Onteigening in de gemeenten Pijnacker-Nootdorp, Berkel en Rodenrijs, en Zoetermeer

Transcriptie

1 VW Onteigening in de gemeenten Pijnacker-Nootdorp, Berkel en Rodenrijs, en Zoetermeer AanlegN470-Oost Besluit van 24 december 2002, nr houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Beschikken bij dit besluit op het verzoek van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 16 mei 2002, kenmerk DEV/2002/3608, tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ingevolge artikel 72a van de onteigeningswet ten behoeve van de aanleg van de provinciale weg N470-Oost vanaf de aansluiting op de N470-Zuid (km ) in de gemeente Pijnacker-Nootdorp, tot en met de gedeeltelijk te reconstrueren Oostweg (km ) in de gemeente Zoetermeer, alsmede de aanleg van de parallelweg tussen de Kleihoogt en de Pastoor Verburghweg, de rotonde Noordeindseweg, en het fietspad F228 tussen de Strikkade in de gemeente Pijnacker-Nootdorp en de Berkelseweg in de gemeente Zoetermeer, met bijkomende werken, in de gemeenten Pijnacker-Nootdorp, Berkel en Rodenrijs en Zoetermeer. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat heeft de beslissing op het verzoek voorgedragen bij brief van 21 november 2002, nr. HKW/R 2002/9990, Hoofdkantoor van de Waterstaat, Stafdienst Bestuurlijk Juridische Zaken. Overeenkomstig artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht hebben de in artikel 63 van de onteigeningswet genoemde stukken in de periode van maandag 17 juni 2002 tot en met dinsdag 19 juli 2002 in de gemeenten Pijnacker-Nootdorp, Berkel en Rodenrijs en Zoetermeer ter inzage gelegen. Voorafgaand daaraan is de terinzagelegging overeenkomstig artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht aangekondigd in de Staatscourant van 12 juni 2002, nr.109, in de Heraut, in de SD- Streekblad en in de Telstar, editie Pijnacker, alle van 12 juni Belanghebbenden zijn hierbij uitgenodigd voor een hoorzitting in de gemeente Pijnacker-Nootdorp op dinsdag 16 juli In genoemde kennisgeving zijn belanghebbenden voorts op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot het naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren brengen van zienswijzen. De volgende belanghebbenden hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. 1. ir. T.T.M. Groot namens het Ministerie van Defensie, zakelijk gerechtigde ten aanzien van de onroerende zaken met de grondplannummers 1,4 en De heer E.D.J. Westmaas namens de heer W.N. Dijkshoorn, eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 79, 80, 81, 82, 572, 574 en De heer M. de Koe namens de heer T. Vollebrecht, eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 50, 51, 52, 53, 54, 55, 57, 58, 59, 542, 544, 546, 548, 550, 552, 554, 556, en De heer D. de Keijzer, eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 15, 16 en Mevrouw W.L. van Leeuwen- Lievaart, eigenaresse van de onroerende zaken met de grondplannummers 17 en De heer P.A.M. Ruigrok, eigenaar van de onroerende zaak met het grondplannummer 49, alsmede de heer De Lotto, partner in maatschap met de heer Ruigrok. Overwegingen Ingevolge artikel 72a van de onteigeningswet kan, zonder voorafgaande verklaring bij de wet dat het algemeen nut onteigening vordert, onteigening plaatsvinden onder meer ten behoeve van de aanleg en verbetering van wegen. Minnelijk overleg. Diverse reclamanten hebben zienswijzen kenbaar gemaakt over het minnelijk overleg zoals dat met de verzoeker om onteigening is gevoerd en over de in dat overleg aangeboden hoogte van de schadeloosstelling. Hieromtrent wordt in algemene zin het volgende overwogen. De onteigening moet worden gezien als een ultimum remedium, waarbij de eis geldt dat ten opzichte van de burger eerst naar dit middel (het starten van de administratieve onteigeningsprocedure) kan en mag worden gegrepen, indien langs minnelijke weg redelijkerwijs niet of niet in de gewenste vorm overeenstemming kan worden bereikt. Daarbij geldt, dat in de procedure op grond van Titel IIa van de onteigeningswet in het algemeen genoegzaam aan deze eis is voldaan, indien voor de terinzagelegging van de onteigeningsbescheiden een aanvang met het minnelijk overleg is gemaakt. Dit overleg dient tot op een redelijk punt te worden voortgezet alvorens, na gebleken noodzaak daartoe, de administratieve procedure kan worden ingezet. Daarbij is het wenselijk doch niet noodzakelijk, dat ten tijde van de tervisielegging van de onteigeningsbescheiden reeds een formeel bod is uitgebracht. Voldoende is, dat sprake is geweest van een redelijke doch vruchteloos gebleken poging om hetgeen onteigend moet worden langs minnelijke weg te verwerven. In dat verband kan ook zonder dat een formeel bod is uitgebracht genoegzaam komen vast te staan dat de verwerving langs minnelijke weg vooralsnog niet tot de mogelijkheden behoort. Gebleken is, dat de verzoeker om onteigening vanaf medio 2001 minnelijk overleg voert met de betrokken belanghebbenden en voorts dat deze de belanghebbenden tenminste één maal een bod op de benodigde gronden heeft voorgelegd. Ingevolge artikel 40 van de onteigeningswet vormt de schadeloosstelling een volledige vergoeding voor alle schade die de eigenaar rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van zijn onroerende zaak lijdt. De hoogte daarvan staat in het kader van onderhavige administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling, maar Uit: Staatscourant 10 februari 2003, nr. 28 / pag. 17 1

