Ontwerpbesluit omgevingsvergunning ingevolge artikel 2.30 en 2.31 Wabo:

Transcriptie

1 Ontwerpbesluit omgevingsvergunning ingevolge artikel 2.30 en 2.31 Wabo: Ambtshalve aanpassing omgevingsvergunning Zaaknummer: De Nederlandsche Bank N.V. Het dagelijkse bestuur van de Nederlandsche Bank, Afdeling Facilitair Management De heer W.W.R. van den Broek Postbus AB AMSTERDAM Locatie: Adres: Westeinde 1 Postcode: 1017 ZN Plaats: te Amsterdam Onderwerp: Ontwerpbeschikking ingevolge artikel 2.31, van de Wet algemene bepaling omgevingsrecht, voor het ambtshalve wijzigen van de Omgevingsvergunning van De Nederlandsche Bank N.V, met het kenmerk BWT , op het adres Westeinde 1 te Amsterdam. Datum: 23 juni 2016 Dit document betreft een ontwerp van een beschikking ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO).Van dit ontwerp zal, in ieder geval, ook kennis worden gegeven op de website van de gemeente Amsterdam.

2 Zaak Inhoudsopgave 1 PROCEDUREEL AANLEIDING AMBTSHALVE WIJZING INGEVOLGE ARTIKEL 2.31 WABO BEVOEGD GEZAG VERGUNNINGPLICHTIGE INRICHTING VOORBEREIDINGSPROCEDURE TER INZAGE LEGGING ZIENSWIJZEN SAMENHANG MET OVERIGE WET- EN REGELGEVING TOETSINGSKADER MILIEU TOETSING AAN HET BELANG VAN DE BESCHERMING VAN HET MILIEU INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN MILIEU VERZOEK CONCLUSIE BESLUIT ALGEMEEN BEZWAAR ONDERTEKENING AFSCHRIFT... 6 BIJLAGE 1: VOORSCHRIFTEN... 7

3 Zaak PROCEDUREEL 1.1 Aanleiding ambtshalve wijzing ingevolge artikel 2.31 Wabo Op 2 september 2013 is een vergunning met het kenmerk BWT aan de Nederlandsche Bank N.V. verleend door het bevoegd gezag. U verzoekt om enkele voorschriften uit verleende vergunning van De Nederlandsche Bank N.V, met het kenmerk BWT , te wijzigen. Daarnaast verzoekt u ook om de aanvraag datum uit de verleende vergunning van de Nederlandsche Bank N.V. te rectificeren omdat het onjuist is. U heeft door de onduidelijke correspondentie tussen De Nederlandsche Bank N.V. en het bevoegd gezag onbedoeld niet tijdig gereageerd op de publicatie van de vigerende vergunning. Met betrekking tot uw verzoek hebben wij diverse gesprekken en mailwisseling gehad. Op 30 mei 2016 en 15 juni 2016 zijn wij gezamenlijk overeengekomen over de nog te wijzigen voorschriften. Wij zijn van oordeel dat uw verzoek voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. Uw verzoek is dan ook in behandeling genomen. Huidige vergunning situatie De Nederlandsche Bank N.V. heeft een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning tot: de revisie van de omgevingsvergunning in verband met verandering van de inrichting (als bedoeld in art. 2.1, lid 1, onder e, sub 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht). Het bevoegd gezag heeft op 2 september 2013 het besluit (revisievergunning) omgevingsvergunning met het kenmerk BWT verleend. 1.2 Bevoegd gezag Burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam zijn bevoegd gezag voor de inrichting. Dit volgt uit artikel 2.4 van de Wabo. Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid gemandateerd aan de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. Op grond hiervan zijn wij het bevoegd gezag om de integrale omgevingsvergunning te verlenen of (gedeeltelijk) te weigeren. Daarom moeten wij er procedureel en inhoudelijk voor zorgen dat in ons besluit alle aspecten aan de orde komen met betrekking tot de fysieke leefomgeving, zoals ruimte, milieu, natuur en aspecten met betrekking tot bouwen, monumenten en brandveiligheid. Verder moeten wij er zorg voor dragen dat de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften op elkaar zijn afgestemd. 1.3 Vergunningplichtige inrichting In onderdeel B en C van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor) wordt aangegeven welke inrichtingen vergunningplichtig zijn. De inrichting waarvoor vergunning, met het kenmerk BWT , verleend is ingevolge artikel 2.1 tweede lid van het Bor is vergunningplichtig. De activiteiten van de inrichting zijn genoemd in het Bor, Bijlage I onderdeel C categorie 5.4 lid c. Daarnaast betreft het niet een inrichting waartoe een IPPC-installatie behoort en / of waarop het Besluit risico's zware ongevallen 1999 van toepassing is.

