AANMELDING/ONTWERP-MER NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING MEYNS WIM. Hernieuwing en uitbreiding van een pluimveehouderij OUDENBURG

Transcriptie

1 AANMELDING/ONTWERP-MER NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING MEYNS WIM Hernieuwing en uitbreiding van een pluimveehouderij OUDENBURG Opdrachtgever Meyns Wim Waerevaartstraat OUDENBURG KBO-nummer Vestigingseenheidsnummer Projectlocatie Waerevaartstraat OUDENBURG Uitvoering meet- en Datum 13 juli 2018 Deskundigen- Studiebureaus SBB Accountants & Adviseurs Milieubureau Joveco bvba Diestsevest 32 bus 1a Kriesberg 29b 3000 Leuven 3221 Holsbeek Tel Tel Uitvoering Fax meet en 28 inspectiewerk Tel Erkende MER deskundigen coördinaten Handtekening Lucht Bodem (deeldomein pedologie) Water (deeldomein oppervlaktewater) Coördinator Johan Versieren Johan Versieren Kriesberg 29b 3221 Holsbeek tel joveco@scarlet.be Lucht (deeldomein geur) Isabelle Rommens Diksmuidseweg Ieper isabelle.rommens@sbb.be Uitvoering meet- en inspectiewerk Deskundigen Fauna en Flora Annick Van de Walle Oostveldstraat Eeklo annick.van.de.walle@sbb.be Water An Maes Witte Molenstraat 45 bus Brugge an.maes@sbb.be Geluid Mens Landschap Sara Kelchtermans Diestsevest 32 bus 1a 3000 Leuven Sara.kelchtermans@sbb.be Lucht Isabelle Rommens Diksmuidseweg Ieper isabelle.rommens@sbb.be Initiatiefnemer Wim Meyns Waerevaartstraat Oudenburg tel wim.meyns@telenet.be Niet-technische samenvatting MER MEYNS WIM 1/34

2 Doel van de niet-technische samenvatting Dit is de niet-technische samenvatting van het milieueffectenrapport, m.a.w. een beknopte samenvatting van het eigenlijke milieueffectenrapport bestemd voor publiek en belanghebbenden. Een milieueffectenrapport is een openbaar document waarin de milieueffecten van een project en de eventuele alternatieven voor het project, worden onderzocht. Het milieueffectenrapport beslist niet of het project een vergunning krijgt, dit wordt beslist door de vergunningverlener die hierbij rekening houdt met het milieueffectenrapport. De niet-technische samenvatting heeft als doel om aan publiek en belanghebbenden de relevante informatie uit het milieueffectenrapport van het project te communiceren en hiermee publieke participatie in het vergunningsproces te bevorderen. Voor de uitgebreide technische informatie moet u het eigenlijke milieueffectenrapport raadplegen. Niet-technische samenvatting MER Meyns Wim 2/34

3 Inhoudsopgave 1 PROJECT BESCHRIJVING EN DOEL VAN HET PROJECT WAAROM EEN MER? SITUERING VAN HET PROJECT BEDRIJFSINFRASTRUCTUUR Huidige bedrijfsinfrastructuur Beschrijving huidige bedrijfsinfrastructuur Wim Meyns Beschrijving toekomstige bedrijfsinfrastructuur Wim Meyns BEDRIJFSEXPLOITATIE Huidige exploitatiecyclus Toekomstige exploitatiecyclus BESCHRIJVING REFERENTIESITUATIE EN EFFECTEN PER DISCIPLINE VOOR VOORLIGGEND PROJECT GEUR EN LUCHT Actuele situatie Effecten Milderende maatregelen WATER Actuele situatie Effecten Milderende maatregelen BODEM Actuele situatie Effecten Milderende maatregelen GELUID Actuele situatie Effecten Milderende maatregelen MENS - GEZONDHEID Actuele situatie Effecten Milderende maatregelen BIODIVERSITEIT Actuele situatie Effecten Milderende maatregelen LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE Actuele situatie Effecten Milderende maatregelen EINDCONCLUSIE Niet-technische samenvatting MER Meyns Wim 3/34

4 1 PROJECT 1.1 BESCHRIJVING EN DOEL VAN HET PROJECT Het bedrijf van Wim Meyns is gelegen Waerevaarstraat 7 te 8460 Oudenburg. De huidige vergunning is afgeleverd door de Bestendige Deputatie voor stallen met plaatsen voor slachtkuikens en 4 paarden. Voor de inrichting is eveneens het nodige toebehoren voorzien zoals bijvoorbeeld het stallen van voertuigen, transformator, compressor, opslag gas, opslag mazout, verdeelslang, opslag van dierlijke mest, opsalg kunstmest, warmeluchtblazers en een grondwaterwinning. De huidige milieuvergunning heeft een looptijd tot 16/10/2034. In de vergunde situatie zijn er in totaal slachtkuikens vergund. Het doel is om een uitbreiding te realiseren in de pluimveehouderij door de bouw van 1 nieuwe slachtkuikenstal voor stuks pluimvee, en een uitbreiding met slachtkippen in de bestaande meest recente stal, of een totale uitbreiding met slachtkuikens. De nieuwe stal zal conform de ter zake geldende wetgeving uitgerust worden als ammoniakemissie-arme stal, uitgerust met een een warmtewisselaar (P-6.4). In de nieuwe situatie zal een vergunning gevraagd worden voor slachtkuikens. Voor een volledig overzicht van de aangevraagde rubrieken wordt verwezen naar de tabel in hoofdstuk 3.2. De initiatiefnemer wenst door de uitvoering van het project de economische draagkracht van de inrichting te optimaliseren. Dit om zo een rendabel en concurrentiewaardig bedrijf te bestendigen naar de toekomst. De uitbreiding vraagt een belangrijke financiële inspanning en brengt een grote verandering en reorganisatie teweeg op het bedrijf. Vandaar zal een hernieuwing voor 20 jaar aangevraagd worden. De initiatiefnemer is Wim Meyns. Wim Meyns laat een milieueffectrapport opstellen om deze toe te voegen aan de omgevingsvergunningsaanvraag, die noodzakelijk zijn ter uitvoering van het hier voorliggend project. De doelstelling van dit milieueffectrapport bestaat erin de effecten aan te tonen van de exploitatie van het bedrijf op het omliggende milieu, en dit zowel in de huidige toestand, als na de uitbreiding. 1.2 WAAROM EEN MER? Milieueffectrapportage (MER) is een instrument om de doelstellingen en beginselen van het milieubeleid te helpen realiseren, nl. het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen. Milieueffectrapportage is een juridisch-administratieve procedure waarbij alvorens een activiteit of een ingreep (projecten, beleidsvoornemens zoals plannen en programma's) plaatsvindt, de milieugevolgen ervan op een wetenschappelijk verantwoorde wijze worden bestudeerd, besproken en geëvalueerd. Het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage vermeldt de categorieën van projecten die aan de projectm.e.r. worden onderworpen (bijlage I lijst) of waarvoor de initiatiefnemer een gemotiveerd verzoek tot ontheffing kan indienen (bijlage II lijst). De initiatiefnemer vraagt een uitbreiding aan van de milieuvergunning. In de gewenste situatie wordt een vergunning gevraagd voor in totaal stallen met plaatsen voor vleeskippen. Dit project valt in rubriek 21a) Installaties voor intensieve pluimvee- of varkenshouderij met meer dan: plaatsen voor mesthoenders" van de bijlage I lijst van bovenvermeld besluit en is bijgevolg m.e.r. -plichtig. Niet-technische samenvatting MER Meyns Wim 4/34