2 komt, bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming, in het kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure aan de orde. Reclamante sub 1. Reclamante geeft aan, dat in diverse betrokken onroerende zaken een bij het Ministerie van Defensie in gebruik zijnde ondergrondse brandstofleiding is gelegen, waarvoor een zakelijk recht als bedoeld in artikel 5, lid 3, sub b van de Privaatrecht is gevestigd. Het is voor reclamante niet acceptabel, dat deze rechten door de voorliggende onteigening zouden komen te vervallen met alle mogelijke consequenties voor het (voortgezet) gebruik van deze leiding. Met betrekking tot deze zienswijzen van reclamante wordt vooreerst opgemerkt, dat de onteigeningswet niet verplicht tot de door reclamante gewenste (her)vestiging van zakelijke rechten ten behoeve van aanwezige leidingen. Teneinde de noodzaak van onteigening van bedoelde rechten te kunnen vaststellen, is de verzoeker om onteigening gehouden om minnelijk overleg te voeren met belanghebbende over de eventuele (terzijdestelling van) belemmeringen die de aanwezigheid van de zakelijke rechten (kunnen) opwerpen voor de aanleg en instandhouding van het werk. In de gevallen waarin dergelijke belemmeringen redelijkerwijs aanwezig moeten worden geacht, is de noodzaak van onteigening van genoemde zakelijke rechten aanwezig. Voorts wordt met betrekking tot de 12 pijpleiding en de daartoe gevestigde zakelijke rechten van reclamante het volgende opgemerkt. Bedoelde leiding ligt in het toekomstige tracé van de fietstunnel Tolhek en de rotonde Tolhekplein. Specifiek doorsnijdt de leiding de toekomstige rotonde nagenoeg door het midden en zal vanwege de bij de uitvoering optredende zettingen dienen te worden beschermd ofwel moeten worden verplaatst. Door de grootte van de rotonde, te weten vier rijstroken, en de huidige locatie van de leiding is een ontlastconstructie die de veiligheid van zowel de leiding als de rotonde garandeert alleen tegen zeer hoge kosten te realiseren. Voorts is het alignement van de fietstunnel Tolhek dusdanig, dat deze niet kan worden gerealiseerd zonder de leiding te verplaatsten. In het algemeen geldt bovendien, dat het plaatsen van een leiding onder een rotonde grotere risico s voor de verstoring van de transportmodaliteiten met zich brengt dan een haakse kruising met een ander wegdeel. Verplaatsing van deze leiding is derhalve gelet op het vorenstaande noodzakelijk. Met betrekking tot het reeds tussen de verzoeker om onteigening en belanghebbende gevoerde minnelijk overleg wordt het volgende opgemerkt. Beide partijen voeren vanaf eind 1999 overleg over de ligging van de kabels en leidingen van reclamante, alsmede over de consequenties van realisatie van het onderhavige werk voor de aanwezige nutsvoorzieningen en de hiermee gepaard gaande verleggingen. De verzoeker om onteigening heeft voorts aangegeven, dat hervestiging van de betrokken rechten van reclamante in het minnelijk overleg tussen beide partijen aan de orde is, waarbij overigens wordt aangetekend dat tevens het instrument van de vergunningverlening wordt bezien. Hierbij is een andere invulling nodig van de relatie van reclamante als beperkt gerechtigde met de toekomstig eigenaar van de betrokken onroerende zaken (provincie Zuid-Holland). Vanwege verzoeker om onteigening is medegedeeld dat hieromtrent met reclamante overeenstemming is bereikt. Reclamant sub 2. Reclamant brengt naar voren, dat de ter onteigening aan te wijzen gronden onmisbaar zijn voor de bedrijfsuitoefening van zijn bedrijf. Hierbij geeft hij aan, dat hij een paardenpension exploiteert en bedoelde gronden gebruikt als uitloopterrein en oefenterrein voor de paarden van cliënten van de heer Dijkshoorn. Zonder hiervoor in de directe omgeving voldoende gronden beschikbaar te hebben, kan reclamant zijn bedrijf niet langer uitoefenen. Met betrekking tot deze zienswijze van reclamant wordt het volgende opgemerkt. Ingevolge artikel 40 van de onteigeningswet vormt de schadeloosstelling een volledige vergoeding voor alle schade die de eigenaar rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van zijn onroerende zaak lijdt. De hoogte van de schadeloosstelling staat in het kader van de onderhavige administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling, maar komt bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming in het kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure aan de orde. De onteigeningswet verplicht de verzoeker om onteigening niet tot schadeloosstelling in de vorm van herhuisvesting, compensatiegronden voor bedrijfsvoeringen of een oplossing anderszins. Zienswijzen waarin reclamanten een wens tot schadeloosstelling in een andere vorm dan geld kenbaar maken, overstijgen de mogelijkheden welke de onteigeningswet biedt om binnen redelijke termijn te komen tot minnelijke overeenstemming. Mogelijkheden tot schadeloosstelling in deze zin zullen in der minne en veelal in samenwerking met andere overheden, alsmede met particuliere eigenaren van gronden bezien moeten worden. Alhoewel dergelijke zienswijzen in het verlengde van bovenstaande in de onderhavige administratieve onteigeningsprocedure niet zelfstandig beoordeeld worden, komen zij in onderhavige procedure wel in het kader van de toetsing van het minnelijke overleg aan de orde. De noodzaak van de onteigening is immers mede afhankelijk van de wijze waarop dat minnelijk overleg is en zal verlopen. Naast bovenstaande is voorts de beschikbaarheid van gronden die ter compensatie aangeboden kunnen worden schaars en is de verzoeker om onteigening bovendien door meerdere rechthebbenden verzocht om vervangende bedrijfsruimte aan te bieden. Tevens is de verzoeker om onteigening gehouden aan haar eigen, op de urgentie van de aanleg van het werk toegespitste, planning. Nadrukkelijk zij vermeld, dat de verzoeker om onteigening de verzoeken tracht in te willigen. Gebleken is, dat genoemde bedrijfsvoering van reclamant bestaat uit een veehouderijbedrijf met circa twaalf vleeskoeien en een kleine manege met circa twintig paardenboxen. Hiertoe heeft hij een hoeve met opstallen alsmede op een afstand van ongeveer een kilometer hiervan verwijderd een oppervlakte van circa 3,5ha bedrijfsgronden. Van laatstgenoemde gronden is circa 1ha 1a 2ca noodzakelijk voor de aanleg van het werk. Met betrekking tot het reeds tussen de verzoeker om onteigening en Uit: Staatscourant 10 februari 2003, nr. 28 / pag. 17 2

