VAN HET PROJECT WAAROM EEN MER? SITUERING VAN HET PROJECT BEDRIJFSINFRASTRUCTUUR BEDRIJFSEXPLOITATIE BESCHRIJVING REFERENTIESITUATIE EN EFFECTEN PER DISCIPLINE VOOR VOORLIGGEND PROJECT LUCHT EN GEUR WATER BODEM GELUID MENS FAUNA EN FLORA LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE EINDCONCLUSIE Niet-technische samenvatting Vandewoestyne Jan 2/22

3 1 PROJECT 1.1 BESCHRIJVING EN DOEL VAN HET PROJECT Het project omvat de vroegtijdige hernieuwing en verandering met uitbreiding van de milieuvergunning voor een bestaand varkensbedrijf op het adres Brugse Heirweg 8 te 8680 Koekelare, geëxploiteerd door de heer en mevrouw Vandewoestyne Jan. Het bedrijf beschikt momenteel over een vergunning voor het houden van vleesvarkens en 119 runderen, waarvan 25 runderen < 1 jaar, 25 runderen 1-2 jaar, 64 melkkoeien en 5 andere runderen. Deze vergunning loopt nog tot 11/03/2030. Het doel is om een uitbreiding te realiseren in het varkensbedrijf met een nieuwe varkensstal voor zeugen en biggen < 10 weken enerzijds (fase 1) en een nieuwe vleesvarkensstal (fase 2) anderzijds. Er wordt een vergunning aangevraagd voor varkens, waarvan 800 zeugen, 3 beren en andere varkens in fase 1 en varkens (800 zeugen, 3 beren en andere varkens) in fase 2. De rundveestapel blijft ongewijzigd. Deze nieuwe stallen zullen conform de ter zake geldende wetgeving uitgerust worden als ammoniakemissiearme stal (biologische luchtwasser). Om deze stallen te exploiteren zal er ook een verhoging van de mestopslag voorzien worden. 1.2 WAAROM EEN MER? Milieueffectrapportage (MER) is een instrument om de doelstellingen en beginselen van het milieubeleid te helpen realiseren, nl. het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen. Milieueffectrapportage is een juridisch-administratieve procedure waarbij alvorens een activiteit of een ingreep (projecten, beleidsvoornemens zoals plannen en programma's) plaatsvindt, de milieugevolgen ervan op een wetenschappelijk verantwoorde wijze worden bestudeerd, besproken en geëvalueerd. Het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage vermeldt de categorieën van projecten die aan de project- MER worden onderworpen of waarvoor de initiatiefnemer een gemotiveerd verzoek tot ontheffing kan indienen. De initiatiefnemer van het voorliggende project vraagt de uitbreiding aan van een milieuvergunning om tot een bedrijfssituatie te komen met 800 zeugen en andere varkens. Dit project valt in rubriek 21 c Installaties voor intensieve pluimvee- of varkenshouderij met meer dan: plaatsen voor mestvarkens. van de bijlage I lijst van bovenvermeld besluit. Bijgevolg is voorliggend project MER-plichtig. 1.3 SITUERING VAN HET PROJECT Het bedrijf is gelegen aan de Brugse Heirweg 8 te 8680 Koekelare, en wordt op het gewestplan gesitueerd op onderstaande figuur. Het bedrijf zelf is gelegen in agrarisch gebied, in de nabijheid van: Woongebied met landelijk karakter: 300 m ten noorden, en 460 m ten zuidwesten Woongebied: 400 m ten noordwesten, 530 m ten oosten Natuurreservaat: 450 m ten zuidwesten Bosgebied: 850 m ten zuiden Niet-technische samenvatting Vandewoestyne Jan 3/22

4 bedrijf 1.4 BEDRIJFSINFRASTRUCTUUR In de huidige situatie zijn op het bedrijf volgende stallen aanwezig: Stal Diercategorie Beschrijving stal Staltype Rundveestal 1 Runderen 8 runderen 1-2 jaar Traditioneel 64 melkkoeien 5 andere runderen 384 m³ mengmest Rundveestal 2 Rundvee 25 runderen < 1 jaar Traditioneel 92 m³ mengmest Rundveestal 3 Rundvee 17 runderen 1-2 jaar Traditioneel Stal 1 Varkens 416 andere varkens Traditioneel 765 m³ mengmest Stal 2 Varkens biggen < 10 weken 560 m³ mengmest Ammoniakemissiearm V m³ mengmest Stal 3 Varkens vleesvarkens 400 m³ mengmest Ammoniakemissiearm V m³ mengmest in opslag naast stal l mazout, bovengronds, ingekuipt Loods Loods Stallen 8 voertuigen l mazout, bovengronds, ingekuipt 1 verdeelslang 260 l olie Woning Woning Niet-technische samenvatting Vandewoestyne Jan 4/22

5 Daarnaast zijn er nog een loods en een bedrijfswoning met bijhorende bergingen aanwezig. In de loods is er standplaats voor 8 landbouwvoertuigen vergund, evenals een mazouttank van l (bovengronds, ingekuipt) voorzien van een verdeelslang, daarnaast is er ook nog olie-opslag voorzien. Het bedrijf beschikt over twee ondiepe grondwaterwinningen, vergund voor het oppompen van m³/j grondwater uit het Ieperiaan. Bij stal 3 is er ook een regenwateropvang voorzien met een capaciteit van 120 m³. Ook tussen de woning en stal 2 zijn 2 regenwaterciternes van elk 20 m³ voorzien, en bij rundveestal 1 en de loods zijn er 2 regenwaterciternes van elk 15 m³. In onderstaande figuur wordt uitvoeringsplan weergegeven van de huidige situatie. Niet-technische samenvatting Vandewoestyne Jan 5/22

