1.1.2 De inrichting moet schoon worden gehouden en in een goede staat van onderhoud verkeren.

Transcriptie

1 Behorende bij de vergunning ingevolge de Wet milieubeheer van Ballast- Van Oord Grondstoffen VOF (Laurum) te Woerden, d.d. 30 september 2008 nummer 2008INT Bijlage I: Voorschriften Bijlage I: Begripsbepalingen 7 Algemene voorschriften 1.1 Algemeen De voorschriften van de oprichtingsvergunning van 30 oktober 1996 nummer zijn ook van toepassing op de aangevraagde verandering en moeten dus worden nageleefd naast onderstaande voorschriften De inrichting moet schoon worden gehouden en in een goede staat van onderhoud verkeren Binnen de inrichting mag per jaar ton grondstoffen worden verwerkt door menging. 1.2 Werktijden De inrichting mag in werking zijn op zaterdag van 7.00 tot uur en 12 keer per jaar van tot uur De data en de tijden van de avonden waarop wordt gewerkt moeten worden bijgehouden in het logboek In de inrichting moet tijdens openstelling ten minste één persoon aanwezig zijn die is geïnstrueerd over en verantwoordelijk is voor de naleving van de aan de inrichting opgelegde voorschriften. De naam van deze persoon moet in het logboek vermeld zijn. 1.3 Acceptatie grondstoffen Binnen de inrichting mogen alleen grondstoffen geaccepteerd worden die schoon (zonder verontreinigingen) zijn Van alle geaccepteerde partijen grondstoffen, zoals bedoeld in het vorige voorschrift, moet de kwaliteit met analysecertificaten worden aangetoond op basis van: Het Bouwstoffenbesluit als het grond betreft; Het Besluit van 9 november 2005, houdende regels ter uitvoering van de Meststoffenwet (Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet), als het meststoffen betreft De controle op de kwaliteit alsmede de herkomst van de ter acceptatie aangeboden partijen, dient zowel visueel als administratief te geschieden Er mogen geen afvalstoffen worden geaccepteerd. 1

2 1.4 Terrein De aan- en afvoerwegen en het terrein van de inrichting moeten zo goed mogelijk schoon worden gehouden met behulp van een doelmatig schoonmaakapparaat; morsverliezen ten gevolge van transport moeten direct worden opgeruimd. 1.5 Milieulogboek Er moet een milieulogboek worden bijgehouden, waarin vanaf het van kracht worden van deze vergunning tenminste de volgende zaken worden opgenomen: a deze beschikking, alsmede overige relevante (milieu)vergunningen; b de bewijzen, resultaten en/of bevindingen van de in deze vergunning voorgeschreven inspecties, onderzoeken, keuringen, onderhoud en/of metingen. d. de registratie van grondstoffen en eindproduct; e datum, tijdstip en alle van belang zijnde gegevens (zoals tijdstip, tijdsduur, aard, hoeveelheid, oorzaak, plaats en windrichting) van voorgevallen incidenten die van invloed zijn op het milieu, met vermelding van de genomen maatregelen. De documenten genoemd onder d. en e. moeten ten minste vijf jaar worden bewaard. Het milieulogboek moet te allen tijde beschikbaar zijn voor inzage door een door het bevoegd gezag aangewezen toezichthoudend ambtenaar. 1.6 Registratie grondstoffen en energie In de inrichting moeten van alle geaccepteerde partijen grondstoffen de volgende gegevens worden geregistreerd: naam en adres van de leverancier (herkomst van de grondstof); naam en adres van de transporteur; locatie van herkomst; datum van ontvangst; de laad- en lostijden; de hoeveelheid/ het gewicht van de partij; de bemonsteringswijze en analysegegevens; de locatie waar de partij binnen de inrichting ligt opgeslagen In de inrichting moeten van alle afgevoerde partijen eindproduct de volgende gegevens worden geregistreerd: naam en adres van de ontvanger; naam en adres van de transporteur; het afleveradres; datum van afvoer; omschrijving aard en samenstelling; de hoeveelheid/het gewicht van de partij; de bemonsteringswijze en analysegegevens De vergunninghouder dient voor 1 april van elk kalenderjaar getotaliseerde overzichten van alle aangevoerde partijen grondstof en afgevoerde partijen eindproduct van het voorgaande kalenderjaar bij te houden in het milieulogboek De vergunninghouder dient een aparte registratie bij te houden van grondstromen die niet voor hergebruik in aanmerking komen, met daarbij vermeld naar welke erkende verwerker de grondstroom is afgevoerd De wijze van registreren moet overzichtelijk zijn. 2

3 1.6.6 Het energieverbruik per jaar dient te worden geregistreerd in het milieulogboek. 2 Bodembescherming 2.1 Algemeen Ter vaststelling van de nulsituatie van de bodemkwaliteit dient het als bijlage 9 bij de aanvraag gevoegde bodemonderzoeksrapport, rapportnummer DIBEC/ , ongedateerd Bij beëindiging van de mengactiviteiten, moet ter vaststelling van de effectiviteit van de verwerking van schone grondstoffen en de invloed van de inrichting op de kwaliteit van de bodem (grond- en grondwater) binnen 2 maanden na beëindiging een eindsituatieonderzoek worden uitgevoerd. Het eindsituatieonderzoek moet ten minste voldoen aan NEN Het onderzoeksplan moet tenminste 3 maanden voor beëindiging van de activiteiten danwel voor de geldigheidsduur van de vergunning verstrijkt ter goedkeuring aan bevoegd gezag worden voorgelegd Indien uit vergelijking van de in voorschrift en voorschrift bedoelde bodemonderzoeken blijkt dat ten gevolge van het in werking zijn van de inrichting de bodem en/of het grondwater verontreinigd is, moet vergunninghouder deze verontreiniging zo spoedig mogelijk, in overleg met het bevoegde gezag, op een milieuhygiënisch verantwoorde wijze saneren. Het saneringsplan moet in dat geval ter goedkeuring aan het bevoegd gezag worden overgelegd De resultaten van het in voorschrift bedoelde onderzoek moeten door of namens vergunninghouder worden overgelegd aan het bevoegd gezag binnen een maand nadat dit onderzoek is uitgevoerd. 2.2 Opslag van grondstoffen De maximale hoogte van de partijen grondstoffen, die worden opgeslagen, mag niet meer bedragen dan 5 meter ten opzichte van het maaiveld Grondstoffen mogen uitsluitend worden opgeslagen op de plaats die op de tekening overzicht gehele inrichting, bijlage 4 bij de aanvraag om deze vergunning, is aangegeven De opslag van grondstoffen waarvan de kwaliteit onverhoopt niet is vastgesteld middels een partijkeuring en waarvan geen analyse certificaten voorhanden zijn, moet plaatsvinden op een vloeistofdichte verharding die is aangelegd volgens de CUR/PBV- Aanbeveling Luchtverontreiniging 3.1 Opslag van stuifgevoelige materialen Ter beperking van de stofemissie moet het laden en lossen in de openlucht gestaakt worden indien -gelet op de stuifklasse- de windsnelheid de onderstaande waarde overschrijdt: Klasse S4: 20 m/s, windkracht 8, stormachtige wind. 3

4 3.2 Geur Indien het bevoegd gezag, op basis van een (geregistreerd) klachtenpatroon tot de conclusie komt dat de inrichting geuroverlast veroorzaakt, kan het bevoegd gezag de vergunninghoud(st)er verplichten een onderzoek te doen naar: relatie activiteiten inrichting versus klachten; emissie-metingen eventueel resulterend in geurcontourlijnen; (mogelijke) maatregelen ter voorkoming van geuroverlast In de in voorschrift genoemde klachtenregistratie dienen zowel de klachten die bij de inrichting, alsmede bij de provincie Utrecht gemelde klachten door vergunninghouder te worden geregistreerd. Van de klachtenregistratie dient jaarlijks, voor het eerst in het jaar na het van kracht worden van deze vergunning, door vergunninghoud(st)er een samenvatting te worden opgesteld en te worden opgenomen in het milieulogboek. 4 Geluid 4.1 Algemeen Ter voorkoming van geluidoverlast, buiten de inrichting, moet een geluidswal worden gerealiseerd op de locatie en volgens de afmetingen die zijn aangegeven in bijlage 8 van de aanvraag De grondmolen moet op een vaste plaats worden opgesteld, zoals aangegeven in bijlage 8 van de aanvraag Het equivalente geluidsniveau op de gevels van de woningen aan de Cattenbroekerdijk, als gevolg van verkeer van en naar de inrichting mag tussen uur niet meer bedragen dan 52 db(a) Buiten de genoemde periode mag er geen transport van en naar de inrichting plaatsvinden Het equivalente geluidniveau (LAeq) en het maximale geluidniveau (Lmax), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden, mogen op 5 meter hoogte, op zaterdag, ter plaatse van de navolgende beoordelingspunten, niet meer bedragen dan: Dagperiode uur Beoordelingspunten LAeq Lmax 1. Cattenbroekerdijk Nummer Nummer Nummers 9a-12, Nummer Het equivalente geluidniveau (LAeq) en het maximale geluidniveau (Lmax), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden, mogen op 5 meter hoogte, op de 12 avonden dat er 4