5 1.3 SITUERING VAN HET PROJECT De inrichting is gelegen aan de Waerevaartstraat 7 te 8460 Oudenburg. De kadastrale gegevens zijn 4e afdeling, sectie B, kadastrale percelen 677, 712S en 743C. De nieuw te bouwen stal komt op perceel 677, op perceel 675g werd recent ook een nieuwe loods gebouwd. De ligging volgens het kadaster wordt weergegeven in Figuur 1 in bijlage. De stallen zijn volgens het gewestplan Oostende-Middenkust (B.S. 05/02/1979) volledig gelegen in agrarisch gebied (zie Figuur 2 in bijlage). Ten zuiden van het bedrijf is er ook agrarisch gebied met ecologisch belang gelegen. De afstand van het bedrijf t.o.v. andere gebieden zoals aangeduid op het gewestplan wordt weergegeven in onderstaande tabel. Tabel: Ligging bedrijf volgens gewestplan Gebied Afstand tot het centrum van Richting het bedrijf Woongebied 480 m N Woongebied met landelijk karakter 380 m N Agrarisch gebied met ecologisch belang 50 m Z Milieubelastende industrieën 380 m NW Het bedrijf is volledig gelegen op het grondgebied Oudenburg. Volgens de kaart met de aanduiding van de Natura 2000-gebieden is in de nabije omgeving van deze inrichting geen SBZ (speciale beschermingszone), gelegen. Het meest nabijgelegen Habitatrichtlijngebied situeert zich op ongeveer 5 km ten noordwesten van het bedrijf. Het betreft het gebied "Polders" (BE ). Het dichtstbijzijnde Vogelrichtlijngebied "Poldercomplex" (BE ) is gelegen op ongeveer 4,8 km ten noordoosten van het bedrijf. Het bedrijf is niet gelegen in of in de nabijheid van een Ramsar-gebied (Figuur 3 in bijlage). Het dichtstbijzijnde VEN-gebied van het type gen (Grote Eenheid Natuur) is gelegen op 3,8 km ten noorden van het bedrijf. Het betreft "De Historische Polders van Oostende" en het nummer van het gebied is 110 (Figuur 4 in bijlage). Het bedrijf is niet gelegen in een afgebakend gebied als beschermingszone voor grondwaterwinning zoals bedoeld in het decreet van 24/01/1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer. Niet-technische samenvatting MER Meyns Wim 5/34

6 Ligging van het bedrijf volgend het gewestplan (bron: Geopunt Vlaanderen AGIV) Niet-technische samenvatting MER Meyns Wim 6/34

7 Stal 3 Stal 4 Loods Stal 2 Stal 1 paarden Berging Berging Woning Fotoplan huidige bedrijfsstructuur (bron AGIV) 1.4 BEDRIJFSINFRASTRUCTUUR Huidige bedrijfsinfrastructuur De inplanting van de verschillende bedrijfsgebouwen en de detailplannen van de huidige bedrijfsinfrastructuur zijn weergegeven in onderstaande figuur. Op basis van de fotoreportage in bijlage wordt ook een visueel overzicht gegeven van de bedrijfsgebouwen en omgeving. In onderstaande tabellen wordt een overzicht gegeven van de stallen en gebouwen in de huidige situatie. Niet-technische samenvatting MER Meyns Wim 7/34

8 Tabel: Overzicht stallen en bedrijfsgebouwen Waerevaartstraat 7 in de huidige toestand Stal Beschrijving stal Staltype Stal slachtkippen Opvang 10 m³ mestsappen 2x75 kw warmeluchtblazers Tradtionele stal Combinatie nok- en lengteventilatie Stal slachtkippen 2x75 kw warmeluchtblazers Traditionele stal Lengteventilatie Stal slachtkippen Opslag 15 m³ mestsappen 4x120 kw warmeluchtblazer (maar vergund als 3x120 kw) Ammoniakemissiearme stal P6.4. Combinatie nok- en lengteventilatie Nieuwe loods Berging materiaal Nog niet op milieuvergunning Loods Berging materiaal Machineloods: 12 voertuigen Opslag l mazout, met verdeelslang Opslag 150 kg of l gevaarlijke producten Berging Berging Berging Berging Paardenstal Stallen 4 paarden Stroomgroep 80 kw Loods Nieuwe loods, nog niet milieuvergund Niet-technische samenvatting MER Meyns Wim 8/34

9 Plan huidige bedrijfsinfrastructuur Niet-technische samenvatting MER MEYNS WIM 9/34

10 1.4.2 Beschrijving huidige bedrijfsinfrastructuur Wim Meyns Stallen In de huidige situatie zijn er op het bedrijf 3 pluimveestallen aanwezig. Stal 1 is een traditionele stal (bouwjaar 1991) voor het huisvesten van slachtkippen. Deze stal wordt mechanisch geventileerd, door een combinatie van nokventilatie (8 ventilatoren in de nok) en lengteventilatie (4 ventilatoren in de gevel ten westen). Het voederlokaal is geïntegreerd in de stal. Bij de stal is ook een citerne voor de opslag van 10 m³ reinigingswater van de stal. Dit is op vandaag vergund als opslag van dierlijke mest, de opslag van reinigingswater van kippenstallen is echter geen opslag van mengmest en dient bijgevolg niet te worden ingedeeld in rubriek In de nieuwe toestand zal het reinigingswater dus niet meer vergund worden. Stal 2 is een traditionele stal (bouwjaar 2009) voor het huisvesten van slachtkippen. Deze stal wordt mechanisch geventileerd, via lengteventilatie (5 grote en 3 kleine ventilatoren in de gevel ten westen). Het voederlokaal is gelegen tussen stal 1 en 2. Stal 3 is een ammoniakemissiearme stal (bouwjaar 2015) voor het huisvesten van slachtkippen. Deze stal wordt mechanisch geventileerd, door een combinatie van nokventilatie (5 ventilatoren in de nok) en lengteventilatie (8 ventilatoren in de achtergevel). De stal is ammoniakemissiearm uitgevoerd volgens systeem V Bij deze stal is 1 citerne voor de opslag van 15 m³ reinigingswater voorzien. Aan stal 3 is ook een voederlokaal voorzien. De stallen worden verwarmd door middel van warmeluchtblazers met volgend vermogen: Stal 1: 2x75 kw Stal 2: 2x75 kw Stal 3: 4x120 kw (in de vergunde situatie zijn slechts 3 warmeluchtblazers van elk 120 kw vergund). Op het bedrijf worden ook nog 4-tal paarden en/of pony's gehouden. Deze worden gestald in stroboxen. Ten westen van de stallen 1 en 2 is een biomassafiltermuur aangelegd, op ong. 2 m ten westen van de ventilatieuitlaat is een muur van 0,3 m breed en 2 m hoog aangelegd, en opgevuld met gehakseld materiaal. Ten westen van deze muur is ook beplanting aanwezig bestaande uit hazelaars en elzen. Ten noorden van stal 3 is een aarden berm aangelegd op zo n 1,5 m van de muur. Deze berm is in het midden zo n 2,4 m hoog, en aan de onderkant zo n 4 m breed, en gaat schuin tot op zo n 2,4 m hoogte. Achter deze berm (ten noorden) is er beplanting voorzien bestaande uit een rij populieren met daarachter eiken en hazelaars. Deze beplanting werd ong. 1 jaar geleden aangeplant en is bijgevolg nog niet volledig volgroeid. De aarden berm werd aangelegd in afwachtting van de plaatsing van een stofbak, cfr. de stofbak voorzien bij de nieuw te bouwen stal. Mestopslag De kippenmest wordt na elke ronde onmiddellijk door een erkende ophaler opgehaald en geëxporteerd en/of verwerkt. Het reinigingswater van de bestaande pluimveestallen wordt op vandaag opgevangen in 2 citernes van respectievelijk 10 m³ en 15 m³. De mest afkomstig van de paarden kan gedurende de winter in de boxen blijven liggen. De paarden worden immers het grootste deel van het jaar beweid. De stalmest wordt vervolgens conform het Mestdecreet op eigen land gebracht. Voederopslag Niet-technische samenvatting MER MEYNS WIM 10/34