6 Niet-technische samenvatting Vandewoestyne Jan 6/22

7 In de nieuwe situatie zullen op het bedrijf volgende stallen aanwezig zijn: Stal Diercategorie Beschrijving stal Staltype Rundveestal 1 Runderen 8 runderen <1 jaar (stroboxen) Traditioneel 64 melkkoeien (ligboxen op rooster) 5 andere runderen (ligboxen op rooster) 384 m³ mengmest Rundveestal 2 Rundvee 17 runderen < 1 jaar Traditioneel Stroboxen en gedeeltelijk ingestrooide boxen 92 m³ mengmest Rundveestal 3 Rundvee 25 runderen 1-2 jaar Traditioneel Ligboxen op rooster 120 m³ mengmest Stal 1 Varkens 20 andere varkens Traditioneel 20 biggen < 10 weken 765 m³ mengmest Stal 2 Varkens biggen < 10 weken 560 m³ mengmest Ammoniakemissiearm V m³ mengmest Stal 3 Varkens vleesvarkens 400 m³ mengmest Ammoniakemissiearm V m³ mengmest in opslag naast stal l mazout, bovengronds, ingekuipt Stal 4: nieuw Varkens biggen < 10 weken Biologische luchtwasser fase kraamzeugen 3 beren 208 zeugen en jonge zeugen in dekstal 504 zeugen en jonge zeugen in drachstal m³ mengmest Stal 5: nieuw fase 2 Varkens vleesvarkens m³ mengmest Biologische luchtwasser In de nieuwe situatie wordt in een eerste fase een nieuwe stal gebouwd voor zeugen en biggen. Deze stal zou voorzien worden van een biologische luchtwasser. Na deze eerste fase zou het bedrijf dus een zeugenbedrijf worden waarbij de biggen op het bedrijf blijven tot op een leeftijd van 10 weken. Ongeveer een vierde van de biggen zou afgemest worden op het eigen bedrijf. De overige biggen zullen dan bij derden verder afgemest worden, waarvan een vierde van de biggen het bedrijf zal verlaten op 7 kg (na het spenen) en twee vierden van de biggen zouden het bedrijf verlaten op 20 kg. Onder de nieuwe zeugenstal zou ook m³ mengmestopslag bijkomen. De bestaande varkensstal 1 zou in de nieuwe situatie niet meer gebruikt worden voor vleesvarkens, en enkel nog als stal voor invaliden en resten. In een tweede fase zou dan nog een nieuwe stal gebouwd worden voor vleesvarkens. Ook deze stal zou voorzien worden van een biologische luchtwasser. Op die manier zou op het bedrijf de helft van de biggen kunnen afgemest worden. De andere helft van de biggen zou dan afgemest worden op de overige exploitaties van het familiebedrijf. Onder deze stal komt m³ mengmestopslag bij. Niet-technische samenvatting Vandewoestyne Jan 7/22

8 Aan de rundveestapel wijzigt niets. Er worden wel wat veranderingen aangebracht in de rundveestal 3. De stroboxen worden vervangen door ligboxen op rooster voor jongvee. Hier komt dan ook 120 m³ mengmest bij. Onder de nieuw te bouwen varkensstal komt naast mengmestopslag, ook regenwateropslag en spuitwateropslag bij. Bij de nieuwe zeugenstal (fase 1) zou 240 m³ regenwateropslag en 240 m³ spuiwateropslag bijkomen. Bij de nieuwe varkensstal (fase 2) zou 160 m³ regenwateropslag en 160 m³ spuiwateropslag bijkomen. In de nieuwe situatie zal ook het drainagewater van onder de stallen 3, 4 en 5 hergebruikt worden als drinkwater voor de dieren. Een uitvoeringsplan van de nieuwe toestand wordt weergegeven in onderstaande figuur, op schaal 1/500. Niet-technische samenvatting Vandewoestyne Jan 8/22

9 Niet-technische samenvatting Vandewoestyne Jan 9/22

10 1.5 BEDRIJFSEXPLOITATIE Het bedrijf is een veeteelt- en akkerbouwinrichting, waar varkens worden afgemest, melk wordt geproduceerd door melkkoeien en akkerbouwgewassen worden geteeld. In de huidige situatie is de varkenshouderij een varkenshouderij waarbij biggen afgemest worden. Biggen worden aangekocht op een leeftijd van 4 weken en een gewicht van 7 kg. Deze biggen worden gehuisvest in de biggenbatterij tot een leeftijd van ongeveer 10 weken. Daarna worden de biggen verplaatst naar de vleesvarkensstal waar ze verder worden afgemest tot een gewicht van 110 kg. De biggenbatterijen en de vleesvarkensstallen worden na elke ronde gereinigd. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een inweekinstallatie. Deze installatie zorgt er voor dat er s nachts water met inweekmiddel (Biocid of Biogel) wordt verneveld. Daarna worden de hokken gereinigd en ontsmet (Virocid). De inweekinstallatie beperkt het waterverbruik bij de reiniging van de stallen. De mest geproduceerd door de varkens wordt opgevangen in de mestkelders onder de stallen. De mest wordt deels uitgereden op eigen land (25%) en op land van derden via burenregeling en/of LAT (25%), en deels afgevoerd voor verdere verwerking (50%). De rundveehouderij is een melkveehouderij. De kalveren worden op het bedrijf zelf geboren. De mannelijke kalveren worden na ongeveer 18 dagen verkocht, terwijl de vrouwelijke kalveren op het bedrijf blijven. Tot twee jaar worden de kalveren aangehouden als jongvee en vaarzen. De vaarzen worden op een leeftijd van ongeveer 15 maanden voor het eerst bevrucht, zodat ze op een leeftijd van ongeveer 2 jaar voor het eerst kalven. Veertig daten na het kalven wordt getracht om de koe weer drachtig te krijgen. De koeien worden aangehouden tot op een leeftijd van 4 jaar, waarna ze als reforme runderen worden afgevoerd. De melkproductie per koe per jaar kan sterk variëren maar bedraagt gemiddeld liter, op dit bedrijf bedraagt de melkproductie liter/koe. De mest geproduceerd door de runderen wordt hoofdzakelijk op eigen land opgebracht. In de nieuwe toestand zullen zeugen gehouden worden op het bedrijf. Jonge zeugen worden aangekocht op een leeftijd van ongeveer 6 maanden, en verblijven een 8-tal weken in de quarantaine-afdeling. Jaarlijks zullen zo n 180 à 200 jonge zeugen aangekocht worden, er is een vervangingspercentage van 45%. Vanaf een leeftijd van minimaal 8 maanden worden de opfokzeugen kunstmatig geïnsemineerd in de dekafdeling. Daarna verplaatsen de zeugen naar de drachtafdeling. Na de drachtperiode worden de zeugen verplaatst naar de kraamhokken. De exploitant zal gebruik maken van het tweewekensysteem, dit is twee maal het vierwekensysteem in de zeugenhouderij. In dit managementsysteem worden de biggen gespeend op een leeftijd van 3 weken. Er zijn telkens 5 groepen zeugen, in dit geval twee maal 5 groepen van 84 zeugen. De verdeling in 5 groepen gebeurt om de ideale cyclus te benaderen, namelijk 115 drachtdagen, 21 dagen tot spenen en 4 dagen tot dekken. De totale cyclus bedraagt dus 140 dagen of 5 x 4 (20) weken. Er zijn twee relatief drukkere weken die afgewisseld worden met twee relatief rustige weken. Week 1 is de week van het dekken en het werpen, week 4 is de week van het spenen. Na het spenen worden de zeugen verplaatst naar de dekstal. In dit systeem volstaat één kraamafdeling en twee afdelingen voor gespeende biggen. De kraamstallen worden daarbij optimaal gebruikt. Na het dekken gaan de zeugen naar de drachtstal waar ze verblijven tot het werpen. Aangezien het hier gaat over het tweewekensysteem, wordt deze cyclus al na twee weken herhaald. Niet-technische samenvatting Vandewoestyne Jan 10/22

11 Dit systeem heeft als voordeel dat de werkzaamheden kunnen gegroepeerd worden, wat leidt tot betere concentratie en arbeidsbesparing, een makkelijke opvolging van de zeugen in de boxen aangezien ze in hetzelfde drachtstadium zitten. Daarnaast kunnen bij het werpen biggen verlegd worden. Dit systeem vergt echter wel een zeer goede planning en een keiharde discipline van de exploitant. In de eerste fase, dus na de bouw van de zeugenstal, zullen niet alle biggen die op het bedrijf geproduceerd worden ook op dit bedrijf afgemest worden. Slechts een vierde van de op het bedrijf geproduceerde biggen zal op het eigen bedrijf kunnen afgemest worden. In de tweede fase, dus met de bouw van de vleesvarkensstal, zullen de helft van de op het bedrijf geproduceerde biggen op het eigen bedrijf worden afgemest. Naast de biggenbatterijen en de vleesvarkenshokken, zullen in de nieuwe situatie ook alle kraamhokken na elke ronde worden gereinigd. Dit zal op dezelfde manier gebeuren als in de huidige situatie. Met behulp van de inweekinstallatie zullen de hokken eerst verneveld worden met inweekmiddel. Na de nodige inweektijd worden de hokken gereinigd en ontsmet. De dek- en drachtstal worden jaarlijks grondig gereinigd. De mest geproduceerd door de varkens wordt opgevangen in de mestkelders onder de stallen. De mest wordt deels uitgereden op eigen land (10%) en op land van derden via burenregeling en/of LAT (10%), en deels afgevoerd voor verdere verwerking (80%) in fase 1. In fase 2 wordt dit 7% op eigen land, 7% op land van derden, en ongeveer 86% via verwerking. Aan de rundveestapel zal niets wijzigen in de nieuwe situatie. 2 BESCHRIJVING REFERENTIESITUATIE EN EFFECTEN PER DISCIPLINE VOOR VOORLIGGEND PROJECT In het MER werd vertrekkende vanuit een gedetailleerde beschrijving van het project en de referentiesituatie van het gebied een inschatting gemaakt van de huidige en toekomstige effecten die het project veroorzaakt en zal veroorzaken. Daar waar noodzakelijk en/of mogelijk werden milderende maatregelen voorgesteld om de begrote effecten te milderen tot een aanvaardbaar niveau. De beoordeling in het MER is gebeurd op basis van een 7-delige waardeschaal, gaande van negatieve, matig negatieve, gering negatieve, geen of verwaarloosbare, gering positieve, matig positieve tot positieve effectbeoordeling. Het nulalternatief is het scenario waarbij geen uitbreiding gerealiseerd wordt. Volgens dit scenario kan het bedrijf verder uitgebaat worden tot Voor het nulalternatief zijn de milieueffecten zoals deze verder in de effectenbespreking van de referentiesituatie besproken van toepassing tot het verlopen van de huidige vergunning. In het MER werden 4 alternatieven besproken: Alternatief 1: fase 1 (zeugenstal) met biologische luchtwasser, met geurreductie van 40% Alternatief 2: fase 1 (zeugenstal) met combi-luchtwasser, met geurreductie van 85% Alternatief 3: fase 2 (zeugenstal en vleesvarkensstal) met biologische luchtwasser, met geurreductie van 40% Alternatief 4: fase 2 (zeugenstal en vleesvarkensstal) met combi-luchtwasser, met geurreductie van 85% Niet-technische samenvatting Vandewoestyne Jan 11/22

12 2.1 LUCHT EN GEUR Referentiesituatie Het bedrijf is volgens het gewestplan volledig gelegen in agrarisch gebied. De bedrijfsomgeving wordt gekenmerkt door zijn agrarisch karakter. In de nabije omgeving zijn nog een aantal veeteeltbedrijven aanwezig. Geurwaarnemingen ten gevolge van agrarische activiteiten zijn dan ook te verwachten in de bedrijfsomgeving. Ter hoogte van het studiegebied dient rekening gehouden te worden met een meerjaarsgemiddelde PM10- concentratie van 24,5 µg/m³ en 21 overschrijdingen van de daggemiddelde PM10 grenswaarde afgeleid (bron VMM, Geoloket Advisering RUP Thema Lucht)). Rekening houdend met een gemiddeld aandeel van 65% van PM2,5 in PM10 kan inzake PM2,5 een concentratie van 16 µg/m³ voorop gesteld worden. Er wordt inzake PM10 en PM2,5 dan ook aan de actuele en reeds vastgelegde toekomstige grenswaarde voldaan. Effecten De geuremissie van het bedrijf bedraagt in de huidige situatie OU E/s. De geuremissie in de nieuwe situatie voor de verschillende alternatieven wordt weergegeven in Tabel 1. Tabel 1: Relatieve geuremissie t.o.v. de geuremissie in de referentiesituatie. Fase1 Fase 2 Referentiesituatie Alternatief 1 Alternatief 2 Alternatief 3 Alternatief 4 Geuremissie (OU E/s), individueel Geuremissie (OU E/s), op clusterniveau Relatieve geuremissie t.o.v. referentie (%), individueel Relatieve geuremissie t.o.v. referentie (%), op clusterniveau In de nieuwe situatie is er een beperkte stijging van de geuremissie voor alternatief 2 en 4 ten opzichte van de referentiesituatie. Op clusterniveau is deze stijging verwaarloosbaar in alternatief 2 en beperkt in alternatief 4. Voor alternatief 1 en 2 is er een stijgende geurimpact op de omgeving. In de nieuwe situatie zal daarom geopteerd worden voor de plaatsing van een combi-luchtwasser (alternatief 2 en 4). In alternatief 2 is er één woning minder met een negatief effect, 3 bijkomende woningen met een matig negatief effect, en 2 woningen minder met een gering negatief effect. Het totaal aantal gehinderden blijft gelijk in alternatief 2 t.o.v. de referentiesituatie, dit is dus voor fase 1. In alternatief 4 komen er 60 gehinderden bij t.o.v. de referentiesituatie. Deze bijkomende gehinderden situeren zich voornamelijk in het woongebied, waarbij de geurconcentratie een beperkte stijging van 0,1-0,2 OU E/m³ bedraagt t.o.v. de huidige situatie, dit is dus voor fase 2. De emissies van fijn stof zijn zowel in de huidige als in de nieuwe situatie beperkt waardoor er geen of verwaarloosbaar effect te verwachten is. Niet-technische samenvatting Vandewoestyne Jan 12/22