3 belanghebbende gevoerde minnelijk overleg wordt het volgende opgemerkt. Reclamant heeft aangegeven, dat hij graag compenserende bedrijfsgronden krijgt aangeboden die op redelijke afstand van de hoeve zijn gelegen. Tijdens de onderhavige administratieve onteigeningsprocedure heeft reclamant hieraan toegevoegd, dat door het verlies van zijn gronden een ernstige bedreiging voor zijn bedrijfsvoering ontstaat. Nadien is door deze meer specifiek aangegeven, dat liquidatie van zijn bedrijf voor zover het de manege en paardenboxen betreft aan de orde is. De verzoeker om onteigening kan zich niet vinden in het uitgangspunt van reclamant dat liquidatie van (een deel van) zijn bedrijfsvoering door de onderhavige onteigeningsprocedure aan de orde is. Deze heeft aangegeven, dat de manege met uitloop met enige aanpassing volledig in stand kan blijven omdat de uitloopmogelijkheden op de resterende gronden nog uitstekend mogelijk is. Voorts is de verzoeker om onteigening gebleken, dat in de nabijheid van de manege van reclamant niet goed compenserende bedrijfsgronden beschikbaar zijn te krijgen, onder meer door de realisatie van het natuurproject de Groenblauwe Slinger aldaar. De verzoeker om onteigening heeft reclamant op basis van het voortbestaan van de bedrijfsvoering op 26 april 2002 een aanbieding gedaan. Nadien is het door reclamant uitgebrachte taxatierapport van de betrokken eigendommen voor deze aanleiding geweest om de gevolgen van de onderhavige onteigening voor hem nader aan de orde te stellen. Dit onderzoek heeft de verzoeker om onteigening geen aanleiding gegeven om de uitgangspunten van de schadeloosstelling te wijzigen. Bovenstaande in ogenschouw nemende, kon in redelijkheid met de administratieve onteigeningsprocedure een aanvang worden genomen, nu is gebleken dat de verzoeker om onteigening voldoende doch vruchteloze pogingen heeft ondernomen om met reclamant tot overeenstemming te komen. Het overleg met reclamant gaat door. Dit overleg, danwel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming aan de gerechtelijke procedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. Reclamant sub 3. Reclamant brengt naar voren, dat zijns inziens de voorgenomen maatregelen van landschappelijke inpassing tot een extra ruimtebeslag leiden. Hij verzoekt om deze benodigde gronden buiten de onteigening te laten. Met betrekking tot deze zienswijze van reclamant wordt het volgende opgemerkt. Bij toepassing van Titel IIa van de onteigeningswet kunnen alleen gronden ter onteigening worden aangewezen die daadwerkelijk nodig zijn voor de aanleg van de infrastructuur. De van reclamant in de onderhavige plannen van het werk en van onteigening opgenomen gronden zijn hiervoor benodigd. Meer specifiek zijn deze gronden benodigd voor de aanleg van een werkterrein ten behoeve van de bouw van de kunstwerken 10a en 10b. Voorts heeft reclamant sub 3 bezwaar tegen de aanleg van een landbouwtunnel ter hoogte van zijn eigendommen. Hij geeft hierbij aan, dat de aanleg van deze tunnel door het opzetten van een grondruil in zijn geheel kan komen te vervallen. Zodoende is een aanzienlijk deel van zijn betrokken gronden niet langer nodig. Vooreerst wordt met betrekking tot deze zienswijze van reclamant het volgende opgemerkt. Voorzover deze handelt over de noodzaak van het werk en de keuze tussen bestaande alternatieven wordt overwogen dat zij in hoofdzaak planologisch van aard is en dientengevolge in de procedures op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening aan bod dient te komen. Verwezen kan worden naar hetgeen hieromtrent onder Overige overwegingen wordt overwogen. Voorts wordt nog het volgende opgemerkt. De landbouwtunnel is ruim 4,0 meter hoog en is voor reguliere landbouwwerktuigen goed begaanbaar en bereikbaar. Deze is voorts bedoeld voor de ontsluiting van enige aldaar gesitueerde achterliggende percelen grasland van een tweetal veehouderijbedrijven, waaronder het bedrijf van reclamant. Voor reclamant is genoemde tunnel overigens eveneens noodzakelijk omdat de bedoelde percelen niet zijn ontsloten op de openbare weg. Volgens reclamant sub 3 voorziet voorts het onderhavige plan van het werk onvoldoende in een goede ontwatering en afwatering van zijn achterliggende landbouwpercelen. De aanleg van het werk heeft tot gevolg dat de waterhuishoudkundige structuur in het gebied wordt onderbroken. Het onderhavige plan van het werk voorziet in een goede instandhouding van deze huishouding door onder meer de aanleg van nieuwe watergangen en duikers ter hoogte van de eigendommen van reclamant. Voorts wordt de instandhouding van de waterhuishouding gedurende de werkzaamheden door de verzoeker om onteigening gegarandeerd. Tot slot ageert reclamant sub 3 tegen het minnelijk overleg zoals dat met hem is gevoerd en meer specifiek tegen de wijze waarop zijn verzoek om te komen tot een grondruil is behandeld. Met betrekking tot deze zienswijze wordt vooreerst verwezen naar hetgeen onder Minnelijk overleg wordt overwogen. Voorts wordt met betrekking tot de wens om te komen tot een grondruil (vervangende gronden) verwezen naar hetgeen ten aanzien van reclamant sub 2 wordt overwogen. In het minnelijk overleg tussen de verzoeker om onteigening en reclamant heeft laatstgenoemde in een vroegtijdig stadium aangegeven dat hij alleen in overleg wil treden over een schadeloosstelling op basis van compenserende bedrijfsgronden. Na diverse gestrande pogingen van de verzoeker om onteigening, hebben beide partijen op 5 februari 2002 minnelijk overleg gevoerd. Vervolgens heeft de verzoeker om onteigening de door reclamant geuite wens als niet te realiseren bestempeld. Gebleken is, dat in de nabijheid van de gronden van reclamant niet goed compenserende bedrijfsgronden beschikbaar zijn te krijgen, onder meer door de realisatie van het natuurproject de Groenblauwe Slinger aldaar. Op 15 juli 2002 is door derzoeker om onteigening een bod uitgebracht op de benodigde gronden, waarna op 7 augustus 2002 en 4 oktober 2002 tussen beide partijen overleg is gevoerd. Door de verzoeker om onteigening is tevens gewezen op de mogelijkheid van aankoop van het gehele bedrijf op basis van verplaatsing daarvan. Tevens heeft deze aan- Uit: Staatscourant 10 februari 2003, nr. 28 / pag. 17 3