4 Zaak Voorbereidingsprocedure De verleende vergunning van 2 september 2013 met het kenmerk BWT is tot stand gekomen met toepassing van de uitgebreide procedure uit paragraaf 3.3 van de Wabo. Daarom gelden delen uit deze paragraaf ook voor de wijzigingsprocedure. Derhalve is op deze beschikking ex artikel 3.15, lid 1 en 3 Wabo, de uitgebreide voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van toepassing. 1.5 Ter inzage legging Deze ontwerpbeschikking is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.3 van de Wabo. Gelet hierop zijn wij niet verplicht om van de aanvraag kennis te geven in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op andere geschikte wijze, tenzij bij de voorbereiding van de beslissing op de aanvraag een milieueffectrapport (MER) moet worden gemaakt. Nu deze uitzonderingsgrond zich niet voordoet publiceren wij de beschikking (kennisgeving van de aanvraag) digitaal op de website Zienswijzen PM. Hier komt in het definitieve besluit onze reactie op eventuele ontvangen zienswijzen te staan. 1.7 Samenhang met overige wet- en regelgeving Activiteitenbesluit milieubeheer In het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) zijn voor bepaalde activiteiten die binnen inrichtingen plaats kunnen vinden, algemene regels opgenomen. Deze regels zijn direct werkend en mogen niet in de omgevingsvergunning worden opgenomen. In bijlage I, onderdelen B en C van het Besluit omgevingsrecht (Bor) wordt aangegeven of voor een inrichting een vergunningplicht geldt. Op 1 januari 2013 is het Activiteitenbesluit gewijzigd en kan sindsdien ook op inrichtingen met een IPPCinstallatie het Activiteitenbesluit van toepassing zijn. Op type C inrichtingen, die vergunningplichtig zijn, kunnen bepaalde artikelen uit het Activiteitenbesluit van toepassing zijn. Dit betekent dat bepaalde voorschriften uit het Activiteitenbesluit en de bijbehorende Activiteitenregeling een rechtstreekse werking hebben en niet in de vergunning mogen worden opgenomen. De inrichting waarvoor vergunning is verleend en ambtshalve wordt aangepast, wordt aangemerkt als een type C inrichting. 2 TOETSINGSKADER MILIEU 2.1 Toetsing aan het belang van de bescherming van het milieu Voor het ambtshalve wijzigen van de voorschriften omschrijft de Wabo in artikel 2.31 tweede lid onder b het toetsingskader. Het toetsingskader betreft voor zover dit in het belang van de bescherming van het milieu is. Bij de beoordeling op milieuhygiënische aspecten is rekening gehouden met de beleidsuitgangspunten en met de geldende richtwaarden (voor zover van toepassing).

5 Zaak INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN MILIEU 3.1 Verzoek Uw verzoek is om de volgende voorschriften te wijzigen: - A. Bodem. Voorschriften A3 en A4, o Omdat Inspectie bodembeschermende voorziening AS SIKB 6700 van kracht is. - B. Geluid. Voorschriften B1, B2 en B3, o Omdat de geluidsvoorschriften afwijken ten opzichte van Algemene regels uit Hoofdstuk 2 activiteit geluid uit het Activiteitenbesluit. - C. Lucht. Voorschriften C1 en C2, o Omdat de voorschriften niet concreet zijn met betrekking tot aanwezige stoffen. - E. Milieuzorg, voorschrift E1. Milieuzorgfunctionaris. o Omdat binnen de organisatie niet een persoon maar een afdeling verantwoordelijk is voor de milieuzaken. Uit de beoordeling is gebleken dat: - Voorschriften A3 en A4 worden niet gewijzigd omdat de voorschriften betrekking hebben tot bestaande bodembeschermende voorziening. In de vigerende vergunning wordt geen rekening gehouden voor het aanbrengen en inspecteren van nieuwe bodembeschermende voorziening. Voor deze situaties worden 2 nieuwe voorschriften met betrekking tot aanbrengen en inspecteren van bodembeschermende voorziening toegevoegd. - Voorschrift B1 en B3 komen te vervallen omdat de meetpunten niet concreet zijn benoemd. Twee nieuwe voorschriften worden toegevoegd waarin de locaties/meetpunten zijn opgenomen voor geluidsmetingen. - Voorschrift C1 en C2 worden niet gewijzigd. Binnen de inrichting vinden activiteiten plaats waar schadelijke stoffen vrij (kunnen) komen. - Voorschrift E1 komt te vervallen omdat De Nederlandsche Bank N.V vrij is om te organiseren op welke wijze interne verantwoordelijkheden worden georganiseerd. - Datum van de aanvraag met het kenmerk BWT te rectificeren. Uit ons beoordeling is gebleken dat de aanvraag datum abusievelijk 29 oktober 2013 in de vigerende vergunning is opgenomen. 3.2 Conclusie Onze conclusie luidt dat de voorschriftenwijzigingen en de wijziging van de aanvraag datum uit de vigerende vergunning van de Nederlandsche Bank N.V. met het kenmerk BWT van 2 september 2013, geen nadelige milieueffecten hebben en hiermee gelijkwaardig milieubeschermende karakter kunnen worden behouden dan wel voldoende beperkt. Dit wil zeggen dat: - De voorschriften A3, A4, C1 en C2 uit de vigerende vergunning niet worden aangepast en van kracht blijven, - De voorschriften B1, B3 en E1 komen te vervallen, - De aanvraagdatum 29 oktober 2013 uit de vigerende vergunning wordt gerectificeerd met de juiste aanvraagdatum 29 oktober Daarom wordt de aangewezen voorschriften uit de vigerende vergunning van de Nederlandsche Bank N.V, met het kenmerk BWT van 2 september 2013, ambtshalve aangepast. De overige voorschriften uit de vigerende vergunning met het kenmerk BWT van 2 september 2013 blijven van kracht.