13 De ammoniakemissies stijgen in de nieuwe situatie met 15 (fase 1) tot 58% (fase 2) t.o.v. de referentiesituatie. Voor de verzurende en vermestende impact van deze emissies wordt verwezen nar de discipline Fauna en flora. Door het voorliggende project neemt de totale broeikasgasemissie ten gevolge van het bedrijf toe met 597 ton CO 2-equivalenten in fase 1 en1.611 ton CO 2-equivalenten in fase 2. Hiermee evolueert de bijdrage van het bedrijf van 0,002% van de CO 2-uitstoot in Vlaanderen tot 0,003% in fase 1 en 0,004% in fase 2. Milderende maatregelen Bij het onderzoek naar verdere milderende maatregelen dient in acht genomen te worden dat fase 2 niet op korte termijn zal uitgevoerd worden. Mogelijk worden in de toekomst nog luchtwassers met hogere geurreducties toegepast, of worden andere technieken met hoge geurreductie belangrijker (zoals bvb. biobedden). Het bedrijf maakt in de huidige situatie reeds gebruik van ammoniakemissiearme stalsystemen in twee van de drie varkensstallen, met name systeem V-1.5. voor de biggen en systeem V-4.7. voor de vleesvarkens. Er wordt gebruik gemaakt van meerfasenvoedering met verlaagd fosforgehalte en verlaagd ruw eiwitgehalte. De stallen worden op regelmatige basis intensief gereinigd. Voederverliezen in de stal worden beperkt door het regelmatig controleren van de voedersystemen en het verwijderen van gemorst voeder. Stofemissie worden beperkt door het gebruik van stofzakken bij het vullen van de silo s, door het proper en stofvrij houden van het bedrijfsterrein en door het optimaliseren van het aantal transporten om stofopwaaiing te beperken. In de geplande situatie voorziet het bedrijf een verdere uitbouw van het groenscherm rondom de bedrijfsgebouwen. In de geplande situatie voorzien het bedrijf in de plaatsing van een luchtwasser voor de beperking van de emissies van NH 3, stof en geur. Uit de berekeningen blijkt dat theoretisch de beste resultaten gehaald worden door het plaatsen van een combi-luchtwasser. De exploitant opteert voor de uitbreiding voor de plaatsing van een combi-luchtwasser, met een geurreductie van 85%. Aanpassingen op de bestaande stallen zijn technisch en financieel moeilijk, aangezien stal 2 en 3 vrij recente stallen zijn, die reeds ammoniakemissiearm uitgevoerd zijn in de put. De emissies uit de bestaande, niet-ammoniakemissiearme, stal 1 zullen in de toekomst beperkt zijn, aangezien deze stal enkel als invaliden- en restenstal zal gebruikt worden. Er wordt ook aanbevolen om te voorzien in de plaatsing van een gekoelde kadaveropslag. 2.2 WATER Referentiesituatie De grondwaterkwetsbaarheidskaart geeft aan dat het bedrijf gelegen is in een voor grondwater weinig kwetsbare zone. Het studiegebied is matig gevoelig voor grondwaterstroming. Het bedrijf beschikt over twee bedrijfseigen grondwaterwinningen met een diepte van 7 m in het Ieperiaan Aquifer. In een straal van 1 km rond het bedrijf bevinden zich nog 14 vergunde grondwaterwinningen waarvan 13 winningen in het Quartair en 1 winning in het Ieperiaan Aquifer. In het studiegebied bevinden zich geen winningen voor openbare drinkwatervoorziening. Niet-technische samenvatting Vandewoestyne Jan 13/22

14 Hydrogeografisch situeert het studiegebied zich in het Yzerbekken, subhydrografisch in de zone Vladslovaart tot monding Lekevaartje. Ten noordwesten van het bedrijf stroomt het Lekevaartje. De onmiddellijke omgeving van het bedrijf ontwatert naar deze beek, een waterloop van 2 de categorie. Het bedrijf is gelegen in niet-overstromingsgevoelig gebied en in infiltratiegevoelig gebied. Het bedrijf is gelegen in individueel te optimaliseren buitengebied. In de huidige situatie is er een regenwateropvang voorzien van in totaal 220 m³ (2 citernes van 20 m³, 4 citernes van 15 m³ en een opvang van 120 m³). Dit hemelwater wordt voornamelijk gebruikt voor de reiniging. Naast hemelwater wordt ook grondwater en in beperkte mate leidingwater gebruikt. Grondwater wordt gebruikt als drinkwater voor de dieren, leidingwater wordt gebruikt in het huishouden en voor de reiniging van de melkinstallatie. De huidige theoretische waterbehoefte bedraagt m³, waarvan m³ van hoogwaardige kwaliteit. Er wordt m³ grondwater gebruikt, m³ hemelwater en 621 m³ leidingwater. Effecten Inzake de discipline water werd de impact beoordeeld van het bedrijf en van het geplande project op de drie watersysteemcomponenten: grondwater, oppervlaktewater en watergebruik. In de nieuwe situatie zal naast grondwater uit de 2 steenputten ook drainagewater gebruikt worden van op een diepte van 3 m onder de stallen. Zowel het gebruik van grondwater uit de steenputten als van drainage veroorzaakt geen relevante effecten op naburige grondwaterwinningen. Er wordt geen of verwaarloosbaar effect begroot. De mogelijke risico s op grondwaterverontreiniging ten gevolge van de opslag van gevaarlijke producten wordt beoordeeld als gering negatief. Na het plaatsen van de nodige peilputten wordt voor de opslag van mest uitgegaan van een gering negatief effect. Voor de opslag van spuiwater van de luchtwasser wordt uitgegaan van een gering negatief effect, net als voor het reinigingswater van de stallen en de melkinstallatie en de opslag van perssappen. Het bedrijf voldoet aan de stedenbouwkundige verordening hemelwater en er zal voldoende buffercapaciteit voorzien worden. Er wordt uitgegaan van gering negatief effect. Er wordt geen bedrijfsafvalwater geloosd. Het spuiwater van de biologische luchtwassers zal opgevangen worden en op het land gespreid worden volgens het mestdecreet. Het huishoudelijk afvalwater wordt geloosd op het oppervlaktewater via een septische put. In de toekomst zal het bedrijf aangesloten worden op een individuele behandeling van afvalwater. Vanaf aansluiting op een IBA, wordt uitgegaan van geen of verwaarloosbaar effect. In de toekomstige situatie wordt een waterbehoefte verwacht van m³/j in fase 1 en m³/j in fase 2. Er wordt in de nieuwe situatie een vergunning gevraagd voor het oppompen van m³/j (fase 1) of m³/j (fase 2). Gezien het aangevraagde debiet van de grondwaterwinning lager is dat de theoretische waterbehoefte, wordt in de toekomstige situatie uitgegaan van geen of verwaarloosbaar effect. Er wordt geen gebruik gemaakt van diep grondwater. Ondiep grondwater zal enkel aangewend worden voor hoogwaardige toepassingen. Hemelwater zal gebruikt worden voor het reinigen van de stallen en voor de luchtwasser. Er wordt dan ook uitgegaan van geen of verwaarloosbaar effect. Niet-technische samenvatting Vandewoestyne Jan 14/22