11 De voederopslag voor de slachtkippen gebeurt in verschillende voedersilo s bij de bestaande pluimveestallen: 2x9 tonen 2x18 ton tussen stal 1 en 2 30 ton en 2x18 tonbij stal 3. Watervoorziening De inrichting beschikt over drie grondwaterwinningen. Het betreffen 3 boorputten met een diepte van 9 m en een totaal opgepompt debiet van maximaal 16 m³/dag en m³/jaar. Er wordt water opgepompt uit het Kwartair Dek (HCOV-code 0100). Dit grondwater wordt gebruikt als drinkwater voor de dieren. Hemelwater van de helft van de stallen 1 en 2 wordt opgevangen in twee citernes van 15 m³, met overloop naar een bovengrondse citerne van 50 m³. Hemelwater van stal 3 en de recent gebouwde loods wordt opgevangen in 7 citernes van elk 15 m³. Hemelwater wordt gebruikt voor de reiniging van de stallen. Hemelwater van de woning en van de kleinere bergingen wordt niet opgevangen, en kan infiltreren in de lager gelegen weide langs de oprit van het bedrijf. Opslag fossiele brandstoffen Er is een bovengrondse dubbelwandige tank voorzien in de berging bij de woning van l, met een verdeelslang. Deze mazout wordt gebruikt voor het bevoorraden van de bedrijfsvoertuigen. Tussen stal 1 en stal 2 is een bovengrondse dubbelwandige mazouttank van l voorzien voor de verwarming van de stallen. Ten zuiden van stal 3 staan 2 gastanks voor de opslag van 2x5.000 l propaangas voor de verwarming van stal 3. Terreinverharding Er is een betonverharding aanwezig tussen de gebouwen in het midden van het bedrijf en voor stal 3. Loodsen In de loods/berging bij de woning is de opslag van mazout voor de bevoorrading van de bedrijfsvoertuigen. In deze berging worden ook de fytoproducten en de reinigingsmiddelen opgeslagen. Recent werd ook een nieuwe loods gebouwd voor de opslag van landbouwmateriaal. In deze loods staat nu ook de noodstroomgenerator opgesteld (voorheen in de berging achter de paardenstal). Kadaveropslag De kadaveropslag (niet gekoeld) bevindt zich in een afgesloten ton bij de oprit tegenover de woning. In de vorige vergunningsaanvraag was voorzien dat de kadaveropslag langs de nieuw aan te leggen oprit zou geplaatst worden. De kadaveropslag is op vandaag nog niet verplaatst. De kadavers worden in een ton bewaard, en pas als de ton vol is en Rendac verwittigd is, bij de woning geplaatst. Groenscherm en materialen Niet-technische samenvatting MER Meyns Wim 11/34

12 Naast kippenhouderij is het bedrijf ook een boomkwekerij. Het bedrijf is bijgevolg ook goed voorzien van groenaanplantingen. Langs de Waerevaartstraat is een haagbeuk voorzien met bomen. Ten noorden van het bedrijf is een rij wilgen voorzien. Rondom stal 1 en 2 is een haag voorzien bestaande uit paplaurier, hazelaar en elzen. Ten oosten van de berging/loods is een leylanderhaag voorzien en ten zuiden van stal 3 is een haagbeuk voorzien. Stal 1 is uitgevoerd in rode baksteen, met lichtgrijze dakbedekking. Stal 2 is opgetrokken uit grijze betonpanelen en lichtgrijze dakbedekking. Stal 3 is opgetrokken uit grijze betonpanelen en donkergrijze dakbedekking. De gevels van stal 2 en 3 die uitgeven ophet bedrijf bestaan uit keibetonpanelen. De nieuwe loods is opgetrokken uit grijze betonpanelen en heeft een donkergrijze dakbedekking. De oudere gebouwen op het bedrijf bestaan uit rode baksteen en grijze of rode dakbedekking Beschrijving toekomstige bedrijfsinfrastructuur Wim Meyns De inplanting van de stallen en gebouwen in de gewenste situatie wordt weergegeven in onderstaande figuur. Tabel: Overzicht stallen en bedrijfsgebouwen in de gewenste toestand Stal Beschrijving stal/gebouw Staltype Stal slachtkippen Opvang 10 m³ mestsappen Tradtionele stal Combinatie nok- en lengteventilatie 2x75 kw warmeluchtblazers Stal slachtkippen 2x75 kw warmeluchtblazers Traditionele stal Lengteventilatie Opslag l mazout Stal slachtkippen Opslag 15 m³ mestsappen 4x120 kw warmeluchtblazer (maar vergund als 3x120 Ammoniakemissiearme stal P6.4. Combinatie nok- en lengteventilatie Stofbak: nieuw te plaatsen kw) Stal slachtkippen 4x120 kw warmeluchtblazer Ammoniakemissiearme stal P6.4. Combinatie nok- en lengteventilatie Stofbak Nieuwe loods Berging materiaal Machineloods: 6 voertuigen Stroomgroep 87 kw (=50% van het nominaal thermisch ingangsvermogen) Loods Berging materiaal Machineloods: 6 voertuigen Opslag l mazout, met verdeelslang Opslag 300 kg of l gevaarlijke producten Berging Berging Berging Berging Paardenstal Stallen 4 paarden Stallen Er wordt 1 nieuwe pluimveestal voorzien naast de bestaande pluimveestal 3. Deze pluimveestal wordt voorzien van het AEA-systeem P De stal wordt op dezelfde manier uitgevoerd als de bestaande stal 3, en zal voorzien worden van een combinate van nokventilatie en lengteventilatie. De nieuwe stal zal verwarmd worden Niet-technische samenvatting MER Meyns Wim 12/34