4 geboden om de van reclamant benodigde gronden voor de aanleg van een werkterrein te willen huren voor de duur van de werkzaamheden. Bovenstaande in ogenschouw nemende, kon in redelijkheid met de administratieve onteigeningsprocedure een aanvang worden genomen, nu is gebleken dat de verzoeker om onteigening voldoende doch vruchteloze pogingen heeft ondernomen om met reclamant tot overeenstemming te komen. Het overleg met reclamant gaat door. Dit overleg, danwel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming aan de gerechtelijke procedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. Reclamant sub 4. Reclamant brengt verder naar voren, dat de begrenzingen van het plan van het werk zijns inziens niet overeenkomen met die van het bestemmingsplan N470-oost. Meer specifiek wijst hij op de situering van het fietspad ten noorden van de provinciale weg. Ten aanzien van deze zienswijze wordt opgemerkt, dat het fietspad waar reclamant op doelt geen onderdeel uitmaakt van de onderhavige plannen van het werk en van onteigening. Deze zienswijze kan derhalve in het kader van de onderhavige administratieve onteigeningsprocedure niet aan de orde komen. Tot slot geeft reclamant sub 4 aan, dat zijns inziens door de verzoeker om onteigening niet is voldaan aan de eis dat er (voldoende) minnelijk onderhandeld moet zijn volgens de uitgangspunten van de onteigeningswet. Tevens brengt hij naar voren, dat de hem aangeboden schadeloosstelling te laag is. Met betrekking tot deze zienswijzen wordt vooreerst verwezen naar hetgeen hieromtrent onder Minnelijk overleg wordt overwogen. Met betrekking tot het reeds tussen de verzoeker om onteigening en belanghebbende gevoerde minnelijk overleg wordt voorts het volgende opgemerkt. Op 20 juni 2001 hebben beide partijen, overigens in aanwezigheid van reclamante sub 5, een verkennend overleg gevoerd. In een volgend overleg op 19 december 2001 heeft reclamant in het overleg vooral de mogelijkheden van compensatiegrond, planologische mogelijkheden voor het bouwen van een loods en woonhuis, daartoe te doorlopen procedures en dergelijke aan de orde gesteld. De verzoeker om onteigening heeft nadien aangegeven, dat zij geen vervangende gronden in de directe nabijheid van de eigendommen van reclamant beschikbaar heeft. Voorts is door deze gewezen op de mogelijkheid van huur van de gronden die benodigd zijn voor de aanleg van een tijdelijk werkterrein. Op 15 mei 2002 heeft de verzoeker om onteigening een bod uitgebracht, dat, na overleg tussen partijen op 13 september 2002, voor reclamant aanleiding vormde om een tegenbod uit te brengen. Bovenstaande in ogenschouw nemende, kon in redelijkheid met de administratieve onteigeningsprocedure een aanvang worden genomen, nu is gebleken dat de verzoeker om onteigening voldoende doch vruchteloze pogingen heeft ondernomen om met reclamant tot overeenstemming te komen. Het overleg met reclamant gaat door. Dit overleg, dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming aan de gerechtelijke procedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. Reclamante sub 5. Reclamante brengt verder naar voren, dat de begrenzingen van het plan van het werk haar inziens niet overeenkomen met die van het bestemmingsplan N470-oost. Meer specifiek wijst zij op de situering van het fietspad ten noorden van de provinciale weg. Met betrekking tot deze zienswijze wordt verwezen naar hetgeen hieromtrent ten aanzien van reclamant sub 4 wordt overwogen. Tot slot geeft reclamante sub 5 aan, dat haar inziens door de verzoeker om onteigening niet is voldaan aan de eis dat er (voldoende) minnelijk onderhandeld moet zijn volgens de uitgangspunten van de onteigeningswet. Tevens brengt zij naar voren, dat de haar aangeboden schadeloosstelling te laag is. Met betrekking tot deze zienswijzen wordt vooreerst verwezen naar hetgeen hieromtrent onder Minnelijk overleg wordt overwogen. Met betrekking tot het reeds tussen de verzoeker om onteigening en belanghebbende gevoerde minnelijk overleg wordt voorts het volgende opgemerkt. Op 20 juni 2001 hebben beide partijen, overigens in aanwezigheid van reclamant sub 4, een verkennend overleg gevoerd. Op 19 december 2001 heeft er overleg plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van verzoeker om onteigening, de heer De Keijzer en een tweetal adviseurs. In dit overleg zijn voornamelijk de vragen van de adviseurs aan de orde gekomen. Dit betreft vooral de mogelijkheden van compensatiegrond, te doorlopen procedures en dergelijke. Op 15 mei 2002 heeft de verzoeker om onteigening een schriftelijk bod uitgebracht. Vervolgens heeft de verzoeker om onteigening op 22 juli 2002 een brief van de heer Reinders ontvangen waarin deze aangeeft in het vervolg als adviseur van reclamante op te treden. Recent heeft op 29 augustus 2002 overleg plaatsgevonden tussen partijen. Bovenstaande in ogenschouw nemende, kon in redelijkheid met de administratieve onteigeningsprocedure een aanvang worden genomen, nu is gebleken dat de verzoeker om onteigening voldoende doch vruchteloze pogingen heeft ondernomen om met reclamante tot overeenstemming te komen. Het overleg met reclamante gaat door. Dit overleg, dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming aan de gerechtelijke procedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. Reclamanten sub 6. De heer Ruigrok is eigenaar van de gronden die begrepen zijn onder grondplannummer 49. Hij vormt naar eigen zeggen tezamen met de heer De Lotto een maatschap. Beiden exploiteren een kleinschalige ecologische veehouderij annex kaasmakerij. Volgens reclamanten dient in het plan van het werk tevens een veetunnel te worden opgenomen. De voorziene landbouwtunnel, die dient ter ontsluiting van genoemd bedrijf, wordt door hen te smal geacht om er een koppel koeien naast elkaar doorheen te laten lopen. In dit verband merken zij op, Uit: Staatscourant 10 februari 2003, nr. 28 / pag. 17 4

5 dat thans het halen en brengen van de koeien ten behoeve van het melken maar vijf minuten in beslag neemt en dit in de nieuwe situatie tweemaal per dag met de koeien een kilometer omlopen zal vergen. Tot slot hebben reclamanten sub 6 hun bedenkingen over de hoogte van de aangeboden schadeloosstelling. Voorzover de eerstgenoemde zienswijze van reclamanten handelt over de noodzaak van het werk en de keuze tussen bestaande alternatieven wordt overwogen dat zij in hoofdzaak planologisch van aard is en dientengevolge in de procedures op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening aan bod dient te komen. Verwezen kan worden naar hetgeen hieromtrent onder Overige overwegingen wordt overwogen. Genoemde landbouwtunnel is bedoeld voor de ontsluiting van enige aldaar gesitueerde achterliggende percelen grasland van een tweetal veehouderijbedrijven, waaronder het bedrijf van reclamanten. Door deze tunnel wordt de exploitatie van het bedrijf van reclamanten gewaarborgd en moet deze geschikt worden geacht voor regulier gebruik door de veehouderijen. De extra af te leggen afstand om de achterliggende percelen te bereiken bedraagt circa 550 meter. De hiermee gepaard gaande kosten voor reclamanten zullen in de schadeloosstelling tot uitdrukking komen. Ingevolge artikel 40 van de onteigeningswet vormt de schadeloosstelling een volledige vergoeding voor alle schade die de eigenaar rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van zijn onroerende zaak lijdt. De hoogte daarvan staat in het kader van onderhavige administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling, maar komt, bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming, in het kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure aan de orde. Overige overwegingen De planologische grondslag voor het te maken werk in de gemeenten Zoetermeer, Pijnacker-Nootdorp en Berkel en Rodenrijs wordt gevormd door de volgende bestemmingsplannen en vrijstellingsprocedures. Gemeente Pijnacker-Nootdorp De planologische grondslag van het te maken werk in de gemeente Pijnacker-Nootdorp wordt gevormd door de vigerende bestemmingsplannen Delfgauw, Tolhek en Buitengebied (13e herziening). Voorts is een deel van het werk in deze gemeente begrepen in het bestemmingsplan N470, dat door de gemeenteraad van Pijnacker- Nootdorp op 28 februari 2002 is vastgesteld. Op 17 juli 2001 hebben gedeputeerde staten van Zuid-Holland onder nummer DRGG/ARB/01/6201 een specifieke verklaring van geen bezwaar afgegeven ten behoeve van het gebruik van gronden, bouw van gebouwen en het uitvoeren van werken in overeenstemming met het voorontwerpbestemmingsplan N470. Vooruitlopend op de definitieve vaststelling van de in procedure gebrachte bestemmingsplannen wordt de aanleg van de weg mogelijk gemaakt door het verlenen van een vrijstelling ex artikel 19, lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). In dit verband hebben burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp op 2 oktober 2001 vrijstelling van het bestemmingsplan verleend. Voorts is door gedeputeerde staten van Zuid-Holland op 29 juni 2001 een verzoek ingediend om tijdelijk vrijstelling te verlenen ingevolge artikel 17 WRO ten behoeve van de aanleg van de tijdelijke werkterreinen. In dit verband hebben burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp op 2 oktober 2001 tijdelijke vrijstelling van het bestemmingsplan verleend. Gemeente Berkel en Rodenrijs De planologische grondslag voor het te maken werk in de gemeente Berkel en Rodenrijs wordt gevormd door de vigerende bestemmingsplannen Landelijk Gebied en Noordeindseweg. Voorts is een deel van het te maken werk begrepen in de bestemmingsplannen Westpolder / Bolwerk en N470 die door de gemeenteraad van Berkel en Rodenrijs zijn vastgesteld op 4 oktober 2001 respectievelijk 21 februari Op 17 juli 2001 hebben gedeputeerde staten van Zuid-Holland onder nummer DRGG/ARB/01/6200 een specifieke verklaring van geen bezwaar afgegeven ten behoeve van het gebruik van gronden, bouw van gebouwen en het uitvoeren van werken in overeenstemming met het voorontwerpbestemmingsplan N470. Op 1 mei 2001 hebben gedeputeerde staten van Zuid-Holland onder nummer DRGG/ARB/01/2434 een specifieke verklaring van geen bezwaar afgegeven ten behoeve van het gebruik van gronden, de bouw van gebouwen en het uitvoeren van werken in overeenstemming met het voorontwerpbestemmingsplan Westpolder/Bolwerk. Vooruitlopend op de definitieve vaststelling van de in procedure gebrachte bestemmingsplannen wordt de aanleg van de weg mogelijk gemaakt door het verlenen van een vrijstelling ex artikel 19, lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). In dit verband hebben burgemeester en wethouders van Berkel en Rodenrijs op 18 september 2001 vrijstelling van het bestemmingsplan verleend. Voorts is door gedeputeerde staten van Zuid-Holland op 29 juni 2001 een verzoek ingediend om tijdelijk vrijstelling te verlenen ingevolge artikel 17 WRO ten behoeve van de aanleg van de tijdelijke werkterreinen. In dit verband hebben burgemeester en wethouders van Berkel en Rodenrijs op 18 september 2001 tijdelijke vrijstelling van het bestemmingsplan verleend. Gemeente Zoetermeer De planologische grondslag voor het te maken werk in de gemeente Zoetermeer wordt gevormd door het vigerende bestemmingsplan Rokkeveen-Burgemeester Hoekstrapark. In het gebied tussen Delft, Rotterdam en Zoetermeer is de verkeersintensiteit op de regionale wegen in de afgelopen jaren sterk toegenomen. De huidige wegen kunnen deze groei steeds minder aan, met als gevolg een groeiende afname van de leefbaarheid en verkeersveiligheid in dat gebied. Door de voorgenomen en in ontwikkeling zijnde ruimtelijke plannen voor woningbouw en bedrijfsterreinen in het gebied, zal de overlast nog verder toenemen. De aanleg van een nieuwe regionale hoofdverbinding, de N470, tussen Delft en Zoetermeer met een aftakking naar Rotterdam, beoogt de huidige en toekomstige woongebieden te ontsluiten en de bereikbaarheid, leefbaarheid en Uit: Staatscourant 10 februari 2003, nr. 28 / pag. 17 5

6 verkeersveiligheid in het gebied te waarborgen en te verbeteren. De N470 is onderverdeeld in de trajectdelen Oost, West en Zuid die ten zuiden van de bouwlocatie Pijnacker-Zuid bij elkaar komen op het Tolhekplein. Het Tolhekplein en het gedeelte van de N470-Zuid dat de Groenzone (onderdeel van het natuurontwikkelingsproject Groenblauwe Slinger) kruist, vormen tezamen de Klapwijkse Knoop. Voor de N470-Zuid, -West en -Oost worden afzonderlijke onteigeningsprocedures doorlopen. Het moet in het belang van de verbetering van de regionale hoofdinfrastructuur noodzakelijk worden geacht, dat de provincie Zuid- Holland de eigendom verkrijgt van de in dit besluit genoemde onroerende zaken. De door reclamanten naar voren gebrachte zienswijzen worden niet van zodanig gewicht geacht dat op grond daarvan het verzoek, om een koninklijk besluit ex artikel 72a van de onteigeningswet te bevorderen, moet worden afgewezen. Beslissing Gelet op de onteigeningswet; Gehoord de Raad van State, advies van 12 december 2002, nr. W /V, en gezien het nader rapport van Onze voornoemde minister van 18 december 2002, nr. HKW/R2002/10875, Hoofdkantoor van de Waterstaat, Stafdienst Bestuurlijk Juridische Zaken; Hebben Wij goedgevonden en verstaan: Ten behoeve van de aanleg van de provinciale weg N470-Oost vanaf de aansluiting op de N470-Zuid (km ) in de gemeente Pijnacker- Nootdorp, tot en met de gedeeltelijk te reconstrueren Oostweg (km ) in de gemeente Zoetermeer, alsmede de aanleg van de parallelweg tussen de Kleihoogt en de Pastoor Verburghweg, de rotonde Noordeindseweg, en het fietspad F228 tussen de Strikkade in de gemeente Pijnacker-Nootdorp en de Berkelseweg in de gemeente Zoetermeer, met bijkomende werken, in de gemeenten Pijnacker-Nootdorp, Berkel en Rodenrijs en Zoetermeer ter inzage hebben gelegen als: Lijst van de te onteigenen onroerende zaken in de gemeente Pijnacker Nr. Te van de onroerende zaak kadastraal bekend Gemeente Pijnacker weiland 2 60 B 950 Van der Arend, Gerardus Jacobus Maria, Dit perceel is belast met: A. Zakelijk recht als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de Nederlandse Pijpleiding- Maatschappij N.V. gevestigd te s-gravenhage. B. Voorkeursrecht Gemeenten weiland, B 3308 Van der Arend, pluimveeloods Gerardus Jacobus Maria, Berkel en Rodenrijs. Dit perceel is geheel en gedeeltelijk belast met: A. Zakelijke rechten als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de 1. Eneco Energie Delfland N.V. gevestigd te Rotterdam. 2. De Staat (Defensie) gevestigd te s- Gravenhage. 3. Nederlandse Pijpleiding- Maatschappij N.V. gevestigd te s-gravenhage. Uit: Staatscourant 10 februari 2003, nr. 28 / pag. 17 6

7 Nr. Te van de onroerende zaak kadastraal bekend B. Voorkeursrecht Gemeenten. resterend onbekend B 1949 Publiekrechtelijk gedeelte gedeel- telijk De Provincie Zuid-Holland. Dit gedeeltelijk perceel is belast met: A. Zakelijke rechten als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de De Staat (Defensie) gevestigd te s-gravenhage. Nederlandse Pijpleiding- Maatschappij N.V. gevestigd te s-gravenhage. B.Voorkeursrecht Gemeenten. gedeelte B 1949 Publiekrechtelijk (geschat) gedeel- telijk De gemeente Pijnacker. Dit gedeeltelijk perceel is belast met: A. Zakelijke rechten als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de 1. De Staat (Defensie) gevestigd te s-gravenhage. Nederlandse Pijpleiding- Maatschappij N.V. gevestigd te s-gravenhage. B. Voorkeursrecht Gemeenten. resterend onbekend B 949 Publiekrechtelijk gedeelte gedeel- telijk De Provincie Zuid-Holland. Dit gedeeltelijk perceel is belast met: Voorkeursrecht Gemeenten gedeelte B 949 Publiekrechtelijk (geschat) gedeel- telijk De gemeente Pijnacker. Dit gedeeltelijk perceel is belast met: Voorkeursrecht Gemeenten. gedeelte B 949 Publiekrechtelijk (geschat) gedeel- telijk Bureau Beheer Landbouwgronden gevestigd te s-gravenhage. Dit gedeeltelijk perceel is belast met: Voorkeursrecht Gemeenten. Uit: Staatscourant 10 februari 2003, nr. 28 / pag. 17 7

8 Nr. Te van de onroerende zaak kadastraal bekend weiland B 947 Van der Arend, Gerardus Jacobus Maria, bos, hakhout 6 50 B bouwterrein B 4773 Publiekrechtelijk De gemeente Pijnacker. Dit perceel is gedeeltelijk belast met: A. Zakelijke rechten als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de 1. Eneco Energie Delfland N.V. gevestigd te Rotterdam. B. Voorkeursrecht Gemeenten. C. Een besluit als bedoeld in artikel 55 van de wet bodembescherming weiland B 864 Publiekrechtelijk De gemeente Pijnacker weiland B 474 Elk 1/2 eigendom: 1. Zegwaard, Cornelis, weiland B 475 i.a.g.v.g.g.m. Van Wijk, Willemina Grietje, Pijnacker. 2. Zegwaard, Jacoba, Overleden op: , Pijnacker weiland B 471 Ruigrok, Johannes Martinus Franciscus, o.h.v.w.g.m. Boekhorst, Agatha Anna Maria, Pijnacker. Dit perceel is geheel en gedeeltelijk belast met zakelijke rechten als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de 1. Eneco Energie Delfland N.V. gevestigd te Rotterdam straat B 3263 Als bij grondplannummer watering B 3267 Publiekrechtelijk Het Hoogheemraadschap van Delfland gevestigd te Delft. Uit: Staatscourant 10 februari 2003, nr. 28 / pag. 17 8

9 Nr. Te van de onroerende zaak kadastraal bekend weiland B 3276 Publiekrechtelijk De provincie Zuid-Holland. Dit perceel is gedeeltelijk belast met een zakelijk recht als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de watering B 3279 Publiekrechtelijk Het Hoogheemraadschap van Delfland gevestigd te Delft. Dit perceel is gedeeltelijk belast met zakelijke rechten als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de 1. Eneco Energie Delfland N.V. gevestigd te Rotterdam huis, weiland, B 3278 Publiekrechtelijk 2 schuren De provincie Zuid-Holland. Dit perceel is gedeeltelijk belast met: A. Zakelijke rechten als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de 1. Eneco Energie Delfland N.V. gevestigd te Rotterdam. B. Opstalrecht nutsvoorzieningen: N.V. Duinwaterbedrijf Zuid-Holland gevestigd te Voorburg. 78 geheel opslagplaats 3 10 B 1107 Als bij grondplannummer 11. Uit: Staatscourant 10 februari 2003, nr. 28 / pag. 17 9

10 Nr. Te van de onroerende zaak kadastraal bekend weiland B 1109 Dijkshoorn, Willem Nicolaas, i.a.g.v.g.g.m. De Hoog, Pieternella Jacoba, Zoetermeer. Dit perceel is belast met : A. Zakelijke rechten als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de 1. Eneco Energie Delfland N.V. gevestigd te Rotterdam. B. Opstalrecht nutsvoorzieningen: N.V. Duinwaterbedrijf Zuid-Holland gevestigd te Voorburg weiland B 1186 Dijkshoorn, Willem Nicolaas, i.a.g.v.g.g.m. De Hoog, Pieternella Jacoba, Zoetermeer. Dit perceel is geheel en gedeeltelijk belast met zakelijke rechten als bedoeld in artikel 5, lid 3, Onder B, van de 1. Eneco Energie Delfland N.V gevestigd te Rotterdam. pad, weiland B 3539 Dijkshoorn, Willem Nicolaas, i.a.g.v.g.g.m. De Hoog, Pieternella Jacoba, Zoetermeer boerderij met erf B 1799 Publiekrechtelijk huis, stal, erf, loodsen B 1800 De provincie Zuid-Holland waterloop B 4096 Als bij grondplannummer bouwterrein B 4773 Als bij grondplannummer weiland B 864 Als bij grondplannummer weiland B 475 Als bij grondplannummer bos, hakhout 1 53 B 478 Als bij grondplannummer 11. Uit: Staatscourant 10 februari 2003, nr. 28 / pag

11 Nr. Te van de onroerende zaak kadastraal bekend kade, bos B 479 Publiekrechtelijk De gemeente Pijnacker. Dit perceel is belast met een zakelijk recht als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de N.V. Duinwaterbedrijf Zuid-Holland gevestigd te Voorburg watering B 3279 Als bij grondplannummer huis, weiland 2 schuren B 3278 Als bij grondplannummer weiland B 1109 Als bij grondplannummer weiland B 1186 Als bij grondplannummer pad, weiland B 3539 Als bij grondplannummer boerderij met erf B 1799 Als bij grondplannummer huis, stal B 1800 Als bij grondplannummer 84. erf, loodsen waterloop B 4096 Als bij grondplannummer 72. Lijst van de te onteigenen onroerende zaken in de gemeente Berkel en Rodenrijs Nr. Te van de onroerende zaak, kadastraal bekend Gemeente Berkel en Rodenrijs huis, erf, C 3703 Van der Arend, weiland Gerardus Jacobus Maria, i.a.g.v.g.g.m. Oosterlaan, Anna Christina Maria, Berkel en Rodenrijs. Dit perceel is belast met zakelijke rechten als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de 1. Publiekrechtelijk De Staat, (Defensie) gevestigd te Leiden. Energie Delfland N.V. gevestigd te Delft. 3. N.V. Nederlandse Pijpleiding Maatschappij gevestigd te s-gravenhage. Uit: Staatscourant 10 februari 2003, nr. 28 / pag

12 Nr. Te van de onroerende zaak, kadastraal bekend weiland C 3250 De Keijzer, Daniël, g.m. (het huwelijksregiem is onbekend), Valentijn, Maria Ida Johanna Cornelia, weiland C 3251 Lievaart, Wilhelmina Lena, b.g.v.g.g.m. Van Leeuwen, Jan, ringvaart C 3003 Publiekrechtelijk Het Hoogheemraadschap van Delfland gevestigd te Delft huis, schuren, C 3358 Van Winden, erf, weiland Petrus Theodorus Michael, g.m. (het huwelijksgoederen regiem is onbekend), Boonekamp, C., Dit perceel is belast met het zakelijk recht als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de N.V. Nederlandse Pijpleiding Maatschappij gevestigd te s-gravenhage watering C 2592 Eeuwigdurend recht van opstal: Publiekrechtelijk De gemeente Eigendom belast met het eeuwigdurend recht van opstal: Publiekrechtelijk Het Hoogheemraadschap weg C 3582 van Delfland gevestigd te Delft. Publiekrechtelijk weg C 2593 De gemeente watering C 3583 Als bij grondplannummer weiland C 3548 Elk 1/2 eigendom: 1. Kennepohl, Franciscus Cornelis Johannes, 2. Olsthoorn, Maria Anna Catharina, i.a.g.v.g. echtelieden, tuin C 3547 Van Wissen, Helena Adriana Maria, o.h.v.w.g.m. Van Rutten, Petrus Joseph, Uit: Staatscourant 10 februari 2003, nr. 28 / pag

13 Nr. Te van de onroerende zaak, kadastraal bekend erf C 3493 Besloten Vennootschap met beperkte aansprakelijkheid : H.B. Loodsenbouw B.V. gevestigd te Delft weiland C bouwland C 3545 Publiekrechtelijk De Provincie Zuid-Holland weiland C weiland C geheel weiland C geheel weiland C weiland C weiland C 158 Publiekrechtelijk Bureau Beheer Landbouw weiland C 1518 gronden gevestigd te s-gravenhage weiland C weiland C weiland C weiland C weiland C 2916 Van der Burg, Simon Nicolaas Maria, Naivasha, Kenya weiland C 2834 Paauwe, Wilhelmina Jacoba, o.h.v.w.g.m. Verton, Cornelis Adriaan, Vinkeveen verharde weg C 3609 Als bij grondplannummer weiland C 3211 Vollebregt, Joannes Jacobus, weiland, huis, C 2968 Vollebregt, schuur, tank, Joannes Jacobus, kassen, ketelhuis, tuinland Dit perceel is gedeeltelijk belast met zakelijke rechten als als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de Publiekrechtelijk 1. De gemeente Berkel en Rodenrijs. Energie Delfland N.V. gevestigd te Delft bouwterrein C 3485 Meewisse, Franciscus Petrus Gerardus Maria, grasland, kas C 3615 Als bij grondplannummer 18. Uit: Staatscourant 10 februari 2003, nr. 28 / pag

14 Nr. Te van de onroerende zaak, kadastraal bekend weiland, C 3672 Ruigrok, watering Adrianus Maria, Dit perceel is belast met zakelijke rechten als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de Energie Delfland N.V. gevestigd te Delft weiland C 1467 Vollebregt, Antonius Johannes Maria, i.a.g.v.g.g.m. Fransen, Elisabeth Catharina Maria, weiland C 40 Vollebregt, Antonius Johannes Maria, i.a.g.v.g.g.m. Fransen, Elisabeth Catharina Maria, Dit perceel is geheel en gedeeltelijk belast met zakelijke rechten als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de 1. Energie Delfland N.V. gevestigd te Delft weiland C 35 Vollebregt, Antonius Johannes Maria, i.a.g.v.g.g.m. Fransen, weiland C 28 Elisabeth Catharina Maria, Deze percelen zijn geheel en gedeeltelijk belast metzakelijke rechten als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de 1. Energie Delfland N.V. gevestigd te Delft. Uit: Staatscourant 10 februari 2003, nr. 28 / pag

15 Nr. Te van de onroerende zaak, kadastraal bekend weiland C Vollebregt, Antonius Johannes Maria,.a.g.v.g.g.m. Fransen, Elisabeth Catharina Maria, Deze percelen zijn belast met het zakelijk recht als weiland C 3454 als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de water C 3453 Als bij grondplannummer huis, tuin, C 3449 Besloten Vennootschap bedrijfsruimte met beperkte aansprakelijkheid: A. Voorwinden Beheer B.V. gevestigd te Bleiswijk. Dit perceel is gedeeltelijk belast met zakelijke rechten als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de 1. Publiekrechtelijk De gemeente 2. Publiekrechtelijk Het Hoogheemraadschap van Delfland gevestigd te Delft. 3. Energie Delfland N.V gevestigd te Delft. water C 3450 Als bij grondplannummer weg C 3346 Als bij grondplannummer 22. Uit: Staatscourant 10 februari 2003, nr. 28 / pag

16 Nr. Te van de onroerende zaak, kadastraal bekend huis, erf, A 4168 Publiekrechtelijk schuren, stal, weiland, boomgaard, De gemeente Zoetermeer. bos, hakhout Dit perceel is belast met: A. Het opstalrecht nutsvoorzieningen: N.V. Duinwaterbedrijf Zuid-Holland gevestigd te Voorburg. B. Kwalitatieve Verbintenis weiland C 3250 Als bij grondplannummer weiland C 3251 Als bij grondplannummer ringvaart C 3003 Als bij grondplannummer huis, schuren, erf, C 3358 Als bij grondplannummer weiland weiland C 3548 Als bij grondplannummer 25. tuin C 3547 Als bij grondplannummer bouwterrein C 3485 Als bij grondplannummer grasland, kas C 3615 Als bij grondplannummer water, weiland, C 3139 Van der Burg, loods Andreas Maria Anthonius, gehuwd, het huwelijksgoederenregiem en de gegevens partner zijn onbekend, Dit perceel is gedeeltelijk belast met het zakelijk recht als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de Energie Delfland N.V. gevestigd te Delft. 540 geheel grasland 2 85 C 3612 Als bij grondplannummer weiland C 28 Als bij grondplannummer weiland C 6 Als bij grondplannummer weiland C 3454 Als bij grondplannummer weiland, dijk C 1460 Als bij grondplannummer 50. Uit: Staatscourant 10 februari 2003, nr. 28 / pag

17 Nr. Te van de onroerende zaak, kadastraal bekend weiland C 3455 Vollebregt, Antonius Johannes Maria, i.a.g.v.g.g.m. Fransen, Elisabeth Catharina Maria, Dit perceel is geheel en gedeeltelijk belast met zakelijke rechten als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de Privaatrecht : 1. Energie Delfland N.V. gevestigd te Delft water C 3453 Als bij grondplannummer weiland C 3452 Vollebregt, Antonius Johannes Maria, i.a.g.v.g.g.m. Fransen, Elisabeth Catharina Maria, Dit perceel is belast met: A. Zakelijke rechten als als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de Privaatrecht op het gehele en op gedeelten van het perceel: 1. Energie Delfland N.V.gevestigd te Delft. B. Kwalitatieve Verbintenis. C. Opstalrecht nutsvoorzieningen: N.V. Duinwaterbedrijf Zuid-Holland gevestigd te Voorburg. Uit: Staatscourant 10 februari 2003, nr. 28 / pag

18 Nr. Te van de onroerende zaak, kadastraal bekend water, grond C 3451 Publiekrechtelijk Het Hoogheemraadschap van Delfland gevestigd te Delft. Dit perceel is belast met: zakelijke rechten als als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de Privaatrecht op het gehele en op gedeelten van het perceel: 1. Energie Delfland N.V. gevestigd te Delft huis, erf, A 4168 Als bij grondplannummer 68. schuren, stal, weiland, boomgaard, bos, hakhout Lijst van de te onteigenen onroerende zaken in de gemeente Zegwaard Nr. Te van de onroerende zaak, kadastraal bekend Gemeente Zegwaard weg, water C 5473 Publiekrechtelijk. De gemeente Pijnacker weiland, weg, C 6277 Publiekrechtelijk water, dijk, ( geschat ) gedeel- berm, bouwterrein telijk De gemeente Zoetermeer. Dit gedeeltelijk perceel is geheel en gedeeltelijk belast met zakelijke rechten als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de gedeelte 11 C 6277 Besloten Vennootschap (geschat) gedeel- met beperkte telijk aansprakelijkheid: KPN Telecom B.V. gevestigd te s-gravenhage. Uit: Staatscourant 10 februari 2003, nr. 28 / pag

19 Nr. Te van de onroerende zaak, kadastraal bekend gedeelte C 6277 Besloten Vennootschap (geschat) gedeel- met beperkte telijk aansprakelijkheid: ZOI B.V. gevestigd te Zoetermeer. Dit gedeeltelijk perceel is geheel en gedeeltelijk belast met: A. Zakelijke rechten als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de B. Kwalitatieve Verbintenis. gedeelte 4 08 C 6277 Elk 1/2 eigendom: (geschat) gedeel- 1. Mulders, telijk Hendricus Johannes, 2. Wiegerink, Bronislawa Elisabeth, i.a.g.v.g.g. echtelieden Zoetermeer. Dit gedeeltelijk perceel is belast met het zakelijk recht als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de 90 geheel weg 4 50 C 3777 Publiekrechtelijk berm 2 40 C 3778 De gemeente weg C 5497 Publiekrechtelijk De gemeente Pijnacker. Uit: Staatscourant 10 februari 2003, nr. 28 / pag

20 Nr. Te van de onroerende zaak, kadastraal bekend wegen, huizen, C 6494 Publiekrechtelijk bouwterrein De gemeente Zoetermeer. Dit perceel is geheel en gedeeltelijk belast met: A. Zakelijke rechten als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de 1. Eneco Energie Delfland N.V. gevestigd te Rotterdam. B. Opstalrecht nutsvoorzieningen: N.V. Duinwaterbedrijf Zuid-Holland gevestigd te Voorburg weg, water C 5473 Als bij grondplannummer weiland, weg, C 6277 Als bij grondplannummer 89. water, dijk, (geschat) gedeelberm, bouwterrein telijk Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift aan de Raad van State zal worden gezonden. Publicatie ex artikel 9 van de Wet openbaarheid van bestuur. Op het advies van de Raad van State is van toepassing artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State. s-gravenhage, 24 december Beatrix. De Minister van Verkeer en Waterstaat, Roelf H. de Boer. Uit: Staatscourant 10 februari 2003, nr. 28 / pag