15 Milderende maatregelen Bedrijfsafvalwater wordt niet geloosd. De aanwezige brandstoftanks worden periodiek gekeurd. Er worden enkel erkende producten gebruikt. Voor het nat reinigen wordt het grof vuil eerst droog verwijderd m.b.v een borstel, zodat bespaard kan worden op het waterverbruik. Hemelwater wordt gebruikt voor laagwaardige toepassingen. Ondiep water wordt enkel gebruikt voor hoogwaardige toepassingen. Peilputten dienen geplaatst te worden. Er zal ook maximaal gebruik gemaakt van hemelwater door de aanleg van bijkomende regenwateropslag. Volgende tips zijn belangrijk voor een duurzaam watergebruik op bedrijfsniveau: Herstel lekken zo snel mogelijk en laat het water niet onnodig lopen Gebruik een waterzuinige hogedrukreiniger. Hiermee kan het waterverbruik in vergelijking met een klassieke tuinslang tot de helft teruggebracht worden. Gebruik van goede drinkbakken, nippels en dergelijke. Vermijd mors- en lekverliezen door het afstellen van vlotter, Gebruik van regenwater als basisvloeistof voor het spuiten. Spuit met minder milieubelastende stoffen, conform de Code van goede landbouwpraktijken met betrekking tot bestrijdingsmiddelen. 2.3 BODEM Referentiesituatie Het studiegebied behoort tot de het Lid van Egem, bestaande uit fijn zand. Dit behoort op zijn beurt tot de Formatie van Tielt. De formatie van Tielt vormt samen met het Quartair de eerste watervoerende laag in het studiegebied. Het bedrijf is gedeeltelijk in de Zandstreek en gedeeltelijk in de lemige Zandstreek gelegen. De bodemsamenstelling van het studiegebied bestaat uit matig droge tot matig natte zand- en lemige zandbodems. Aan deze bodems wordt een gemiddelde grondwaterstand gekoppeld schommelend tussen 70 en 160 cm onder het maaiveldniveau. Effecten Door de bouw van de nieuwe stallen worden er mestkelders uitgegraven. Het grondverzet bedraagt in fase 1: m³ en in fase 2: m³ en is bijgevolg groter dan 250 m³, waardoor een technisch verslag nodig is. Indien de regelgeving van hoofdstuk XIII van het Vlarebo inzake hergebruik van bodem en de voorwaarden van Vlarea inzake hergebruik van bodem als bouwstof en de afvalstoffen als secundaire grondstoffen strikt opgevolgd worden, is geen significant schadelijk effect te verwachten op de grondkwaliteit ten gevolge van het grondverzet. De mestopslag aanwezig op het bedrijf betreft mengmest van de varkens en mengmest en stalmest van de runderen. Mengmest wordt opgeslagen in de mestkelders onder de stallen en de vaste mest op een mestvaalt Niet-technische samenvatting Vandewoestyne Jan 15/22

16 naast de rundveestal. Voor de afzet van de mest op het bedrijf wordt gebruik gemaakt van de trajecten uitrijden (zowel op eigen grond, via burenregeling of via lange afstandstransport) en biologie (externe mestverwerking). De nieuwe stal wordt gebouwd op een perceel met een zeer hoge waardering voor landbouw. Bijgevolg wordt uitgegaan van een gering negatief effect. Milderende maatregelen De mestkelders zijn uitgerust met een volle betonnen vloer zodat uitspoeling van mestdeeltjes naar de bodem en het grondwater verhinderd wordt. Het bedrijf ziet er op toe dat al de risicostoffen optimaal beveiligd zijn en blijven. Jaarlijks wordt een mestaangifte gedaan. Rekening houdende met een grondverzet van meer dan 250 m³ dient de initiatiefnemer volgens Vlarebo (hoofdstuk XIII) een technisch verslag te laten uitvoeren ter bepaling van de kwaliteit van de te verzetten grond. Er dient voldaan te worden aan de Vlarebo- en Vlarea-wetgeving. De extra mest die geproduceerd wordt in de toekomstige situatie zal hoofdzakelijk naar externe mestverwerking gaan. 2.4 GELUID In de huidige situatie kunnen we stellen dat het specifiek geluid van de continue bronnen voldoet aan de richtwaarde voor een bestaande inrichting op 200 m van de perceelsgrens (in alle periodes), ter hoogte van de meest nabijgelegen woning (in alle periodes) en ter hoogte van de meest nabijgelegen woning in woongebied met landelijk karakter. Het omgevingsgeluid kan wel toenemen ten opzichte van het oorspronkelijk omgevingsgeluid in een stil agrarisch gebied, waardoor voor alle periodes rekening wordt gehouden met een gering negatief effect ter hoogte van de meest nabij gelegen woning en op 200 m van de perceelsgrens. Ook ter hoogte van de meest nabijgelegen woning in woongebied met landelijk karakter is er een gering negatief effect tijdens de avond en nacht. Tijdens de dag is er hier geen effect van de ventilatoren. Hierbij wordt rekening gehouden met het omgevingsgeluid van een stil agrarisch gebied. Reeds aanwezige bedrijfsvreemde bronnen werden niet in rekening gebracht. Ook in het woongebied met landelijk karakter is er rekening gehouden met een zeer laag oorspronkelijk omgevingsgeluid (idem stil agrarisch gebied). Er wordt bij deze vereenvoudigde berekening geen rekening gehouden met afschermingseffecten. Er werd gerekend met een geluidsvermogenniveau van 85 db(a) voor alle ventilatoren in de bestaande situatie. De bestaande stallen 2 en 3 zijn echter zeer recente stallen. De ventilatoren van deze stallen hebben zeer waarschijnlijk een lager geluidsvermogenniveau, waardoor de berekende effecten overschat zijn. Voor de geplande situatie wordt aangenomen dat de ventilatoren van de nieuwe stallen een geluidsvermogenniveau van 71 db(a). Uit de toetsing van het specifiek geluid van de incidentele bronnen t.o.v. de richtwaarden van een bestaande inrichting blijkt dat er geen overschrijding is van deze richtwaarden ter hoogte van de meest nabije woning en op 200 m van de perceelsgrens. Ook ter hoogte van het woongebied met landelijk karakter is er geen overschrijding van de richtwaarden. Effecten Niet-technische samenvatting Vandewoestyne Jan 16/22