13 door middel van 4 warmeluchtblazers van elk 120 kw. Ook in de bestaande stal 3 wordt verwarmd door middel van 4 warmeluchtblazers van elk 120 kw (ipv 3x120 kw zoals vergund). Voor het gebruik van het AEA-systeem P-6.4. geldt onder meer een maximale dierbezetting van 33, 39 of 42 kg levend gewicht per m², afhankelijk van de bedrijfssituatie. De voorwaarden voor deze dierbezetting werden cfr. de EU-richtlijn van 2007 die het welzijn van braadkippen regelt, op enkele punten na, volledig overgenomen in het KB van 13 juni Dit houdt in dat vanaf 1 juli 2010 de bezettingsdichtheid van braadkippen wordt beperkt voor het merendeel van de bedrijven. De stallen hebben volgende beschikbare oppervlakte voor de kippen: Stal 1: 1080 m² Stal 2: 1140 m² Stal 3: 1785 m² Stal 4: 2040 m² De totale bechikbare oppervlakte bedraagt 6045 m² voor slachtkippen. Op 35 dagen wordt 20% van de kippen uitgeladen bij een gemiddeld gewicht van 2 kg. Op dat moment mogen er bijgevolg maximum kippen zitten (of max. 21 kippen per m², bij een gewicht van 2 kg). Bij het uitladen is bijgevolg ruimschoots voldaan aan de wettelijke bezettingsdichtheid. Op 35 dagen worden 20% of kippen uitgeladen, dit betekent dat er nog kippen overblijven. Op het moment van slachten mogen de kippen bijgevolg gemiddeld 2,64 kg wegen. Op het moment van slachten wordt ook voldaan aan deze bezettingsdichtheid. Mestopslag De kippenmest wordt na elke ronde onmiddellijk door een erkende ophaler opgehaald en geëxporteerd. In de nieuwe situatie zal er in totaal 200 m³ kuiswater kunnen opgevangen worden. Aangezien reinigingswater niet vergunningsplichtig is als dierlijke mest, wordt deze opslag niet verder aangevraagd. Bij stal 1 en 2 is er reeds een opvang voor 10 m³ kuiswater. De 2 hemelwaterputten van telkens 15 m³ bij stal 1 en 2 zullen gebruikt worden voor opvang van reinigingswater. Van de 8 aanwezige citernes van 15 m³ bij stal 3 zullen er 6 gebruikt worden voor opvang van reinigingswater en 2 voor de opvang van hemelwater. Er zullen nog 4 nieuwe citerne van 15 m³ en 1 van 10 m³ bijgeplaatst worden. Daarnaast wordt het reinigingswater van stal 1 verder opgevangen in de bestaande opslag van 10 en een nieuwe put van15 m³. Het reinigingswater van stal 2 zal opgevangen worden in 2 de citerens van 15 m³ die voorheen gebruikt werden voor de opvang van hemelwater. Het reinigingswater van stal 3 wordt opgevangen in de bestaande citerne van 15 m³ en in een bijkomende van 15 m³. Voederopslag Bij de nieuw te bouwen stal worden geen voedersilo s bijgeplaatst, er wordt gebruik gemaakt van de bestaande voedersilo s van respectievelijk 30 ton en 2x18 ton bij stal 3. Watervoorziening Hemelwater van de nieuwe stal wordt opgevangen in de bestaande citernes tussen de nieuwe loods en stal 3, met overloop naar de infiltratievoorziening. Niet-technische samenvatting MER Meyns Wim 13/34

14 Opslag fossiele brandstoffen In de nieuwe situatie wijzigt niets aan de opslag van de brandstoffen. Terreinverharding Er is een bijkomende betonverharding voorzien vooraan de nieuwe stal. Kadaveropslag In de nieuwe situatie zou een kadaverkoeling voorzien worden voor stal 3 en 4, die op het moment van ophaling door Rendac zou verplaatst worden naar de oprit bij de woning. Groenscherm en materialen Rond de nieuw te bouwen stal wordt ook een groenscherm voorzien. Niet-technische samenvatting MER Meyns Wim 14/34

15 Plan toekomstige bedrijfsinfrastructuur Niet-technische samenvatting MER MEYNS WIM 15/34

16 1.5 BEDRIJFSEXPLOITATIE Huidige exploitatiecyclus De pluimveehouderij is een slachtkippenhouderij. De infrastructuur voor het uitbaten van een slachtkippenbedrijf is vrij eenvoudig. De slachtkippen worden in één grote ruimte ondergebracht waarin de dieren vrij rondlopen. De vloer is gebetonneerd, al dan niet gepolierd. Op deze vloer wordt een strooisellaag van tarwestro aangebracht. De kuikens worden op het bedrijf gebracht als ééndagskuikens. Er worden kuikens in één maal aangevoerd. Normaal worden de slachtrijpe dieren na zes weken van het bedrijf afgevoerd. De dieren worden niet meer omgehokt. Om hygiënische redenen wordt er voor gezorgd dat alle dieren bij de opzet van de stallen dezelfde ouderdom hebben. Normaal gezien worden de stallen gelijk opgevuld. Op deze manier kan, wanneer zich een besmettelijke ziekte zou voordoen, deze snel onder controle gebracht worden en is een blijvende besmetting op het bedrijf uitgesloten. Op week 5 (na dagen) wordt er zo'n 20 % van de kippen tussentijds uitgeladen op een gewicht van 2 à 2,1 kg. Dit betekent concreet dat de zwaarste kippen (zo n 20% van het totaal) al op week 5 worden opgehaald, de overige kippen blijven in de stallen tot op dagen. Na dagen (6 weken) worden de overige kippen weggeladen. Tussen iedere ronde wordt de stal zorgvuldig gereinigd. Vooreerst wordt de aanwezige mest uit de stal verwijderd. Vervolgens wordt de stal geborsteld. Daarna wordt de stal verder met water gereinigd. Hiervoor wordt een hogedrukreiniger gebruikt. Vervolgens wordt de stal grondig gereinigd en grondig ontsmet. Het reinigingswater wordt opgevangen in de citernes horende bij elke stal. Gedurende deze periode is de stal gedurende 4 dagen leeg. Op deze wijze worden ongeveer 8 ronden per jaar afgemest. Dit betekent concreet dat 1 volledige ronde (inclusief reiniging van de stallen) 45 à 46 dagen inneemt, of 6,5 weken. Op jaarbasis kunnen bijgevolg maximum 8 ronden per jaar slachtkippen gehouden worden. Alle stallen worden tergelijkertijd opgevuld, en uitgeladen. De mest van de dieren wordt gedurende de opkweek opgevangen in de strooisellaag en wordt na elke ronde afgevoerd van het bedrijf. Alle mest uit de stallen gaat naar een mestverwerkingsinstallatie of wordt geëxporteerd. Er wordt gewerkt volgens het Belplume-kwaliteitssysteem Toekomstige exploitatiecyclus In de toekomstige situatie zal er 1 nieuwe pluimveestal gebouwd worden. In de nieuwe situatie zullen er slachtkippen aangevoerd worden. Er zullen dus in de toekomst meer dieren op het bedrijf afgemest worden. Er zal op dezelfde manier gewerkt worden als in de huidige situatie. 2 BESCHRIJVING REFERENTIESITUATIE EN EFFECTEN PER DISCIPLINE VOOR VOORLIGGEND PROJECT In het MER werd vertrekkende vanuit een gedetailleerde beschrijving van het project en de referentiesituatie van het gebied een inschatting gemaakt van de huidige en toekomstige effecten die het project veroorzaakt en zal veroorzaken. Daar waar noodzakelijk en/of mogelijk werden milderende maatregelen voorgesteld om de begrote effecten te milderen tot een aanvaardbaar niveau. De beoordeling in het MER is gebeurd op basis van een 7-delige waardeschaal, gaande van negatieve, matig negatieve, gering negatieve, geen of verwaarloosbare, gering positieve, matig positieve tot positieve effectbeoordeling. Niet-technische samenvatting MER MEYNS WIM 16/34