5 gewerkt wordt binnen de inrichting, ter plaatse van de navolgende beoordelingspunten, niet meer bedragen dan: Dagperiode uur Beoordelingspunten LAeq Lmax 1. Cattenbroekerdijk Nummer Nummer Nummers 9a-12, Nummer De datum en tijd van de avonden waarop wordt gewerkt binnen de inrichting moeten worden bijgehouden in het milieulogboek. 5 Beëindiging van de inrichting 5.1 Algemeen Uiterlijk 3 maanden voordat de activiteiten van de inrichting worden beëindigd moet hiervan door of namens vergunninghouder schriftelijk melding worden gedaan aan het bevoegd gezag. Bij deze melding moet worden overgelegd: - de toekomstige bestemming en gebruik van het terrein van de inrichting; Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van het buiten werking stellen van de inrichting De voorschriften 2.1.2, 2.1.3, en dit voorschrift van deze vergunning blijven nog 5 jaar in werking na het verstrijken van de geldigheidstermijn van deze vergunning. 5

6 Bijlage 1: Begripsbepalingen In de bij deze vergunning behorende voorschriften wordt verstaan onder: Bevoegd gezag Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht, telefax of het milieuklachtennummer: CUR/PBV Stichting Civieltechnisch Centrum Uitvoering Research en Regelgeving / Projectbureau Plan Bodembeschermende Voorzieningen. CUR/PBV-Aanbeveling 65 Ontwerp en aanleg van bodembeschermende voorzieningen (Stichting CUR, 1998). db(a) DeciBell met toepassing van de A-weging. Tienmaal de logaritme met basis tien van de verhouding van twee vermogens (geluidsniveau versus een referentiewaarde). Geluidsniveau De geluidsniveau's zijn uitgedrukt in db(a). Ter plaatse van beoordelingspunten worden geluidsniveau's bedoeld van het invallende geluid. Ter plaatse van geluidsgevoelige bestemmingen zijn de geluidsniveau's exclusief gevelreflectie. Het maximale geluidsniveau (L Amax ) dient te worden gemeten in de meterstand 'Fast'. Grondstoffen Alle in de aanvraag genoemde materialen, zoals zand/grind, veen, zwarte grond, grond en compost, die worden gemengd om producten als bomenzand, bomengrond, teelgrond, wadigrond, wadizand enz. samen te stellen door menging. Inrichting De verandering waarvoor op 20 maart 2008 een Wm-vergunning is aangevraagd. Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (L Ar,LT ) Het energetisch gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse in de loop van een bepaalde periode optredende geluid, vastgesteld overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai, uitgave Maximale geluidsniveau (L Amax ) Het piekniveau, een kortstondige verhoging van het geluiddrukniveau gemeten in de meterstand "Fast". NEN Een door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) uitgegeven norm. NEN-EN Een door het Commité Européen de Normalisation opgestelde en door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) als Nederlandse norm aanvaarde en uitgegeven norm. 6

7 NRB Nederlandse richtlijn bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten. Stuifgevoelig De mate waarin een product gevoelig is voor verwaaiing. In de NeR worden in hoofdstuk 3, bijzondere regelingen vijf klassen van stuifgevoelige stoffen onderscheiden: Klasse Stuifgevoeligheid bevochtigbaar voorbeeld* S1 sterk niet cement S2 sterk wel vliegas S3 licht niet zilverzand, fijn zand S4 licht wel grof zand, voegzand, stopzand S5 nauwelijks nauwelijks grind, granulaat * Voor een uitgebreid overzicht van stoffen en hun klasse-indeling zie bijlage 7, klasse-indeling stuifgevoelige stoffen in de voornoemde NeR. Toezichthouder Een door Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht aangewezen persoon, belast met het toezicht op de naleving van de milieuwetgeving. Woning Een gebouw of deel van een gebouw dat voor bewoning gebruikt wordt of daartoe is bestemd. 7