17 Voor de toekomstige situatie (fase 1) wordt het specifiek geluid van de nieuwe continue bronnen vergeleken met de grenswaarde voor een nieuwe inrichting. We kunnen stellen dat er voldaan wordt aan de grenswaarde. Uit een vergelijking van het bestaande omgevingsgeluid en het omgevingsgeluid in de toekomstige situatie (fase 1), blijkt dat deze verschillen zeer klein zijn (delta L <1) en dat er geen effecten te verwachten zijn van deze nieuwe ventilatoren. In de toekomstige situatie (fase 1) zijn er geen nieuwe incidentele geluidsbronnen (enkel de frequentie stijgt). Voor de toekomstige situatie (fase 2) wordt er voor de nieuwe continue bronnen eveneens voldaan aan de grenswaarde voor een nieuwe inrichting voor alle periodes en t.o.v. de beoordelingspunten. De stijging van het omgevingsgeluid in de toekomstige situatie (fase 2) t.a.v. de huidige situatie is eveneens zeer klein (delta L <1). De effecten van deze nieuwe ventilatoren (fase 2) zijn nihil t.o.v. de beoordelingspunten. In de toekomstige situatie (fase 2) zijn er geen nieuwe incidentele geluidsbronnen (enkel de frequentie stijgt). Milderende maatregelen Tijdens het laden en lossen worden de motoren van de bedrijfsvoertuigen zoveel mogelijk stilgelegd. De dieren worden zoveel mogelijk centraal op het bedrijf geladen en gelost. In de nieuwe situatie voorziet de exploitant in een aanvulling van het bestaande groenscherm rondom de bedrijfsgebouwen. Tijdens de werkzaamheden dient de de initiatiefnemer er op te letten dat de aannemer de geluidshinder ten gevolge van de werken zo goed mogelijk beperkt en dat het onnodig draaien van de machines en motoren voorkomen wordt. Er moet rekening gehouden worden met een schappelijk start- en einduur van de bouwwerken, enz. Dit opdat hinder naar omwonenden zoveel mogelijk beperkt wordt. 2.5 MENS Referentiesituatie Het bedrijf is gelegen langs de Brugse Heirweg 8 in Koekelare op zo n 400 m van het dichtstbijzijnde woongebied. De meest nabij gelegen woning (behorende tot een landbouwbedrijf) bevindt zich op zo n 200 m ten zuiden van het centrum van het bedrijf. Op 300 m ten noorden van het bedrijf bevindt zich een particuliere woning. Binnen een straal van 1 km bevindt zich geen recreatiezone, zoals bedoeld volgens het gewestplan. De omgeving van het bedrijf wordt gekenmerkt door een agrarisch grondgebruik. In de omgeving vinden we een afwisseling van akkers en weiden terug. Verspreid binnen het studiegebied bevinden er zich verschillende andere landbouwbedrijven. Het bedrijf is gelegen langs de Brugse Heirweg 8 in Koekelare. Dit is een landbouwweg met een breedte van ongeveer 4 m. Het bedrijf kan ook bereikt worden via de Catstraat aan de noordzijde van het bedrijf. Afhankelijk van het traject van de vrachtwagens gebeurt de aan- en afvoer hetzij via de Brugse Heirweg ten zuiden van het bedrijf, hetzij via de Catstraat ten noorden van het bedrijf. Zowel de Brugse Heirweg als de Catstraat (en Koekelarestraat) lopen naar de Houtlandstraat, een tweevaksweg, die aansluit op de gewestweg N363. Er bevinden zich in de nabije omgeving van het bedrijf (straal 1 km) geen industriezones, zoals bedoeld volgens het gewestplan. Niet-technische samenvatting Vandewoestyne Jan 17/22

18 Effecten Het aantal zware transporten vermeerdert van 6,5 naar 7,8 per week in de geplande situatie. De transporten voor het bedrijf gebeuren niet door een dorpskern, niet door een gevoelig gebied. Ze passeren wel langs een traject van m van lokale wegen waarlangs vooral het lokale verkeer van een aantal landbouwbedrijven verloopt. Er wordt bijgevolg uitgegaan van een verwaarloosbaar effect tot gering negatief effect. Bij beoordeling t.o.v. de wettelijke grenswaarden (zie discipline Lucht) kan zowel in de huidige als in de nieuwe situatie uitgegaan worden van een verwaarloosbaar effect ten gevolge van fijn stof (PM10 en PM2,5). Bij toetsing van fijn stof (PM10) aan de WHO-norm is er een beperkte bijdrage van het bedrijf Vandewoestyne ter hoogte van 1 woning, en dit zowel voor fase 1 als fase 2. In het kader van geur wordt er op het bedrijf geopteerd voor de plaatsing van een combi-luchtwasser met een geurreductie van 85%. In de nieuwe situatie (fase 1) vermindert het aantal woningen met een negatief effect met 1 woning. In fase 2, dus wanneer ook een nieuwe vleesvarkensstal zou gebouwd worden, zouden er 64 woningen bijkomen met een negatief effect. Fase 2 zal echter niet op korte termijn uitgevoerd worden. Door het nemen van extra milderende maatregelen, of door betere geurreductietechnieken in de toekomst, kan dit aantal nog gereduceerd worden. Voor geluid wordt er enkel een gering negatief effect verwacht ten opzichte van het oorspronkelijk omgevingsgeluid in een stil agrarisch gebied. De berekende effecten zijn wellicht overschat omwille van het feit dat het geluidsvermogenniveau van de ventilatoren op de recente stallen overschat werd. Milderende maatregelen Het bedrijf tracht de transporten zoveel mogelijk overdag te laten doorgaan tussen 7u en 19u. Transporten tijdens het weekend worden steeds zoveel mogelijk vermeden. Er wordt aanbevolen het aantal benodigde transporten te beperken door te vermijden dat niet-volle transporten gebeuren. Om stofhinder te beperken wordt gebruik gemaakt van stofzakken bij het vullen van de silo's. Het bedrijfsterrein wordt zo goed als kan proper en stofvrij gehouden. Om ammoniak- en geuremissies te beperken wordt gebruik gemaakt van een combiluchtwasser. Dit geeft ook een belangrijke stofreductie van 60% of meer. In de berekeningen werd rekening gehouden met een stofreductie van 60%, conform het richtlijnenboek Landbouwdieren. Volgens de leverancier kan de stofreductie van een combiluchtwasser gaan tot 90%. Om eventuele geluidshinder zoveel mogelijk te beperken wordt tijdens het laden en lossen de motoren van de bedrijfsvoertuigen zoveel mogelijk stilgelegd. Het laden en lossen gebeurt zoveel mogelijk centraal op het bedrijf. In de toekomst wordt ook het groenscherm rond het bedrijf verder uitgebouwd, wat zorgt voor een zekere afscherming van het geluid, en ook voor een gunstig effect op stof en geur. 2.6 FAUNA EN FLORA Referentiesituatie Het bedrijf is gelegen te midden van akkers en weilanden, waarvan sommigen vergezeld van bomenrijen. In de bedrijfsomgeving liggen verschillende zure eikenbossen (qs) ten zuiden van het bedrijf aangeduid als habitattype Niet-technische samenvatting Vandewoestyne Jan 18/22

19 9120. Dit habitattype overlapt met het natuurgebied met wetenschappelijke waarde en het westelijk daarvan gelegen natuurgebied en deels met het bosgebied waarvan hierboven sprake. Het habitattype 9120 wordt in deze beschouwd als aandachtsgebied. Voor verzuring als vermesting ondervindt het habitattype 9120 in de omgeving in geen enkele situatie een bijdrage van de kritische last van meer dan 10 % (een belangrijke bijdrage). Het habitattype 9120 overlappend met het bosgebied op het gewestplan ondervindt in geen enkele situatie een invloed van 3-5 % van de kritische last voor verzuring en vermesting t.a.v. het bedrijf. Effecten Direct ecotoopverlies ten gevolge van de nieuwe infrastructuren werd als geen of verwaarloosbaar effect beschouwd, aangezien de nieuwe stal(len) op een akker wordt gebouwd, dat aangeduid staat als biologisch minder waardevol. De oppervlaktes in de aandachtsgebieden die een invloed ondervinden voor verzuring stijgen. De totale oppervlakte die van het bedrijf een bijdrage van 5-10 % ondervindt van de kritische last voor verzuring stijgt naar 0,1 ha bij fase 1 en naar 1,3 ha bij uitvoering van fase 1-2. De oppervlaktes in de aandachtsgebieden die een invloed ondervinden voor vermesting stijgen bij uitvoering van fase 1 en fase 1 en 2. De totale oppervlakte die van het bedrijf een bijdrage van 5-10 % ondervindt van de kritische last voor vermesting stijgt van 0,5 ha in de vergunde situatie naar 1,3 ha bij fase 1 en naar 3,5 ha bij uitvoering van fase 1-2. Bij toetsing aan de streefwaarde voor vermesting ondervindt het habitattype in natuurgebied en natuurgebied met wetenschappelijke waarde voor een beperkte oppervlakte (zijnde 1 ha) een bijdrage van > 10 % van de streefwaarde. Voor het thema verzuring en vermesting door ammoniakdepositie wordt door de uitbreiding van het bedrijf een beperkte uitbreiding van de effecten voorzien. De nieuwe stal in fase 1 en nadien ook in fase 2 wordt voorzien van een luchtwasser met 70 % reductie van ammoniak, waardoor de exploitant een belangrijke maatregel neemt om de ammoniakemissie beperkt te laten stijgen. Er zal geen bemaling toegepast worden op het terrein. Er wordt uitgegaan van geen effect. Inzake het gebruik van de eigen grondwaterwinning wordt er in de huidige en toekomstige situatie uitgegaan van geen of verwaarloosbaar effect rekening houdend met het feit dat de vegetatie in de onmiddellijke omgeving niet kwetsbaar is voor verdroging, gezien de drawdown van 10 cm in de nieuwe situatie bereikt wordt op respectievelijk 18 en 20 m. Ook effecten ten gevolge van rustverstoring werden als verwaarloosbaar ingeschat gezien het bedrijf gelegen is op meer dan 5 km van vogelrichtlijngebied. Voor de thema s direct ecotoopverlies, verdroging, rustverstoring zijn de milieueffecten op fauna en flora te verwaarlozen zodat milderende maatregelen zich niet opdringen. Milderende maatregelen Voor de door het bedrijf genomen milderende maatregelen met effect op fauna en flora wordt verwezen naar de disciplines lucht, water en geluid. De nieuwbouwstal wordt voorzien zo dicht mogelijk bij de bestaande infrastructuur. De nieuwe stal (in fase 1 en nadien ook in fase 2) is voorzien van een luchtwasser met reductie van ammoniakemissie tot 70 %. Niet-technische samenvatting Vandewoestyne Jan 19/22

20 Voor verdere door het bedrijf geplande milderende maatregelen met effect op fauna en flora wordt verwezen naar de disciplines lucht, water en geluid. Er wordt evenwel de aandacht op gevestigd dat wat ammoniakdepositie betreft, het hier om een worst-casescenario gaat, en dat met een goed ontwikkeld groenscherm rond het bedrijf een deel van de ammoniakuitstoot zou kunnen worden opvangen, waardoor de werkelijke depositie vermoedelijk lager zal liggen. In het kader van de effectbeoordeling ten aanzien van het aandachtsgebied is de windsingel niet noodzakelijk als milderende maatregel. 2.7 LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE Referentiesituatie Het bedrijf is gelegen langs de Brugse Heirweg in een landbouwlandschap, waarin verschillende landbouwbedrijven voorkomen. Het bedrijf is zichtbaar in het landschap, het ligt niet vlak tegen de straatkant. Het ligt ongeveer 235 m achter de bestaande bebouwing in het landschap. Het bedrijf ligt in het open landschap tussen twee bewoonde kernen : westelijk 'De Mokker' en oostelijk 'Koekelare zelf'. Het bedrijf is gelegen in het traditionele landschap 'Het Houtland'. Het ligt op 300 m van de ankerplaats 'Koekelarebos en kasteel Ter Heide'. Op circa 800 m ligt het puntrelict 'Kapel De Mokker'. Voor de huidige situatie is er geen verstoring van landschappelijke erfgoedwaarden of beschermde entiteiten. Beschermde landschappen, dorps- of stadsgezichten komen niet voor in het studiegebied in een straal van 1 km rond het bedrijf. Het dichtst bijzijnde beschemde monument is de Kapel De Mokker op 800 m ten noordwesten van het bedrijf. Er is geen invloed op het bouwkundig erfgoed, er wordt uitgegaan van geen of verwaarloosbaar effect. In de huidige situatie is het bedrijf reeds goed beplant. Effecten De nieuwe stal wordt naast de bestaande loods gebouwd. Wijziging van bestaande landschappelijke structuren en/of relaties treden nagenoeg niet op. Bijgevolg wordt er voor de huidige situatie rekening gehouden met geen of verwaarloosbaar effect. De uitbreiding zal vanaf de straatzijde merkbaar zijn. De bebouwde oppervlakte neemt toe. Gezien de schaalvergroting wordt uitgegaan van een gering negatief effect. In de toekomstige situatie komt de nieuwe varkensstal langs de westzijde van het bedrijf. De uitbouw van het bedrijf gebeurt aansluitend op de bestaande stallen. Er treedt geen verdere versnippering op van de open ruimte, gezien de uitbreiding gebeurt in het landschap geconcentreerd ter hoogte van het bestaande bedrijf. Voor de bouw van de nieuwe stal zijn graafwerkzaamheden vereist. Archeologische vondsten zijn nooit uitgesloten. Er wordt rekening gehouden met een potentieel gering negatief effect. In de nieuwe situatie wordt de bestaande beplanting behouden en verder uitgebreid waar nodig op basis van het voorstel van Inagro. De stallen van het bedrijf zijn aan de oostelijke zijde ingekleed met een groenscherm bestaande uit een heg achteraan en bestaande hoogstambomen meer naar voor. Achter de woning bevindt zich een tuinzone. De sleufsilo s vooraan op het bedrijf zijn niet ingekaderd in het groen. Aan de westelijke zijde van het bedrijf bevinden zich voor de loods en achter te stallen een bestaande rij populieren. Niet-technische samenvatting Vandewoestyne Jan 20/22

21 De nieuwe stal wordt gedimensioneerd volgens de dierplaatsen. Voor de huidige situatie wordt uitgegaan van geen of verwaarloosbaar effect Voor de toekomstige situatie wordt aanvankelijk een significant negatief effect begroot. Indien voldoende aandacht gaat naar de uitbreiding van het groenscherm, de kleur van het dak en de kleur van de nieuwe stal kan op termijn opnieuw een matig negatief effect verwacht worden. Milderende maatregelen Het bedrijf is voorzien van een groenscherm dat zich beperkt tot te bebouwde oppervlakte. Het bedrijf vormt een verzorgd onderdeel van een agrarisch landschap. De nieuwe stal zal opgetrokken worden in dezelfde stijl en kleurstelling als de bestaande stallen, zijnde rode gevelstenen, met een bruinrode topgevel, en donkere dakbedekking. Door het werken met 2 kappen kan de nokhoogte beperkt worden tot 7 m (zowel voor fase 1 als voor fase 2). In de nieuwe situatie wordt een uitbreiding van het bestaande groenscherm voorzien, zodat een betere inpassing in het landschap gerealiseerd wordt. In fase 1 zal ten westen van de nieuw te bouwen stal een ligustrum heg voorzien worden tot de hoogte van de ramen van de varkensstal. Het is hier echter niet mogelijk om deze heg verder van de stal te voorzien, aangezien het aangrenzende perceel niet tot het eigendom van de exploitant behoort. Ten zuiden van de nieuw te bouwen stal en van de loods (zicht vanuit de Brugse Heirweg) zal het groenscherm nog uitgebreid worden met hoogstambomen (zomereiken of wintereiken) en fruitbomen. Er wordt ook een losse heg voorzien. De impact van de perceptieve kenmerken vanuit het zuiden zal bijgevolg beperkt zijn door de uitbreiding van het groenscherm. In fase 2 zal ook de nieuw te bouwen vleesvarkensstal voorzien worden van een losse heg (ligustrum) rond de stal, net als de nieuw te bouwen zeugen stal en de bestaande varkensstal 3. Daarnaast zullen ten westen ook nog hoogstambomen voorzien worden, vertrekkende van de nieuw te bouwen zeugenstal, tot op het einde van de vleesvarkensstal. Op die manier wordt de impact van de perceptieve kenmerken vanuit het westen beperkt door het zicht op de losse heg rond de stallen en de hoogstambomen ter hoogte van de nieuw te bouwen vleesvarkensstal. 3 EINDCONCLUSIE De initiatiefnemer wenst zijn bedrijf uit te breiden met een zeugenhouderij. De exploitant wenst dit te realiseren door de bouw van een nieuwe biggen- en zeugenstal in een eerste fase, en een vleesvarkensstal in een tweede fase. Na de eerste fase zouden we komen tot een vergunning voor 800 zeugen, 3 beren en andere varkens, na de tweede fase zou er een vergunning gevraagd worden voor varkens, waarvan 800 zeugen, 3 beren en andere varkens. Aan de rundveestapel wijzigt niets. De voornaamste effecten van de bedrijfsexploitatie zijn de bijdrage aan geurhinder, verzuring en vermesting. Om de milieuhinder zoveel mogelijk te beperken, zal de nieuwe stal ammoniakemissiearm uitgevoerd worden. Dit zal gebeuren door de plaatsing van een biologische luchtwasser. Rekening houdende met de effecten die er in het MER berekend werden zou geopteerd worden voor de plaatsing van een combiluchtwasser met een geurreductie van 85%. Ondanks de inspanningen blijven de geuremissies de belangrijkste emissies voor het bedrijf. Het project wordt haalbaar geacht mits inachtname van volgende milderende maatregelen op het vlak van geuremissies, voor fase 1: Niet-technische samenvatting Vandewoestyne Jan 21/22

22 Het plaatsen van een gekoelde kadaveropslag, ter hoogte van de nieuw te bouwen stal en dus weg van de dichtstbijzijnde woningen; Het toepassen van een aantal managementsystemen, volgens Omzendbrief LNE 2012/1. Aan deze milderende maatregelen wordt een inschattingscoëfficiënt toegekend van 20%, deze werd toegepast in de bijkomende berekening voor de bestaande vleesvarkensstallen 5 en 6. o o o o Optimaliseren ventilatiesysteem Intensief en regelmatig reinigen van de stal Voederen volgens de behoefte van de dieren Voederverliezen beperken Voor de overige disciplines (water, bodem, geluid, fauna en flora, landschap) dienen onderstaande milderende maatregelen gevolgd te worden: Peilputten dienen geplaatst te worden. Maximaal gebruik maken van hemelwater, gebruik van ondiep grondwater voor hoogwaardige toepassingen en het gebruik van diep grondwater beperken tot noodgevallen (perioden van droogte). Duurzaam gebruik van water. De aanwezige brandstoftanks dienen periodiek gecontroleerd te worden. Rekening houdende met een grondverzet van meer dan 250 m³ dient de initiatiefnemer volgens Vlarebo (hoofdstuk XIII) een technisch verslag te laten uitvoeren ter bepaling van de kwaliteit van de te verzetten grond. Dieren zoveel mogelijk centraal op het bedrijf laden en lossen. Het bedrijf tracht de transporten zoveel mogelijk overdag te laten doorgaan tussen 7u en 19u. In het weekend zijn er geen transporten. Het laten uitvoeren van een energieaudit wordt aanbevolen. Zo kan een goed zicht bekomen worden op het energieverbruik, kunnen eventueel enkele besparende maatregelen doorgevoerd worden en kunnen de mogelijkheden voor alternatieve energiebronnen bekeken worden. Verdere uitbouw van het groenscherm, met heggen en hoogstambomen. Beperken van de nokhoogte, en gebruik van rode gevelstenen, bruinrode afwerking van de topgevels, donkere dakbedekking. Niet-technische samenvatting Vandewoestyne Jan 22/22