17 Het nulalternatief is het scenario waarbij geen uitbreiding gerealiseerd wordt. Volgens dit scenario kan het bedrijf verder uitgebaat worden tot 16/10/2034. Voor het nulalternatief zijn de milieueffecten zoals deze verder in de effectenbespreking van de referentiesituatie besproken van toepassing tot het verlopen van de huidige vergunning. De referentiesituatie die beschreven wordt in de verschillende disciplines van deze MER betreft de situatie van het bedrijf Wim Meyns in de actuele toestand. 2.1 GEUR EN LUCHT Actuele situatie Inzake de discipline lucht werd de impact van het bedrijf bekeken inzake geurhinder, stofhinder, ammoniakemissie en emissie broeikasgassen. Het bedrijf van Wim Meyns is gelegen Waerevaartstraat 7 te 8460 Oudenburg, in agrarisch gebied. De bedrijfsomgeving wordt gekenmerkt door zijn agrarisch karakter. In de ruime omgeving zijn nog een aantal veeteeltbedrijven aanwezig. De 3 pluimveestallen aanwezig op het bedrijf huisvesten in de huidige situatie stuks slachtkuikens. Het aantal waarderingspunten voor pluimvee in de huidige situatie bedraagt 150 punten. Op basis van deze gegevens geeft Vlarem II een te respecteren afstand van 300 m aan. Gezien de inrichting op ongeveer 480 m ligt van de hindergevoelige gebieden, wordt in de huidige situatie ruimschoots voldaan aan de verbods- en afstandsregels, zoals opgenomen in Vlarem Effecten In de huidige situatie gaat het bedrijf gepaard met: Een geuremissie van OUE/s. De geuremissie veroorzaakt samen met de emissies van andere bedrijven behorende tot dezelfde bronnencluster een beperkt negatief effect op 2 woningen in agrarisch gebied. Er is een aanzienlijk negatief effect voor 48 woningen in woongebied en woonuitbreidingsgebied ten gevolge van de emissies van de bronnencluster. Individueel heeft het bedrijf Meyns slechts een verwaarloosbaar effect op deze woningen in woongebied en woonuitbreidingsgebied. De impact op de woningen in het woongebied en woonuitbreidingsgebied wordt dus voornamelijk beïnvloed door het bedrijf in de bronnencluster, en minder door het bedrijf Meyns. Volgens de afstandsregels is er geen of verwaarloosbaar effect. De huidige PM10-emissie bedraagt kg. In de huidige situatie zijn er voor PM10 4 woningen die een beperkte bijdrage ondervinden. De huidige PM2,5-emissie bedraagt 120 kg. Voor de PM2,5- concentraties ondervindt geen enkele woning een bijdrage (< 1% van 25 µg/m³). In de huidige situatie is er een ammoniakemissie van kg NH3/jaar. Voor de verzurende en vermestende impact van deze emissie, wordt verwezen naar de discipline Fauna en Flora. Een broeikasgasemissie (CH4, N2O en CO2) van 135 ton CO2-equivalenten ten gevolge van de dieren en het verbranden van fossiele brandstoffen. Hiermee heeft het bedrijf een bijdrage van 0,0002% van de CO2-uitstoot in Vlaanderen. In de nieuwe situatie gaat het bedrijf gepaard met: Niet-technische samenvatting MER Meyns Wim 17/34

18 Een geuremissie van OUE/s. De geuremissie veroorzaakt samen met de emissies van andere bedrijven behorende tot dezelfde bronnencluster een beperkt negatief effect op 3 woningen in agrarisch gebied. In woongebied en woonuitbreidingsgebied zijn er 50 woningen die een aanzienlijk negatief effect ondervinden van de bronnencluster. Individueel heeft het bedrijf Meyns slechts een verwaarloosbaar effect op deze woningen in woongebied en woonuitbreidingsgebied. De impact op de woningen in het woongebied en woonuitbreidingsgebied wordt dus voornamelijk beïnvloed door het bedrijf in de bronnencluster, en minder door het bedrijf Meyns. Volgens de afstandsregels is er geen of verwaarloosbaar effect. Er is een beperkte stijging in geurconcentraties vóór en na verandering voor de meest nabij gelegen woningen op clusterniveau. De geurconcentratie blijft echter ruimschoots onder de 10 OUe/m³ in agrarisch gebied. In woongebied schommelt de geurconcentratie van de dichtstbijzijnde woningen tussen 2 en 4 OUe/m³. De stijging blijft beperkt tot 0,1 OUe/m³ in woongebied. Een jaarlijkse PM10-emissie van kg ten gevolge van stalemissies. In de gewenste situatie zijn er voor PM10 4 woningen die en beperkte bijdrage ondervinden van het project van Wim Meyns. Een jaarlijkse PM2,5-emissie van 192 kg ten gevolge van stalemissies. Voor de PM2,5- concentraties wordt geen relevante bijdrage verwacht ter hoogte van de woningen in de omgeving van het bedrijf. Een ammoniakemissie van kg NH3/jaar. Voor de verzurende en vermestende impact van deze emissie, wordt verwezen naar de discipline Fauna en Flora. Een broeikasgasemissie (CH4, N2O en CO2) van 193 ton CO2-equivalenten ten gevolge van de dieren en het verbranden van fossiele brandstoffen. Hiermee heeft het bedrijf een bijdrage van 0,0002% van de CO2-uitstoot in Vlaanderen Milderende maatregelen Door het bedrijf geplande maatregelen: Het bedrijf maakt in de huidige situatie reeds gebruik van het ammoniakemissiearme stalsysteem P-6.4. Warmtewisselaar met luchtmengsysteem voor droging strooisellaag' voor stal 3. Als geurbeïnvloedende maatregelen inzake voeder en voederwijze wordt in de BBT-studie het toedienen van meerfasenvoedering aangehaald. Doordat de voeders beter afgestemd zijn op de specifieke behoefte van de dieren, daalt de stikstofexcretie in de mest. Ook toediening van eiwitarm voeder heeft een significante reductie in de stikstofexcretie in de mest tot gevolg. Het bedrijf maakt gebruik van meerfasenvoeders met verlaagd fosforgehalte en ruw eiwitgehalte. Dit effect is niet meegenomen in de berekening van de geurconcentraties, De bekomen resultaten zijn dus een worst-case scenario. Bij het vullen van de silo s wordt gebruik gemaakt van stofzakken. De stallen worden op regelmatige basis intensief gereinigd. Dit resulteert in een beperking van de geuremissie. Het aantal transporten op het bedrijf wordt geoptimaliseerd, waardoor stofopwaaiing, slijtage emissies en emissies van verbrandingsgassen door het verbruik van mazout wordt beperkt. Het bedrijfsterrein wordt zo goed als kan proper en stofvrij gehouden. Door het bedrijf geplande maatregelen: Niet-technische samenvatting MER Meyns Wim 18/34

19 De nieuwe stal wordt voorzien van een ammoniakemissiearm systeem. Het systeem is P-6.4 Warmtewisselaar met luchtmengsysteem voor droging strooisellaag'. Er wordt een gekoelde kadaveropslag voorzien. Zowel op de nieuw te bouwen stal, als op de bestaande stal wordt de plaatsing van een stofbak voorzien ten noorden van de stallen. Een stofbak zorgt voor de reductie van de stofuitstoot. Dit steunt op het traagheidseffect bij het afbuigen van de lucht. De horizontale luchtstroom wordt omgebogen naar een verticale luchtstroom, waardoor de emissies hoger zullen uitgestoten worden. Een bijkomend voordeel valt te verwachten doordat er meer stof ter plekke zal neerslaan. Er kan dus vanuit gegaan worden dat dit een reducerend effect heeft op de stofemissies van het bedrijf. Een stofbak werkt met het principe van impactie en inertiedepositie. De uitstromende lucht wordt sterk van richting veranderd (horizontaal naar verticaal). Kleinere deeltjes zullen geneigd zijn de luchtstroom te volgen, terwijl grotere deeltjes uit de bocht vliegen en botsen tegen de wand van de stofbak. Door de zwaartekracht vallen de deeltjes vervolgens naar beneden en worden uit de lucht verwijderd. Een deel van het stof blijft ook aan de wand kleven. In het rapport BBT fijnstof van de Wageningen Universiteit wordt het verwijderingsrendement van een droogfilterwand ingeschat op 20-40% (bij een droogfilterwand wordt ook gebruik gemaakt van impact om tot een emissie reducerend effect te komen). Voor de berekeningen in vergelijkbare MER s werd geopteerd om een reductie van 20% reductie te hanteren voor de stallen met een stofbak (op basis van een experten inschatting). Een percentage van 20% reductie wordt gebruikt door andere deskundigen en ook in het rapport van ABO, "Uitbreiding en hernieuwing van pluimveehouderij " dossiercode PR0636 Initiatiefnemer Patersvijverhoeve bvba. Voor deze MER opteren we voor een reductie van 10% voor PM10 door de stofbak (= worst-case scenario), met name een reductie van 10% PM10 voor de stallen 3 en 4 met een stofbak. Voor PM10 wordt in de nieuwe situatie dan een emissie PM10 van kg/jaar berekend. Voor PM 2,5 dat minder onderhevig is aan impactie bij wijziging van de stromingsrichting, is een reductie van 10% waarschijnlijk een overschatting, en wordt de reductie niet doorgerekend. In de nieuwe situatie met stofbak zijn er nog 4 woningen die een beperkte bijdrage ondervinden van het bedrijf Meyns, de woningen zijn alle gelegen in agrarisch gebied. Door het bedrijf geplande maatregelen: De groenelementen zullen verder uitgebouwd worden. Een positief effect hiervan kan zeker verwacht worden. Bij de modellering werd geen rekening gehouden met de groenelementen, zodat dit als een worst-case scenario beschouwd kan worden. Het groenscherm heeft niet tot doel om de functie van biomassafiltermuur en/of geur- en windsingel aan te nemen. Daarvoor wordt de keuze gemaakt om zowel bij de nieuw te bouwen stal 4, als bij de bestaande stallen 3 en 2 een stofbak te plaatsen. Het doel van de beplanting is in hoofdzak de overgang van het bedrijf en het omliggende landschap. Dit neemt echter niet weg dat een (volgroeide) beplanting en voldoende breed groenscherm een positief effect kan hebben op de emissies van zowel geur, stof als geluid. In het MER werd gerekend met een stofbak op stal 3 en stal 4, telkens met een hoogte van 3 m. In de nieuwe situatie zou echter een stofbak met een totale hoogte van 6,5 m worden geplaatst (onderste 3 m in beton, bovenste 3,5 m in donkergrijze metalen panelen). Ook op stal 2 (uitsluitend lengteventilatie) zou een stofbak geplaatst worden met een totale hoogte van 5,85 m (onderste 3 m in beton, bovenste 2,85 m in donkergrijze metalen panelen). Door deze hogere uitstoot zal de lucht zich sneller in hogere Niet-technische samenvatting MER Meyns Wim 19/34

20 luchtlagen verspreiden, wat wellicht nog meer effect zal hebben op de nabije omgeving dan een brede windsingel. Met deze verhoging van de stofbakken en de plaatsing van een stofbak op de stal 2, werd nog geen rekening gehouden in de berekeningen. Deze zullen echter zorgen voor een verdere daling van de geur- en stofimpact op de nabijgelegen woningen. 2.2 WATER Actuele situatie De grondwaterkwetsbaarheidskaart geeft het studiegebied aan als zijnde Cc weinig kwetsbaar. De eerste watervoerende laag is zand. Het wordt niet kwetsbaar genoemd omdat de deklaag kleiig is. Ter hoogte van het bestaande bedrijf zijn er zeer droge, droge en matig droge zandgronden. De nieuwe stal komt op eenzelfde bodemtype nl. een matig droge zandbodemcomplex. Aan de zeer droge, droge en matig droge bodems wordt respectievelijk een gemiddelde grondwaterstand schommelend tussen 150 en 240, tussen 100 en 200 en tussen 70 en 160 cm-mv (cm onder maaiveldniveau) toegekend. De exploitant beschikt over een bedrijfseigen grondwaterwinning in het Quartair aquifer (HCOV 0100), bestaande uit 3 filterputten op een diepte van 9 m-mv met een jaarlijks debiet van m³/j (16 m³/d). Op basis van de watertoetskaart zijn de percelen waarop de bestaande en nieuw te bouwen stallen komen, gelegen in niet overstromingsgevoelig, matig gevoelig voor grondwaterstroming en infiltratiegevoelig. In het studiegebied bevinden zich geen winningen voor openbare drinkwatervoorziening. In een straal van 1 km rond het bedrijf bevinden zich nog 7 vergunde grondwaterwinningen waarvan allemaal in het Quartair aquifer. Hydrografisch situeert het studiegebied zich in het Ijzerbekken, deelbekken 'Gistel-Ambacht' subhydrografisch in de zone Moerdijkvaart tot monding Boegonjevaart (incl.)'. Het voorste deel van het bedrijf (woning en bergingen) watert af in een laagte en daarna in de grachten rond het bedrijf, die afstromen naar het Bourgognegeleed, een waterloop van 2 de categorie. Het achterste deel van het bedrijf (stallen en loods) watert af via grachten in de Magdalenakreek, een waterloop van 2 de categorie. In de toekomstige situatie zal het hemelwater afkomstig van achterste gedeelte van het bedrijf afgevoerd worden naar een infiltratievoorziening om daarna pas in de grachten terecht te komen. Er bevindt zich geen VMM en MAP-meetpunt in het afstromingsgebied van de Magdalenakreek. Op 700 m ten zuidoosten van het bedrijf bevindt zich een VMM-meetpunt in de Boergonjevaart. De Prati-index geeft in een laatste meting van 2013 matig verontreinigd aan. De Belgisch Biotische Index werd het laatst bepaald in 2011 en gaf een matige kwaliteit aan. Er is geen MAP-meetpunt. Gezien de verwaarloosbare lozing (enkel de woning en de bergingen stromen af in naar deze meetpunten), wordt niet verwacht dat de waterkwaliteit t.h.v. deze meetpunten rechtstreeks beïnvloed wordt door de exploitatie van het bedrijf Effecten Gezien het feit dat er geen mestkelder wordt voorzien, valt er te verwachten dat een bronbemaling niet zal vereist zijn. Binnen de verlagingscontour van 50 cm liggen er geen bedrijfsvreemde waterwinningen, waardoor de impact aanvaardbaar is. Bovendien liggen de bedrijfseigen filterputten niet binnen de verlagingscontour van 50 cm gesitueerd ten opzichte van elkaar. Binnen de verlagingscontour van 5 cm liggen geen droogtegevoelige gebieden, noch historisch permanente graslanden waardoor de impact aanvaardbaar is. Niet-technische samenvatting MER Meyns Wim 20/34

21 Op het bedrijf is er zowel in de huidige als toekomstige situatie opslag van bepaalde risicostoffen. Zowel de mazouttanken als de gastanken zijn gekeurd. Zolang de gastanks niet allemaal vergund zijn, wordt uitgegaan van een matig negatief effect. De opslag van reinigings-, ontsmettings-, bestrijdingsmiddelen worden beoordeeld als een gering negatief effect doordat gebruik gemaakt wordt van erkende producten die op een veilige plaats worden gestockeerd. In de huidige situatie is er onvoldoende opslag van kuis- en spoelwater om dit water van 3 rondes op te vangen, waardoor wordt uitgegaan van een matig negatief effect. In de toekomstige situatie wordt er voldoende opslag van reinigings- en spoelwater voorzien waardoor wordt uitgegaan van een gering negatief effect. Aangezien er geen opslag is van kippenmest en peilputten niet vereist zijn, wordt zowel in de huidige situatie als in de toekomstige situatie uitgegaan van geen effect. De opslag van paardenmest voldoet aan de voorwaarden gesteld in Vlarem. Dit blijft zo in de toekomstige situatie waardoor wordt uitgegaan van een gering negatief effect. In de huidige situatie wordt het hemelwater afgevoerd naar verschillende grachten rond het bedrijf. Een infiltratievoorziening werd aangelegd cfr. de stedenbouwkundige voorwaarden bij het afleveren van de stedenbouwkundige vergunning voor kippenstal 3 en de loods, In de huidige toestand als een verwaarloosbaar effect beschouwd. In de toekomstige situatie wordt de bestaande infiltratievoorziening uitgebreid waarin zowel hemelwater van stal 3, 4 als de loods kan infiltreren, als ook van stal 1 en 2. Indien de afwijking op het naleven van de stedenbouwkundige vergunning door het niet plaatsen van een extra hemelwaterput van 10 m³ zoals voorzien in de verordening, wordt goedgekeurd en de infiltratievoorziening wordt aangelegd cfr. de hemelwaterverordening, kan uitgegaan worden van geen of verwaarloosbaar effect. Het huishoudelijk sanitair afvalwater wordt zowel in de huidige als toekomstige situatie geloosd op het oppervlaktewater na behandeling in een septische put. Er wordt uitgegaan van een matig negatief effect. Bij plaatsing van een IBA kan uitgegaan worden van een verwaarloosbaar effect. Zowel in de huidige als in de toekomstige situatie is het totale werkelijk drinkwaterverbruik > theoretische maximale waterbehoefte volgens de BBT 'Veehouderij' waardoor wordt uitgegaan van een negatief effect. Voor wat betreft het reinigingswaterverbruik is het werkelijk verbruik > theoretische minimale waterbehoefte volgens de BBT 'Veehouderij' en < dan de gemiddelde waarde van minimale en maximale theoretische waterbehoefte volgens de BBT 'Veehouderij', waardoor wordt uitgegaan van een gering negatief effect. Grondwater wordt enkel voor hoogwaardige toepassingen gebruikt, nl als drinkwater voor de kippen samen met leidingwater. Dit wordt als een gering negatief effect beschouwd Milderende maatregelen Door het bedrijf genomen maatregelen: Mazouttanken en gastanken werden reeds gekeurd. Gebruik van erkende producten. De stallen worden eerst droog gereinigd alvorens nat schoon te spuiten. Alle kippenmest wordt afgevoerd naar een composteringsbedrijf of geëxporteerd naar het buitenland. Door het bedrijf geplande maatregelen: Conformiteitsattesten ter beschikking houden van mazouttanken Niet-technische samenvatting MER Meyns Wim 21/34

22 Vergunnen van de totale hoeveelheid gasopslag Voorzien van voldoende citernes voor opvang van kuiswater en spoelwater Aanleggen van een infiltratievoorziening Verdere mogelijkheden of aanbevelingen: Volgende tips zijn belangrijk voor een duurzaam watergebruik op bedrijfsniveau: Opvangen van hemelwater in hemelwaterputten om te gebruiken als reinigingswater Herstel lekken zo snel mogelijk en laat het water niet onnodig lopen Verder gebruik maken van een waterzuinige hogedrukreiniger. Hiermee kan het waterverbruik in vergelijking met een klassieke tuinslang tot de helft teruggebracht worden. De meest efficiënte hogedrukreinigers hebben een debiet van 6,5 l/min. Zowat alle types laten het gebruik van alternatieve waterbronnen vrij van bezinkbare deeltjes- toe. Bij gebruik van niet-leidingwater raden de producenten een extra voorfilter aan. Zorg bij het gebruik van een hogedrukreiniger altijd voor voldoende verluchting. Gebruik van goede drinkbakken, nippels en dergelijke. Vermijd mors- en lekverliezen door het afstellen van vlotter, 2.3 BODEM Actuele situatie Geologie De quartaire afzettingen bezitten in het studiegebied een dikte van + 5 m (afgeleid uit de Geologische kaart van België, kaartblad Blankenberge, Westkapelle, Oostduinkerke en Oostende). De tertiaire afzettingen, die in het studiegebied onmiddellijk onder het Quartair dek worden teruggevonden, zijn van de Formatie van Tielt en de Formatie van Kortrijk. Ter hoogte van het bedrijfsterrein treffen we als dagzomende tertiaire formatie het Lid van Egem aan. Het Lid van Egem is grijsgroen zeer fijn zand, kleilagen, zandsteenbanken, glauconiet- en glimmerhoudend. Bodem Het bedrijf is gelegen in een gebied met onderstaande bodemkenmerken. De bestaande gebouwen komen voor op een zeer droge, droge en matig droge zandige bodemtype Zag, Zbg en ZcG. De nieuw te bouwen stal komt op bodemtype ZcG. Het bedrijf en de omgeving ligt in een gebied van lemig zand (S), Zand (Z) en kleigronden (D, F). Het landbouwperceel waarop de nieuw te bouwen stallen komen, werden in 2016 en 2015 gebruikt voor boomkweek en zomertarwe. Niet-technische samenvatting MER Meyns Wim 22/34

23 2.3.2 Effecten Behoudens bij calamiteiten kunnen de effecten op de bodem als verwaarloosbaar tot hooguit beperkt beschouwd worden. Hierbij wordt er uiteraard van uit gegaan dat aan alle wettelijke bepalingen voldaan wordt m.b.t. o.a.: Opslag van brandstoffen Bodemverzet Milderende maatregelen Door het bedrijf genomen maatregelen: De nieuw te bouwen stallen zijn uitgerust met een volle betonnen vloer zodat uitspoeling van mestdeeltjes naar de bodem en het grondwater verhinderd wordt. Jaarlijks wordt een mestaangifte gedaan. Door het bedrijf geplande maatregelen: Er dient voldaan te worden aan de Vlarebo-wetgeving voor wat betreft het grondverzet. De extra mest die geproduceerd wordt in de toekomstige situatie wordt eveneens voor 75 % naar een externe composteringsinstallatie vervoerd en voor 25 % geëxporteerd naar Frankrijk. Indien er toch calamiteiten zouden optreden die een impact kunnen hebben op de bodem of het grondwater, worden zo snel mogelijk de nodige acties ondernomen om de verontreiniging weg te nemen of om de verdere verspreiding van de verontreiniging te voorkomen, bv. door de verontreinigde grond af te voeren naar een daartoe vergunde inrichting. Uiteraard dienen hierbij de wettelijke bepalingen gevolgd te worden. 2.4 GELUID Actuele situatie Op basis van de gegevens die afgeleid kunnen worden van de topografische kaart, orthofoto, het terreinbezoek wordt een inschatting gemaakt van de voornaamste geluidsproducerende elementen in de bedrijfsomgeving. De onmiddellijke bedrijfsomgeving wordt gekenmerkt door zijn agrarisch karakter. Deze activiteiten leveren een bijdrage aan de geluidsbelasting. In de nabije omgeving zijn nog een aantal veeteeltbedrijven aanwezig. Binnen een straal van 200 m van de bedrijfspercelen, liggen er 5 woningen. Het meest nabijgelegen woongebied is gelegen op 480 m van het bedrijf Meyns, het meest nabijgelegen woongebied met landelijk karakter op 380 m van het bedrijf, met daarbij een gebied voor milieubelastende industrieën. Er zijn in deze studie geen meetresultaten beschikbaar. Er wordt uitgegaan van een omgevingsgeluid van stille agrarische gebieden, dit is 35 db(a) voor de dagperiode, 30 db(a) voor de avondperiode en 25 db(a) voor de nachtperiode. Niet-technische samenvatting MER Meyns Wim 23/34

24 2.4.2 Effecten Voor de discipline geluid worden de relevante geluidsbronnen op het bedrijf bepaald, zijnde de continue geluidsbronnen (ventilatoren) en de incidentele geluidsbronnen (transporten). De beoordelingspunten zijn de dichtste woning en op 200 m van de perceelsgrens van het bedrijf. Binnen een straal van 200 m van de bedrijfspercelen, liggen er 5 woningen. Het meest nabijgelegen woongebied is gelegen op 480 m van het bedrijf Meyns, het meest nabijgelegen woongebied met landelijk karakter op 380 m van het bedrijf, met daarbij een gebied voor milieubelastende industrieën. Er zijn in deze studie geen meetresultaten beschikbaar. Er wordt uitgegaan van een omgevingsgeluid van stille agrarische gebieden, dit is 35 db(a) voor de dagperiode, 30 db(a) voor de avondperiode en 25 db(a) voor de nachtperiode. In de huidige situatie zijn er 33 ventilatoren aanwezig in de bestaande pluimveestallen. Deze ventilatoren bevinden zich deels in de voor- en achtergevel (20 ventilatoren) en deels in de nok (13 in nok). Van de ventilatoren in de voor- en achtergevel worden telkens 2 ventilatoren niet in rekening gebracht, aangezien deze als noodventilatoren fungeren. De noodventilatoren zijn de ventilatoren die enkel in werking worden gesteld tijdens warme zomerdagen. Deze ventilatoren bieden extra ventilatie bovenop de max. ventilatie van 3,6 m³/uur/kg (bron: afspraken ivm inputparameters bij gebruik van IMPACT inzake landbouwdossiers. Deze noodventilatoren worden enkel ingezet op de dagen wanneer de temperaturen boven de 30 C uitstijgen, en wanneer de kippen in de stallen een leeftijd hebben bereikt van 4,5 weken of meer. Enkel bij deze combinatie van langdurige hitte en de leeftijd (>4,5 weken) van de kippen worden deze noodventilatoren gebruikt. In de geplande situatie zullen er bij de nieuwe pluimveestal (stal 4) 9 ventilatoren geplaatst worden in de achtergevel en 5 ventilatoren in de nok. Ook hier worden 2 ventilatoren in de achtergevel niet in rekening gebracht aangezien deze als noodventilatoren gebruikt worden. Voor ventilatoren gelegen in kokers wordt een demping van 3 db(a) in rekening gebracht o.w.v. de positionering onderin de koker. Dit is van toepassing voor de ventilatoren in de nok van de stal. Voor de ventilatoren in de stofbak wordt een demping van 10 db(a) in rekening gebracht. Voor de bestaande continue bronnen en voor de incidentele bronnen wordt getoetst aan de richtwaarde voor bestaande inrichtingen. Dit zijn de bronnen die dateren van voor Voor de nieuwe continue bronnen (nieuwe bronnen in bestaande situatie en nieuwe bronnen in nieuwe situatie) en voor de incidentele bronnen wordt getoetst aan de richtwaarde voor nieuwe inrichtingen (=grenswaarde). In de huidig vergunde situatie geldt voor de bestaande continue bronnen volgens het significantiekader dat er een gering negatief effect is tijdens de dag, avond en de nacht, ter hoogte van de dichtstbijzijnde woning, en tijdens de avond en de nacht op 200 m van de perceelsgrens. Er is geen tot een verwaarloosbaar effect is tijdens de dag op 200 m van de perceelsgrens. In de huidig vergunde situatie geldt voor de nieuwe continue bronnen volgens het significantiekader dat er een gering negatief effect is ter hoogte van alle beoordelingspunten tijdens de avond- en de nachtperiode. Tijdens de dagperiode is er geen tot een verwaarloosbaar effect ter hoogte van alle beoordelingspunten. In de geplande situatie geldt voor alle nieuwe continue bronnen volgens het significantiekader dat er een gering negatief effect is ter hoogte van alle beoordelingspunten tijdens de avond- en nachtperiode. Ook tijdens de Niet-technische samenvatting MER Meyns Wim 24/34