6 Zaak BESLUIT 4.1 Algemeen Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam besluit aan de hiervoor genoemde inrichting met de vigerende omgevingsvergunning, met het kenmerk BWT van 2 september,, als bedoeld in artikel 2.31, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo): I. Een (ambtshalve) omgevingsvergunning te verlenen voor het in werking hebben van De Nederlandsche Bank N.V., gelegen aan de Westeinde 1 te Amsterdam, II. De aanvraagdatum uit vigerende omgevingsvergunning van De Nederlandsche Bank N.V te rectificeren met de juiste aanvraagdatum 29 oktober 2012, III. De volgende voorschriften uit uw vigerende omgevingsvergunning te laten vervallen en eventueel te vervangen, namelijk: B. Geluid voorschriften B1, B2 en B3 komen te vervallen en daarvoor in de plaats komen de voorschriften B.1a, B.2b en B.3c, E. Milieuzorg, voorschrift 1. Milieuzorgfunctionaris te laten vervallen. IV. De volgende voorschriften; A.6 en A.7 te verbinden die nodig zijn met het oog op het belang dat voor de hierboven genoemde activiteiten welke is aangegeven in 2.4 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 4.2 Bezwaar PM. Hier komt in het definitieve besluit de bezwaar of beroepsclausule te staan. 4.3 Ondertekening voor deze, Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, namens deze, de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, voor deze, Mevrouw A.M. Hopman Teammanager Vergunningverlening, Team Branches B Dit document is digitaal vastgesteld. Een fysieke of ingescande handtekening is daarom niet nodig. Meer informatie: Afschrift De Nederlandsche Bank N.V Finance, beveiliging en Services, Facilitair management Vastgoed & Compliance Mevrouw S.Y. Andringa s.y.andringa@dnb.nl

7 Zaak BIJLAGE 1: VOORSCHRIFTEN Aan de omgevingsvergunning zijn verschillende voorschriften verbonden. Onderstaande voorschriften maken deel uit van vigerende omgevingsvergunning met het kenmerk BWT van 2 september A. Bodem 6. Nieuwe vloeistofdichte voorzieningen (na het van kracht worden van deze vergunning) worden aangelegd overeenkomstig inspectie en controle vloeistofdichte voorziening (AS SIKB 6700), waarvoor een Verklaring Vloeistofdichte Voorziening moet worden aangetoond. 7 Vloeistofdichte voorzieningen (aangelegd na het van kracht worden van deze vergunning) worden geïnspecteerd overeenkomstig inspectie en controle vloeistofdichte voorziening (AS SIKB 6700), waarvoor een Verklaring Vloeistofdichte Voorziening moet worden aangetoond. B. Geluid 1.a. Voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, geldt dat de niveaus op de in tabel 1a genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden: 7 7 LAr, LT op de gevel van gevoelige gebouwen 07:00 19:00 uur 19:00 23:00 uur 23:00 07:00 uur 50 db(a) 45 db(a) 40 db(a) LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen 70 db(a) 65 db(a) 60 db(a) Tabel 1.a het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) en het maximaal geluidsniveau Lamax. 2.b. de in de periode tussen en uur in tabel 2.17a opgenomen maximale geluidsniveaus LAmax niet van toepassing zijn op laad- en losactiviteiten. 3.c. de in tabel 1.a aangegeven waarden binnen in gevoelige gebouwen niet gelden indien de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen.