agora Is een tijdschrift van vzw Jongerenbegeleiding - Informant

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "agora Is een tijdschrift van vzw Jongerenbegeleiding - Informant"

Transcriptie

1 agora Is een tijdschrift van vzw Jongerenbegeleiding - Informant Verschijnt 4 keer per jaar (maart, juni, september en december) Jaargang 29, nummer 4, december 2013 vzw Jongerenbegeleiding - Informant Stapelplein Gent 0490/ Verantwoordelijke uitgever Geert Ginneberge Bauwerwaan Zomergem

2 Colofon Inhoud Agora is een tijdschrift van vzw Jongerenbegeleiding- Informant en verschijnt vier maal per jaar (maart, juni, september en december). Redactie: Annelies Mincke: vzw Jongerenbegeleiding-Informant Dries Verdonck: West-Vlaamse Pleeggezinnendienst Frances Van Belle: CAW regio Gent-Eeklo Kurt Declercq: Steunpunt Expertisenetwerken vzw Lies Vandemaele: Brugfunctie Oost- en West-Vlaanderen Geestelijke Gezondheidszorg en Justitie Marijke Magherman: VSPW Kortrijk Marjan Detavernier: Centrum voor Jongeren- en Gezinsbegeleiding Mieke Lampaert: vzw De patio - t Groot Hersberge Vanessa Hoste: vzw De Patio - OOOC t Laar Eindredactie: Annelies Mincke Vormgeving: Alfa Print Solutions Abonnement: Een jaarabonnement kost 25. Leden van vzw Jongerenbegeleiding-Informant ontvangen Agora gratis. Geïnteresseerden kunnen zich abonneren door contact op te nemen met onderstaand redactieadres. Redactieadres: Agora VZW Jongerenbegeleiding-Informant Stapelplein Gent 0490/ (Annelies Mincke) agora@jo-in.be Artikels: Agora is steeds op zoek naar interessante artikels rond actuele thema s binnen de praktijk van de jeugdhulp. Geïnteresseerde auteurs kunnen steeds contact opnemen met het redactieadres. De auteursinstructies vindt u op onze website (Jongerenbegeleiding- Tijdschrift Agora). Artikels die voor publicatie worden doorgestuurd naar de redactie, worden na bespreking op de redactieraad gepubliceerd in één van de komende nummers. Thema: Sociaal-emotionele ontwikkeling 5 De kracht van een gemeenschappelijke taal. Filip Morisse 10 Sociaal-emotionele ontwikkeling in MPI De Kindervriend. Sara Mermans 15 Het koekoeksjong? Mieke Lampaert 20 Is het sop de kool wel waard? Natacha Waldmann 27 Stoere mannen, kleine jongens. Leen Bollaert 34 Emotioneel kwetsbare jongeren in de Gemeenschapsinstelling. Sylvie Hilven 38 Lost in translation. Andries Verpraet 43 Emotionele ontwikkeling in het BUSO-onderwijs Chris Vandenberghe 48 En wat als we hulpverlening weer zouden inruilen voor zorgverlening? Joost Bonte 54 Jongeren met Cachet rond de tafel Ann Clé 61 Ouders aan het woord Nele Vermeulen & Loren Goethals 66 De Kenniskring TE-Jongeren. An Vandoolaeghe & Kurt Declercq 69 Charter voor de emotionele ontwikkeling van personen met een verstandelijke beperking 71 Sponsor 72 Informant De inhoud van de bijdragen weerspiegelt niet noodzakelijk het standpunt van vzw Jongerenbegeleiding- Informant of van de redactieraad en blijft onder de verantwoordelijkheid van de auteur/organisatie. D/1989/0543/199 2 agora jaargang 29 nr.4 december 2013

3 Voorzet Jeff!, ruim jouw kamer op. Stilte. Jeff!!!, wanneer ga je nu jouw kamer eens opruimen. Jaja straks Waarom doe je dit niet? Je bent verdorie 15 en ik moet je nog altijd zeggen wat je moet doen. Stilte Ik vind het niet normaal dat ik tegen een gast van 15 nog moet zeggen wat die moet doen, wanneer ga je dit eindelijk eens doen? Het is alsof ik tegen een kind sta te praten. Jeff gaat kwaad weg, en moeder blijft onbegrijpend en ontgoocheld achter. In deze korte dialoog merken we dat de communicatie tussen de moeder en haar zoon niet zo goed verloopt. Vragen die spontaan opkomen zijn: Misschien weet Jeff gewoon weg niet hoe eraan te beginnen? Of kan Jeff nog niet de link leggen dat hij door zijn kamer op te ruimen zijn moeder tevreden maakt? Of is een kamer opruimen een te algemene, grote opdracht voor hem? Of kan hij pas gemotiveerd worden als zijn moeder samen met hem opruimt? Misschien denkt hij nog sterk egocentrisch? Misschien heeft de kamer nog weinig persoonlijke betekenis voor hem? Misschien is hij nog niet toe aan het inschatten, het voeling hebben met sociale verwachtingen? Even situeren In dit themanummer staan we stil bij de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen en jongeren. De korte dialoog geeft aan waarover het in essentie gaat: de discrepantie tussen de kalenderleeftijd en de sociaal-emotionele leeftijd van kinderen en jongeren. Problemen in de relatie tussen ouders en kinderen, tussen begeleiders, opvoeders en kinderen/ jongeren hebben vaak te maken met te hoge verwachtingen waar het kind/de jongere niet kan aan voldoen. We merken dit zowel in normale opvoedingssituaties als in meer verontrustende opvoedingssituaties. Sociaal-emotionele ontwikkeling, waarover gaat dat nu eigenlijk? De sociaal-emotionele ontwikkeling is een heel belangrijk en complex onderdeel binnen de gehele ontwikkeling van het kind. Het gaat o.a. over het ontwikkelen van emoties, het zelfbeeld, het temperament, motivatie, hechting,. De sociaal-emotionele ontwikkeling kan ook niet los gezien worden van andere ontwikkelingsgebieden zoals de motorische of cognitieve ontwikkeling. De sociaal-emotionele ontwikkeling bestaat uit het ontwikkelen van een eigen persoonlijkheid, die overeenkomt met verwachtingen en gedragingen uit de sociale omgeving. Door de interactie met de volwassen wereld worden sociale regels, waarden en normen geleerd, die het individu mee vorm geven. Bij een evenwichtige persoonlijkheidsontwikkeling zijn drie verschillende ontwikkelingsaspecten van belang: het cognitieve aspect, het emotionele aspect en het sociale aspect. Deze drie aspecten zijn in balans bij een normale persoonlijkheidsontwikkeling. Bij veel van onze kinderen/ jongeren, maar ook volwassenen waar we mee samenwerken zien we dat net deze driehoek grondig uit evenwicht is. Van emotioneel naar sociaal en terug Het sociaal en emotioneel functioneren zijn nauw met elkaar verbonden. Om iets te verkrijgen, zullen kinderen hun emoties gebruiken. Een kind kan bijvoorbeeld heel lief doen of knuffelen om in de gratie te komen van zijn ouders. We maken even abstractie van de sterke verwevenheid van het sociale en het emotionele. De emotionele ontwikkeling legt de focus op het kind zelf. De emotionele ontwikkeling bestaat uit het leren kennen, herkennen en begrijpen van de eigen en andermans gevoelens en de manier waarop men hiermee omgaat. Emoties zijn erg belangrijk in het dagelijks leven. Het is handig om emotioneel intelligent te zijn. Met emotionele intelligentie verwijst men naar een set vermogens die bijdragen aan vaardigheden in het sociale en emotionele domein. De sociale ontwikkeling legt de focus op de interactie tussen het kind en zijn omgeving. De sociale ontwikkeling bestaat uit het ontwikkelen van begrip voor anderen en gaat over een positieve houding ten opzichte van anderen. Van kalender naar werkelijke leeftijd Binnen de hulpverlening zien we de laatste decennia een verschuiving van de focus op de cognitieve ontwikkeling naar de sociaal-emotionele ontwikkeling. We werden/worden steeds vaker geconfronteerd met het gegeven dat ou- agora jaargang 29 nr.4 december

4 Voorzet ders, grootouders, pleegzorgers of begeleiders geen raad meer weten met hun kind/jongere. Vanuit deze vaststelling wordt het gedrag van het kind/de jongere meer en meer gezien als een vorm van communicatie. Het kind/de jongere laat via zijn gedrag weten dat het niet goed zit met zijn belevingswereld. Er is iets aan de hand, al is dit vaak nog moeilijk onder woorden te brengen. De zoektocht naar dit iets levert niet altijd het gewenste resultaat op. De focus op het probleem(gedrag) geeft ons vaak onvoldoende handvaten om ook daadwerkelijk verandering te weeg te brengen. De idee dat gedrag een normale uiting is van een bepaald ontwikkelingsniveau op sociaal-emotioneel vlak, maakt het mogelijk anders te kijken naar dit gedrag. Binnen de hulpverlening wordt de focus meer en meer gelegd op het leren inschatten op welk sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau het kind/de jongere, maar ook een volwassene, zich situeert. Zo kan je ook jouw verwachtingen anders gaan invullen. Je kan de verwachtingen laten samenvallen met deze die eigen zijn aan de ontwikkelingsfase waarin het kind/de jongere zich werkelijk bevindt. Met andere woorden, de kalenderleeftijd en de leeftijd op sociaal-emotioneel vlak vallen vaak niet samen. Deze visie houdt in dat we kinderen niet meer per definitie zullen benaderen vanuit hun kalenderleeftijd. Aansluiting vinden bij de sociaal-emotionele leeftijd heeft tot gevolg dat kinderen minder worden gefrustreerd. We kunnen beter aansluiten bij hun noden en behoeften, rekening houdend met hun werkelijke lees sociaal-emotionele - leeftijd. Wat betekent dit voor voorzieningen/hulpverlening/begeleiding Deze insteek betekent dat je als voorziening, als hulpverlener, als begeleider de focus verlegt van probleemanalyse en het problematiseren van kinderen en jongeren naar het inzicht dat iedereen een normale ontwikkeling op sociaalemotioneel vlak kan doorlopen. Het is de kunst te kunnen zien waar het kind/de jongere is vastgelopen om hier dan als hulpverlener op in te pikken en te handelen volgens de normale ontwikkeling op het vastgestelde ontwikkelingsniveau. Je past jouw houding aan aan de leeftijdsfase waarin het kind/de jongere zich op sociaal-emotioneel vlak bevindt. Het kunnen inschatten en afstemmen op het ontwikkelingsniveau is een noodzakelijke stap in een betere ondersteuning van onze doelgroep. Het haalt tevens het stigma weg en opent de deur naar een haalbaar toekomstperspectief op korte én langere termijn. We wensen jullie veel leesplezier en hopen dat je je na het grasduinen doorheen de verschillende bijdragen gesterkt weet in de omgang met kinderen, jongeren én volwassenen, die jou via hun gedrag iets willen vertellen over hun binnenkant. Dat Jeff niet onmiddellijk zijn kamer zal opruimen zoals jij het eerst voor ogen had, dat zal je wel al begrepen hebben, maar dat Jeff er werk van zal maken, ondersteund door jou, dat staat buiten kijf! Dries Verdonck In naam van de redactieraad van Agora. 4 agora jaargang 29 nr.4 december 2013

5 De kracht van een gemeenschappelijke taal. Filip Morisse Outreach De Steiger- De Meander Gent Enkele weken geleden stelde Agora mij de vraag om een inleidende beschouwing te schrijven voor hun themanummer over sociaal-emotionele ontwikkeling. Daar ging ik maar al te graag op in. Voorliggend themanummer van Agora over sociaal-emotionele ontwikkeling bij kinderen en jongeren is een prachtig initiatief en, naar mijn bescheiden mening, uitgegroeid tot een sterk nummertje. Zelden heb ik een inhoudelijk concept, dat zeker voor discussie vatbaar is, zo divers weten beschreven worden vanuit verschillende doelgroepen, sectoren, disciplines en theoretische modellen. De lezer vindt bijdragen over: kinderen en jongeren uit een problematische opvoedingssituatie, variërend van erg jonge kinderen tot jongeren in de transitie naar volwassenheid kinderen en jongeren met een verstandelijke beperking ouders van volwassenen met een verstandelijke beperking kinderen en jongeren met het label GES (++) cliënten die strafbare feiten pleegden jongvolwassen vrijwilligers die ooit zelf in een instelling verbleven. straathoekwerk Deze diversiteit komt ook tot uiting in de sectoren die de revue passeren: Jongerenwelzijn een MPI of begeleidingscentrum uit de gehandicaptenzorg een school voor buitengewoon onderwijs een gemeenschapsinstelling Kind en Gezin kinder- en jeugdpsychiatrie (met inbegrip van For- K) een forensisch project voor geïnterneerde personen met een verstandelijke beperking in de gevangenis (of net om de instroom van jongvolwassenen met een verstandelijke beperking in de gevangenis te voorkomen) straathoekwerk een kenniskring als samenwerkingsproduct van een aantal vzw s de universiteit Uitzonderlijk gelijklopend vinden we deze keer ook werkingsprincipes en methodieken van verschillende disciplines/functies die bovendien qua theoretische scholing behoorlijk verschillend gebekt zijn. In dit nummer komen evident psychologen en orthopedagogen aan het woord, maar ook psychotherapeuten, maatschappelijk werkers, een leerkracht, een coördinator, een directielid, een kinderpsychiater, een wetenschappelijk medewerker, en ook vrijwilligers. Sommigen volgen eerder het systeemtheoretisch perspectief, de oplossingsgerichte cognitieve therapie, mentalisatie bevorderende therapie. Anderen houden het bij gezond verstand -orthopedagogisch handelen. Veel makkelijker dan het oplijsten van al deze (schijnbare) verschillen, was ik verwonderd over zoveel gemeenschappelijkheden. Blijkbaar leent het kader en de taal van de sociaal-emotionele ontwikkeling zich bij uitstek tot verbindingen, tot ont-moeting, tot afstemming. De interesse voor de (sociaal-)emotionele ontwikkeling is nog nooit zo groot geweest. In de neurowetenschappen bv. is het onderzoek naar en de publicaties over het emotionele brein niet meer bij te houden. Dit is ook niet langer het voorrecht van laboratoria in de V.S., je leest er zelfs over in de krant en in de Flair. En een voorbeeld ergens tussenin: nu wordt op een teamvergadering al eens gesproken over de amygdala, het striatum en fight-flight reacties. Ondanks alle gevaren van medicalisering en mediatisering is het concept emotionele intelligentie algemeen bekend. Wat dichter bij ons werkveld, merken we dat de cliënt als louter geïdentificeerd probleem plaats heeft gemaakt voor een ecologische visie en wordt meer en meer aangenomen dat we de focus beter leggen op ondersteuners, op de omgeving om de afstemming op de emotionele noden van cliënten te optimaliseren. Methodieken als coaching en intervisie/supervisie proberen familieleden en professionelen te empoweren door hen sensitiever en responsiever te maken. Concepten als emotionele beschikbaarheid en mentaliseren (De Belie, 2012) worden aanvullend toegepast naast eenzijdig structureren, aan-en afleren, zeg maar veranderen. In onderstaand beschouwend stukje probeer ik de kern mee te geven van wat onder sociaal-emotionele ontwikkeling wordt begrepen, hoe dit in Vlaanderen en Nederland veelal wordt toegepast vanuit de ontwikkelingsdynamisch-psychiatrische benadering van Anton Došen (Došen, 2005) en vooral hoe dit blijkbaar vanuit verschillende doelgroepen, sectoren en disciplines als gemeenschappelijke taal kan dienen. Aandacht voor de emotionele ontwikkeling komt agora jaargang 29 nr.4 december

6 De kracht van een gemeenschappelijke taal. vooral vanuit de ruimere ontwikkelingspsychologische en psychiatrische benadering, zeg maar de ontwikkelingsdynamische benadering. Belangrijke pioniers hiervan zijn Bowlby, Ainsworth, Mahler, Winnicott, Bion, Stern, Srouffe, Kernberg, en hedendaagser LeDoux, Damasio, Kandel (deze 3 weliswaar eerder vanuit de neurobiologie), Izard, Cicchetti, Schore, Emde, Došen, Fonagy en dichterbij huis Vliegen, Meurs, Cluckers en De Belie. In deze benadering wordt meer aandacht besteed aan volgende elementen: het gevoelsleven: gevoel van zichzelf, positieve en negatieve, bewuste en onbewuste emoties, het hechtingsproces: ontstaan van het zelf en van interpersoonlijke relaties, de adaptatie aan de levensomstandigheden. De focus op de emotionele ontwikkeling slaat niet enkel op een lineaire, gefaseerde ontwikkeling van soorten emoties (of gedragingen gelinkt aan emoties) maar onderzoekt vooral basale behoeften (bv. voeding, sociaal contact), basale emoties (angst, boosheid, plezier, sociale interesse) en basale motivaties (bv. zoekgedrag) (Došen, 2013). Het gaat dus eerder om het dynamisch samenspel van behoeften, emoties en motivatie, samen met emotionele ervaringen en vorming van neurale circuits, die gedrag bepalen. Een onwaarschijnlijk complexe puzzel. In dat opzicht was het fijn om in de meeste bijdragen te lezen dat er gezocht moet worden naar de vraag achter dit gedrag, de boodschap, de functie, de achtergrond in plaats van kortzichtige hypothesen te verbinden aan alleen maar gedrag dat op zich inderdaad destructief, pathologisch of crimineel overkomt. In dat opzicht zullen afkortingen als POS er, MOF er, GES++ er altijd contraproductief werken. Echte vraagverduidelijking en onderzoeken van vragen en noden van cliënten en hun omgeving, is wat anders dan het groeperen van cliënten in categorieën. Vooral de erg prille ontwikkeling is interessant en blijkbaar vallen kinderen en jongeren vaak terug op voorheen gevormde schema s Het gaat om het dynamisch samenspel van behoeften, emoties en motivatie, samen met emotionele ervaringen en vorming van neurale circuits, die gedrag bepalen. Een onwaarschijnlijk complexe puzzel. inzake affectregulatie, stressregulatie en mentalisatie. Došen pleit er in zijn model voor om het wijd verspreide bio-psycho-sociaal model te verrijken met de ontwikkelingsdimensie. In deze benadering krijgen biologische, psychofysiologische, cognitieve, neuropsychologische, sociaal-adaptieve, emotionele aspecten evenwaardig veel aandacht, net als life-events, levensvragen en milieu-aspecten. In dit integratief raamwerk blijkt de persoonlijkheid van veel kwetsbare kinderen en jongeren gekenmerkt door een discrepantie tussen de cognitieve ontwikkeling en een achtergebleven of geblokkeerde emotionele ontwikkeling. Hoewel deze discrepantiehypothese tegenwoordig wordt gecontesteerd (Wijnroks, 2013), erkent iedere clinicus het fenomeen dat cliënten zich cognitief en sociaal veel beter voordoen ( kunnen ) dan ze emotioneel maar aankunnen. Veel jongeren maskeren op die manier hun ik-zwakte en zetten de omgeving op het verkeerde been met overschatting en overvraging tot gevolg. De meeste auteurs in dit themanummer erkennen dat de verwachting van de omgeving t.a.v. deze complexe kinderen en jongeren dikwijls de reden is waarom we a.h.w. gedragsproblemen organiseren. In dat opzicht is Došens model van emotionele ontwikkeling (zie Schema hiernaast) een zeer concrete houvast om ons af te vragen of bepaald gedrag, hoewel erg lastig en vermoeiend, toch nog normaal ( adaptief ) kan zijn, omdat het overeenkomt met de (weliswaar basale) emotionele ontwikkeling van de betrokkene. Modellen rond emotionele ontwikkeling helpen dus om doorheen de bomen toch nog een gemeenschappelijk bos te zien. Bovendien lenen ze zich ertoe om een duidelijke visie te ontwikkelen op gedragsproblemen en psychiatrische stoornissen, wat op zich al een verdienste is. Deze visie tracht naar mijn aanvoelen een benadering na te streven die we niet alleen humaan en liefdevol kunnen noemen maar ook een dam opwerpt tegen te repressieve en vrijheidsbeperkende maatregelen en een onrechtmatig hoog gebruik van psychofarmaca. Fundamenteel beschouwt deze visie de cliënt als een mens in 6 agora jaargang 29 nr.4 december 2013

7 De kracht van een gemeenschappelijke taal. agora jaargang 29 nr.4 december

8 De kracht van een gemeenschappelijke taal. nood, waarbij het allereerst aan de omgeving is om zich af te stemmen, om zich af te vragen wat heb ik nodig om aan de cliënt en zijn/haar noden tegemoet te komen? In dit themanummer komen heel wat praktijkgerichte instrumenten aan bod. We houden er aan om hier in het bijzonder de Schaal voor Emotionele Ontwikkeling Revised (SEO-R, Claes e.a., 2012) te vermelden. Dit discussie-instrument is uiterst geschikt om de gemeenschappelijke taal verder te oefenen. Een getrainde beoordelaar neemt van minimaal twee informanten die de cliënt goed kennen een schaal af over 13 domeinen van emotionele ontwikkeling. Op die manier komt men tot een profiel van emotionele ontwikkeling, dat niet alleen discrepant kan zijn met de cognitieve ontwikkeling maar dat zelfs binnen die emotionele ontwikkeling zich erg grillig kan ontrollen. Iedere clinicus erkent het fenomeen dat cliënten zich cognitief en sociaal veel beter voordoen ( kunnen ) dan ze emotioneel maar aankunnen. Veel jongeren maskeren op die manier hun ikzwakte en zetten de omgeving op het verkeerde been met overschatting en overvraging tot gevolg Vanuit het SEN-SEO project werd op 6 december 2013 op het tweejaarlijkse symposium een charter gelanceerd voor meer aandacht voor de emotionele ontwikkeling (SEN, 2013). Omdat in dit charter enerzijds een pleidooi staat voor verbreding naar andere doelgroepen en sectoren, en omdat het anderzijds zo goed matcht met de inhoud van heel wat artikels, houden we eraan dit charter op te nemen. Je vindt het achteraan in deze Agora. Onderteken jij het ook? SEO-R Fase md 1e adaptatie Fase md 1e socialisatie Fase 3 18 md-3j 1e individuatie Fase 4 3-7j 1e identificatie Fase j realiteits-bewustwording 1. Omgaan met eigen lichaam 2. Omgaan met emotioneel belangrijke anderen 3. Beleving van zichzelf in interactie met de omgeving 4. Omgaan met een veranderende omgeving/permanentie van object 5. Angsten 6. Omgaan met gelijken 7. Omgaan met materiaal 8. Communicatie 9. Differentiatie van emoties 10. Agressieregulatie 11. Invulling vrije tijd - spelontwikkeling 12. Morele ontwikkeling 13. Regulatie van emoties 8 agora jaargang 29 nr.4 december 2013

9 De kracht van een gemeenschappelijke taal. Auteur en contactgegevens Filip Morisse is orthopedagoog en therapeutisch coördinator van outreach De Steiger De Meander, pilootproject voor volwassenen met een verstandelijke beperking met bijkomende psychische stoornissen en/of gedragsproblemen, Psychiatrisch Centrum Dr. Guislain (Gent). Daarnaast geeft Filip consultatie/advies en opleiding/vorming aan voorzieningen en diensten in Vlaanderen en Nederland. Outreach De Steiger-De Meander P.C. Dr. Guislain, Campus St. Alfons Sint-Juliaanstraat GENT 09/ Referenties Claes, L., Declercq, K., De Neve, L., Jonckheere B., Marrecau J., Morisse, F., Ronsse, E., Vangansbeke, T. (Red.) (2012). Emotionele ontwikkeling bij mensen met een verstandelijke beperking (SEN-publicaties nr 4.), Garant Uitgevers nv De Belie E. & Morisse F. (Red.) (2007). Gehechtheid en gehechtheidsproblemen bij personen met een verstandelijke beperking. Garant, Antwerpen/Apeldoorn. De Belie Erik & Van Hove Geert (Red.) (2012). Wederzijds emotioneel beschikbaar. Mensen met een verstandelijke beperking, hun context en begeleiders. Garant, Antwerpen/Apeldoorn. Došen A. (2005), Psychische stoornissen, gedragsproblemen en verstandelijke handicap. Koninklijke Van Gorcum, Assen. Wijnroks L. (2013), Kritische bedenkingen bij de discrepantiehypothese en het concept overvraging: het stressmodel als alternatief. Nederlands Tijdschrift voor de Zorg aan mensen met verstandelijke beperkingen, 2, Claes L. & Verduyn A. (Red.) (2012). SEO-R-Schaal voor Emotionele ontwikkeling bij mensen met een verstandelijke beperking - Revised (SEN-Publicaties nr. 5), Garant Uitgevers nv agora jaargang 29 nr.4 december

10 Sociaal-emotionele ontwikkeling in mpi De Kindervriend Sociaal-emotionele noden van kinderen en jongeren met een verstandelijke beperking Sara Mermans MPI De Kindervriend Rollegem Een tijd geleden werd me gevraagd een artikel te schrijven over sociaal emotionele ontwikkeling en het belang daarvan binnen de werking toegespitst op kinderen en jongeren met een verstandelijke beperking. Ik ben erop ingegaan met enige twijfel. Twijfel omdat ik me ervan bewust ben dat we noch pioniers zijn, noch experts binnen deze manier van werken. We zijn wel overtuigd van de meerwaarde van het zoeken naar een aangepaste begeleidingsstijl aangepast aan de sociaal emotionele noden van een kind, jongere en dit bovenop de specifieke benadering die voortvloeit uit de verstandelijke beperking of andere problematieken. MPI De Kindervriend Ik kan enkel schrijven vanuit mijn eigen bril, mijn eigen ervaringen als leefgroepbegeleider en pedagogisch directeur binnen het MPI (Medisch Pedagogisch Instituut) van De Kindervriend. Om jullie hier in te kunnen meenemen, schets ik graag even een beeld van onze voorziening. De Kindervriend bestaat uit drie nauw samenwerkende diensten: het MPI met internaat en semi internaat voor de brede doelgroep van kinderen en jongeren met een lichte, matige of ernstige verstandelijke beperking. We zijn erkend als internaat voor 96 kinderen, waarvan een beperkte groep jongeren in een woonhuis buiten het domein verblijven. Binnen het semi internaat zijn we erkend voor 55 kinderen, waarvan 10% van de werking werd vertaald naar een ambulante werking. BuBao De Kindervriend is een school buitengewoon kleuter- en lager onderwijs type 2 op het eigen domein. De school heeft bovendien een aparte afdeling in Kortrijk centrum, de Tweesprong, op het niveau van buitengewoon lager onderwijs type 2. CAR, centrum voor ambulante revalidatie voor kinderen uit de nabije regio binnen regulier onderwijs en kinderen met een matig of ernstig verstandelijke beperking, school lopend binnen BuBao de Kindervriend. Als drie diensten werken we nauw samen om zo goed mogelijk de zorg te dragen voor de kinderen. Kunnen en aankunnen We dagen onszelf steeds uit om de vertaalslag te maken naar de sociaal-emotionele behoeften om daarop de begeleidingsstijl aan te passen. Ook binnen de multidisciplinaire teams wordt daar steeds de focus op gelegd. Het is niet enkel onze basishouding die gekleurd is door het sociaal-emotionele accent, maar elke deelvisie die we uitwerkten in huis werd mee ingekleurd door SEO. Wanneer we zien dat het gedragsmatig niet zo goed loopt met een kind of jongere komen we in eerste instantie samen om de violen gelijk te stemmen en onze aanpak op elkaar af te stemmen. Met we bedoel ik dan de betrokken begeleiders, vanuit de drie diensten, die instaan voor de zorg van dat specifieke kind of de jongere. We polsen dan bij elkaar waar de problemen zich voordoen, waar het fout loopt, welke noden het kind heeft, waar we kunnen aanpassen vanuit de omgeving en als begeleider. Het gebeurt dat we als begeleiders te veel verwachten van een kind, jongere. Dat we inschatten dat het kind iets kan, maar dat dit nog niet betekent dat het kind iets ook àànkan. Het is belangrijk dat we bij een kind, jongere met een verstandelijke beperking een goed zicht hebben op het cognitieve niveau, op wat het kind in werkelijkheid kan, los van zijn/haar leeftijd. Hier zien we echter vaak dat deze inschatting niet voldoende blijkt en dat we ook een goed beeld moeten vormen over het sociaalemotionele niveau van een kind, jongere. Hier komen we op het punt van wat een kind, jongere werkelijk blijkt aan te kunnen. Wanneer de cognitieve ontwikkeling ( het kunnen ) en de sociaal-emotionele ontwikkeling ( het aankunnen ) in evenwicht zijn, kunnen we stellen dat er een harmonisch profiel is op vlak van de persoonlijkheidsontwikkeling van ene dat kind of die jongere. Dit wil zeggen dat het kind functioneert op een zelfde ontwikkelingsniveau. Een bepaalde persoonlijkheidsstructuur is dan ook bereikt en het kind stelt gepast gedrag. Maar we zien vaak bij kinderen, jongeren met een verstandelijke beperking dat deze zaken niet in evenwicht zijn; dan spreken we van een disharmonisch profiel. Meestal bevindt de sociaal-emotionele ontwikkeling zich dan op een lager niveau in vergelijking met de cognitieve ontwikkeling. Dit kan twee redenen hebben. Ofwel is de sociaal-emotionele ontwikkeling geblokkeerd in vroege kinderjaren, ofwel is er gedurende de ontwikkeling sprake van een terugval (regressie) naar een vroegere ontwikkelingsfase. Dit kan verscheidene 10 agora jaargang 29 nr.4 december 2013

11 Sociaal-emotionele ontwikkeling in mpi De Kindervriend Fases in de sociaal emotionele ontwikkeling en passende begeleidingsstijl : 0-6 m m. 18 m. - 3 J. 3-7 j j. diep verstandelijke handicap diep verstandelijke handicap diep ernstige verstandelijke handicap Ernstig-matige verstandelijke handicap Matige-licht verstandelijke handicap ADAPTATIE SOCIALISATIE EERSTE INDIVIDUATIE EERSTE IDENTIFICATIE REALITEITSBWW homeostase <-> vertrouwen <-> autonomie <-> initiatief <-> zelfvertrouwen <-> Disregula-tie wantrouwen afhankelijkheid geremdheid minderwaardigheid ZIJN DOEN WE-DENTITY I - DENTITY fysiologische aanpassing sensorische integratie arousal-regulatie integratie van ruimte en tijd toegenomen soc. gerichtheid hechting; basale veiligheid symbiose angst bij scheiding transitioneel object afstand ( separatieindividuatie) interesse leeftijdsgenoten begin IK (egocentrisch: neen ) invloed op omgeving (almacht) zelf-differentiatie meer initiatief en keuzes vriendjes ontstaan van normbesef identificeren met belangrijke anderen ego-ontwikkeling eigen rol en plaats in omgeving introspectie / reflectie psychotische toestand ernstig autisme hechtingsproblemen borderline ontwikkelingsdepressie negatief-destructief gedrag zeer passief/afhankelijk narcistisch/antisociaal ontwikkelingsdepressie neurotische stoornissen: angst- & paniekstoornissen dwangstoornis depressie neurotische stoornis.: angst- of paniekstoornis; fobieën depressie nabijheid prikkelarm structuur rust nabij op astand grenzen basale veiligheid begeleiding op afstand regels en consequenties optimaal frustreren deelverantwoordelijkheid uitnodigend en stimulerend vertrouwens-relatie met begeleiding dragen van verantwoordelijkheid o. b.v. succeservaringen zowel groep als indiv. herinterpreteren van als negatief beleefde gebeurtenissen reguleren cirekelen spel supernanny vaardigheden agora jaargang 29 nr.4 december

12 Sociaal-emotionele ontwikkeling in mpi De Kindervriend communiceren binnen team en eenzelfde invalshoek te hanteren om een vertaalslag naar begeleiding toe te maken lukt het beter om af te stemmen op elkaar. Binnen ons denken over seksualiteit, om even een heel andere deelvisie te nemen, spreken we over een seksuele identiteit, waarbij we stilstaan bij elk individu binnen de verschillende levensfases, vanaf de geboorte (het basale niveau) tot het heden. Het SEO-verhaal warm houden oorzaken hebben: traumatische ervaringen, mishandeling, neurologische problemen,. Een disharmonisch profiel maakt deze kinderen en jongeren kwetsbaar en juist vanuit deze emotionele kwetsbaarheid kunnen er psychische- en/of gedragsproblemen ontstaan. Om een beeld te krijgen van het sociaal-emotionele ontwikkelingsniveau van het kind hanteren we de fases die door Prof. Dr. A. Došen beschreven zijn. Deze inschatting is noodzakelijk om de begeleidingsstijl en het opvoedklimaat goed te kunnen laten aansluiten bij de basale emotionele behoeften die het kind op dit sociaal- emotioneel ontwikkelingsniveau vraagt. Wanneer we kunnen voldoen aan deze behoeften is dit stimulerend voor het ontstaan van gepast gedrag en voor een verdere gunstige sociaal-emotionele ontwikkeling. We zien vaak bij kinderen met een verstandelijke beperking dat deze basale emotionele behoeften miskend worden en dat daardoor psychische en/of gedragsproblemen kunnen ontstaan. Meestal gaat het hier om een overvraging of ondervraging van het kind. SEO vertaalt naar De Kindervriend Wat de dagelijkse werking van het MPI betreft, zien we dat het werken vanuit de sociaal emotionele ontwikkeling (SEO) zijn invloed heeft. De SEO is verwerkt als invalshoek binnen het individuele handelingsplan van een kind of jongere. We dagen onszelf steeds uit om de vertaalslag te maken naar de sociaal-emotionele behoeften om daarop de begeleidingsstijl aan te passen. Ook binnen de multidisciplinaire teams wordt daar steeds de focus op gelegd. Het is niet enkel onze basishouding die gekleurd is door het sociaal-emotionele accent, maar elke deelvisie die we uitwerkten in huis werd mee ingekleurd door SEO. Zo zien we binnen ons denken over vrijheidsbeperkende maatregelen dat het psychodynamisch kader een belangrijke invalshoek betekent. Basis van handelen is veelvuldig communiceren en polsen bij elkaar. Door te Het is steeds een uitdaging om een overtuiging warm te houden. Concreet binnen onze voorziening zijn het de leefgroepbegeleiders (pedagogen en psychologen) die hun persoonlijke kennis actueel houden om zo op hun beurt de opvoeders binnen de teams mee te kunnen nemen in het SEO-verhaal en specifiek tijdens de kindgebonden besprekingen. Het jaarlijkse SENSEO symposium staat sowieso op de kalender. Regionaal zijn we lid van de intervisiegroep. En binnenshuis trachten we jaarlijks de opvoeders en ondersteunend, opvoedend personeel te verrijken met een interne vorming rond SEO. De basistheorie kan dan aan bod komen, oefenmomenten aan de hand van het afnameformulier (ondertussen SEO-R), tips en tricks betreffende begeleiding op de verschillende niveaus. Een andere uitdaging is om ouders mee te nemen in je verhaal binnen de begeleiding van een kind, jongere. Wanneer het kan laten we ouders aansluiten op het moment dat we met een multidisciplinair samen zitten om de SEO schaal af te nemen. Wanneer de vertaalslag is gemaakt en begeleidingsadviezen zijn opgemaakt, worden deze ook met ouders besproken om zo op eenzelfde lijn verder aan de slag te kunnen gaan. Daarnaast worden ouders ook uitgenodigd om aan te sluiten op de jaarlijkse bespreking van het handelingsplan, waarin het item SEO steeds wordt aangehaald. 12 agora jaargang 29 nr.4 december 2013

13 Sociaal-emotionele ontwikkeling in mpi De Kindervriend Een praktijkvoorbeeld We geven graag volgende casus mee als mooi voorbeeld en goede ervaring binnen MPI De Kindervriend. S. startte als 5-jarige kleuter binnen de school van De Kindervriend en sloot aan in het semi internaat. Na enkele maanden komen de verschillende begeleiders samen omdat S. moeilijk gedrag stelt, nl. sterke verbale agressie en het intimideren van andere kinderen. Op 7-jarige leeftijd schakelen de begeleiders de hulp in van Ampel 1 om een ruimere beeldvorming te krijgen. Er zijn te veel vragen bij het gedrag van S. die onbeantwoord blijven en de pedagogische aanpak blijkt nooit voldoende te zijn. In dezelfde periode start S. in dagopname binnen de kinderpsychiatrie. Hij blijft zeer moeilijk gedrag stellen: hij doet continu andere kinderen pijn, intimideert, valt volwassen begeleiders aan, schopt en slaat. Hij lijkt na de incidenten die zich voordoen ook nooit enige vorm van spijt te tonen. Dit doet zich voor op school, in de leefgroep en thuis. Gedurende de opnameperiode worden taken afgenomen, gegevens verzameld en wordt het gedrag geobserveerd. Als besluit wordt gesteld dat S. bovenop zijn verstandelijke achterstand kenmerken van ADHD vertoont. Affectief en relationeel wordt S. omschreven als een eigenzinnige jongen die moeilijk verdraagt dat iets niet loopt zoals hij wil en dan felle woedebuien kan hebben met agressief gedrag. Opvallend ook blijkt dat hij moeite heeft met de afgrenzing tussen fantasie en realiteit. Hij kan zeer moeilijk om met verwachtingen. Er zijn aanwijzingen om te denken aan autisme, maar eerder wordt gedacht aan een psychotische ontwikkeling. Ampel en het begeleidingsteam van de kindervriend buigen zich ondertussen over de SEO test. Hieruit komt het team tot een zeer duidelijke beeldvorming van S. Hij blijkt zich te bevinden in de 3e ontwikkelingsfase de 1e individuatiefase. 1 Ampel is een ambulante consulenten- en therapiewerking in West-Vlaanderen voor mensen met een verstandelijke beperking met bijkomende psychische/psychiatrische en/of gedragsproblemen, en hun omgeving. Bij een vastgelopen situatie maakt Ampel een grondige beeldvorming op, waaruit hypotheses en adviezen voortvloeien om de vastgelopen situatie te deblokkeren. S. heeft duidelijk een eigen wil, maar heeft nog steeds de aanwezigheid van een volwassene nodig, op een afstand, maar liefst in het zicht. Beperkingen van zijn eigen wil leiden tot conflicten. Anderzijds is er de angst om afgewezen te worden en kan dit leiden tot paniek. Er is nog geen sprake van intern geweten. Hij kan zelf nog niet komen tot probleemoplossing. Hij heeft nood aan duidelijke alternatieven, aan wat hij wel mag en kan doen. Scheidingsangst speelt nog heel erg. Er is sprake van een beginnende interactie met leeftijdsgenoten. Hij zoekt anderen op, maar speelt afzonderlijk. Stelt zich ook dominant op. Gevaar voor overschatting. Enkele accenten binnen de begeleiding, eigen aan de noden van een kind, jongere dat zich bevindt in deze eerste individuatiefase, helpen de begeleiders verder op weg. Nood aan autonomie, maar ook aan een houvastbiedende omgang Opbouwen van vertrouwensrelatie Duidelijke boodschappen Bijsturen op basis van gemaakte afspraken en duidelijke regels Geven van gedoseerde verantwoordelijkheid Evenwicht zoeken tussen grenzen stellen en zelf laten bepalen Geen machtstrijd aangaan diplomatisch omgaan De tijd verstrijkt en de situatie met S. kent zijn pieken en dalen. S. zijn gedrag blijft zeer moeilijk en vele teams met de verschillende begeleiders volgen. Op 9-jarige leeftijd wordt Ampel opnieuw ingeschakeld om de beeldvorming nog meer te verduidelijken en de aanpak bij te schaven. Er wordt opnieuw een SEO afgenomen. S. blijkt zich nu voornamelijk in fase 2 te bevinden socialisatiefase. Op alle domeinen scoort hij lager dan enkele jaren geleden. Bij momenten blijkt hij zelfs heel wat lager te scoren en situeert hij zich in de 1e fase adaptatiefase. Opvallend is dat er erg weinig differentiatie is tussen boos zijn en angstig zijn. Hij laat zich ook overspoelen door emoties en kan zeer heftig reageren. S. heeft voortdurend nood aan dichte begeleiding om niet voortdurend in conflict te komen, niet voortdurend regels te overtreden. Hij zoekt ook de veiligheid van begeleiders op. De begeleidingstips komen voort uit de noden van S. op het niveau van een kind binnen de socialisatiefase. agora jaargang 29 nr.4 december

14 Sociaal-emotionele ontwikkeling in mpi De Kindervriend Versterken van de hechting om op deze manier de basisveiligheid te vergroten Nabijheid bieden variërend van dichte nabijheid tot nabijheid op afstand enerzijds en aanbieden van een duidelijke structuur en grenzen Grote nood aan beschikbaarheid van begeleiding. Begeleiders zijn een vertrouwenspersoon en bieden houvast. Nood aan structuur, gekende routines, rituelen, voorspelbaarheid, consequente begeleiding Accent moet liggen op samen dingen doen, samen dingen beleven, samen met de begeleiders, met de nadruk op de relatie. Groepsactiviteiten komen op de 2e plaats, gedoseerd, met voldoende begeleiding Dankzij het samen zitten op team, tijd te nemen en de violen op elkaar af te stemmen kon de begeleiding opnieuw een stap vooruit zetten met S. Het accent lag niet op wat de begeleiding dacht te kunnen verwachten van S. gezien zijn cognitieve ontwikkelingsniveau. Er werd niet gezegd Dat moet hij ondertussen toch kunnen. Integendeel, door te kijken vanuit de sociaal-emotionele ontwikkeling van S. en vast te stellen dat zijn niveau, aankunnen nog zeer miniem, broos en fragiel was, werd het accent van de begeleiding verlegd. Doelen werden veranderd en verwachtingen bijgeschaafd. Op deze manier is S. vanuit de socialisatiefase en een hierop aangepaste begeleidingsstijl kunnen groeien, en konden we hem soms sprongen zien maken naar de derde fase - eerste individuatiefase. Deze casus haal ik regelmatig aan om teams te inspireren en te motiveren de SEO schaal vast te nemen wanneer een kind of jongere moeilijk gedrag stelt en de pedagogische handvaten niet voldoende blijken te zijn. Het biedt een houvast, een gesprekskader aan teams en de begeleidingstips kunnen zeer concreet vertaald worden vanuit de ontwikkelingsniveaus. Begeleiders durven los te komen van verwachtingen en durven deze bij te schaven vanuit de bril van het aankunnen van een kind of jongere. Auteur en contactgegevens Sara Mermans Pedagogisch directeur MPI De Kindervriend Rollegemkerkstraat Rollegem sara.mermans@kindervriend.be 14 agora jaargang 29 nr.4 december 2013

15 Het koekoeksjong? Of hoe wij proberen iedereen in het nest te houden Mieke Lampaert VZW de Patio, Afd. t Groot hersberge Torhout Het voordeel van in de redactieraad van agora te zitten, is dat je heel wat artikels in avant-première kunt lezen. Voor dit themanummer was het niet anders. Ik heb mogen kennis maken met heel wat initiatieven die ontwikkeld zijn voor jongeren die een andere aanpak nodig hebben dan de doorsnee jongere. Het is zeer hoopgevend dat er voor de jongere waar er een discrepantie is tussen de emotionele leeftijd en de kalenderleeftijd plaatsen zijn waar ze de gespecialiseerde aandacht en begeleiding krijgen die ze nodig hebben. Toch zijn de plaatsen binnen deze gespecialiseerde voorzieningen beperkt (specifieke leefgroepen voor jongeren met gedrags- en emotionele stoornissen, ges- leefgroepen) of moet de jongere al heel wat meegemaakt hebben voor hij van dat aanbod gebruik kan maken (gemeenschapsinstellingen, for-k-diensten) of is de discrepantie bij een intake gesprek niet altijd duidelijk. Dan komt zo een jongere terecht in een voorziening, een leefgroep die niet echt aangepast is aan de noden van de jongere met alle gevolgen van dien. Hoe ga je daar als leefgroep, team, voorziening mee om? Wat kun je binnen de beperktere middelen toch doen om aan de noden /wensen van alle partijen te voldoen? Hoe kun je een structuur bieden zonder hen te stigmatiseren of buitenbeentjes te maken. Hoe kun je er voor zorgen dat het koekoeksjong niet alle andere uit het nest smijt? In het volgend artikel een beschrijving van hoe wij met deze jongeren binnen t Groot Hersberge 1 aan de slag gaan. Een verhaal van hoe we met vallen en opstaan tot een visie en beleid gekomen zijn om hiermee om te gaan. Ik begin daarvoor met onze kijk op jongeren, de normen die we opleggen en hoe we omgaan met de jongeren als ze over de normen heen gaan. Een duidelijk en gestructureerd systeem dat het, ook voor het koekoeksjong, makkelijker maakt om in ons nest te overleven. Een systeem dat in onze werking een rode draad is en vanuit ons drugbegeleidingsplan doorgetrokken is naar alle grensoverschrijdend gedrag (GOG). In het laatste stuk wil ik dan ook ons gog-beleid voorstellen. Dit beleid geeft naast duidelijkheid en structuur voor onze jongeren ook aan begeleiders handvaten om gog te onderkennen en er mee om te gaan. Onze kijk op jongeren Het zal niemand ontgaan zijn dat niettegenstaande de grootste veranderingen die nog moeten komen, we de laatste decennia een sterk veranderend hulpverleningslandschap hebben met daaraan gekoppeld de veranderende kijk op hulpverlening en de rol van de context. Meer en meer evolueerden we van gezinsvervangend naar gezinsondersteunend. Heel deze evolutie had ook een invloed op onze kijk op jongeren en hun context. We staan er vandaag voor om : Jongeren samen met hun context te laten groeien in het nemen van verantwoordelijkheid. In de verschillende ontwikkelingspsychologieën beschrijft men per leeftijdsfase, leeftijdseigen gedrag. Bij de begeleiding houden we rekening met dit leeftijdseigen gedrag en kijken we in hoeverre het gedrag van onze jongens correspondeert met hun leeftijd. De meeste van onze jongens hebben in hun kindertijd verschillende kwetsuren meegemaakt die hun huidige gedrag beïnvloeden. De mate van de kwetsuren en de leeftijd waarop ze die kwetsuren hebben meegemaakt, 1 t Groot Hersberge is een begeleidingstehuis binnen de bijzondere jeugdbijstand en biedt hulp aan jongeren en ouders die in een problematische opvoedingssituatie terecht zijn gekomen. We bieden opvang aan maximum 13 jongens van 12 tot 21 jaar. zijn bepalend voor de manier waarop we in relatie staan met de jongens en de verantwoordelijkheid die ze aankunnen en dus krijgen. Wij willen in het geven van verantwoordelijkheid dus niet alleen rekening houden met de leeftijd van de jongere maar ook de met de ontwikkelingsfase waarin hij zich bevindt. Vanuit deze visie staan we er nogal op om onze jongeren keuzevrijheid te geven en de daaraan gekoppelde verantwoordelijkheid. We merken dat het voor sommige jongeren onmogelijk is om hier mee om te gaan. Keuzevrijheid en eigen keuzes zijn dikwijls hoog gegrepen. Een strakke en duidelijke structuur is nodig. De jongeren waar het in dit artikel over gaat, horen bij die jongeren. Het zijn zij die er het hardst tegen revolteren en die deze structuur het meest nodig hebben, willen ze zich kunnen handhaven Om deze jongere niet te stigmatiseren of nog meer buitenbeentjes te maken, hebben we een GOG-beleid gemaakt in verschillende fases. Maar laat ons beginnen bij het begin. Voor we met grensoverschrijdend gedrag kunnen beginnen moeten de grenzen duidelijk zijn. agora jaargang 29 nr.4 december

16 -> -> -> Het koekoeksjong? De grenzen Ons normen-kader 1. Iedereen is uniek 2. Respect voor de persoonlijke grens 3. Respect voor de materiële grens 4. Aanvaarde en besproken daginvulling hebben 5. Clean zijn 6. Meewerken aan een positief groepsklimaat 7. Bereid zijn kleine stappen te zetten Voor het opstellen van deze grenzen hebben we ons laten inspireren en begeleiden door Geert Taghon. Sommigen kennen hem misschien van De Patio in Kortrijk. Daar gaan ze ervan uit dat je maar zeven regels kan onthouden. Met zorg zijn wij dan ook met het team op weg geweest om zeven regels te zoeken die voor ons echt belangrijk waren. Het is duidelijk dat het hier niet om gedragsregels gaat, maar om zeven normen. Het kiezen voor normen en niet voor gedragsregels geeft aan jongeren een duidelijk kader en aan begeleiders de mogelijkheid om binnen het kader toch nog een eigen beweegruimte te hebben en eigen accenten te leggen. Als je over deze normen gaat, wordt daar een gevolg aan gegeven. Wat het gevolg is, is heel duidelijk en voorspelbaar en kan variëren van een mondelinge markering tot een externe time-out. Interventieschema: 1. Markering: je wordt berispt, terechtgewezen 2. Even op kamer -> Te veel markering Dit wordt steeds gecommuniceerd naar directie Debriefing personeel door pedagogische coördinator 3. Sanctie, herstel of toekomst (repressie of curatie) - Sanctie: met de nadruk op leerrijk - Herstel: materiële zaken herstellen, schuld bemiddeling, - Toekomst: werken aan de toekomst, zorg boer, 4. Externe time-out ->te veel interne time-out - naar zorgboer, collega voorziening, met overnachting - opdracht rond herstel en toekomst In eerste instantie krijg je een markering. De begeleider geeft aan de jongere op één of andere manier een signaal dat het gedrag niet kan en moet stoppen. Als de begeleider te veel markeringen moet geven, gaat hij de jongere op een bepaald moment naar zijn kamer sturen. Daar kan hij even kalmeren en zich herpakken. Als hij voelt dat hij zichzelf terug onder controle heeft, kan hij terug naar de leefgroep komen. Als de jongere echter teveel van die momenten nodig heeft; gaat hij op interne time-out. Hoewel de meeste jongens dit als een sanctie ervaren, is dat niet de bedoeling. Het is de bedoeling dat een negatieve spiraal gestopt wordt. De jongere gaat naar zijn kamer om er tot rust te komen en ook de leefgroep de nodige rust te gunnen Tijdens een interne time-out is de jongere tijdens de groepsmomenten op zijn kamer. Maaltijden, ontspanningsmomenten, maakt hij dus niet mee. Er volgt een gesprek met de begeleider waarin naar de versie van de jongere wordt geluisterd. Op basis hiervan, de versie van de begeleider, wordt binnen de vijf dagen in overleg gekeken wat het gevolg is. Interne Time- out => even op kamer of rechtstreeks als je gedrag erover is. Interne time out wil zeggen : De dag van de feiten en de daaropvolgende volle dag op kamer (vb. maandag op kamer tot woensdag ochtend) Gesprek met de betrokken jongeren op de volle dag, na het avondeten (19.00u) Binnen de 5 dagen weet je de gevolgen van het gestelde gedrag (wordt besproken door 3 personeelsleden waarvan minimaal1hoofdbegeleider en/of pedagogisch coördinator. -> 16 agora jaargang 29 nr.4 december 2013

17 Het koekoeksjong? Alle GOG, los van wat de oorzaak of oorsprong is, wordt binnen een éénduidig kader aangepakt! Dit kader bestaat uit vijf fases en vier kapstokken die we gebruiken om GOG te onderkennen en ermee om te gaan. Om GOG te onderkennen gaan we aan de slag gaan met ons GOG- fasemodel. Teveel interne time-outs worden een externe timeout. De jongere verblijft dan een periode niet in t Groot Hersberge maar gelang de situatie gaat hij voor bepaalde tijd naar een collega voorziening, een zorgboer, de Zande, Ook hier krijgt hij een herstelgerichte opdracht mee. Ook dit is gebaseerd op de werking van de Patio. Een duidelijk voorspelbaar systeem dat geldt voor iedereen. In een ruimer beleid Om het koekoeksjong in het nest te houden, is er echter meer nodig dan een duidelijk gevolgensysteem. Het kader dat hierboven geschetst werd, is een zeer belangrijk kader binnen onze werking. Het geldt voor alles en overal, is één van de hoekstenen van onze werking en past zeer goed in ons GOG-beleid. Een beleid opgesteld om elk jong in ons nest de zorg te geven die het nodig heeft, om zo lang mogelijk in ons nest te kunnen blijven. Het was vroeger niet altijd makkelijk om te kunnen bepalen of iets nu echt grensoverschrijdend was. Met de natte vinger en het buikgevoel lieten we ons inspireren. Een gemeenschappelijke taal en beleid drong zich op. Zeker voor jongeren die de afwijzing opzoeken is het soms moeilijk om gedrag objectief te kunnen interpreteren. We begonnen daarom om ons algemene missie om te zetten, specifiek voor GOG. Binnen ons GOG-beleid is het de bedoeling om Jongeren samen met hun context te laten groeien in het nemen van verantwoordelijkheid met betrekking tot GOG. Ze moet als doel hebben de jongens (daders en slachtoffers), hun context en de hulpverlening op een constructieve manier met GOG te laten omgaan. We bieden de ruimte aan om de ontwikkelingstaken te volbrengen (gewetensontwikkeling), we bepalen de nodige grenzen, om op deze manier duidelijkheid en veiligheid te creëren en de kans op grensoverschrijdend gedrag tot een minimum te beperken. Fase 0: Er is geen probleem wat betreft GOG Fase 1: Er is sprake van een gedragsverandering Er komen signalen van derden omtrent GOG Er zijn vermoedens van feiten Er komen steeds meer GOG gerelateerde zaken in de leefwereld naar boven Fase 2: De vermoedens worden constant, zijn echter niet te bewijzen De jongeren betrekt de directe leefomgeving. Verhalen en vragen uit de context komen naar boven Gedragsverandering van de personen rond hem, houding tov de dader Bijhouden van signalen, gericht onderzoek Fase 3: Feiten komen boven drijven en worden aangetoond Signalen van GOG uit de directe omgeving Wet komt nog niet tussen Fase 4: Frequent feiten Wet komt tussen, diefstal agressie, misbruik, dealen Op basis van deze fases bekijken we waar de jongere zich bevindt en hoe we dus het best omgaan met het gedrag. Met gedrag bedoelen we hier niet enkel agressie. GOG omvat naast agressie ook psychische dysfuncties, seksualiteit, drugs en alle andere vormen van grensoverschrijdend gedrag zoals spijbelen, weglopen,. Een jongere die bij ons terecht komt met een spijbelproblematiek zit daarvoor dus in fase 3. Het kan echter perfect dat er geen sprake is van een drugsproblematiek of een seksuele problematiek. Om hiermee verder om te gaan hebben we onze vier kapstokken preventie, interventie, repressie en het curatieve luik (PIRC). agora jaargang 29 nr.4 december

18 Het koekoeksjong? Schematische voorstelling van de omgang met GOG Grensoverschrijdend gedrag Preventie Leefomgeving Interventie Repressie Monitoring Leefgroep ( sfeer) info avonden, Personeel, vorming en bijscholing Teenmeetings- Intern: zie interventie schema Extern: Politioneel Medisch Intern: sanctie team Extern: door de wet opgelegd Curatieve Opvang en nazorg: Debriefing en Positieve heroriëntatie Herstel Therapeutische hulp ( extern) Via individuele begeleiding Heel belangrijk en essentieel, zeker voor ons koekoeksjong, is preventie. In t Groot Hersberge investeren we hier sterk in, waarbij de leefgroep een belangrijke pijler is. In de leefgroep proberen we een huiselijke sfeer te creëren waar iedereen zijn plaats heeft (Cf. onze eerste norm : iedereen is uniek). En hoewel we met iedere jongere een individuele traject gaan, vinden wij de leefgroep een zeer belangrijk middel in dat traject. Vandaar dat we dan ook de keuze hebben gemaakt om samen met vzw lejo (leren door ervaringen voor jongeren) jaarlijks een traject te doen. Lejo wil via ervaringen samen met leefgroep werken aan een positief groepsklimaat. Via deze ervaringen leren jongens hun eigen sterktes kennen, de sterktes van anderen te kennen en te waarderen. Samen bouwen ze herinneringen op waar ze in moeilijke momenten kracht kunnen uithalen. Door samen op weg te gaan, heeft het koekoeksjong minder de neiging om anderen uit het nest te gooien en maken de anderen meer plaats voor het koekoeksjong. Binnen de vijf-wekelijkse jongerenvergaderingen (de teenmeetings) wordt aan de groepssfeer ook altijd bijzondere aandacht besteed Naast de onrechtstreekse preventie is er uiteraard ook altijd de rechtstreekse preventie via infoavonden over alle thema s die GOG omvatten. De preventie loopt altijd door voor iedereen. Het is niet omdat een jongere voor drugs bijvoorbeeld in fase drie zit dat hij dan niet meer moet meedoen aan de rechtstreeks of onrechtstreekse preventie. De IRC- (interventie, repressie, curatieve) acties zijn afhankelijk van de jongere en het gedrag dat hij gesteld heeft. Zo kan een interventie voor iemand die in fase één zit, even op kamer zitten zijn. Voor iemand die in fase vier zit, kan dit een politietussenkomst zijn. En de begeleiders? Ik gaf in het vorige stukje al aan dat we door onze leefgroepswerking de andere jongens samen met het koekoeksjong willen ondersteunen om het voor iedereen leefbaar te houden. En ook voor onze begeleiders is het niet altijd even makkelijk om te blijven investeren in die jongeren. Ook hen willen we voldoende ondersteunen. Daarom hebben we als het ware ook een PIRC-kader voor onze begeleiders. Om als begeleider blijvend te kunnen investeren is het belangrijk dat je regelmatig eens stoom kan afblazen, eens kan ventileren. Daarvoor moet het klimaat binnen het team veilig zijn. Om dit te kunnen zijn er jaarlijks teamdagen waar er we met het volledige team er een dagje op uit trekken om aan de sfeer en het groepsklimaat te werken. Daarnaast is er ook geregeld vorming over het geven van feedback, kwaliteiten van begeleiders, Daarnaast is er voor iedere begeleiders vijf-wekelijks coaching met de pedagogisch coördinator waar er ook gepolst wordt hoe het gaat. Ook binnen de teamvergaderingen, zowel de pedagogische als de algemene teamvergaderingen wordt hiervoor ruimte gemaakt. Binnen het preventieluik wordt ook gewerkt aan de competenties omtrent de verschillende onderdelen van GOG. Zo zijn er jaarlijks met het volledige team super- 18 agora jaargang 29 nr.4 december 2013

19 Het koekoeksjong? Auteur en contactgegevens Mieke Lampaert Pedagogisch coördinator VZW de Patio Afdeling t Groot hersberge Groenestraat 2, 8820 Torhout 050/ staf-hersberge@depatiovzw.be visiemomenten omtrent de verschillenden onderdelen van GOG. Dan komt iemand van de Sleutel een uiteenzetting geven over drugs, Geert Taghon over agressie,. Als er bij een begeleider tijdens zijn dienst sprake was van GOG, is de afspraak dat hij ventileert bij de eerste collega die hij tegenkomt. Als ze dubbel staan is dat die collega. Anders is het de collega die hem komt vervangen. Begeleiders mogen ook ten allen tijde de directie of pedagogische coördinator bellen. Het interventie luik zou je kunnen stellen. Het curatieve aspect zit in het gegeven dat er systematisch de dag erna contact opgenomen wordt door de pedagogisch coördinator ter ondersteuning en om te horen hoe het gaat. De herstelopdracht van de jongere richt zich ook tot de begeleider. De jongere wordt gevraagd om zich op één of andere manier te verontschuldigen aan de begeleider. Tot slot In dit artikel heb ik het kader proberen schetsen waarmee wij aan alle jongeren en meer specifiek aan de GES ers duidelijkheid en voorspelbaarheid willen geven. We merken dat dit zowel naar de jongens als naar het team toe een duidelijke houvast is. Op die manier proberen we ervoor te zorgen dat het koekoeksjong in het nest kan blijven en niet teveel anderen uit het nest smijt. We hebben hiervoor bewust gekozen om de groep als middel in te zetten. Op die manier helpt ook de groep op zich het koekoeksjong dragen. agora jaargang 29 nr.4 december

20 Is het sop de kool wel waard? Oplossingsgericht werken met extreem gedragsmoeilijke jongeren Natacha Waldmann Het Anker Brugge Eind augustus startte het begeleidingscentrum Spermalie Het Anker (vzw De Kade) in Brugge met een aparte werking voor adolescenten met een ernstige gedragsproblematiek (GES++), Het Vlot. In de aanloop hiervan is lang nagedacht over de manier waarop we deze niet evidente doelgroep kunnen begeleiden. De verschillende visies op wat de meest helpende aanpak is, zijn zeer uiteenlopend en soms zelfs tegenstrijdig. Ook in Het Vlot is ervoor gekozen om te vertrekken vanuit de ons vertrouwde systeemtheoretische en oplossingsgerichte visie. Dit is niet zo evident als het lijkt. Bij deze doelgroep wordt heel vaak in een repressieve richting gekeken. Het is een hele uitdaging om het oplossingsgericht werken in deze werking te implementeren. Wij kiezen, ondanks alle beperkingen, om daar waar mogelijk inclusie in de maatschappij als refentiepunt te nemen. We stellen vast dat investeren in dit perspectief -al dan niet met hulp uit het reguliere circuit heel veel middelen vraagt, zonder garantie op succes. De bittere realiteit is dat heel wat jongeren met extreme gedragsmoeilijkheden het vaak ook als volwassene niet redden in onze samenleving. Is het sop de kool dan wel waard? Moeten we investeren in het uitbouwen van een toekomst samen met deze jongeren, of geven we prioriteit aan het beschermen van de samenleving? Elke jongere, elk gezin de moeite waard De jongeren met wie we samenwerken moeten voldoen aan een aantal criteria vooraleer ze in Het Vlot kunnen worden begeleid. Deze criteria 1 zijn duidelijk en laten weinig aan de verbeelding over. Een jongere behoort tot de doelgroep GES++ (adolescenten met een ernstige gedrags- en emotionele stoornis) als hij of zij nood heeft aan permanent toezicht en aan een gespecialiseerde omkadering, ongecontroleerd en onvoorspelbaar gedrag stelt, regelmatig ernstig agressief gedrag stelt t.o.v. derden, zichzelf of materiaal en wanneer er regelmatig nood is aan veiligheidstechnieken en vrijheidsbeperkende maatregelen (afzonderingsruimte, time-out, interventiesysteem,...). Elke jongere moet aan alle 5 criteria voldoen om tot de doelgroep GES++ te behoren. Deze criteria beschrijven accuraat waar het met deze jongeren mis gaat, maar ze geven nauwelijks een beeld van de sterktes die bij de jongeren en hun context wel aanwezig zijn en van de ondersteuningsnoden die er zijn om deze sterktes kansen Is het sop de kool wel waard? Moet er geïnvesteerd worden in een doelgroep met het risico dat ze blijvend ondersteuning zullen nodig hebben, ook als volwassene? Ons antwoord is volmondig ja!. te geven. Dit is iets wat wij binnen onze benaderingswijze moeten bevragen om te kunnen werken. Vaak ontdekt men die sterktes pas als de begeleiding reeds is opgestart. Een opname volgens het klassieke systeem gebeurt dus vaak enkel op basis van een beschrijving van alles wat de jongere niet kan. Binnen Het Vlot hebben we gekozen voor een andere aanpak. Onze intakeprocedure is erop gericht om zoveel als mogelijk uit te zoeken wat de jongere wél kan, waar hij sterk in is en wat zijn toekomstdromen zijn. We merken dat de instroomcriteria bijna automatisch aanzetten tot het gebruik van een vooral repressieve aanpak. De uitdaging die wij willen aangaan is echter om te kiezen voor een minimum aan repressie en een maximum aan on- 1 nen_handicap%2frog%2fdocuments%2fcriteria%2520specifiek%2 520Zorgaanbod.doc 20 agora jaargang 29 nr.4 december 2013

21 Is het sop de kool wel waard? dersteuning. Wij beseffen namelijk maar al te goed dat wij voor de jongeren een tussenstation zijn. Ze hebben nog een heel leven voor zich en moeten dus leren om zich ook te redden zonder de (permanente) steun van een individuele begeleider in een residentiële context. Deze context valt op een zekere dag namelijk weg, dat is de realiteit waar de jongere en zijn netwerk bij de meerderjarigheid in de meeste gevallen mee te maken krijgen. En het zelfstandig functioneren als volwassene blijft ondanks alles het perspectief. Een onbegrepen problematiek Bij deze doelgroep wordt heel vaak in een repressieve richting gekeken. Het is een hele uitdaging om het oplossingsgericht werken in deze werking te implementeren. Kinderen en jongeren met gedrags- en emotionele stoornissen kunnen vaak op weinig begrip voor hun beperking rekenen. Zowel in hun omgeving als bij professionelen is er veel onwetendheid wat betreft een ernstige gedragsproblematiek. De beperkingen die aan de basis liggen van het gedragsprobleem zijn niet zo zichtbaar als sommige andere handicaps. De beperking is ook moeilijk te objectiveren of te duiden. Vaak worden ouders verweten hun kinderen te weinig in de hand te hebben of wordt de opvoedingssituatie op zich rechtstreeks als oorzaak van het gedrag gezien. Het gebrek aan impulscontrole, de lage frustratietolerantie, het gebruik van agressie als uitingsvorm, Dit zijn gedragskenmerken die men vaak associeert met bewuste keuzes van de jongere. Die beperkte erkenning is een bijkomende last die zowel de jongere als zijn omgeving moeten dragen. Dit zorgt vaak voor een laag zelfbeeld en een moeilijke acceptatie van de eigen beperking. Bij ouders overheersen schuldgevoelens en schaamte, naast de onmacht en de wanhoop die regelmatig de kop opsteken wanneer men weer eens geconfronteerd wordt met het probleemgedrag van zoon of dochter. In een ver verleden hielp een consequente, gestructureerde en gedisciplineerde leefomgeving om in veel gevallen het gedragsprobleem een stuk in te dammen. Voorspelbaarheid, duidelijke regels en het elimineren van storende prikkels in de omgeving deden vaak wonderen voor deze jongeren. Dit schiep ruimte om te werken aan gedragsverandering en aan het toekomstgericht leren omgaan met de gedragsproblematiek. De laatste jaren merkt men echter dat jongeren die aangemeld worden voor een residentieel verblijf steeds frequenter met complexere hulpvragen kampen dan vroeger. Meervoudige diagnoses zijn al lang geen uitzondering meer waardoor een eenduidige aanpak geen evidentie meer is. De ernst van het probleemgedrag en bijhorende uitbarstingen lijkt toe te nemen. Daarnaast zien we ook steeds vaker dat de grens met bijzondere jeugdzorg zeer dun wordt voor deze groep. Veel van deze jongeren komen uit een multiproblem context en kwamen reeds in aanraking met jongerenwelzijn of de jeugdrechtbank. Met hun beperking als verzwarende factor is gedeelde zorg over de sectoren heen in veel gevallen wenselijk. Zalven of slaan of geen van beide? Doorgaans is het beeld dat jongeren met een gedragsen emotionele stoornis veel meer negatief dan positief gedrag stellen. Destructief gedrag brengt voor hen een zekere veiligheid met zich mee. Wanneer de jongere agressief wordt, weet hij in veel gevallen dat daar een zeker gevolg aan vasthangt. Niet zozeer de gevolgen van het gedrag an sich als wel de sancties die eraan gekoppeld worden, brengen voor de jongere een zekere rust met zich mee. In onvoorspelbare situaties is het vaak hun manier om zelf voorspelbaarheid te creëren; ze weten dat ze hierdoor uit het conflict gehaald worden door de begeleiding, en apart gehouden worden van anderen. Dit negatief gedrag stelt de jongere in staat om zelf controle uit te oefenen over zijn situatie en is vaak ook het enige (aangeleerde) gedrag dat dit effect bekomt. Het is ook de snelste manier. Als een jongere een andere jongere, zichzelf of de leefgroep schade toebrengt, komen begeleiders heel snel in actie. Dit maakt dat dit gedrag zich bij de volgende onduidelijke situatie herhaalt. In deze logica wordt het heel moeilijk om de focus te blijven houden op de zaken die wel goed lopen en om die te gaan complimenteren. Wat goed loopt, wordt overschaduwd door de grote impact van het problematische gedrag. Wanneer men een strikt gedragsmatige agora jaargang 29 nr.4 december

22 Is het sop de kool wel waard? aanpak hanteert ziet men dat er een risico schuilt in een onevenwicht tussen het veelvuldige straffen en de karige mogelijkheden tot beloning. Dit werkt in veel gevallen opstandigheid en frustratie op bij de jongeren. De onmacht van de jongeren kan leiden tot nog meer regeloverschrijdend gedrag, waardoor op hun beurt de repressieve maatregelen in ernst en in frequentie toenemen. Een vicieuze cirkel zonder perspectief gezien de aard van de beperking van deze jongeren. Ten tweede houdt men op die manier jongeren in een vaste leefgroepstructuur. Wanneer jongeren als volwassenen op eigen benen moeten kunnen staan, dan heeft het geen zin te kiezen voor maximale bescherming in de cocon van een leefgroep. Er moet ruimte zijn om te experimenteren. Als hulpverlener hebben we de plicht om een maximale integratie in de samenleving te realiseren. Door vast te houden aan de leefgroep als structuur omwille van de veelvuldige agressieve uitbarstingen, het onvoorspelbaar gedrag en de veiligheidsproblemen laten we jongeren in de maatschappij stappen zonder het vangnet van de voorziening. Binnen de voorziening kan namelijk de nodige structuur en voorspelbaarheid geboden worden om dit gedrag tot een minimum te beperken. Regels kunnen ook heel consequent gehanteerd worden en regeloverschrijdend gedrag aangepakt volgens een vaste structuur. Door sterk begrenzend te werken, kan men de buitenwereld een stuk beveiligen maar worden jongeren onvoldoende sterker empowered. Wanneer jongeren de voorziening verlaten, is de begrenzing grotendeels weg. De jongere is dan op zichzelf aangewezen om een kader te scheppen waarbinnen hij kan functioneren. Voor deze jongeren is dit vaak te veel gevraagd want hun beperking bestaat er in de meeste gevallen net in dat zij de nodige vaardigheden hiervoor ontberen. We verleggen de focus van de relatie tussen gedrag en gevolg naar de resources die jongeren hebben om in de toekomst anders om te gaan met hun beperkingen Besparingen leiden tot creatief begeleiden Bij het uitbouwen van de werking is lang nagedacht over de beste manier om deze doelstellingen te realiseren. Idealiter krijgt elke jongere begeleiding op maat, in een individueel kader zodat er optimale integratie kan nagestreefd worden van de nieuw aangeleerde vaardigheden. In een ideale wereld is er ruimte om te experimenteren met sociale situaties, en kan er energie gestopt worden in het inoefenen van sociale vaardigheden en het aanleren van alternatief gedrag. Tot zover onze droomwereld waar we al snel uit wakker geschud werden. De besparingen in de welzijnssector worden steeds concreter, de vernieuwingen volgen elkaar in sneltempo op. Wanneer we kijken naar de middelen die de overheid vooropstelt om onze werking in te richten, dan zien we dat keuzes zich opdringen. Keuzes op vlak van infrastructuur, maar ook keuzes met betrekking tot de visie die we hanteren hangen nauw samen met de beschikbare (vooral personeels)middelen. We hebben er met Het Vlot voor gekozen om niet zozeer gedragsmatig te gaan werken maar de problematiek van de jongeren in een breder kader te gaan plaatsen. We verleggen de focus van de relatie tussen gedrag en gevolg naar de resources die jongeren hebben om in de toekomst anders om te gaan met hun beperkingen. We proberen uit elke crisissituatie een aantal elementen te halen die ons vooruit helpen bij het begeleiden van de jongere naar de einddoelstelling. De nadruk wordt niet op de gevolgen gelegd - hoewel die er vanzelfsprekend zijn - maar wel op de krachten van de jongere in een moeilijke situatie. Er worden vragen gesteld die verder gaan dan Waarom?. 22 agora jaargang 29 nr.4 december 2013

23 Is het sop de kool wel waard? Een vlotte visie Vanuit onze visie doen we een poging om samen met de jongeren een individueel traject uit te bouwen. We spreken van een cliëntgerichte werking. We laten het groepsaspect los en zetten het individueel traject van de jongere centraal. Veel van deze jongeren kunnen het samen leven met anderen moeilijk aan. Ze hebben een lage frustratietolerantie en reageren potentieel op elke prikkel, al dan niet met (verbale) agressie. Daarom laten we hen slechts in heel beperkte gevallen contact hebben met elkaar en gaan we met elke jongere afzonderlijk op zoek naar interesses, activiteiten en mogelijkheden. Concreet zien we dat de leefgroep zo opgebouwd is dat alle jongeren ten allen tijde apart kunnen bezig zijn. Hun individueel programma is zo opgesteld dat de ene jongere kan TV-kijken, terwijl de andere samen met een begeleider aan tafel zit en nog een andere jongere een rustmoment heeft op de kamer. Er wordt ook ingezet op externe activiteiten. De ene jongere gaat naar de bowling, de andere heeft krachtbaltraining,... Ze krijgen hierin ook begeleiding tot zover dit nodig is. De begeleiding is er op gericht om hen op termijn in staat te stellen deze individuele activiteiten zelfstandig op te nemen. Binnen het schoolvervangend activeringsprogramma wordt rekening gehouden met het individueel niveau en ook daar een programma op maat gemaakt, waarbij gewaakt wordt om de kansen op conflict en de potentieel gevaarlijke situaties te vermijden. Deze aanpak is zeker niet evident, het vergt heel wat denkwerk, flexibiliteit en creativiteit van de begeleiders. Daarnaast is het ook zeer arbeidsintensief, wat af en toe toch een spanningsveld creëert tussen wat we willen en We spreken van een cliëntgerichte werking. We laten het groepsaspect los en zetten het individueel traject van de jongere centraal. wat we kunnen realiseren. De werking van Het Vlot moet zo open mogelijk zijn, wat impliceert dat we geen agressiehanteringstechnieken gebruiken (verdedigingstechnieken zijn wel aangeleerd) en geen isolatieruimte hebben. Er is een time-outruimte voorzien, maar we kiezen niet voor dwangmaatregelen. We willen de jongere leren afzondering te gebruiken om zijn zelfcontrole en sturing te behouden, zich af te schermen van storende prikkels. We laten het denken in te behalen doelstellingen vanuit de begeleiding los en focussen ons op de toekomstplannen van de jongeren. Er wordt gestreefd naar een zo groot mogelijke zelfstandigheid van de jongere. De jongere kan er bijvoorbeeld zelf voor kiezen om gebruik te maken van de rustige ruimte of naar een andere (op voorhand afgesproken) plaats te gaan die rust brengt voor hem. Naast hetgeen in de leefgroep gebeurt, werken we ook sterk samen met de context. Dit kunnen ouders zijn, maar ook belangrijke anderen, die de jongeren ondersteunen en als vangnet kunnen fungeren indien de jongere hier nood aan zou hebben. De bedoeling is om dit vangnet sterk te betrekken bij de werking, zodat de brug naar de periode die volgt, wordt gemaakt. Deze visie concretiseren is behoorlijk personeelsintensief. Het veiligheidsaspect kunnen we slechts vorm geven door steeds met twee begeleiders in de leefgroep te staan. Deze dubbele bezetting is nodig om een veiligheidsgevoel te kunnen waarborgen zowel voor jongeren als voor begeleiders. De begeleiders dienen steeds beschikbaar te zijn om jongeren individueel te ondersteunen wanneer dit nodig is, dit kan in het kader van de residentiële setting zijn, maar is nog veel meer nodig daar waar de jongere minder beschermd functioneert in de samenleving zoals op school, in vrijetijdsactiviteiten en dergelijke meer. Door het feit dat de jongeren in Het Vlot ook vaak een verstoord schools parcours afleggen, diende er ook ingezet te worden op een activeringsprogramma. In dit programma worden jongeren op maat ondersteund op de momenten dat zij niet het reguliere schooltraject volgen. Oplossingsgerichte gereedschapskist Het begeleidend team ondersteunt en bevraagt de jongere in of na crisissituaties op een andere manier: Hoe is het je gelukt om het niet erger te laten worden? Hoe is de crisis opgehouden? Wat heeft je geholpen om terug te keren nadat je weggelopen bent?... Ze maken ook gebruik van standaard oplossingsgerichte agora jaargang 29 nr.4 december

24 Is het sop de kool wel waard? technieken als de drie vragen om gelukkig te leven 2. De insteek en de aanpak van een dergelijke probleemsituatie gebeurt vanuit een oplossingsgericht kader, waarbij de begeleider streeft naar het helder krijgen en helpen bereiken van de doelstellingen bij de jongere en zijn context. Het begeleidend team volgt het ritme van de gebruiker, maar zal ook het kader scheppen waarbinnen deze doelstellingen behaald kunnen worden. De relatie tussen begeleider en jongere is er één van dialoog, compromis en ondersteuning naar een expertrelatie. Hierbij wordt de jongere zelf expert in zijn eigen sterktes en zwaktes. Daarnaast is het ook belangrijk dat elke cliënt inspraak heeft in zijn traject, dit creëert motivatie om samen met de begeleider toekomstgericht te werken. De keuze voor deze aanpak is niet vanzelfsprekend. Naast de vele voordelen, zijn er duidelijk grenzen en beperkingen. Vooral veiligheid, het blijvend risico op agressie, een gebrek aan voorspelbaarheid en in sommige situaties de nood aan vrijheidsbeperking zijn een 2 ISEBAERT, L. (2007). Praktijkboek Oplossingsgerichte Cognitieve Therapie. Utrecht; De Tijdstroom, p182. bezorgdheid van zowel het beleid als van het begeleidend team. Hoe kunnen wij aan onze begeleiders de garantie geven dat zij in voldoende veilige omstandigheden hun werk kunnen doen? Hoe ver kunnen we gaan in het volgen van de doelstellingen van de jongeren? En ook de hamvraag: hoe kunnen we de jongere zelf, de andere jongeren en de begeleiders veilig stellen in kritieke situaties? Door de sterk individuele aanpak zijn het aantal uitbarstingen tot hier toe gering, maar de constante spanning die het team ervaart, het voortdurend op je hoede zijn, de niet-aflatende focus op het individuele aspect kunnen zwaar doorwegen op de begeleiders. Gepaste coaching en voldoende ondersteuning zijn nodig. Het Vlot is slechts enkele maanden bezig, maar momenteel is dit aspect nog een grote uitdaging. Anderzijds blijven we overtuigd van onze aanpak, omdat we zien dat jongeren door die positieve benadering toch vertrouwen kunnen opbouwen. Het niet bekrachtigen van hun uitbarstingen is voor hen ook vaak even wennen. Kansen en keuzes De werking van Het Vlot moet zo open mogelijk zijn, wat impliceert dat we geen agressiehanteringstechnieken gebruiken (verdedigingstechnieken zijn wel aangeleerd) en geen isolatieruimte hebben. Er is een time-outruimte voorzien, maar we kiezen niet voor dwangmaatregelen. Toch blijkt, ondanks de mogelijke nadelen, uit onderzoek dat een oplossingsgerichte aanpak, ook bij deze doelgroep die met gedragsproblemen kampt, kan werken. In het kader van eerste onderzoeken over de materie werd op diverse gedragsvragenlijsten en gedragsschalen een significante verbetering genoteerd tussen pre- en post-therapeutische afnames 3. Men ziet ook dat er een significant verschil is wat betreft het zelfbeeld van de kinderen in de testgroep. Maar het vergt een open kijk op de omgang met deze problematiek en een sterk team dat zichzelf in vraag durft stellen. Dit zijn zaken die niet vanzelfsprekend zijn. We willen openstaan voor de weg die de jongere en zijn context willen bewandelen. Ook al betekent dit dat we onze eigen waarden en normen soms op de achtergrond moeten schuiven. Het is een evenwichtsoefening om als team met de gebruikers op weg te gaan zonder de einddoelstelling maximale inclusie en voorbereiding op het leven buiten de voorziening uit het oog te verliezen. Als voorziening willen we jongeren telkens opnieuw kansen geven, en hen ondersteunen om over- 3 CORCORAN, J., & STEPHENSON, M. (2000). The Effectiveness of Solution-Focused Therapy with Child Behavior Problems: A Preliminary Report. Families in Society: The Journal of Contemporary Social Services, 81 (5), p agora jaargang 29 nr.4 december 2013

25 Is het sop de kool wel waard? wogen keuzes te maken in hun leven. Maar het blijft elke dag opnieuw een uitdaging om verder te gaan dan pogingen om te overleven met deze jongeren. Groeipijnen Integratie en de bijkomende stap naar inclusie kosten handenvol energie en geld. Een jongere die aansluit bij een reguliere voetbalclub heeft begeleiding nodig om dit te kunnen doen. Het traject ernaartoe, de overdracht van nuttige info, overlegmomenten, soms begeleiding ter plaatse, We kiezen ervoor om jongeren maximaal te integreren in een schools traject of alternatieve dagbesteding via een apart uitgebouwd activeringsprogramma. Bij de start van de werking en uit de intakegesprekken bleek al snel dat jongeren in veel gevallen slechts een deeltijds of helemaal geen schools traject volgen. De nood aan een gerichte strategie om ook hier de stap naar het regulier circuit te zetten is hoog. Zo kozen we om een begeleider in te zetten die de school kan ondersteunen in het omgaan met deze jongeren in de klasgroep. De ondersteuning vanuit het begeleidingscentrum is vaak cruciaal om integratie in een school te doen lukken, al is het maar een halve dag per week. Want daar krijgen de jongeren kansen om in een sociale context een aantal vaardigheden uit te proberen en in te oefenen. De school is de eerste stap naar transfer buiten de muren van de voorziening. Met ons activeringsprogramma doen we een poging om scholen, leraren en medeleerlingen vanuit een ander perspectief naar deze jongeren te laten kijken. Niet vanuit waar ze niet passen in de school, maar net naar wat wel haalbaar is (al dan niet met bijzondere ondersteuning). Een programma dat gericht is op ondersteuning van en (re)-integratie in de gewone school is echter veel intensiever qua personeelsmiddelen dan een gewoon schoolvervangend dagbestedingsprogramma. In de middelen die wij van het VAPH krijgen is dit aanbod niet voorzien, men gaat uit van jongeren die voltijds naar school gaan maar dit strookt helaas niet met de realiteit. Ook dit is dus een evenwichtsoefening. We kunnen met de beschikbare middelen niet (of onvoldoende) inzetten op al de luiken binnen onze visie en we worden dus gedwongen om enerzijds prioriteiten te leggen en om anderzijds andere zaken voor ons uit te schuiven. We moeten keuzes maken en het is dan ook erg moeilijk vast te leggen wat je wilt behouden en wat je laat vallen in je begeleiding. Wat wij bijvoorbeeld heel graag willen doen is het intensief begeleiden van de jongeren op school, eenmaal ze die stap (terug) gezet hebben. Om zo de transfer van de aangeleerde attitudes en vaardigheden te vergemakkelijken. Zeker voor jongeren die ook een autisme-problematiek hebben, is deze overgang vaak heel moeilijk en ziet men veel faalervaringen. Met de huidige personeelsomkadering is dit echter niet haalbaar. Een rooskleurige toekomst?! Is het sop de kool wel waard? Moet er geïnvesteerd worden in een doelgroep met het risico dat ze blijvend ondersteuning zullen nodig hebben, ook als volwassene? Ons antwoord is volmondig ja!. De gevolgen van een doordachte langetermijnvisie zijn niet te onderschatten. Door te investeren in voldoende begeleiding en zo de kans op ontsporing te minimaliseren, verkleint men de mogelijkheid dat onze jongeren in een later stadium in aanraking komen met justitie of residentiële psychiatrie. Door ons en andere voorzieningen die met deze doelgroep werken, te laten inzetten op het betrekken van de context en het versterken van het netwerk creëert men een nieuw vangnet voor de agora jaargang 29 nr.4 december

26 Is het sop de kool wel waard? jongere. Het is belangrijk dat hier op beleidsniveau een langetermijnvisie over bestaat, en dat men binnen de bevoegde overheidsinstanties inziet dat het snoeien in de middelen er enkel toe zal leiden dat men achteraf meer en heviger geconfronteerd zal worden met de problematiek van deze jongeren. En dan is het in veel gevallen te laat om nog binnen een begeleidingsrelatie met dezelfde ambitieuze doelstellingen te werken. We willen als voorzieningen een maximaal positief resultaat behalen, maar om in die richting te werken investeert men onvoldoende vanuit het beleid in een doelgroep die al te vaak tussen de mazen van het net glipt. We zijn natuurlijk pas gestart, en hebben de luxe dat we nog onbevangen en vol enthousiasme kunnen zijn. De tijd zal uitwijzen of onze werking haalbaar blijft. Maar we geloven sterk in het concept en in het feit dat een flexibilisering van het aanbod voor deze jongeren ruimte zal bieden om nieuwe kansen te krijgen binnen de werking. Daarom kijken wij uit naar de komende omwentelingen in onze sector, evenals in de jeugdzorg. Onze overstap als organisatie naar het multifunctioneel centrum vanaf januari en het kader van integrale jeugdhulp dat geïmplementeerd wordt, bieden voor ons heel wat kansen om binnen onze visie nog meer de context te betrekken alsook nog meer dan nu zorg op maat te kunnen aanbieden. We hopen nog meer mogelijkheden te krijgen om flexibele hulptrajecten uit te schrijven voor jongeren met de klemtoon op activering naar school of werk. We gaan de toekomst dus positief tegemoet, en hopen op lange termijn de ruimte te krijgen om de ingeslagen richting te kunnen verderzetten. Referenties CORCORAN, J., & STEPHENSON, M. (2000). The Effectiveness of Solution-Focused Therapy with Child Behavior Problems: A Preliminary Report. Families in Society: The Journal of Contemporary Social Services, 81 (5), ISEBAERT, L. (2007). Praktijkboek Oplossingsgerichte Cognitieve Therapie. Utrecht: De Tijdstroom. %2Fpersonen_handicap%2Frog%2FDocuments%2FCriter ia%2520specifiek%2520zorgaanbod.doc Auteur en contactgegevens Natacha Waldmann is orthopedagoog en oplossingsgerichte therapeut in opleiding. Ze werkt in het begeleidingscentrum Spermalie Het Anker als zorgdirecteur voor de afdeling kinderen en jongeren met gedrags- en emotionele stoornissen. De afdeling is recent uitgebreid met een GES++-werking voor adolescenten met extreme gedragsproblemen, Het Vlot. Begeleidingscentrum Spermalie Het Anker, campus Het Anker Beisbroekdreef Brugge 050/ natacha.waldmann@de-kade.be 26 agora jaargang 29 nr.4 december 2013

27 Stoere mannen, kleine jongens. Emotionele ontwikkeling bij personen met een verstandelijke beperking in een forensische context Tineke Dhoore & Leen Bollaert OBRA Evergem Centrum OBRA vzw biedt sinds 1974 dagactiviteiten aan volwassen personen met een beperking. Het ondersteunen van personen met een verstandelijke beperking aan de hand van het ontwikkelingsdynamisch kader van Prof. Anton Došen werd aanvankelijk geïmplementeerd in het dagcentrum. De meerwaarde van dit kader in de ondersteuning van deze doelgroep bleek echter zo treffend dat we poogden een vertaalslag te maken naar de later ontstane forensische deelwerkingen van Centrum OBRA vzw, namelijk Ontgrendeld en het splinternieuwe jongerenproject 4Hobo. Waar de werking Ontgrendeld streeft naar de uitstroom uit de gevangenis en re-integratie in de maatschappij, focust het jongerenproject 4Hobo op preventie, om de instroom van (jong)volwassenen met een verstandelijke beperking in de gevangenis te voorkomen. Centrum OBRA vzw pleit voor een continuümvisie op hulpverlening. Waar men na de minderjarigenzorg soms zijn hart voor vast houdt, is binnen Ontgrendeld een dagelijkse, keiharde realiteit. Het prille jongerenproject 4Hobo kan dan ook enkel ten volle gesitueerd en begrepen worden, binnen zijn chronologische en contextuele ontstaansgeschiedenis. In dit artikel belichtten we dan ook beknopt de werking Ontgrendeld, het nieuwe jongerenproject 4Hobo en welke plaats de emotionele ontwikkeling, zoals beschreven door Prof. A. Došen, inneemt binnen de beide forensische deelwerkingen van Centrum OBRA vzw. Emotionele ontwikkeling: verklaar u nader Emotionele ontwikkeling is een thema dat in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking veelal nog te weinig aandacht krijgt. Voor een evenwichtige ontwikkeling van de persoon is het echter noodzakelijk dat, naast de cognitieve en sociale aspecten, ook de emotionele aspecten parallel ontwikkeld worden. Een discrepantie tussen cognitieve en emotionele ontwikkeling resulteert in een persoonlijkheid die kwetsbaar is voor het ontstaan van gedrags- en psychische stoornissen (Claes et al., 2012). Een adequaat antwoord vanuit de omgeving op de basale emotionele behoeften van een persoon stimuleert de verdere emotionele ontwikkeling en van daaruit het ontstaan van adaptief gedrag. Maar ook We zien doorgaans dat deze doelgroep in een situatie leeft waar ze moeten voldoen aan veel én te hoge verwachtingen. Verschillende factoren in hun leven en hun omgeving zorgen voor een overvraging. omgekeerd, een inadequaat antwoord, ofte een nietafgestemde ondersteuning van de omgeving, belemmert de verdere emotionele ontwikkeling en kan leiden tot maladaptief, onaangepast, gedrag. In de praktijk valt het nog te vaak op dat de basale emotionele behoeften miskend worden bij personen met een verstandelijke beperking. Het gevolg is een over- of onderbevraging van de persoon door de omgeving, hetgeen naast probleemgedrag zelfs kan leiden tot het uitlokken van diverse klinisch psychiatrische ziektebeelden. Een volledige uiteenzetting van de emotionele ontwikkeling zou ons in dit artikel te ver leiden; daarvoor verwijzen we liever naar het werk van de meester zelf (Došen, 2007) en naar het boek van Claes, et al. (2012). Wel willen we in dit artikel aanraken waar en waarom we de emotionele ontwikkelingsdynamische dimensie integreren binnen onze forensische werkingen, Ontgrendeld en 4Hobo. Ontgrendeld: Geïnterneerd? In de bak? Wat nu? Ook binnen een forensische context vormt emotionele ontwikkeling een sleutelbegrip in het ondersteunen van personen met een verstandelijke beperking. Binnen een justitiële context is er veelal weinig aandacht voor dit aspect van de ontwikkeling en wordt er enkel gefocust op de beperkingen in de cognitieve ontwikkeling en in het adaptieve gedrag. De werking Ontgrendeld ondersteunt geïnterneerden die een erkenning hebben bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) of die hiervoor in aanmerking komen en die in de gevangenis van agora jaargang 29 nr.4 december

28 Stoere mannen, kleine jongens. Gent verblijven. De centrale doelstelling van de werking is het optimaliseren van de mogelijke kansen tot een duurzame re-integratie in de maatschappij. Inzichten uit de ontwikkelingspsychiatrische invalshoek van A. Došen (1990) zijn een belangrijke leidraad in onze beeldvorming en in het uitstippelen van de begeleidingsaanpak. We sluiten ons aan bij de visie van Prof. Došen als we stellen dat het emotionele functioneren nog meer dan het cognitieve niet te negeren is in het begrijpen van challenging behaviour of probleemgedrag. Dit model vormt een leidraad om challenging behaviour mee betekenis te geven, het project SEN-SEO (Claes et al., 2012) helpt de vertaalslag maken naar de ondersteuning van deze doelgroep. De emotionele ontwikkeling, gekoppeld aan motivatie en draagkracht, is veelal (zoniet altijd) in onze forensische doelgroep minder goed ontwikkeld dan de cognitieve ontwikkeling. Zeer vaak worden cliënten bij ons aangemeld met labels als antisociale kenmerken, egocentrisch, geen empathie, geen probleeminzicht,... We zien doorgaans dat deze doelgroep in een situatie leeft waar ze moeten voldoen aan veel én te hoge verwachtingen. Verschillende factoren in hun leven en hun omgeving zorgen voor een overvraging. Ze zijn veelal vastgelopen ten gevolge van een complex scala aan belastende factoren, ze vragen (of kunnen) zelf niet om zorg vragen, ze zijn moeilijk te stabiliseren en belanden regelmatig in crisissituaties (Neijmeijer, et al., 2010). De combinatie van verschillende belastende factoren in hun leven en in sommige gevallen het niet (h)erkennen van de verstandelijke beperking door de omgeving resulteren in een overvraging aan het adres van deze mensen. Deze factoren leiden in interactie met elkaar tot een complexe diagnostiek. Een beperkt sociaal netwerk, een moeilijke voorgeschiedenis met veelal eigen slachtofferervaringen en ontwrichte sociale relaties maken deze interactie vaak nog ingewikkelder. Hierdoor kunnen gedragsen/of psychische stoornissen ontstaan. Wanneer het gaat om externaliserende vormen van probleemgedrag komen deze mensen in sommige gevallen meer dan eens in aanraking met justitie. Vanuit een bril op handicapspecifieke ondersteuning Hun achtergrondverhaal legt heel wat hiaten bloot in de organisatie van het zorglandschap, waaronder de abrupte kloof tussen minderjarigen- en volwassenzorg en de talrijke exclusiecriteria in de reguliere zorg voor personen met een verstandelijke beperking. Het perspectief van de emotionele ontwikkeling mee in kaart gebracht, zal blijken dat het heus geen kwaad kan om de jongere vaker het voordeel van de twijfel te geven stellen we vast dat de cognitieve, sociale en emotionele beperkingen centraal staan in de functioneringswijze van deze cliënten. Een inschaling op de SEO-R (Schaal emotionele ontwikkeling revised, Claes et al., 2012) en de differentiatie op de verschillende domeinen geeft weer waar de emotionele ontwikkeling is gestagneerd en wat we realistisch kunnen verwachten van een cliënt op het gebied van impulscontrole, emotieregulatie, morele ontwikkeling, etc. Het zorgvuldig inschatten van het emotioneel ontwikkelingsniveau, ook binnen de context van een detentie, zorgt voor een betere afstemming op de begeleidingsvraag en de draagkracht van de cliënt. De kijk op emotionele ontwikkeling helpt om probleemgedrag te doorprikken en de onderliggende dynamieken/ontwikkelingstaken te blijven zien. Op zijn beurt creëert dit kansen tot een realistische visie op re-integratie en het heropenen van voorheen gesloten deuren. Want zij zijn groot en ik is klein: en dat is niet eerlijk Doorheen onze werkervaring in de gevangenis krijgen we steeds meer zicht op de ontwikkelingspaden die uiteindelijk hebben geleid tot de detentie. We stellen vast dat het merendeel van deze mensen reeds in de voorgeschiedenis getroffen is door kwetsbaarheden en risico s, die hen extra vatbaar maken om ergens in hun levensloop in aanraking te komen met justitie. De combinatie van een veelheid aan risicofactoren, een minimum aan beschermende factoren én hun (verstandelijke) beperkingen maakt deze groep uiterst kwetsbaar om te belanden in marginaliteit, criminaliteit en uiteindelijk in de gevangenis. Hun achtergrondverhaal legt ook heel wat hiaten bloot in de organisatie van het zorglandschap, waaronder de abrupte kloof tussen minderjarigen- en volwassenzorg en de talrijke exclusiecriteria in de reguliere zorg voor personen met een verstandelijke beperking en bijkomende gedrags- en emotionele moeilijkheden. Ze bevinden zich op de grens tussen sectoren en sectorale regelgeving. Ze passen overal en nergens. Zoals Neijmeijer, et al. (2010) ook aangeven, werd hun jeugd getekend door uiterst problematische opvoedingssituaties, schorsingen, verwijzingen van voorziening naar voorziening, plaatsingen en een opeenstape- 28 agora jaargang 29 nr.4 december 2013

29 Stoere mannen, kleine jongens. ling van faalervaringen. De meerderheid heeft geen toekomstsperspectief en kent geen vervolgtraject in zorg na de minderjarigheid. Er is geen verder mandaat vanuit het onderwijs, de zorgvoorziening, de jeugdrechtbank, en de jongeren worden, al dan niet vrijwillig, losgelaten. Vooral die jongeren die in een voortdurend gevecht zitten met zichzelf, hun omgeving en hun beperking, verdwijnen na de minderjarigenzorg van de radar. Net zoals elke jongvolwassene verlangen ze naar autonomie en vrijheid. Eigen aan hun verstandelijke Eén van onze prioritaire doelstellingen is de jongeren op de radar te houden zodat zij ondanks hun maatschappelijke kwetsbaarheid niet in de marge verdwijnen. meer (h)erkend door de omgeving en er is sprake van continue overvraging. Hun wensen en dromen moeten al gauw plaats maken voor een complexe, veeleisende realiteit, met een snelle escalatie van problemen tot gevolg. Occasionele winkeldiefstal evolueert naar stelen om te kunnen overleven; het is vechten of vluchten, pompen of verzuipen. De afwezigheid van specifieke ondersteuning voor deze jongeren na de minderjarigheid verhoogt de kansen op een (verdere) delinquente ontwikkeling. Kwalitatieve, retrospectieve analyse van de aanmeldingen binnen de werking Ontgrendeld leert ons dat het merendeel van deze jongvolwassenen binnen de twee jaar na het wegvallen van de minderjarigenzorg in de gevangenis belandt, vergezeld van niks meer dan schulden, dakloosheid, werkloosheid, verslaving, We treffen hen daar al te vaak, alleen, doodsbang en huilend als een kind. Bovenstaande ervaringen en vaststellingen konden wij vanuit onze sterke betrokkenheid op deze doelgroep niet zomaar naast ons neerleggen. Ook al zijn ze, net omwille van hun problematiek, zelf geen vragende partij, toch en net daarom hebben deze jongeren nood aan én recht op ondersteuning die aansluit bij hun leefwereld, beleving en complexe problematiek, ook na de minderjarigenzorg en hun hele leven lang. Vandaar dat wij nu, met enige trots, de geboorte van het nieuwe forensische jongerenproject van Centrum OBRA vzw mogen aankondigen: 4Hobo 1. (To) Like a hobo beperking en bijkomende beperkingen, waaronder zeer vaak een lage emotionele ontwikkeling, hebben ze geen probleeminzicht en dus geen hulpvraag. Deze jongeren zijn blij dat ze van alle regeltjes van de rits instellingen die ze hebben doorlopen, verlost zijn en zijn geen vragende partij voor verder gezette hulpverlening binnen VAPH of Jongerenwelzijn. Ze wensen ook geen beroep te doen op volwassenzorg of vinden de weg er niet naartoe. Door het gebrek aan ondersteuning na de minderjarigheid zijn deze jongeren genoodzaakt terug te vallen op zichzelf en op hun veelal zwak, beperkt of delinquent netwerk. Hun verstandelijke beperking wordt niet Met aandacht voor de kwetsbaarheden en uitsluiting van deze doelgroep en vanuit een continuümvisie op hulpverlening, biedt 4Hobo forensische outreach aan jongeren en jongvolwassenen tussen 16 en 25 jaar met een (vermoeden van) verstandelijke beperking en risicogedrag, en aan hun professioneel en natuurlijk netwerk. Centrum OBRA wil met dit project maximaal tegemoet komen aan de knelpunten binnen de reguliere zorg voor jongeren met verstandelijke beperking en risicogedrag. 4Hobo wil het recht op zorg bij de overgang van minderjarig naar meerderjarig voor deze jongeren realiseren, om de kansen op een kwaliteitsvol en 1 Hobo is een synoniem voor zwerver. Het symboliseert de vele jongeren en (jong)volwassenen, die door hun complexe problematiek binnen de reguliere zorg tussen de mazen van het net vallen en na het wegvallen van de minderjarigenzorg het spoor bijster zijn. agora jaargang 29 nr.4 december

30 Stoere mannen, kleine jongens. maatschappelijk geïntegreerd leven voor deze jongeren maximaal te bevorderen, op zo veel mogelijk levensdomeinen. Door het bieden van specifieke vervolgondersteuning aan deze jongeren na de minderjarigheid wensen we de kans op een (verdere) delinquente ontwikkeling en het afglijden naar detentie of internering te minimaliseren. 4Hobo buigt hiertoe exclusiecriteria om naar inclusiecriteria: jongeren hoeven, bijvoorbeeld, geen probleeminzicht of hulpvraag te hebben om in aanmerking te komen voor ons aanbod. Ook IQ cijfers zijn geen inclusie- of exclusiecriterium. Bovenop een vaak discrepant cognitief profiel komt immers even vaak een laag of disharmonisch emotioneel ontwikkelingsprofiel. In onze werking wordt daarom het totale functioneren, inclusief de emotionele ontwikkeling, in kaart gebracht. Nadere en meer holistische beeldvorming kan dan uitwijzen of een jongere daadwerkelijk baat kan hebben bij onze dienstverlening. Een vermoeden van verstandelijke beperking en risicogedrag volstaat dan ook om een jongere aan te melden; specifieke attesten, ticketten of statuten zijn geen noodzakelijke voorwaarden. Wel pleiten we ervoor dat jongeren worden aangemeld op de leeftijd van 16 jaar. De periode tussen 16 en 18 jaar, voorafgaand aan het wegvallen van de minderjarigenzorg, is essentieel voor een degelijke voorbereiding van de outreach aan de jongere en eventuele preventie van een (verdere) delinquente ontwikkeling (zicht krijgen op jongere en zijn/haar contexten, inschatting zorgvragen en -noden op verschillende levensdomeinen, risicotaxatie, etc.). Het professioneel netwerk dat verantwoordelijk is (en blijft) voor de jongere kan in die periode ook beroep doen op 4Hobo voor dossierondersteuning (adviesverlening, casusoverleg, supervisie) en/of vorming en coaching inzake onze expertise inzake verstandelijke beperking (inclusief emotionele ontwikkeling) en forensisch welzijnswerk. De specifieke vervolgondersteuning aan de jongere is dan een logisch en onderbouwd gevolg na het wegvallen van de minderjarigenzorg. We geven deze inhoud en vorm via (forensische) outreach, door met de jongeren proactief en aanklampend aan de slag gaan, door 4Hobo wil het recht op zorg bij de overgang van minderjarig naar meerderjarig voor deze jongeren realiseren, om de kansen op een kwaliteitsvol en maatschappelijk geïntegreerd leven voor deze jongeren maximaal te bevorderen. samen te zijn en samen te doen, binnen de leefwereld van de jongere en met een maximale participatie van de jongeren en/of zijn context. Eén van onze prioritaire doelstellingen hierbij is de jongeren op de radar te houden zodat zij ondanks hun maatschappelijke kwetsbaarheid niet in de marge verdwijnen. We proberen met de jongeren in contact, ofte in verbinding, te blijven en steeds een vinger aan de pols te houden. Hiertoe maken we, onder meer, proactief gebruik van sociale media zoals Facebook, gelinkt aan een aangepaste jongerenwebsite ( 4Hobo acht handelen minstens even belangrijk als behandelen. 4Hobo doet niet zelf aan behandeling van bijkomende psychische of psychiatrische problematiek. Waar nodig en indien de relatie met de jongere dit toelaat, verwijzen wij door. In afwachting van eventueel gespecialiseerde zorg blijven wij, zo hun emotionele behoefte dit vraagt, beschikbaar, bereikbaar en nabij. Het realiseren van deze zorg doet 4Hobo niet alleen. Dit vraagt om een proactieve intersectorale samenwerking, met alle sectoren binnen de integrale jeugdhulp en met belendende actoren betrokken op de doelgroep: onderwijs, CLB, justitie, politie, psychiatrie, OCMW, straathoekwerk, etc. Het brede netwerk van 4Hobo wordt gedragen en gestuwd door een intersectoraal samengestelde stuurgroep. De stuurgroep deelt de visie van 4Hobo van het recht op zorg voor onze doelgroep en kent van daar uit een drieledige missie op drie niveaus. Op microniveau streven we naar een praktijkgerichte, intersectorale samenwerking: om de zorg voor de jongeren te kunnen realiseren, kunnen we wederzijds beroep doen op elkaars expertise, dienstverlening en netwerk. We gaan een engagement aan tegenover elkaar in functie van de jongere en overstijgen mandaten en sectorale regelgeving door samen te zoeken naar creatieve oplossingen; we zoeken tot we vinden. Op organisatieniveau levert de stuurgroep ook een noodzakelijk theoretisch en praktisch klankbord voor de verdere ontwikkeling en bekendmaking van het project. En last but not least staat de stuurgroep ook in voor proactief beleidsbeïnvloedend werk, door intersectorale knelpunten en 30 agora jaargang 29 nr.4 december 2013

31 Stoere mannen, kleine jongens. good practices in intersectorale samenwerking te inventariseren en te communiceren aan de daartoe bevoegde instanties. Wat je niet ziet bestaat niet Ook binnen 4Hobo kent de emotionele ontwikkeling een centrale en onontbeerlijke plaats binnen de orthoagogische visie en dit zowel binnen de beeldvorming als de begeleiding van de jongere en zijn context(en). Ondanks het belang van een helder begrip van verstandelijke beperking stellen we binnen onze werking nog te vaak vast dat de (h)erkenning van een verstandelijke beperking geen vanzelfsprekendheid is. Zeker wanneer een verstandelijke beperking als dusdanig niet gediagnosticeerd werd, staat men allerminst stil bij (het belang van) de emotionele ontwikkeling. De veel voorkomende discrepantie in kunnen (cognitieve, praktische, sociale vaardigheden) versus aankunnen (emotionele draagkracht) in het functioneren van jongeren met een verstandelijke beperking maakt het uiterst complex om het gedrag van de jongere goed te kunnen inschatten en in een passende aanpak te voorzien. Het is allesbehalve evident om de peuter in de 17-jarige te zien en om de 17-jarige in de peuter te zien en om beide met elkaar te blijven linken. Om die reden en met het oog op proactief en preventief werken, stelden we een indicatieve signaallijst samen die, aan de hand van concrete gedragsindicatoren, peilt naar de potentiële aanwezigheid van een verstandelijke beperking en/of risicogedrag bij jongeren vanaf 16 jaar. De lijst is zo opgesteld dat ze bruikbaar is voor alle sectoren van de integrale jeugdhulpverlening en voor alle anderen betrokken op onze doelgroep (jeugdinspecteurs, consulenten, straathoekwerkers, ouders, enz.) Aan deze lijst op zich zouden we een volledig artikel kunnen wijden, doch binnen het kader van het thema emotionele ontwikkeling dient gezegd dat, onder andere, ook de emotionele ontwikkelingsdimensie mee opgenomen werd in het ontwerp van de items. De indicatieve lijst draagt, in dialoog tussen de invuller en 4Hobo, ook bij tot de beeldvorming en begeleiding van de jongere. Zo kan het duidelijker worden of het zogenaamde probleemgedrag van een jongere storend doch adaptief, dan wel maladaptief is binnen een bepaalde emotionele ontwikkelingsfase. Dit onderscheid is van essentieel belang. Het kan immers verklaren waarom een jongere soms zo pienter en creatief kan zijn in het verzinnen van smoesjes en straffe verhalen Dit vraagt om een proactieve intersectorale samenwerking, met alle sectoren binnen de integrale jeugdhulp en met belendende actoren betrokken op de doelgroep: onderwijs, CLB, justitie, politie, psychiatrie, OCMW, straathoekwerk, etc. en toch niet zonder meer gewezen kan worden op leugens en eigen aandeel. Een jongere, met een eerder laag emotioneel ontwikkelingsniveau kan immers, in zijn zoektocht naar nabijheid, geleerd hebben dat straffe verhalen de nabijheid van de belangrijke andere oplevert. Of deze jongere is misschien nog volop bezig met het ontwikkelen van een eigen identiteit en de straffe verhalen kaderen dan veeleer binnen het vorm geven van dit beginnend ikje. Dit gedrag dan afwimpelen en afdoen als leugens, zonder meer, en de jongere met zijn leugens en aandeel gaan confronteren kan contraproductief en zelfs schadelijk werken. De jongere kan immers, omwille van zijn beperkt, respectievelijk disharmonisch cognitief en emotioneel ontwikkelingsniveau, zijn eigen aandeel eenvoudigweg niet zien. Komt daar nog bij dat zo veel van onze jongeren zo getraumatiseerd werden in het verleden dat ze (tijdelijk) vastzitten in een zodanig gevoel van benadeling, omwille van al het onrecht dat hen werd aangedaan, dat ze ook hierdoor hun eigen aandeel (nog) niet kunnen zien, maar enkel kunnen zien dat anderen hen schade toebrengen en last berokkenen. De nabijheid, de relatie en het samen zijn en doen dienen dan te worden bevestigd én de straffe verhalen dienen te worden getemperd doch niet inhoudelijk te worden betwist. Alleen dan brengt men voor de jongere in kwestie een verstaanbaar en aanvaardbaar verhaal. Daarnaast en niet minder belangrijk kan het gedrag van de jongere meer correct worden toegeschreven aan hetzij onkunde, hetzij onwil. Bij deze jongeren twijfelen we immers al te vaak of het nu is van niet willen of niet kunnen. Het perspectief van de emotionele ontwikkeling mee in kaart gebracht, zal blijken dat het heus geen kwaad kan om de jongere vaker het voordeel van de twijfel te geven. Het hoeft geen verder betoog dat dit perspectief, namelijk het herkaderen van negatief intentioneel geattribueerd gedrag in onkunde en nood aan zorg, enkel heilzaam kan zijn voor de (werk)relatie tussen hulpverlener en jongere. Bovendien doet het ons als hulpverlener stil staan bij de verkeerde suggestie van een licht verstandelijke beperking als licht onvermogen (Ten Wolde, 2006), waar een verstandelijke beperking en een disharmonische emotionele ontwikkeling leidt tot een pervasieve impact op diverse levensdomeinen van de jongere. Dat inzien kan ons ook helpen onze verwachtingen en (over)vragen aan het adres van de jongere te milderen. Het kan ons, hulpverleners, motiveren om onze doelstellingen en handelingsplannen richting progressie (tijdelijk) los te agora jaargang 29 nr.4 december

32 Stoere mannen, kleine jongens. laten en onszelf en de omgeving aan te passen aan de jongere in functie van noodzakelijk emotioneel behoud en homeostase. Specifiek voor onze werking, kan het mee inbrengen van de emotionele ontwikkelingsdimensie ook aanwijzingen brengen omtrent een potentiële forensische ontwikkeling. Bij statusdelicten 2, zoals weglopen en spijbelen, kan dan de vraag gesteld worden of dit antisociaal, normovertredend gedrag dient gezien te worden als pre-delinquentie in de overgang naar criminaliteit, dan wel als een tijdelijke regressie naar een lager emotioneel ontwikkelingsniveau omwille van, bijvoorbeeld, een stressful life event. Belangrijke gebeurtenissen of veranderingen in het leven, zoals verhuis, geboorte van een kind, schorsing, ontslag, een afgebroken relatie, e.d.m. kunnen deze cliënten gemakkelijk uit evenwicht brengen, met een mogelijke terugval of het ontstaan van nieuw probleemgedrag tot gevolg. De manier om dit gedrag te benaderen, kan dan medebepalend zijn in het positief of negatief verder bestaan van dit gedrag. In die zin kan een goede inschatting van het emotioneel ontwikkelingsniveau ook een meerwaarde betekenen bij het bepalen van de zorgnood van de jongere. Een jongere kan dan wel over voldoende praktische en sociale vaardigheden beschikken om in het gewoon arbeidsmilieu aan de slag te kunnen of om alleen te gaan wonen, maar wanneer zijn emotionele draagkracht te laag is, zal hij al gauw afwezig blijven op het werk, zal hij snel in conflict komen met zijn collega s, zal hij zijn rekeningen en andere administratie verwaarlozen, zal hij in de schulden belanden, enz. Belangrijk bij onze doelgroep is dan ook, om niet enkel vraaggestuurd te werken, doch ook nodengestuurd, om preventief risico s te kunnen inschatten en eventuele kansen op falen zo minimaal mogelijk te maken. Tot slot Het spreekt voor zich dat dit allerminst gerealiseerd kan worden binnen de gevangenismuren, waar zij niet de zorg op maat krijgen die zij zo hard nodig hebben. In dit artikel belichtten we beknopt welke plaats de emotionele ontwikkeling, zoals beschreven door Prof. A. Došen, inneemt binnen de forensische deelwerkingen van Centrum OBRA vzw, nl. Ontgrendeld en 4Hobo. De emotionele ontwikkeling is een centrale pijler binnen de ortho-agogische visie van beide werkingen, alsook binnen ons dagcentrum. Dit perspectief, naast andere perspectieven, biedt handvaten tot hypothesevorming, beeldvorming en begeleiding van onze jongeren en (jong)volwassenen met verstandelijke beperking. Het kan nieuwe denk-, handel- en ademruimte creëren wanneer een situatie vastgelopen lijkt, en dit zowel voor de hulpverlener als voor de cliënt. Dit kader geeft ook binnen een forensische setting handvaten om probleemgedrag of in sommige gevallen het delict, betekenis te geven. Een inschaling van de emotionele ontwikkelingsleeftijd van een cliënt kan helpen om gedrag, dat als storend wordt ervaren door de omgeving, te (her)kaderen binnen een bepaalde ontwikkelingsleeftijd. Het correct afstemmen van de omgeving op de emotionele noden van de cliënt met een beperking kan het probleemgedrag dan doen afnemen. Auteurs en contactgegevens Tineke Dhoore: psychologe, werking Ontgrendeld, ontgrendeld@obra.be Leen Bollaert: psychologe, projectverantwoordelijke 4Hobo, 4Hobo@obra.be Langerbrugsestraat Evergem Tel: 09/ info@obra.be We hopen dat bovenstaande kan illustreren dat onze cliënten ook na de minderjarigenzorg, en heel hun leven lang, blijvende ondersteuning nodig hebben op alle levensdomeinen. Het spreekt voor zich dat dit allerminst gerealiseerd kan worden binnen de gevangenismuren, waar zij niet de zorg op maat krijgen die zij zo hard nodig hebben. 2 Statusdelicten zijn wetsovertredingen die alleen gelden voor minderjarigen, zoals weglopen, spijbelen, drugs-of alcoholgebruik en discobezoek onder een bepaalde leeftijd (van Acker, J., 1998). Referenties CLAES, L. et al (red.) (2012). Emotionele ontwikkeling bij mensen met een verstandelijke beperking. Antwerpen: Garant. DOŠEN, A. (2007). Psychische stoornissen, gedragsproblemen en verstandelijke handicap. Een integratieve benadering bij kinderen en volwassenen. Assen: Koninklijke Van Gorcum. 32 agora jaargang 29 nr.4 december 2013

33 KOOPS, W., SLOT, W. (red.) (1998). Van lastig tot misdadig : een ontwikkelingsbenadering van lastige en misdadige kinderen en adolescenten: diagnostiek, behandeling en beleid. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. NEIJMEIJER, L., MOERDIJK, L., VENEBERG, G., MUUSSE, C. (red.) (2010). Licht verstandelijke gehandicapten in de GGZ. Een verkennend onderzoek. Utrecht: Trimbosinstituut. RINK, J.E. (2007). Forensische ontwikkeling en opvoeding. Antwerpen: Garant. TEN WOLDE, A.C. (red.) (2006) Vaardig en Veilig. Behandeling sterk gedragsgestoorde licht verstandelijk gehandicapte mensen met risicovol gedrag. Hoeve Bosschoord Trajectum. VAN ACKER, J.C.A. (1998). Jeugdcriminaliteit: Feiten en mythen over een beperkt probleem. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. VANDEN HENDE, M. (2005). Ontgrendeld. Beschrijvend wetenschappelijk onderzoek naar geïnterneerden met een verstandelijke handicap in de Vlaamse gevangenissen. Gent: Academia Press. VIGNERO, G. (2012). De draad tussen cliënt en begeleider. De emotionele ontwikkeling als inspiratiebron in de begeleiding van personen met een verstandelijke handicap. Leuven: Garant. agora jaargang 29 nr.4 december

34 Emotioneel kwetsbare jongeren in de Gemeenschapsinstelling Bijzondere aandacht voor bijzondere jongens in campus De Markt Sylvie Hilven Gemeenschapsinstelling De Kempen - De Markt Mol In dit artikel gaan we in op de specifieke begeleiding van emotioneel kwetsbare jongeren binnen Gemeenschapsinstelling De Markt. In eerste instantie wordt het kader gegeven waarbinnen er met deze jongeren wordt gewerkt, waarom ze in deze begeleidingsgroep (begeleiding +) terechtkomen en hoe het programma er uitziet voor de jongeren die er verblijven. In tweede instantie wordt een beeld gegeven van welke plaats emotionele ontwikkeling, naast de cognitieve- en sociale ontwikkeling, inneemt en het belang hiervan voor de beeldvorming en het werken met deze jongeren. Doorheen het artikel zijn in kaders de bezorgdheden, vragen, uitspraken, van het multidisciplinaire team verwerkt. Deze kaders geven op een ongedwongen manier weer hoe mensen gegroeid zijn in hun denken en kijken naar deze bijzondere doelgroep. Het is het resultaat van elke dag zorgzaam werken met elkaar in een niet zo alledaagse setting. GemeenschapiNstelling De Kempen - Campus De Markt Gezien de ontwikkelingen binnen de gerechtelijke jeugdhulp evolueren we als gemeenschapsinstelling naar een verdere differentiatie van ons aanbod, dat zowel hulpverlenend als maatschappij-beveiligend is. Met ons aanbod spelen we in op de kansen en noden van jongeren en willen we hen toekomstperspectief bieden. We doen dit door gefaseerde hulptrajecten aan te bieden die starten met gesloten opvang en gradueel opbouwen met toenemende vrijheden en verantwoordelijkheden. Een deelpopulatie binnen onze instelling heeft een langer gefaseerd verblijf nodig om terug aansluiting te kunnen maken in de maatschappij (Module Begeleiding). Met deze jongeren wordt groepsgericht gewerkt zonder het individu uit het oog te verliezen. Doorheen het gefaseerd programma krijgen de jongeren meer verantwoordelijkheid over het eigen hulpverleningstraject. Meer verantwoordelijkheid zal hand in hand gaan met meer vrijheden. Een beperkte groep van jongeren kan omwille van complexe problematiek en risicovol gedrag niet opgevangen worden binnen een gewone begeleidingsleefgroep. Het zijn jongeren met ernstige gedrags- en emotionele moeilijkheden, veelal in combinatie met een mentale beperking (licht tot matig mentale handicap), een psychiatrische- en/of drugproblematiek. Begeleiding + Een beperkte groep van jongeren kan omwille van complexe problematiek en risicovol gedrag niet opgevangen worden binnen een gewone begeleidingsleefgroep. Het zijn jongeren met ernstige gedrags- en emotionele moeilijkheden, veelal in combinatie met een mentale beperking (licht tot matig mentale handicap), een psychiatrische- en/of drugproblematiek. Aan deze jongeren bieden we een sterk geïndividualiseerd en gefaseerd programma aan dat voorziet in een stevige structuur binnen een kleinere leefgroep (Module Begeleiding +). Begeleiders voor de opstart van de leefgroep : Hoe zullen de andere jongeren spreken over de gasten in onze groep? Zullen onze gasten meer gepest worden? Zal een proces van normalisatie verhinderd worden door precies die jongeren met de meest complexe problemen te centraliseren in één leefgroep? Zullen deze jongens kunnen doorstromen naar reguliere hulpverlening? En wat met ons als team? Worden we een eiland in de gemeenschapsinstelling? Volstaan de kaders en methodieken die ons vertrouwd zijn? Welke visie en aanpak zijn nodig? En gaan wij het wel (aan)kunnen? We hebben een programma uitgewerkt, gericht op het verminderen of beheersbaar maken van de gedragsproblematiek, zodat de jongeren op een meer verantwoorde en aanvaardbare manier kunnen functioneren. We willen bovendien een (intersectoraal) hulpverleningstraject uitwerken opdat deze jongeren kunnen doorstromen naar een minder beveiligde setting en aansluiting kunnen vinden bij het reguliere hulpverleningsaanbod. 34 agora jaargang 29 nr.4 december 2013

35 Emotioneel kwetsbare jongeren in de Gemeenschapsinstelling Het programma verloopt in 4 fasen en wordt voorafgegaan door een screening. In een eerste fase ligt de nadruk op beeldvorming. De jongere kan wennen aan het programma, hij leert de leefgroep en dagelijkse routines kennen. Aan het einde van de fase wordt een individueel handelingsplan opgesteld en een intersectoraal hulpverleningstraject uitgestippeld. Dit gebeurt samen met de jongere, diens context, de consulent van de Jeugdrechtbank en externe partners. In een tweede fase voeren we het handelingsplan met vooropgestelde doelen en werkpunten uit. De doelen voor de derde fase vallen samen met die van het (intersectoraal) hulpverleningstraject en zijn gericht op het vertrek uit de leefgroep en het verblijf in de vervolgsituatie. In de vierde fase is de jongere vertrokken uit de gemeenschapsinstelling en verblijft hij binnen reguliere hulpverlening. De gemeenschapsinstelling blijft betrokken op de jongere door bvb. time-out mogelijkheid aan te bieden bij terugval, of door als partner binnen een intersectoraal netwerk aanwezig te zijn op overlegmomenten rond de jongere. Na anderhalf jaar: We merken dat de jongeren in onze groep zich veiliger voelen, meer rust ervaren en minder vaak gepest worden. Ze kunnen meer zichzelf zijn. De jongens zijn ook dankbaar. En het klopt, we zijn een buitenbeentje binnen de gemeenschapsinstelling. Maar we worden geapprecieerd, zowel door de jongeren en hun contextfiguren, als door onze collega s. De manier waarop we werken en de expertise die we opbouwen, werkt aanstekelijk voor de collega s uit de andere leefgroepen. Zij doen een beroep op ons voor jongeren met mentale beperkingen die gedragsproblemen stellen. Omdat deze jongeren meer aansluitingsmogelijkheden hebben, verblijven ze in de gewone leefgroepen en niet in begeleiding+. Emotionele ontwikkeling We hebben al heel wat ervaring opgebouwd met de doelgroep van jongeren met ernstige gedrags- en emotionele moeilijkheden, in combinatie met een mentale beperking, psychiatrische- en/of drugproblemen. Daardoor weten we dat we bij het uitschrijven van een behandelprogramma meer dienen in te zetten op aanpassingen vanuit de omgeving. In plaats van de jongeren in te passen in de bestaande structuren en programma s en ze te overvragen, willen we de leefomgeving afstemmen op de specifieke behoeften en het ontwikkelingsniveau van de jongeren. We menen dat enkel in dat geval een leer- en ontwikkelingsproces mo- Begeleiders bij de opstart van de leefgroep Begeleiding +: De zware gedragsproblemen en de geringe evolutie of het beperkte leervermogen bij onze jongeren, maakt dat werken in Begeleiding + een belastende en vermoeiende job is. We hebben nood aan een specifieke visie, programma en aanpak. gelijk is. Soms is het hoogste wat we hierdoor bereiken kunnen, stabilisatie in het functioneren. Om de noden van de jongeren objectiever in kaart te brengen en onze aanpak daarop af te stemmen, maken we gebruik van het denk en handelingskader van emotionele ontwikkeling naast de sociale en cognitieve ontwikkeling. Met die 2 laatste zijn we van oudsher beter vertrouwd. We houden al langer rekening met de verstandelijke ontwikkeling en ook op sociale vaardigheden hebben we een goed zicht. De emotionele ontwikkeling daarentegen is moeilijker om in te schatten. Via de publicaties van A. Dösen rond gedragsproblemen en emotionele ontwikkeling bij personen met een verstandelijke beperking, zijn we op de website van SEN beland. Na ons ingelezen te hebben in het SEN- SEO pakket, hebben we met het volledige multidisciplinaire team de opleiding vanuit SEN gevolgd. In het proces van beeldvorming brengen we nu ook de emotionele ontwikkeling in kaart via de SEO-R en dit met verschillende disciplines samen in de eerste fase van verblijf. Het leert ons gerichter te observeren over de verschillende domeinen. Dat er 13 domeinen zijn waarbinnen meerdere ontwikkelingspsychologische theorieën geïntegreerd worden, maakt dat de inschaling een volledig beeld van de emotionele ontwikkeling geeft. We bespreken de emotionele ontwikkeling gerelateerd aan de cognitieve en sociale ontwikkeling, en constateren discrepanties tussen deze ontwikkelingsgebieden, wat aanleiding geeft tot een grotere agora jaargang 29 nr.4 december

36 Emotioneel kwetsbare jongeren in de Gemeenschapsinstelling kwetsbaarheid voor gedragsen andere problemen. De bruikbaarheid van het denk- en handelingskader rond emotionele ontwikkeling ligt vooral in de vertaalslag die gemaakt wordt van de ontwikkelingspsychologie naar het orthopedagogisch handelen. In onze handelingsplannen beschrijven we concreet wat we kunnen verwachten van de jongeren, wat te hoog gegrepen is, hoe we de jongeren kunnen ondersteunen, zodat ze niet onder- noch overvraagd worden. We handelen vanuit gezamenlijke doelstellingen, zijn dus beter op elkaar afgestemd en nemen er voor onze discipline specifieke aspecten in op. Waar we als team behoefte aan hebben, is een hechte en goede multidisciplinaire samenwerking waarbinnen veel afstemming is. We hebben het nodig voor onszelf te weten binnen welke fase we het liefst werken (jongeren in fase 2 of toch liever hoger?) en waar onze valkuilen liggen. Weet hebben van elkaars sterktes en valkuilen, is nodig om elkaar te kunnen ondersteunen. En het doet deugd te kunnen luchten bij elkaar als de druk en stress ons te veel wordt (en wij ook in een lagere fase functioneren). Leidinggevenden helpen ons ons eigen ritme te bewaken en voldoende rust te creëren voor onszelf, want werken in begeleiding + betekent dat je er iedere dag opnieuw moet staan. Emotionele ontwikkeling helpt ons tot een beter begrip te komen van wat er zich aandient en waarom de jongere bepaald gedrag stelt. Het begrijpen van dat (veelal zeer storend) gedrag en er gepast mee kunnen omgaan, maakt dat de jongere zich meer geaccepteerd voelt, het vermindert de frustraties van de opvoeders en doet ons realistische verwachtingen stellen. We wegen veel zorgvuldiger af wat een jongere wel of niet (aan)kan, op welke manier en met welke ondersteuning. We dienen daardoor heel wat meer creativiteit aan de dag te leggen. Werken met emotionele ontwikkeling vraagt een inspanning van ons, want tijdsintensief is het wel. Als multidisciplinair team boeken we winst door eenzelfde taal te In onze handelingsplannen beschrijven we concreet wat we kunnen verwachten van de jongeren, wat te hoog gegrepen is, hoe we de jongeren kunnen ondersteunen, zodat ze niet onder- noch overvraagd worden. spreken. Deze taal is herkenbaar voor de jongeren en hun ouders, wat ook bij hen tot een beter begrip en soms tot meer aanvaarding leidt. Bovendien helpt het We voelen ons gesterkt omdat de moeilijkheden minder oncontroleerbaar lijken. We zijn minder gefrustreerd of kwaad als er ondanks al onze inspanningen geen vooruitgang is. de ouders om adequater te reageren op het gedrag van hun zoon en meer oog te hebben voor het effect van de omgeving op het functioneren van hun kind. Ook al lukt de doorstroom van onze gasten niet altijd zo vlot als we wel wensen, toch merken we tot onze grote vreugde dat een heel aantal voorzieningen binnen het VAPH en in mindere mate de psychiatrie deze taal ook spreken, wat afstemming en overdracht vergemakkelijkt en de jongeren dus zeker ten goede komt! Moeilijk blijft het als belangrijke contextfiguren niet betrouwbaar zijn in hun zorg, als perspectief uitblijft na een langdurig verblijf in onze leefgroep en de ervaring van afwijzing versterkt wordt. Het zijn externe stressoren die ertoe leiden dat onze jongeren de alledaagse activiteiten en het programma soms niet meer aankunnen. En ook dan helpt de emotionele ontwikkeling om te weten waarop we dienen in te zetten in zulke gevallen van regressie. 36 agora jaargang 29 nr.4 december 2013

37 Emotioneel kwetsbare jongeren in de Gemeenschapsinstelling Auteur SYLVIE HILVEN Lic. In de psychologie Contactpersoon BEN VELTJEN Campusverantwoordelijke Organisatie Vlaamse Overheid Agentschap Jongerenwelzijn Gemeenschapsinstelling De Kempen Campus De Markt Molderdijk I 2 I 2400 Mol T I F agora jaargang 29 nr.4 december

38 Lost in translation Of hoe werken met jongeren met een disharmonisch ontwikkelingsprofiel ons dwingt om niet te geloven wat we zien, maar te zien wat een vertaling zou kunnen zijn. Andries Verpraet Fioretti Gent Het verhaal begon vrij simpel: de missie van het PC Dr. Guislain om zich in te zetten voor mensen die binnen het hulpverleningsaanbod al te vaak uit de boot vallen én de maatschappelijke noodzaak om een aanbod te doen voor kinderen en jongeren met een verstandelijke problematiek resulteerde in de geboorte van Fioretti. Intussen zet Fioretti zich al meer dan 10 jaar in voor, en bouwde reeds heel wat expertise op rond, het werken met kinderen en jongeren met een verstandelijke beperking en een psychiatrische problematiek. Fioretti Fioretti profileert zich als een behandeleenheid voor kinderen en jongeren (leeftijd 6 tot en met 18 jaar met een opnamebeperking tot 16 jaar) met een licht verstandelijke beperking en een psychiatrische problematiek, en heeft hiervoor 15 residentiële opnameplaatsen (K-bedden) ter beschikking. Aan Fioretti is er ook een Outreachteam en een zorgtoeleider verbonden. De insteek is simpel: alle cliënten van Fioretti hebben een disharmonisch ontwikkelingsprofiel, onze poging is om jongeren terug te laten leven en functioneren, ten volle gebruik makende van hun eigen mogelijkheden. Ontwikkelingsdisharmonisch profiel?!*&ç Een briljant mentor sprak ooit de wijze woorden tegen me uit: Als je iets moeilijks niet makkelijk kan uitleggen, dan betekent dit dat je het zelf niet snapt. Laten we het dan zo simpel mogelijk houden en even alle mogelijke correct wetenschappelijke modellen naast ons neerleggen: We vertrekken vanuit de normale ontwikkeling, de Gauss curve met zijn standaard deviaties. Sommige jongeren bevinden zich aan de onderkant van de Gauss curve. Deze jongeren hebben een verstandelijke beperking. Binnen Fioretti zijn wij ervan overtuigd dat een kind bieden waar het emotioneel op dat moment nood aan heeft een bepalende factor is in diezelfde emotionele groei. K = een residentiële behandelplaats, waar jongeren kunnen blijven slapen. k-dag = dagbehandeling, therapie wordt geboden maar kinderen kunnen niet blijven slapen. k-nacht = jongeren krijgen nachtopvang, overdag gaan zij bijvoorbeeld naar school. 38 agora jaargang 29 nr.4 december 2013

39 Lost in translation Uiteraard zijn er heel wat instrumenten die de leeftijd van kinderen schatten op vlak van motoriek, zelfredzaamheid, schoolse vaardigheden, enz. Kort door de bocht rekenen wij de mentale leeftijd om met volgende formule: IQ/100xleeftijd. Als je de mentale leeftijd vergelijkt met de emotionele ontwikkelingsleeftijd (door bijvoorbeeld het afnemen van instrumenten zoals een SEO-R 1 of een FEAS 2 ) dan zie je vaak bij kinderen met een extra psychiatrische problematiek dat hier nog een extra verschil op zit. Een verschil tussen emotionele mogelijkheden en mentale mogelijkheden noemen wij een disharmonisch profiel. Het dient gezegd te worden dat het niet is omdat een kind op emotioneel vlak op een veel lager niveau functioneert, dat het op alle vlakken lager functioneert. Vb1: verwaarloosd KOPP 3 kind met ADHD en een verstandelijke beperking. Reeds van bij kinderleeftijd ziet men bij dit kind een afwijking van het emotioneel functioneren ten opzichte van het cognitief functioneren. 1 SEO-R: Schaal voor Emotionele Ontwikkeling bij mensen met een verstandelijke beperking Revised. Lien 2 FEAS: Functional and Emotional Assessment Scale 3 KOPP: Kinderen van Ouders met een Psychiatrische Problematiek Vb2: seksueel misbruik bij 14-jarige meisje met een verstandelijke beperking. Het emotioneel functioneren verloopt recht evenredig met het cognitief functioneren tot er een zwaar trauma volgt, waarna het meisje plots emotioneel op een veel zwakker of jonger niveau functioneert. Een beeld zegt meer dan 1000 woorden Joeri is een 16-jarige jongen uit Roeselare. Hij heeft een licht verstandelijke beperking (TIQ = 62, harmonisch profiel), meet 191 cm en weegt 132 kg. Joeri is geboren uit een one-night-stand, er is geen contact met de biologische vader. Zijn eerste stiefvader sloeg zowel hem als zijn moeder. Aan zijn tweede stiefvader had hij wel steun, maar hij mag deze niet meer zien, vermits moeder nu een nieuwe partner heeft. Moeder kan de zorg van Joeri niet aan, als hij zijn zin niet krijgt slaat hij de boel kort en klein, moeder incluis. Moeder is fysisch zelf misbruikt en binnen het maternale gezin komen er heel wat psychiatrische problemen voor. Sinds zijn 4 jaar verblijft Joeri met de regelmaat van de klok in instellingen: CKG s, opvang, MPI, psychiatrische observaties, gemeenschapsinstellingen, Op het moment van aanmelding verbleef Joeri in een GES+-unit, alwaar hij bijna constant op zijn kamer zat en geen contact had met de rest van de leefgroep omwille van het fysisch gevaar dat hij stelde ten opzichte van de andere jongeren. Joeri is prikkelbaar, hoort af en toe de stem van zijn vader, is achterdochtig en heeft heel wat angsten (voor het donker, voor water, voor erwten, om buiten te komen, om te telefoneren). Als Joeri fysiek ontploft, is hij niet meer te bereiken, maar 10 minuten nadien zit hij te wenen en heeft hij een schuldgevoel, nog eens 10 minuten later loopt hij rond alsof er niets is gebeurd. Joeri kan niet om met stilte: ofwel staat zijn muziek keihard, ofwel maakt hij zelf de drukte. agora jaargang 29 nr.4 december

40 Lost in translation Tot voor Fioretti geloofde iedereen wat ze zagen: een beperkte jongen met een hechtings- en gedragsstoornis die kost wat kost wou krijgen wat hij wou. De aanpak en behandeling richtte zich dan ook op gedragsmodulerende geneesmiddelen (voornamelijk neuroleptica) en een pedagogische aanpak, mede omdat Joeri de meeste therapieën die hij al had gekregen stom vond. wijs Aan Huis (TOAH) terug opgestart. Na anderhalf jaar behandeling ging Joeri vier dagen per week naar school, werd met de jeugdrechter een plan opgemaakt om meer thuis te overnachten, kon hij van leefgroep veranderen en had hij sociale contacten opgebouwd buiten instellingen. Een toevallig succesverhaal of het resultaat van een doorgedreven visie en expertise? Op Fioretti probeerden we zijn gedrag te vertalen. Joeri is getekend door trauma en verwerping en functioneerde op een zeer laag ontwikkelingsniveau. Joeri zag er wel groot uit, maar kon zichzelf niet eens basaal reguleren, hij plaste nog in zijn broek, kon geen prikkels verdragen, reguleerde zichzelf door lawaai te maken en had enkel basale behoeftes. De aanpak was er initieel dan ook één van wat ouders doen bij baby s: verzorgen, nabij zijn, troosten, de wereld benoemen, beschermen (o.a. door te bepalen aan welke prikkels hij best niet werd blootgesteld, een dagstructuur, enz). Moeder werd betrokken, waarbij werd gezocht hoe Joeri niet meer hoefde verworpen te worden en communicatie werd op gang gebracht. Het verhaal van de vaders werd geïntegreerd. De instelling werd betrokken om Joeri toch een kans te geven zich een klein beetje te integreren in de maatschappij. Psychiatrisch bleven de diagnoses overeind maar werd medicatie omgeschakeld op receptorprofiel 1 (op welke stof werkt welk medicament en wat willen we bereiken). Alle therapieën stonden in het teken van het ontwikkelingsprofiel. Daarnaast werd EMDR 2 aangeboden op kindniveau en TDCS 3 om de prefrontale cortex 4 te stimuleren. School werd na drie jaar Thuis Onder- 1 Medicatie toedienen op receptorprofiel betekent dat wanneer medicatie wordt toegediend, er rekening mee wordt gehouden wat de symptomen zijn van een patiënt en dit wordt gekoppeld aan de specifieke werking van een medicament (wat bij elk neurolepticum anders is). Vb Risperdal werkt redelijk sterk op het dopamine systeem, maar heeft intrinsiek ook een antidepressieve werking (receptor 5HT2a) en een sedatieve en anxiolytische werking (receptor H1). 2 EMDR: Eye Movement Desensitisation and Reprocessing. Een traumaverwerkingsmethode waarbij zelfs vroegkinderlijke ervaringen via non verbale manier kunnen aangepakt worden. Door de WHO aanbevolen als eerstekeusbehandeling bij trauma. 3 TDCS: Transcranial Direct Current Stimulation. Methode van neurostimulatie waarbij een lage constante stroom wordt gebruikt om bepaalde hersenfuncties te stimuleren. 4 Prefrontale cortex: deel van de hersenen dat instaat voor o.a. de executieve functies planning flexibel denken emotiecontrole tijdsinschatting impulscontrolebeheersing enz. De voorwaarde om gedrag te gaan vertalen naar een emotioneel ontwikkelingsniveau en daaraan gekoppeld een bepaalde aanpak is dat iedereen de taal beheerst Qu est ce que c est? Translation? De voorwaarde om gedrag te gaan vertalen naar een emotioneel ontwikkelingsniveau en daaraan gekoppeld een bepaalde aanpak is dat iedereen de taal beheerst. Dit werd bereikt binnen Fioretti door opleiding, bijscholing en heropfrissing van de emotionele ontwikkelingsniveaus, en dit op regelmatige basis. De inschatting van het emotioneel functioneren van jongeren gebeurt door ervaring, expertise én afname van bepaalde scoringsinstrumenten (vb de SEO-R), wat dan op teamvergaderingen door o.a. de psycholoog, de orthopedagoog en de individueel begeleider wordt vertaald naar inschatting van gedrag en praktische handvatten. Deze vertaling richt zich op de praktijk, hoe kunnen we het gedrag van het kind zien (of hervertalen) en wat kunnen we doen om hiermee om te gaan, steeds met de achterliggende doelstelling een aanpak te vinden die past bij het kind en die het kind of de jongere kunnen vooruithelpen in hun ontwikkeling. Vertaling of voorwendsel Het werken met kinderen en jongeren met een verstandelijke beperking, psychiatrische problematiek en een disharmonisch ontwikkelingsprofiel 5 is er één met veel valkuilen. Critici zullen het werken met emotionele ontwikkelingsleeftijd afdoen als een drogreden om niet hard en strikt te hoeven zijn bij een populatie die het juist nodig heeft om eens duidelijk te voelen dat ze over de schreef zijn gegaan. Binnen Fioretti zijn wij ervan overtuigd dat een kind bieden waar het emotioneel op dat moment nood aan heeft een bepalende factor is in diezelfde emotionele groei. Ter vergelijking - Een baby gaat slechts beperkt een binding aan als het eigen lichaam nog niet deels kan 5 Disharmonisch ontwikkelingsprofiel: significant verschil tussen emotionele ontwikkeling en cognitieve ontwikkeling, niet te verwarren met een disharmonisch IQ, wat een significant verschil tussen het verbaal en performaal IQ inhoudt. 40 agora jaargang 29 nr.4 december 2013

41 Lost in translation worden gereguleerd (o.a. regulatie/maturatie van slaap-, eet-, en voedingspatronen). Een peuter zal de wereld pas gaan verkennen als hij of zij kan terugkeren naar die ondersteunende volwassene. Zo pogen wij om een jongere en zijn gedrag steeds te hervertalen naar wat bruikbaar is in de aanpak en verdere behandeling. Binnen Fioretti baseren wij ons op het ontwikkelingsdynamisch model van Prof. Dr. Anton Došen. Naast deze basisinsteek zijn er mensen werkzaam met een systeemtheoretische achtergrond, een gedragsmatige achtergrond, trauma-expertise, farmacologische kennis, enz. waarbij elke jongere een individueel aangepast aanbod krijgt. Wat iedereen bindt in Fioretti is een groot hart-coëfficiënt voor onze doelgroep en de wetenschap dat we enkel maar kunnen werken met onszelf als therapeutisch instrument, dat het falen van een aanpak misschien betekent dat de aanpak misschien toch niet voldoende was afgestemd op de noden van het kind. Valkuilen De grootste valkuil is als dienst of persoon de vertaling te verliezen en de jongere terug gewoon te zien als jongere met gedragsproblemen. En dit gevaar loert om elke hoek. Infrastructuur, personeelsbezetting, groepssamenstelling- en dynamiek, emotioneel welbevinden van medewerkers, medewerking van een context, zijn allemaal bepalende factoren om even de helderheid te verliezen. Werken met deze doelgroep is topsport, mentale topsport. Wij verwachten van onze jongeren dat ze naar zichzelf leren luisteren, maar een grote opdracht is om dit ook te doen voor onszelf. De kennis moet optimaal zijn, de training (bijscholing) dient op regelmatige basis te gebeuren, de concentratie moet steeds op scherp staan. En zelfs dan is soms een dosis meeval nodig om tot grootse successen te komen. Even de concentratie of de vertaling verliezen, een dag op automatische piloot draaien en een incident laat niet lang op zich wachten. Mentaal moet je als medewerker kunnen leven met onzekerheden. In het werken met de doelgroep kinderenen jongeren met een verstandelijke beperking en psychiatrische problematiek bestaan er geen kant-en-klare protocollen, noch op vlak van aanpak, noch op vlak van verbale en non-verbale therapieën, noch op vlak van Het werken met de doelgroep is belonend. What you give is what you get. Echtheid en oprechtheid zijn vaak onvergetelijke cadeau s. Werken met deze doelgroep is topsport, mentale topsport. Wij verwachten van onze jongeren dat ze naar zichzelf leren luisteren, maar een grote opdracht is om dit ook te doen voor onszelf. farmacotherapie. Elk van de medewerkers behelpt zich met expert-based guidelines, ervaring en intervisie met medewerkers van gelijkaardige andere diensten. Soms moet je kunnen omgaan met een falen, de behandelbaarheid is namelijk een stuk beperkter dan wat de algemene statistieken laten uitschijnen. Beperkte successen moet je kunnen zien als een kapstok om verder te werken. Een moeilijkheid binnen deze werking is ook dat als jongeren terugkeren naar hun voorziening van herkomst, het niet steeds evident is om dezelfde (intensieve) aanpak ook te gaan toepassen. Vaak hanteert men vanuit personeelsbezetting een strikt pedagogische aanpak en kan men niet elke aanpak gaan individualiseren. En net zoals het moeilijk is voor voorzieningen om binnen een algemene aanpak jongeren te gaan begeleiden met een lage emotionele ontwikkeling, is het binnen Fioretti niet evident om jongeren te gaan begeleiden die een eerder begrenzende pedagogische insteek nodig hebben, omdat het merendeel van de jongeren op Fioretti juist wordt aangepakt vanuit een laag-emotionele insteek. Besluit en oproep Het werken met kinderen en jongeren met een verstandelijke beperking en een disharmonisch ontwikkelingsprofiel is zeer uitdagend. Diagnostisch zijn onze jongeren vaak puzzels met een complexe context en achtergrond. Therapeutisch moet je jezelf steeds opnieuw uitvinden. Als medewerker moet je doorheen een gedrag durven kijken, maar moet je ook naar jezelf durven kijken als faalbaar element. Het werken met de doelgroep is belonend. What you give is what you get. Echtheid en oprechtheid zijn vaak onvergetelijke cadeau s. Het geeft een boost als je een jongere vijf jaar na een opname hoort zeggen dat hij school heeft afgemaakt en een eerste job heeft, terwijl hij bijna was opgegeven. En het werken met de doelgroep is ook lastig. Het is dan ook een oproep aan iedereen die met deze doelgroep werkt om blijvend een open geest te houden, onbevooroordeeld een nieuwe vertaling te maken en aandachtig te zijn voor de noden van het kind agora jaargang 29 nr.4 december

42 Lost in translation Auteur en contactgegevens Andries Verpraet Kinder- en jeugdpsychiater Fioretti PC Dr. Guislain campus Fioretti. E. De Deynestraat Gent andries.verpraet@fracarita.org 09/ Fioretti is een Italiaans woord voor bloemetjes. Wij vanuit Fioretti zullen ons dan ook verder met deskundigheid en hartelijkheid blijven inzetten voor het zaaien en laten kiemen van de onverhoede mogelijkheden van jonge mensen binnen de complexe wereld waarbinnen we leven en waar ieder op zijn beurt vele zichtbare en onzichtbare handicaps draagt, zelfs al bevinden die zaadjes zich tijdelijk op een spinnenweb. 42 agora jaargang 29 nr.4 december 2013

43 Emotionele ontwikkeling in het BuSO Over loslaten om te kunnen ontwikkelen Chris Vandenberghe School van De Lovie Poperinge Dit is geen verslag van een lopend of afgerond proces. Het is wel een visie op hoe de ideeën over emotionele ontwikkeling ons in ons dagelijks werk kunnen inspireren. Over hoe bevrijdend dit kan zijn en hoe we ernaar willen streven dat het aankunnen meer dan ooit voorrang krijgt op het kunnen. Zeker binnen een schoolcontext is dit gedachtengoed geen evidentie. Wie zijn we? Spalier is de BuSO OV1-school (opleidingsvorm 1) van De Lovie. De Lovie is een grote organisatie voor de begeleiding van personen met een matig tot diep mentale beperking in de Zuidelijke Westhoek. Het grootste deel van de activiteiten ontspint zich op een landelijk gelegen kasteeldomein (64 ha), gelegen op een boogscheut van Poperinge. De organisatie heeft ook nog tal van andere vestigingsplaatsen en erkenningen waaronder die van internaat en semi-internaat. Onze school valt als onderwijsinstelling onder het ministerie van onderwijs. De jongeren die gebruik maken van de dienstverlening van het semi-internaat en het internaat lopen allemaal school bij ons. Zij zijn tussen 12 en 25 jaar oud. Het gaat om een 70-tal leerlingen. Daarvan zijn er ongeveer 40 internen, 20 semi-internen en 10 externen. We bereiden deze jongeren voor op het leven en werken in een beschermde omgeving. In de praktijk betekent dit voor 95% van deze jongeren een toekomst in één van de dienstverleningsvormen van De Lovie. Door de grootte van de organisatie en een specifiek engagement daaromtrent specialiseert die zich onder andere in het opvangen van personen met een matig tot diep mentale beperking en gedragsproblemen. Deze jongeren volgen onderwijs tot ze ongeveer 25 jaar zijn. Het team bestaat uit leerkrachten met een heel diverse opleiding (kleuteronderwijzers, onderwijzers, regenten (LO, plastische opvoeding en andere), kinesitherapeuten, een ergotherapeut, logopedisten, een orthopedagoog, het secretariaat en de directie. Onze schoolwerking kent verschillende deelwerkingen die in de loop der jaren organisch zijn gegroeid. Je gaat als team op zoek naar een oplossing vanuit het zijn van je leerling. Vaak ga je dan ook zien dat er een pak stress verdwijnt uit de relatie leerling-leerkracht. Het vertrouwen groeit. Concreet: Een leerling met een concentratieprobleem draagt een koptelefoon tijdens opdrachten die wat concentratie vragen. Een leerling waarvan we verwachten dat hij in de komende jaren naar een dagcentrum of bezigheidstehuis doorschuift loopt stage op zo n plaats om hem/of haar optimaal te oriënteren richting een toekomstige werkplek. Een leerling met een grote bewegingsbehoefte mag tussendoor wat rondjes rond de school fietsen. 2. In de auti-klassen zitten leerlingen met een duidelijke diagnose autisme die in een relatief grote groep kunnen functioneren. Deze klassen zijn qua organisatie en werking volledig op deze doelgroep afgestemd: veel voorspelbaarheid, individuele werkplekken en maximaal werken aan stressbeperking door rekening te houden met de specifieke behoeftes van elke individuele leerling met autisme. Bij verschillende leerlingen is er sprake van een bijkomende problematiek zoals een psychose of een stemmingsstoornis. Concreet: Een leerling zoekt steeds contact via het imiteren van stemmetjes uit science-fiction reeksen. Zonder dit zelf over te nemen staan we dit toe. We staan hem ook toe om op welbepaalde momenten met zijn obsessie bezig te zijn in spelletjes en tekeningen. Het dagprogramma wordt individueel gevisualiseerd, zodat afwijkingen tijdig aangekondigd kunnen worden. Aansluitend aan de klas is er een individuele ruimte waar jongeren bij stressmomenten tot rust kunnen komen of individueel kunnen werken. 1. De gewone klassen zijn groepen van een achttal leerlingen die qua mogelijkheden zo homogeen mogelijk zijn samengesteld. Het zijn jongeren die naast hun verstandelijke beperking geen al te verregaande extra begeleidingsbehoeften hebben. Dit neemt niet weg dat er tochsprake is van een individuele benadering. 3. De structuurklassen tellen leerlingen die behoefte hebben aan kleine groepen, intense begeleiding en meestal ook veel voorspelbaarheid. Er zijn verschillende jongeren met een zeer laag ontwikkelingsniveau (- 12 maanden) en bijgevolg ook een laag niveau van emotionele ontwikkeling. Ook bij de jongeren met een iets hoger ontwikke- agora jaargang 29 nr.4 december

44 Emotionele ontwikkeling in het BuSO lingsniveau (tot 4 jaar) is er sprake van een beperkte emotionele ontwikkeling door een bijkomende problematiek zoals autisme(spectrumstoornis), ADHD, gestoorde hechting, een psychiatrische stoornis (angststoornis, stemmingsstoornis, ), problematische opvoedingssituatie, gedragsstoornis, Veel van deze leerlingen zijn gebaat bij de visuele ondersteuning en klasorganisatie zoals we die in de autiklassen kennen. Concreet: Een leerling met een achtergrond van verwaarlozing heeft veel moeite met aanrakingen. We geven haar steeds een plek waar niemand te dicht in de buurt zit. Ze hoeft niet mee te doen met bewegingsspelletjes met aanrakingen. Een leerling met een angststoornis voor geluiden kan het (tijdelijk) niet aan om deel te nemen aan buitenactiviteiten. Er wordt een aangepast programma ontwikkeld met binnenactiviteiten. Bij de groepen met een laag ontwikkelingsniveau wordt gewerkt met een zo beperkt mogelijk aantal medewerkers, zodat de begeleiders zoveel mogelijk te betrouwen personen kunnen worden voor de leerlingen. 4. Jongeren met individuele begeleiding zijn leerlingen bij wie in het verleden bleek dat het groepsgebeuren voor hen (tijdelijk) niet haalbaar was. Deze jongeren zijn qua ontwikkelingsniveau zeer verscheiden. Meestal is er sprake van één van de hierboven vermelde problematieken, gecombineerd met ernstige gedragsproblemen en dikwijls ook fysieke agressie naar materiaal, medeleerlingen en/of begeleiders. Deze leerlingen worden vanuit de leefgroep individueel begeleid door schoolmedewerkers, soms ondersteund door een opvoeder uit de leefgroep. Waar mogelijk wordt gestreefd naar een (meestal beperkte) re-integratie in de schoolwerking. In deze werking vinden we enkele jongeren terug met een zeer disharmonisch ontwikkelingsprofiel. Jongeren die qua ontwikkelingsniveau het verst staan binnen onze doelgroep, maar emotioneel zeer laag scoren. Concreet: Een zeer verbale maar bijzonder explosieve jongere met een totaal onrealistisch zelfbeeld en een zeer laag niveau van emotionele ontwikkeling start en eindigt zijn halve klasdag bij een vaste ankerpersoon. Kleine wijzigingen in zijn programma kan hij overwinnen doordat die vertrouwenspersoon hem geruststelt, letterlijk bij de hand neemt en hem introduceert in de licht gewijzigde situatie. Hoewel dit niet het uitgangspunt was, houden deze werkvormen veel rekening met het emotioneel niveau van de jongeren. Het aankunnen is belangrijker dan het kunnen. Het beperken van stressfactoren staat voorop. Net dit maakt het (opnieuw) mogelijk om met deze complexe doelgroep aan ontwikkeling te werken. Dat is toch bij uitstek iets waar je als school, als leerkracht of therapeut voor wil gaan? Zo goed als mogelijk de vaardigheden ontwikkelen die hen kunnen leiden naar een harmonische toekomst op het vlak van wonen, werken en vrije tijd. Draaien aan de knop Dit denken vanuit de individuele persoon, het kijken voorbij de IQ s en verstandelijke leeftijd, het leren omgaan met de steeds wisselende draagkracht, vraagt voor leerkrachten, maar evengoed voor opvoeders, dikwijls een draai aan de pedagogische knop. Uitspraken als Het is gedrag, Hij doet het voor de aandacht, Dat mogen de anderen ook niet doen worden respectievelijk gecounterd met Natuurlijk is het gedrag, maar wat zit erachter? Wat wil hij ermee zeggen? Wat is de zin ervan?, Dan heeft hij die aandacht nodig zeker? Hoe kunnen we hem die geven, liefst voor zich negatief gedrag manifesteert?, Heeft hij daar een boodschap aan? Is hij er überhaupt toe in staat in te schatten wat die ander kan en voelt? Kan hij zichzelf wel bijsturen? Is de drang niet te groot? Op aangeven van een kennis volgde ik bij Handicum 1 de opleiding Alle gedrag heeft zin van Filip Morisse. Morisse is werkzaam als ortho-agoog binnen verschillende initiatieven van het Psychiatrisch Centrum Dr. Guislain. Daar heeft hij onder andere ruime ervaring opgedaan met personen met een verstandelijke beperking en een psychiatrische stoornis. Binnen die werking wordt gebruik gemaakt van de integratieve diagnostiek. Daar maakt de kennis over emotionele ontwikkeling ook deel van uit. Kort gezegd komt het erop neer dat er met een team een ondersteuningsvorm wordt 1 Handicum is intussen Vonx geworden: 44 agora jaargang 29 nr.4 december 2013

45 Emotionele ontwikkeling in het BuSO bepaald op basis van een uitgebreide omschrijving van diagnostische aspecten, observaties en levenservaringen, een psychiatrische diagnose, een beschrijving van hoe het probleemgedrag is ontstaan en in stand wordt gehouden, en tot slot een beschrijving van de hulpvraag en behandeling, waarbij de meest centrale emotionele behoeften worden omschreven. Hoe daarmee aan de slag in een BuSO-school? Zoals in de inleiding aangegeven gaat het binnen onze school om een startend proces. Hieronder geven we je een idee van het mogelijks verloop en enkele toepassingen. In een eerste sessie bracht ik de theorie van de emotionele ontwikkeling in 5 fasen volgens Dösen. Voor mensen in het onderwijs is deze informatie heel nieuw. Of toch niet: Dösen matcht eigenlijk op een geniale manier de kennis over ontwikkelingspsychologie aan die over personen met een verstandelijke beperking. Ontwikkelingspsychologie is dan weer iets waar onderwijsmensen wel watl over hoorden in hun opleiding. Bij het beschrijven van de 5 verschillende fasen van emotionele ontwikkeling werd trouwens veel verwezen naar typische situaties bij jonge kinderen. Bij een publiek van collega s met jonge kinderen maakt dit de dingen snel concreet en herkenbaar. Zo kon de link met onze jongeren vlotter gelegd worden. Dit was ook de gelegenheid om aan te tonen hoe deze theorie de begeleidersstijl elementair kan beïnvloeden. Een voorbeeld: bij een jong kind weet je dat het corrigeren van fout gedrag noodzakelijk en zinvol is omdat je weet dat er evolutie te verwachten valt. Bij een koppige peuter die gillend over de grond rolt omdat hij aan de kassa van de supermarkt die lolly niet krijgt, weet je dat dit gedrag er uit moet groeien. Dus geef je daar niet aan toe (als t een beetje kan), en probeer je daar een volgende keer vooraf wat over af te spreken. Bij een persoon met een lage emotionele ontwikkeling die behoefte heeft aan onmiddellijke bevrediging van zijn basale behoeften, is het goed mogelijk dat dit gedrag er met alle geduld, uitleg, belonen of straffen nooit verdwijnt. Als begeleider uitgaan van de houding hij kan er niet aan weerstaan, we moeten daar leren mee omgaan, of anderzijds uitgaan van de houding dat verwend kind moet het maar leren is een heel andere uitgangspositie. In het eerste geval ga je als team een onbegonnen strijd aan die kan leiden tot veel straffen, veel frustraties bij het team, een spiraal van beperken en nog meer frustratie bij de leerling die leidt tot nog meer beperkingen en frustraties. In het tweede geval ga je als team op zoek naar een oplossing vanuit het zijn van je leerling. Je kan binnen de context van het haalbare toegeven aan die basale behoefte, je kan de situatie anders organiseren of ze desnoods vermijden. Vaak ga je dan ook zien dat er een pak stress verdwijnt uit de relatie leerling-leerkracht. Het vertrouwen groeit. Van daaruit kunnen weer stappen in de ontwikkeling gezet worden. In een tweede sessie werden enkele leerlingen in kleine groepen besproken aan de hand van een summiere omschrijving van de vijf fasen van emotionele ontwikkeling, enigszins vertaald naar onze werking. Bij veel collega s werkte dit zeer motiverend. Er was een soort aha-erlebnis: het herkennen van een aantal zaken waar je niet eerder had bij stil gestaan. Bij leerlingen die gedragsproblemen stellen, was er meer discussie over het toewijzen van de leerling aan een bepaalde fase. Dit is ook een gekend fenomeen. Bij deze leerlingen is er vaak sprake van een disharmonisch ontwikkelingsprofiel. Een persoon bijvoorbeeld die op het eerste gezicht in de eerste individuatiefase (18 maand - 3 jaar) zit, kan omwille van zijn gestoorde hechting een zeer grote behoefte hebben aan fysiek contact en aaneen begeleider die steeds in de buurt is, eerste socialisatiefase (6 18 maand). We stelden ook snel vast dat geen enkele leerling emotioneel hoger scoorde dan verstandelijk. Ook dat is een gekend fenomeen. Bij leerlingen met heel ernstige gedragsproblemen is de discrepantie tussen verstandelijke vermogen en emotionele ontwikkeling veel meer uitgesproken. Een voorbeeld: een jongere met een verstandelijke leeftijd van 7 jaar heeft op school een vaste vertrouwenspersoon die hem nabijheid op afstand biedt. Zoals een peuter zijn mama in de buurt wil bezig horen of zien, zo start hij steeds bij die vertrouwensfiguur, en begeleidt hij hem met een verbindingsvoorwerp naar een activiteit. Het voorwerp is een klokje van de vertrouwenspersoon waarop staat wanneer hij terug naar hem toe mag. Als er een moeilijke situatie ontstaat weet hij dat hij er op elk ogenblik terug naartoe kan. Door stress, emotioneel geladen situaties, fysieke problemen kan een jongere (tijdelijk) op een lager emotioneel niveau functioneren. Waar anders al vaak de keuze wordt gemaakt om het activeringsaanbod te verminderen, het leven te verschralen ( hij kan dat nu niet aan ), wordt er nu eerder voor gepleit om dezelfde activiteit te laten doorgaan met meer ondersteuning. Iets wat vroeger zelfstandig gebeurde (een puzzel maken bijvoorbeeld) wordt met zijn tweeën gedaan. Desnoods gaat de leerkracht de activiteit helemaal overnemen terwijl de leerling er gewoon bij zit en observeert. In de agora jaargang 29 nr.4 december

46 Emotionele ontwikkeling in het BuSO communicatie hoor je ons zeggen: Kom, wij gaan die puzzel eens samen maken. Deze stijl noemen we WEdentity. Bij jongeren met een laag emotioneel ontwikkelingsniveau kan dit veel vertrouwen geven. Het feit dat jij als begeleider mee verantwoordelijkheid neemt, vermindert de faalangst. In een derde workshop belichtte de orthopedagoog van De Lovie (tevens lid van de SEN-SEO groep) 2 de SEO-R vragenlijst toe. Ook hierna volgde een praktische sessie met enkele casussen. Daarin werden dezelfde vaststellingen gedaan met betrekking tot bijvoorbeeld het disharmonisch ontwikkelingsprofiel bij personen met gedragsproblemen. Hoe verweven we de kennis over emotionele ontwikkeling op een continue manier in onze werking? Binnen ons onderwijs is er geen sprake van eindtermen en dergelijke. Voor elke leerling werkt het team volgens een individueel handelingsplan. Bij een jaarlijkse bespreking van de leerling waarbij ook de leefgroep en de ouders betrokken worden, wordt het functioneren van de cliënt doorgelicht. Deze bespreking start met het doornemen van de dossiergegevens. Het gaat om de gekende diagnoses, IQ-en medische gegevens, communicatieve mogelijkheden, de gezinssituatie, schoolloopbaan, belangrijke life-events, typische gedragspatronen en gevoeligheden Bij nieuwe leerlingen wordt daar uitgebreid bij stil gestaan, bij oudere leerlingen wordt dit summier herhaald en aangevuld met actuele informatie. Binnen dit deel van de bespreking kunnen we de inschaling van de emotionele ontwikkeling integreren. Het afnemen van de SEO-R schaal is voor teams met relatief weinig ervaring tijdrovend: het duurt minstens anderhalf uur. Ondertussen kochten we een gebruiksvriendelijke methodiek aan die op de schaal is gebaseerd: het SEO-R kleurenprofiel. Daarbij deel je als team een reeks uitspraken in als passend of minder passend bij die persoon. Daarna stel je op basis van kleuren en codes vast voor welke domeinen de jongere in welke fase zit. Een aantal teammedewerkers zullen verdere vorming volgen rond emotionele ontwikkeling om deze methodiek met voldoende achtergrondkennis te coachen. De hierboven omschreven gegevens gecombineerd met de kennis over het niveau van emotionele ontwikkeling zal leiden tot nog meer doelstellingen op maat en vooral naar een gerichtere zoektocht naar een individu- 2 SEN-SEO : werkgroep van het SEN (centrum expertise netwerken) over emotionele ontwikkeling eel aangepaste begeleidersstijl. Een stijl die voldoet aan de behoeften van elke individuele persoon, die hem zo harmonieus als mogelijk kan laten functioneren in onze schoolwerking. Het werken met complexe personen met meervoudige problemen zal vaak leiden tot een niet zo eenduidig beeld van het niveau van emotionele ontwikkeling. Bijkomende stoornissen en emotionele ontwikkeling zijn nu eenmaal met elkaar verweven. Het uitzoeken van een grondhouding en een aangepast aanbod zal dus ook niet zo makkelijk zijn als het hierboven staat. Het in team en uit eigen ervaring en observaties nadenken over de emotionele ontwikkeling van een leerling maakt de kans echter groter dat we kiezen voor een aanbod en stijl die hem of haar zoveel mogelijk rust en vertrouwen biedt. Maar ook nu zullen we bereid moeten blijven om ons handelingsplan na het toetsen aan de realiteit bij te sturen waar nodig. En opnieuw en opnieuw en opnieuw. Ten slotte moeten we er ons ook van bewust zijn dat wat vandaag vruchten afwerpt morgen niet meer kan volstaan. Het emotioneel niveau van mensen met een verstandelijke beperking heeft nu eenmaal een dynamisch karakter. Op het ogenblik van het schrijven van dit artikel wordt ook aan de leefgroepsteams binnen De Lovie vorming aangeboden rond emotionele ontwikkeling. Gezien de leefgroepen voor veel van onze leerlingen een belangrijk deel van hun leefcontext uitmaakt, duimen we ervoor dat we op eenzelfde lijn met onze jongeren aan de slag kunnen. Auteur en contactgegevens Chris Vandenberghe leerkracht in Spalier, BuSO OV1 - school van De Lovie Krombeekseweg Poperinge chrisenels@telenet.be 46 agora jaargang 29 nr.4 december 2013

47 En wat als we hulpverlening weer zouden inruilen voor zorgverlening? Relationele zorg als antwoord op uitsluitende hulpverlening Joost Bonte Straathoekwerk Gent Op de vraag of wij vanuit het straathoekwerk een bijdrage wilden leveren aan het thema-nummer voor Agora rond het thema sociaalemotionele ontwikkeling, hebben we zonder aarzelen positief geantwoord. Doordat we er ons van bewust zijn dat het verhaal en de praktijk die we dagelijks brengen vaak haaks staat (lees niet: beter is) op die van collega s in andere sectoren en hoewel onze inzichten soms als aanvallend overkomen daar waar ze enkel de bedoeling hebben om kritisch beschouwend te zijn, ga ik proberen met een grote omzichtigheid te werk te gaan om toch maar te voldoen aan de verwachtingen van de opdrachtgever. In het eerste deel zal ik kort de methodiek van het straathoekwerk duiden om vervolgens aan te tonen hoe wij in onze praktijk omgaan met met mensen met stoornissen. Straathoekwerk: een methodiek in relatie Om dit punt duidelijk te maken zal ik eerst omschrijven waaruit een methodiek bestaat om vervolgens de vier onderscheiden blokken van een methodiek (visie, het goede, de relatie en de technieken) te behandelen. Die blokken zijn onlosmakelijk aan en met elkaar verbonden en vormen samen de methodiek, een huis met vier verdiepingen als het ware. Ik eindig dan met de twee onderliggende paradigma s, de fundamenten waarop het huis gebouwd wordt, zo je wil: wie verstrekt hulpverlening en in welke context gebeurt dit. De visie De ervaring heeft me geleerd dat dit/de visie in de meeste gevallen en bij het overgrote deel van de organisaties een gemakkelijke kwestie is. Eén iemand wordt belast met het opzoeken/uitschrijven van de visie en de rest keurt goed en volgt. Elke instelling/organisatie/ dienst heeft waarschijnlijk in zijn visie opgenomen dat elk kind gelijk is en recht heeft op hulpverlening. Maar wordt elke kind in elke dienst gelijk behandeld? Verschillende onderzoeken leerden/leren ons dat er in de (sociale) wetenschappen zoiets bestaat als het Mattheüseffect 1 waar bewezen wordt dat de positieve gevolgen van een maatregel altijd ten dienste zijn van de heersende klasse en de theorie van de maatschappelijke kwetsbaarheid 2 waarin aangetoond wordt dat de systeemwereld (mede) oorzaak is van het feit dat bepaalde groepen uitgesloten worden of verstoken blijven van adequate hulp- en dienstverlening. In De school van de ongelijkheid getuigen Niçaise, Hirtt en De Zutter dat kinderen uit de betere sociaal-economische klassen ook beter ge- en bediend worden in het 1 Herman Deleeck 2 Vettenburg en De Bie 3 Andries Baart: Een theorie van de presentie; Andries Baart en Greta Carbo: de Zorgval De doelgroep(en) die wij beogen laat zich het best omschrijven door wat Andries Baart 3 benoemt als sociaal overbodigen. Mensen die geen aansluiting vinden bij de maatschappij (en soms ook niet meer bij zichzelf) en die steevast de boodschap krijgen dat ze niet meer meetellen. onderwijs. Is het recht op hulpverlening intussen niet ingeruild voor een opsomming van plichten en voorwaarden om van dit recht te kunnen genieten? En wat met de wachtlijsten die hoe langer hoe weliger tieren voor/binnen de (jeugd)hulpverlening? Om een visie helder en duidelijk te maken is het belangrijk en noodzakelijk om die op te delen in enerzijds een mens-visie en anderzijds een maatschappij-visie. De mensvisie Zonder in strijd te willen gaan met of afbreuk te doen aan wat ideologiën, religies of filosofen zeggen en beschrijven, kan ik stellen dat elke mens verlangt naar waardigheid en begrip, dat hij sociaal wil opgenomen worden en van tel zijn in de maatschappij. En dat hij streeft naar erkenning en geluk. De vraag is hoe dit kan gerealiseerd en gefaciliteerd worden. De maatschappijvisie Vanuit dezelfde grondhouding als bij de mensvisie zou ik stellen dat de maatschappijvisie bijna op niks anders kan gebaseerd zijn dan op het in evenwicht samengaan van de drie pijlers die de Franse Revolutie ons nagelaten heeft. Liberté: de mens mag keuzes maken, Fraternité: we zullen zorg dragen voor elkaar en Egalité: iedereen is gelijk of wordt als dusdanig beschouwd. Dat dit evenwicht niet stabiel of star is, weze duidelijk. Elke pijler ligt aan de grondslag van een ideologische stroming. Broederlijkheid (zorg) is Christelijk, Gelijkheid is socialistisch en Vrijheid is liberalistisch. Voor een maatschappij komt het er op neer dat men een evenwicht zoekt en het blijft zoeken. Het kan best voorgesteld worden als een driehoek, met de waarden op elke punt, waar wij proberen het centrum van te vinden. Max Weber, een Duits socioloog, rechtsgeleerde, econoom en geschiedkundige - tevens beschouwd als grondlegger van de sociologie - omschreef de taken van de maatschappij/overheid als Het maken van wetten, het nazien dat die gerespecteerd werden, het agora jaargang 29 nr.4 december

48 En wat als we hulpverlening weer zouden inruilen voor zorgverlening? beheren van onderwijs en volksgezondheid, het behartigen van culturele en sociale belangen (het gewapend verdedigen tegen buitenlandse agressie laat ik hier buiten beschouwing). Ik trap een open deur in als ik stel dat we intussen in een meritocratische neo-liberale maatschappij leven, kort gezegd: alles moet winst opleveren voor zij die het verdienen. En de anderen, zij die niet kunnen/mogen volgen?: tja. Het is dus als samenleving - en dus ook in de hulpverlening - belangrijk om na te gaan hoe we met de grote((r) wordende) groep drop-outs omgaan. Dirk Dewachter met zijn Borderline Times en Paul Verhaeghe in Identiteit en andere publicaties hebben het uitvoerig over dit meritocratisch denken het voor wat, hoort wat principe - waar zij hoe langer hoe meer beklemtonen dat het de maatschappij is die een zo danig hels tempo oplegt aan haar leden. Dat niet die leden als ziek moeten beschouwd worden maar veeleer die maatschappij zelf. Als mensen niet kunnen volgen wordt de verantwoordelijkheid/schuld hiervoor meestal ook in hun schoenen geschoven. Is dit ook niet zo met sociaal-emotionele stoornissen? Het goede, het deugdzame Dit kan voor een stuk vertaald worden als de missie, maar het is meer. Het duidt op wat er goed is voor de mens en/in de maatschappij. Schalock, Alonso en Verdugo hebben het concept quality of life uitgewerkt na jarenlang onderzoek op vier van de vijf continenten. Hun bevindingen waren voor een groot stuk gelijklopend met de behoeften die Maslow plaatste in zijn piramide. Naast fysisch, emotioneel en materieel welbevinden hebben ze het ook over zelfbepaling, persoonlijke ontplooiing en redzaamheid. Het markantste was de conclusie dat mensen streven naar sociale inclusie en het hebben van goeie persoonlijke relaties. Los van het feit dat dit model wetenschappelijk onderbouwd is, hou ik het gemakshalve op de conclusie dat het is goed voor de mens dat hij integraal benaderd wordt en dat hij aandacht geeft/krijgt voor alles wat het leven biedt. Voor de hulpverlening zou hier dan ook een grote uitdaging kunnen liggen: verder kijken dan een kop met hersenen op een lichaam dat zich gedraagt volgens de vooropgestelde regels. Dit houdt in dat er verbindingen gelegd worden met patiënten/cliënten, tussen hen onderling, met en tussen ouders, dat zorg verder gaat dan prepareren om te kunnen volgen, dat labelling ondersteunend werkt in plaats van uitsluitend. De relatie Rekening houdend met wat in de vorige punten beschreven werd, zal het duidelijk zijn dat er ook aan de aangegane relaties tussen de hulpverlening en de cliënten/ouders wat aan te vullen/ bij te schaven valt. Door een zorgzame, betrokken, evenwaardige, wederkerige, vruchtbare en onvoorwaardelijke (is geen synoniem van vrijblijvend) relatie aan te gaan,verhoogt men de betrokkenheid van zowel de cliënt en zijn ouder(s) als van de hulpverlener. Te vaak hamert men op afstand houden in plaats van op nabijheid zoeken. We weten daardoor vaak niet wat speelt in het leven van jongeren en staan dan ook geregeld in onmacht naar situaties en gedrag te kijken. Moet ons eerste engagement niet dat op onze cliënten zijn en pas dan op systemen en structuren? Ik kom hier in het tweede deel op terug. de technieken Zoals eerder gesteld worden technieken steevast verward met de methodiek. De technieken omschrijven hoe de voorgaande blokken (visie, het goede en de relaties) vorm krijgen en gerealiseerd worden binnen de methodiek. Wat het hulpverleningsspecifieke betreft is er veel knowhow en ervaring aanwezig binnen de sectoren maar kunnen andere methodieken eventueel ook een bijdrage leveren. Over de visie en het relationeel werken kan er evenzeer binnen andere sectoren mosterd gehaald worden of over het muurtje gekeken worden. Het lijkt me in elk geval zo dat als men het ook al heeft over vernieuwingen in de hulpverlening die momenteel hier op het niveau van de technieken - terug te vinden zijn. De paradigma s We gaan er gemakshalve en vaak tegen beter weten in vanuit dat een methodiek altijd op dezelfde manier zal toegepast worden. Afgestudeerden aan de sociale opleidingen weten hoe ze hulpververlening vorm moeten geven en worden geacht om dit op dezelfde 48 agora jaargang 29 nr.4 december 2013

49 En wat als we hulpverlening weer zouden inruilen voor zorgverlening? manier te doen. Begeleidingsplannen zijn minutieus uitgeschreven tot de te besteden tijd en kunnen dan ook geïmplementeerd en toegepast worden. De regelvingen gelden voor gans Vlaanderen en laten dan ook geen afwijkingen toe. Eerlijkheid gebiedt ons te zeggen dat er echter geen twee hulpverleners zijn die op dezelfde manier te werk gaan, dat er evenveel hulpverlening geboden wordt als er hulpverleners zijn. Iedereen die de job uitvoert heeft zijn eigen stijl, inzichten, ervaringen die er voor zorgen dat wat gelijk zou moeten zijn toch steevast anders is. Daarnaast zijn de omgeving, de maatschappij waarin hulpverlening verstrekt wordt ook helemaal anders. De uitdagingen voor instellingen/diensten in een stad als Gent liggen anders dan die in pakweg Ieper, alleen al door de diversiteit aan bewoners, de concurrentie tussen de instituten, de ondersteunende maatregelen vanuit de verschillende overheden. In essentie komt het er dus op neer dat er niet zozeer gestreefd moet worden naar allemaal gelijk en hetzelfde door hulpverleners te beknotten en hen in een keurslijf van regels en protocollen te duwen maar om de methodiek te laten toepassen vanuit de sterktes en mogelijkheden van zij die het (moeten) doen. Dit kan echter geen alibi zijn om de praktijk niet ter bespreking en ter discussie te stellen, want per slot van rekening kan de methodiek niet zomaar ondergraven worden. Straathoekwerk in de praktijk Onze fundamenten Wij vertrekken steevast vanuit een aantal premissen. We gaan actief op zoek omdat we weten dat niet iedereen uit zichzelf de weg vindt naar de hulp- en dienstverlening. We bekijken mensen integraal omdat we weten dat (zie ) een mens bestaat bij gratie van de verbinding tussen zijn verschillende leefdomeinen en niet door het individu op te splitsen in die verschillende leefdomeinen; huisvesting heeft invloed op opvoeding heeft invloed op het financële heeft invloed het relationele heeft invloed op het emotionele. We bekijken de mensen ook altijd en in alle omstandigheden positief, we focussen nooit op wat er niet gaat, we zoeken de hefbomen om empowerend te werken. Het zal dus duidelijk zijn dat sociaal emotionele ontwikkeling voor ons een niet bedreigende logica is. De doelgroep(en) die wij beogen laat zich het best omschrijven door wat Andries Baart 3 benoemt als sociaal overbodigen. Mensen die geen aansluiting vinden bij de maatschappij (en soms ook niet meer bij zichzelf) en die steevast de boodschap krijgen dat ze niet meer meetellen. Dit wordt door die individuen/groepen vaak geïnterioriseerd de self-fullfilling prophecy en op een bepaald moment vinden zij zelf ook dat de wereld er beter zou uitzien mochten ze er niet meer zijn. Met hen zoeken we aansluiting. Het doet er dan ook niet toe wat hun label, deficiëntie, probleem, toestand, ziekte, tekort of gebrek is. Dat deze gemoedstoestand, deze kwetsbaarheid een sterke invloed heeft op de sociaal emotionele ontwikkeling van mensen hoeft geen betoog, ze doet er in elk geval geen goed aan. Maar omdat dit echter zo vanzelfsprekend en herkenbaar lijkt maar het niet is, zal ik hierna enkele methodologische kenmerken weergeven. Het straathoekwerk start vanuit het leggen van spontane contacten met de bedoeling een relatie op te bouwen zonder daar voorwaarden aan te koppelen. Het zijn mét de ander om er vervolgens te zijn vóór de ander is de essentie. We vertrekken dus niet van uit een geregeld contact, geen intake op doorverwijzing. De zorg, geen synoniem van hulpverlening, die we verlenen draait om het zoeken en aangaan van een relatie die zowel weldadig is voor de zorgvrager als richting geeft aan de benodigde hulp en steun die er toe doen. Het is dus nooit onze bedoeling om 3 Andries Baart: Een theorie van de presentie; Andries Baart en Greta Carbo: de Zorgval agora jaargang 29 nr.4 december

50 En wat als we hulpverlening weer zouden inruilen voor zorgverlening? kant-en-klare oplossingen aan te reiken vanuit een gewenste, geregelde of protocollair georganiseerd aanbod. Een straathoekwerker zoekt maximale aansluiting bij de leefwereld, de levensloop en het zijn van de ander. Wij willen ons als antropologen opstellen veeleer dan als fixers van stukgelopen levens. We houden geen afstand maar opteren voor de positionering van de participatieve observator. Vanuit die afstemming ontstaat een praktisch en moreel idee over wat voor deze mens, op dit moment en in deze situatie goed, behulpzaam en steunend is (zou kunnen zijn), en wat in overeenstemming is met diens verlangen, behoeftes en zinbeleving. Een straathoekwerker biedt trouwe hulp, steun en zorg in de vorm van een werkzame bekommernis die het verhaal en leven van de ander verder wil brengen. We laten het leven van de ander niet ondersneeuwen of teniet gaan, we brengen het op een haalbaar tempo zonder geweld naar boven. Het straathoekwerk probeert vanuit de relatie met de zorgvrager na te gaan in hoeverre er invloed kan uitgeoefend worden op systemen en instituten om het streven naar een goed leven te faciliteren om al doende niet verstrikt te raken in de, vaak toegeëigende, logica waarin de zorgvrager buiten beeld raakt. We proberen de regels te kennen om de uitzonderingen te leren koesteren en van hen dan ook de nieuwe regels te maken. De straathoekwerker heeft een sterke voorkeur voor het alledaagse, ook in werkvormen. Daarom zoekt hij afstemming op het tempo, de taal, de eigen wijsheid, de ruimte en de netwerken van de zorgvrager. De straathoekwerker zorgt ervoor dat hij vindbaar, aanspreekbaar, interrumpeerbaar is en gemakkelijk aan de mouw getrokken kan worden. Geen kantoor en geen agenda De straathoekwerker is niet alleen gevoelig voor de hulpvraag maar ook voor het onhoorbare appel. Mensen moeten niet opgeleid zijn om hun hulpvraag te formuleren en wij moeten leren lezen tussen de regels. Tijd voor een kopje koffie? kan op zich de ingekapselde vraag zijn: Ik krijg thuis slaag We zijn bijna constant op zoek naar nieuwe vormen en modellen, naar tips and trics om toch maar de situatie van onze cliënten te verbeteren. Weinig of nooit wordt er aandacht geschonken aan het relationeel werken, nochtans de factor die voor 70% verantwoordelijk is voor het welslagen van de hulpverlening en het verbeteren van het leven van de cliënt. In het straathoekwerk blijft een werker bij iemand, ook als er geen oplossing meer gezien wordt of zelfs als er geen oplossing (meer) is. en zou het er graag eens met jou over hebben Dat vergt een voorzichtige traagheid van werken die ruimte geeft/schept aan wat zich niet zo eentwee-drie laat maken of afdwingen. Straathoekwerk zorgt er voor dat de ander zich mag tonen; het gaat er om de waardigheid van de ander te erkennen en om het bieden van de basale erkenning dat de ander voluit in tel is: hoe lastig, complex, oncontroleerbaar, ongrijpbaar hij ook is. Straathoekwerkers wakkeren tegelijk processen aan van empowerment en individuering waarin de persoonlijke en maatschappelijke ontplooiing van de zorgvrager centraal staat. Het straathoekwerk is er van overtuigd dat problemen soms vakkundig en afdoende kunnen worden verholpen, maar dat hulp en zorg minstens zo vaak betrokken zijn op wat nooit meer goed kan komen: ze is bereid het indien nodig - uit te houden met en bij mensen van wie het leven niet lukt en die weinig of geen perspectief meer hebben. In het straathoekwerk gaat het dus om de menselijke maat, om nabijheid en aandacht (in plaats van snelheid en schaalvergroting), om radicale aansluiting, afstemming en leefwereldgerichtheid (in plaats van bureaucratische logica), om zorgzaamheid in de volle zin van het woord (in plaats van professionalisme), om rust en trouw (in plaats van de korte, resultaatgerichte interventies), om een aanspreekbare en benaderbare helper, en om geloof in de zwaksten. In het straathoekwerk blijft een werker bij iemand, ook als er geen oplossing meer gezien wordt of zelfs als er geen oplossing (meer) is. Nu is het geenszins de bedoeling om deze kenmerken van de methodiek alleen toe te schrijven aan het straathoekwerk. Andere sociaal werk methodieken hanteren ze evenzeer, i.c. denk ik hierbij aan palliatieve zorg, chronisch residentiële psychiatrische zorg, specifieke gehandicapten- en ouderenzorg. Wat al die sectoren al vaak deden vanuit het aanvoelen van goede zorg voor hun cliënten/patiënten/bewoners wordt sedert 2001 in meerdere onderzoeken omschreven en benoemd door prof. Andries Baart, de grondlegger van de Presentietheorie. Het is in elk geval zo dat de inzichten van Baart ook voor het straathoekwerk de verantwoording waren 50 agora jaargang 29 nr.4 december 2013

51 En wat als we hulpverlening weer zouden inruilen voor zorgverlening? voor het trial and error werk waarin we onze weg zochten naar het vinden van aansluiting bij de meest kwetsbare mensen, bij de sociaal uitgeslotenen van onze maatschappij. Relationeel werken, de basis om het verschil te maken De Australische onderzoeker Kieran McKeown heeft er zijn missie van gemaakt om na te gaan wat een cliënt ten goede komt, wat hem beter maakt, wat hem in zijn leven een positieve wending laat nemen. Hij komt na heel wat eigen studies, vergelijkingenen en correlaties tot een taartdiagram die in vier grote stukken te verdelen is. Het eerste stuk (40%) wordt bepaald door de relatie(s) die de mens heeft met zijn naasten, familie, vrienden, buurt: de natuurlijke netwerken. Op zich is dit ook iets die door de hulpverlening erkend wordt, denk maar aan de Eigen Kracht Conferenties, de contextuele hulpverlening,... Het tweede stuk (30%) wordt bepaald door de relatie die de cliënt/patiënt heeft met de hulpverlener. Dit stuk werk ik verder in deze bijdrage uit Het derde en vierde stuk, elk 15%, hebben respectievelijk te maken met de verwachtingen van de cliënt en met de gebruikte hulpverleningstechnieken. En laat het nu net in die laatste 15% zijn dat er door de maatschappij en de verschillende sectoren iuit het sociaal werk massaal geïnvesteerd wordt. We zijn bijna constant op zoek naar nieuwe vormen en modellen, naar tips and trics om toch maar de situatie van onze cliënten te verbeteren. Weinig of nooit wordt er aandacht geschonken aan het relationeel werken, nochtans de factor die voor 70% verantwoordelijk is voor het welslagen van de hulpverlening en het verbeteren van het leven van de cliënt. Het relationeel werken wordt meestal gevat in het tweewoord: afstand en nabijheid waarin aan sociaal werkers aangeleerd/gepredikt wordt om afstand te houden maar waar zelden geleerd wordt om zo nabij mogelijk te komen. De participatieve basishouding Het concept participatieve basishouding werd ontwikkeld door de vertegenwoordigeres van kinderen en ouders in de regionale stuurgroep van Integrale Jeugdhulp in West-Vlaanderen. Zij kwamen tot dit model na bevraging van jongeren en ouders in de bijzondere jeugdzorg, na studie van wetenschappelijke werk en na bevraging van de hulpverleners. Er werd nadien een volledig campagne aan gewijd en er werden charters opgesteld voor diensten/instellingen/organisaties waarin ze zich konden verbinden om hieromtrent actief te zijn. Er werden een zevental competenties weerhouden en uitgewerkt. Ik leg ze kort uit en zal er dan telkens één vraag bij stellen om aan te tonen dat ook deze begrippen hoewel ze vanzelfsprekend lijken niet voor de hand liggen. Authenticiteit: er wordt verwacht van sociaal werkers dat ze tonen wie ze echt zijn. Maar bespreken we onze luiheid, aversie, middelmatigheid, leugenachtigheid, kwaadheid; kortom onze kleine kantjes met onze cliënten? Betrouwbaarheid: de basis om een cliënt te laten tonen, zeggen wat hem dwarszit. Maar in hoeverre houden we dit voor ons en delen dit niet met collega s onder het mom van bvb. cliëntoverleg of gedeeld beroepsgeheim? Empatisch: Het Rogeriaanse cliënt-centered denken als instap in het leven van cliënten. Maar in hoeverre willen we niet snel een veralgemeenbaar probleem vatten om er de gekende hulpverlening op los te laten? Gelijkwaardigheid: We zullen hier zeker van overtuigd zijn maar zit in de opdeling: hulpvrager hulpverlener al geen fundamentele vorm van ongelijkheid? Onvoorwaardelijk: We willen gelijke en goede hulp voor iedereen. Maar hebben we intussen niet en zelfs los van ons zelf te veel protocollen om mensen geen hulp aan te reiken? (Ze werken niet, ze drinken nog, ze spreken de taal niet, ze zijn drie keer te laat gekomen, ze behoren niet tot de prioritaire doelgroep, ze hebben openstaande rekeningen, ze gedragen zich niet,...). Openheid: wij vragen de cliënten de pieren uit de neus, we noemen dit intake, maar zijn als de dood om te zeggen waar we wonen, hoeveel kinderen we hebben en of we nu en dan ook eens te veel drinken. De vraag naar ons mobiel telefoonnummer is zeker niet aan de orde, agora jaargang 29 nr.4 december

52 En wat als we hulpverlening weer zouden inruilen voor zorgverlening? toch? Professioneel nabij: naar het schijnt zou afstand houden beter helpen om een cliënt vooruit te helpen. Onderzoek wijst het tegendeel uit (zie supra) en er volgt steevast paniek als een cliënt ons benoemd als vriend, toch? Het blijft overigens één van de grootste uitdagingen om ons engagement in een uurrooster te duwen. Positief ingesteld: Uit agogisch-pedagogisch onderzoek blijkt dat straffen nooit loont en toch gaan wij onze cliënten steevast aanspreken op die zaken die voor hen niet lukken of ooit wel eens niet gelukt zijn. Hoe vaak vertrekken wij echt vanuit een strenght-based i.p.v. defficiëntie-based perspectief? Respectvol: Alle voorgaande items vallen in dit punt tesamen. Hoe vaak kunnen we onszelf niet betrappen op roddelen en onrespectvol gejegenen, benoemd als o.a. ventileren, decompresseren, cliêntoverleg, overdracht? Het zal duidelijk zijn dat ik voor de volle 100% achter het concept participatieve basishouding sta maar hier en in eerste instantie naar mijn eigen functioneren heel wat vragen heb bij de manier waarop elke dienst en elke werker hier voldoende bij stilstaat. De (meer)waarde van relatiegericht werken de relatie als erkenning De relatie is de plaats waar de zorgvrager erkenning krijgt voor wie hij is, voor wat hem bezwaart, voor wat zijn behoeftes en verwachtingen zijn. Op zich doet het er niet toe of hij ergens in past of het juiste label heeft of recht heeft op. De mens met een zorgvraag krijgt, nu net door niet afgewimpeld te worden, de waardigheid die hij nodig heeft om open te staan voor die zorg. de relatie als podium De zorgvrager moet zich ten volle kunnen tonen aan de zorgverlener, met al zijn gaven en fouten, met zijn onvolmaaktheden en gewoontes, met zijn kwetsbaarheden en gekwetsheid. De relatie biedt de veiligheid dat dit kan, en zonder repercussies, om zodoende de zoektocht naar adequate en gepaste zorg zo goed mogelijk te laten verlopen. de relatie als verantwoording Goede zorg kan/moet altijd verantwoord worden. Naar de zorgvrager kan dit enkel op een legitieme manier gebeuren vanuit de relatie die we er mee opgebouwd hebben. Wij vragen, fileren, sturen bij, adviseren, informeren, straffen, jagen op, forceren en dat wordt enkel en soms maar met moeite - aanvaard binnen een relatie. de relatie als oefenveld De zorgvrager kan binnen de relatie oefenen hoe hij zijn behoeften verwoordt, zijn vragen formuleert, zijn zwakheden toont, zijn strategiën verduidelijkt, zijn drijfveren motiveert, zijn kwetsbaarheden openbaart. Hij kan daar niet op afgerekend worden. de relatie als de kleinste entiteit De relatie is het moment waarop de zorgvrager minstens even een moment kent waar hij meetelt, een moment ervaart waarop zijn leven er toe doet, waarop hij niet eenzaam is. Besluit Wat ook de stoornis, de ziekte, het tekort of het gebrek is bij een mens doet er voor het straathoekwerk niet toe, het is zelfs geen item. Wij zoeken contact met de meest kwetsbare mens een concept dat ik niet uitgewerkt heb om met hem vervolgens een relatie aan te gaan. Binnen die relatie gaan we samen met de zorgvrager aan de slag met hetgeen hij ons aanreikt of op die leefgebieden waar hij ons toelaat. We plannen dit niet maar laten ons (bege) leiden en bij de hand nemen. We zien meestal niet waar we uitkomen maar we make the road by walking. Ik eindig dan ook graag met de tien geboden van Marlieke Dejonghe, gepikt uit het boek van Detlev Pertry: Uitbehandeld, maar niet vergeten. Gij zult een probleem niet problematiseren (het leven van uw klant is al moeilijk genoeg). Gij zult niet veroordelen, noch in woorden, noch in daden. Gij zult uw klant niet tot zorgobject maken, maar hem horen, zien, en respecteren als partner. Gij zult uw klant niet anders behandelen dan u zelf behandeld wilt worden. Gij zult geen onbegrijpelijke taal gebruiken. Gij zult niet interpreteren zonder navragen. Gij zult uw eigen grenzen respecteren en expliciet maken. Gij zult uw klant niet genezen, doch hem helpen zijn weg te vinden. Gij zult de wereld van uw klant groter zien dan de gezondheidszorg. Ten slotte zult gij leren leven met de realiteit van onzekerheid en onmacht uw klant moet dit ook. Auteur en contactgegevens Joost Bonte coördinator straathoekwerk Joost.bonte@straathoekwerk.be 52 agora jaargang 29 nr.4 december 2013

53 Jongeren met Cachet rond de tafel over sociaal emotionele ontwikkeling Ann Clé Cachet Sint-Jans-Molenbeek Cachet vzw is een netwerk van vrijwilligers met ervaring in de jeugdhulp Cachet vzw werd in 2009 opgericht door een aantal enthousiaste jongvolwassenen die ooit zelf in een instelling verbleven. Vandaag is het een groeiend netwerk van jonge vrijwilligers vanuit heel Vlaanderen die iets positiefs willen doen met hun ervaringen. Onze stem klinkt steeds luider en toont een ander beeld dan de samenleving van ons gewoon is: een beeld van gedreven jonge mensen die zelf initiatief nemen, die iets willen betekenen voor elkaar én voor het werkveld van de jeugdhulpverlening. Wij gaan een constructieve Onze stem klinkt steeds luider en toont een ander beeld dan de samenleving van ons gewoon is: een beeld van gedreven jonge mensen die zelf initiatief nemen, die iets willen betekenen voor elkaar én voor het werkveld van de jeugdhulpverlening dialoog aan met alle partners (hulpverleners, beleid, onderwijs, media, ) en ijveren er samen voor dat de jeugdhulp van morgen beter is aangepast aan de noden van de kinderen en jongeren die ermee in aanraking komen. Tijdens ontmoetingsmomenten zoals de maandelijkse Cachet-donderdagen, versterken en inspireren we elkaar. Deze bijeenkomsten zijn gezellig, de thema s waarover we praten zijn dat helaas niet altijd. Maar een zelfhulpgroep of klaagbarak, dat zijn we allerminst. We zien de toekomst positief tegemoet en gaan hoopvol en vanuit een groot optimisme aan de slag met onze ervaringen, ideeën en bekommernissen. Die delen we niet alleen met elkaar maar met iedereen die bij de jeugdhulp betrokken is. Voor hen zijn we een soort laboratorium voor jongerenparticipatie : we ontwikkelen tools, brochures, vormingen, doen projecten, schrijven aanbevelingen... Uitgerust met deze tools gaan we in gesprek om zo de blikken te verruimen met het kinderen jongerenperspectief. Een participatieve hulpverlening is bovenal een rechtvaardige hulpverlening. Het Internationaal Verdrag van de Rechten van de Mens (IVRM), het Kinderrechtenverdrag (KRV) en meer concreet ook het Decreet met betrekking tot de Rechten van de Minderjarige in de Jeugdhulp (DRM) zijn een belangrijke inspiratiebron en toetssteen bij alles wat we ondernemen. Een gesprek over een lastig thema Alles wat Cachet doet, is geïnspireerd door de concrete ervaringen van de mensen uit ons netwerk. Wij vertrekken vanuit onze eigen verhalen en dromen. Zo ook voor dit artikel. En daarom voerden wij een groepsgesprek over disharmonische ontwikkelingsprofielen en een verlaagde sociaal-emotionele ontwikkeling bij kinderen en jongeren in een residentiële setting. Vergeef ons dat we die opdracht vrij hebben vertaald. Wij hebben het gehad over emotionele, sociale en psychische problemen die de plaatsing in een residentiële voorziening van Bijzondere Jeugdbijstand (BJB) voor ons en voor andere jongeren die we kennen, met zich heeft meegebracht. En ook over de rol die hulpverleners daar al dan niet bij hebben opge- agora jaargang 29 nr.4 december

54 Jongeren met Cachet rond de tafel nomen. Dat past misschien niet volledig binnen het opzet van dit themanummer, maar daarmee hebben we voeling en daarover hebben we heel wat interessants te vertellen. Wie zat er rond de tafel? Shana, een geëngageerde, druk bezette jonge vrouw van twintig die toen ze zestien was via crisisopvang voor enkele maanden in een OOOC (Onthaal-, Observatie- en Oriëntatiecentrum) in Brussel verbleef en daarna drie jaar residentieel werd geplaatst. Op haar zeventiende ging ze alleen wonen, eerst met begeleiding (BZW) maar al snel helemaal op eigen benen. Claire is negentien. Ze studeert readaptatiewetenschappen en is vastbesloten later zelf in de hulpverlening te gaan werken. Op haar negende verbleef ze vier maanden in een OOOC, daarna keerde ze voor anderhalf jaar terug naar haar ouders, ondersteund door een thuisbegeleidingsdienst. Na die periode volgde een plaatsing in een Brusselse instelling waar ze bleef tot haar 18. Momenteel woont ze zelfstandig met begeleiding (BZW). Anne-Sophie is een creatief talent van negentien. Zij studeert aan Sint-Lukas. Op haar zestiende belandde ze via het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling (VK) in crisisopvang in dezelfde instelling als de andere twee voorgaande. Omdat daar geen plaats vrij was, verhuisde ze naar een instelling in Leuven, waar ze twee jaar verbleef. Op haar achttiende ging ze begeleid wonen (BZW), maar sinds kort dopt ze haar eigen boontjes. Ann is 33 en is een van de oprichters van Cachet vzw. Op haar zestiende kwam ze in een OOOC in Antwerpen terecht. Van daaruit ging ze op TCK (Trainingscentrum Kamerwonen) in een Antwerpse voorziening. Op haar achttien verhuisde ze naar Brussel om verder te studeren. Zij is de auteur van dit artikel. Wij hebben veel te vertellen over de emotionele problemen en de sociale gevolgen die onze thuissituatie en onze plaatsing met zich meebrachten en brengen. Wij denken dat omgevingsfactoren erg belangrijk zijn bij de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen en jongeren en zien hier een grote taak weggelegd voor de hulpverleners in een residentiële setting. het thema delicaat is en er ook heel wat persoonlijke ervaringen werden gedeeld, geven we de citaten anoniem weer. Ondanks het weinig vrolijke onderwerp, vielen tijdens het gesprek geen stiltes, integendeel. Wij hebben veel te vertellen over de emotionele problemen en de sociale gevolgen die onze thuissituatie en onze plaatsing met zich meebrachten en brengen. Op de twee uur die het gesprek duurde, waren we eigenlijk niet uitgepraat. Sommige zaken werden met enige schroom voor het eerst aan elkaar verteld. Dingen die we zelf vreemd vinden of niet helemaal kunnen plaatsen en waar we ons misschien ook een beetje voor schamen. Tijdens ons gesprek sprongen we soms van de hak op de tak, werden verschillende zaken door elkaar heen besproken en weken we geregeld af naar andere onderwerpen die niet echt passen binnen het opzet van dit artikel. In deze tekst proberen we daar wat orde en structuur in te brengen. We herkennen drie grote luiken in onze verhalen, en aan die kapstokken hangen we dit artikel op. Een eerste is de overgang van thuis naar de instelling, een tweede de periode in de instelling en een derde is het uitbouwen van een zelfstandig leven, na de plaatsing. Wij denken dat omgevingsfactoren erg belangrijk zijn bij de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen en jongeren en zien hier een grote taak weggelegd voor de hulpverleners in een residentiële setting. We hopen dat ons perspectief de blik op dit thema een beetje kan verruimen. Thuis weggaan: een opluchting? Kort samengevat komt het erop neer dat we alle vier uit een problematische opvoedingssituatie komen. De omstandigheden thuis waren van die aard dat we eruit weg wilden of moesten. Dat was voor elk van ons een zeer ingrijpende stap. De dag dat we in de instelling toekwamen en de hele periode daarrond, herinneren we ons nog als was het gisteren. Voor niemand zijn dat fijne herinneringen. Het was zeker niet enkel een opluchting om thuis weg te zijn. Omdat we vanuit onze eigen ervaringen vertrekken, vinden we het belangrijk zoveel mogelijk onze eigen woorden te gebruiken in dit artikel. Daarom werd het gesprek opgenomen en integraal uitgetypt. Aangezien Ik begreep eigenlijk helemaal niet waarom ik weg moest, want ik dacht dat thuis alles normaal was. Het is pas veel later, toen ik daarover vragen begon te stellen, dat ze mij dat hebben uitgelegd, dat dit geen goede situatie was om 54 agora jaargang 29 nr.4 december 2013

55 Jongeren met Cachet rond de tafel een kind in groot te brengen... Ik miste mijn ouders heel hard. Ik heb me hard verzet in het begin Bij degenen van ons die zelf de bal aan het rollen hadden gebracht om uit de thuissituatie weg te raken, en bij een vertrouwenspersoon, de politie of een hulpverlener hadden aangeklopt, overweegt vooral een torenhoog schuldgevoel. Toen ik besloot om weg te gaan van thuis, toen ik had besloten om op school mijn verhaal te doen en te zeggen dat ik echt weg wou, dat waren de moeilijkste momenten uit heel mijn leven. Ik wist dat ik niet fout bezig was of zo, maar langs een kant, ik kan dat niet uitleggen, maar het voelde of ik mijn familie verraadde. Dat gevoel hebben ze me gegeven. Mijn ouders voelden precies aan dat ik met het CLB (Centrum voor Leerlingen Begeleiding) had gepraat. Mijn mama begon zo van alles voor mij te kopen en ik, ik voelde me super super schuldig... Nu ben ik degene die de familie heeft kapot gemaakt. En ik voelde me ook schuldig, al was dat natuurlijk mijn schuld niet maar op dat moment dacht ik van wel, want niemand heeft me op die moment ooit gezegd: Ja uw ouders doen dat niet goed. Dus ik dacht: Oei het is mijn eigen schuld want ik ben weggegaan. Ik was wel weg van huis maar mijn zussen en mijn broer waren daar wel nog en ik wist dat het niet met iedereen zo goed ging. Maar ik hoorde niks van hen omdat iedereen mij toen als de slechte zag. Ik heb toen lang amper contact met mijn familie gehad. Ik maakte me ook heel veel zorgen over mijn mama, want ze had eigenlijk bijna niemand behalve mij. Er spookte heel veel in ons hoofd: bezorgdheid over de personen die we hadden achter gelaten, een schuldgevoel, verdriet over de situatie, een groot gemis, en veel vragen bij hoe het nu verder moest. We hadden nood aan iemand waarbij we terecht konden met al die verwarrende gedachten en gevoelens. Het onthaal verliep echter meestal niet zo positief. De eerste begeleider die ik zag op het OOOC, vroeg wat ik had mispeuterd om daar te belanden. Maar ik had helemaal niks mispeuterd. Ik voelde me daardoor heel onbegrepen. In een abnormale context toch op een harmonische manier ontwikkelen: is dat eigenlijk wel mogelijk? Ik kwam via de politie in een crisisopvang in het ziekenhuis terecht omdat er nergens plaats was voor mij. De confrontatie met die politie was niet zo leuk. Ze waren maar wat aan het grappen en onnozel doen. Maar ik voelde mijn hart in mijn keel bonken. Gelukkig was er dan toch plaats in een OOOC. Ik wist daar allemaal niks van. Ik wist niet dat er zo n soort tehuizen bestonden. Toen ik daar aankwam en ik zag daar de andere kinderen op de trap staan... ik voelde me zo ziek als een hond van de stress. Ik begon heel hard te wenen van de emotie. Ik moest gewoon kunnen vertellen, maar die vrouw (begeleidster) die daar was die zei: Ik ben niet uw individuele begeleidster (IB), die komt pas volgende week. Vertel dan maar uw verhaal... Dat was zo raar... Dat was mijn eerste dag. Tijdens het groepsgesprek kwam naar boven dat een onstabiele thuissituatie volgens ons sowieso emotionele en sociale problemen met zich meebrengt. Wanneer je van daaruit in de residentiële hulpverlening belandt, dan is dat de start van een nieuwe episode. We vinden het heel belangrijk dat die episode goed wordt voorbereid en ingeleid, dat we goed onthaald worden, dat er ruimte is om de dingen op een rijtje te krijgen en dat er geluisterd wordt naar ons verhaal. Wanneer je op zo n momenten het gevoel hebt er helemaal alleen voor te staan, dan kan je niet verder, of toch zeker niet op een positieve manier. In de instelling: het leven gaat verder.. Ervaringsdeskundigen geven vertrouwen en het gevoel de eigen situatie beter te begrijpen, zonder er betuttelend of belerend over te doen. Eens in de instelling loopt het leven verder. Naar school gaan, zoeken naar een manier om om te gaan met je verhaal, vrienden die vragen stellen, zoeken naar een mogelijke omgang met je familie... én met de anderen uit de leefgroep én met hulpverleners. Dat zijn confronterende dingen die een grote flexibiliteit en veel veerkracht vragen. Jongeren zijn sowieso op zoek naar een eigen identiteit, maar dat wordt niet makkelijker met een moeilijke context en in een omgeving die zo anders is dan die waarin de meeste andere jongeren opgroeien. In een abnormale context toch op een harmonische manier ontwikkelen: is dat eigenlijk wel mogelijk? Ik vergeleek mezelf veel te veel met mijn klasgenoten die thuis woonden en dat was voor mij heel moeilijk... En ja, momenten dat ik maanden geen contact had met mijn ouders... Jaloers zijn op anderen. Mezelf altijd vergelijken, agora jaargang 29 nr.4 december

56 Jongeren met Cachet rond de tafel vergelijken, dat is voor mij het moeilijkste geweest. Ik heb me vooral heel eenzaam gevoeld. Er waren wel nog andere mensen in dat observatiecentrum op de gang en er waren ook wel fijne begeleiders, maar toch, ik had dan heel weinig contact met mijn familie...en ook u anders voelen naar andere mensen van uw klas toe en ook u schamen omdat je niet gewoon thuis woont. En vooral toch wel eenzaamheid, alleen op de kamer. We hebben het gevoel dat we ons zonder al te veel kleerscheuren door die periode in de instelling hebben geworsteld, maar ieder van ons vertelt ook verhalen over andere jongeren uit de leefgroep waar het zichtbaar slecht mee ging. Verhalen over zelfmoordpogingen, automutilatie, agressie, jongeren die aanhoudend wegliepen,... Ook met die realiteit moesten we omgaan. En we zagen ook hoe de begeleiders daarmee omgingen. Er werd veel gestraft, op time out geplaatst, soms ook naar de psychiatrie overgeplaatst, terwijl dat in onze ogen niet altijd een oplossing was. Waar er van ons een bijna onmogelijke flexibiliteit werd verwacht, hadden we soms het gevoel dat hulpverleners heel wat minder flexibel waren ingesteld, en niet altijd oog hadden voor het verhaal achter het gedrag. Voor mij ook heel moeilijk: op momenten dat het wat slecht ging en je maakt dan een onnozele ruzie met de begeleider... Ik had bijvoorbeeld mijn kamer opgeruimd maar niet naar hun normen. Voor mij is dat altijd moeilijk geweest. Bij mij thuis is het geen voorbeeld geweest. Daarom zei ik altijd: Je mag blij zijn dat mijn kamer zo is want voor bij mij thuis zou dat al heel proper zijn. Dan moest ik terug naar mijn kamer. Dat waren voor mij de momenten van: Ik ben het hier beu, ik wil hier weg!. Dat was voor mij het ergste: Ik kan hier niet eens weg, want ik heb nergens om naar huis te gaan. Het gevoel van geen thuis te hebben. En inderdaad, het gevoel van geen thuis te hebben, het missen van iemand die, zoals een ideale ouder, naast je staat en er gewoon is voor jou wanneer dat nodig is. Begeleiders kunnen dat gemis helaas niet invullen. Voor hen is het een job, en dat begrijpen we wel, maar toch knaagde dat soms. Velen van ons voelen pas vandaag de impact van het verleden. Wanneer we erbij stilstaan, valt ook op hoeveel last wij hebben van (stressgerelateerde?) neuroses en gedrag. We hebben het gevoel dat er zoveel van ons wordt verwacht: eerst thuis, op school, in de instelling, later in de samenleving... We zien onszelf als sterk, als vechters, maar hebben ergens ook het gevoel dat we geen andere keuze hadden en hebben. Ik heb het ook altijd moeilijk gehad met de begeleiders omdat ik zag dat het hun werk is, ze worden ervoor betaald. Nu zie ik dat anders natuurlijk... Of bv zoals uw mama zou zeggen van: Ge moet dat doen, en ineens moet je dat van een begeleider aannemen. Die heeft zoveel te zeggen over mij maar eigenlijk: wie is dat? Ik weet niet... altijd moeilijk mee gehad. Wat verwachten we dan eigenlijk van de hulpverleners? We zien een begeleider als iemand die ons mee kan ondersteunen, die ons vooruit helpt en die bereid is daar ver in te gaan. We doorzien pedagogische trucjes en vragen een authentieke interesse en betrokkenheid. De begeleiding zei vaak: Chapeau dat gij dat allemaal meemaakt. Maar je hebt geen keuze, je moet dat wel. Het is geen keuze, je moet. Ze bedoelen dat goed maar ik denk dat ze dat gewoon in hun opleiding leren. Ik deed zelf speelpleinwerking, en ik herkende het soms uit de cursussen... Ik kreeg soms zo het gevoel dat ze dingen proberen die ze hebben geleerd, maar dat wil ik niet... Ik wil de waarheid. Ik wil weten hoe het zit. Wij willen gewoon vooruit en als je ons vooruit kan helpen... Dat hebben we nodig! Misschien dat ik het onmogelijke vraag van begeleiders. Ik kwam goed overeen met mijn IB, maar ik had iemand nodig die dat met zijn hart deed. Mijn droom was iemand tegen te komen waar ik me supergoed bij voelde en waar ik met alles naartoe kon gaan. Niet iemand met achtergrondstudies, geen psycholoog maar iemand die dat uit zichzelf deed. Voor mij moest dat spontaan gaan... Het komt erop aan dat ik geforceerd ben om te praten. Het is een moeilijk evenwicht, want betrokkenheid kan er inderdaad ook voor zorgen dat men te diep gaat wroeten. En is dat wel een opdracht voor een begeleider? Soms slaan ze nog diepere wonden door op een ondoordachte manier trauma s naar boven te willen halen, terwijl ze daar eigenlijk niet de juiste achtergrond voor hebben. Het was heel zwaar om elke week IB gesprek te voeren. Meestal ging dat heel ver. Ze duwden een beetje te ver in de conversatie over thuis enzo. Ik had het gevoel dat ik echt moest vechten voor mezelf en dat ik daar heel alleen in stond. Ik heb veel geweend in die IB- gesprekken. 56 agora jaargang 29 nr.4 december 2013

57 Jongeren met Cachet rond de tafel Iemand merkt tijdens het gesprek op dat er meer mensen in de jeugdhulp zouden moeten werken, die zelf ooit ook in een instelling hebben gezeten. Ervaringsdeskundigen geven vertrouwen en het gevoel de eigen situatie beter te begrijpen, zonder er betuttelend of belerend over te doen. Er moeten meer begeleiders komen met ervaring in de jeugdhulp, want die anderen die snappen ons niet. Ik had iemand willen hebben die mijn gevoel snapte. En last but not least zijn we van mening dat begeleiders niet met alle situaties en problematieken kunnen omgaan. Dat vinden we ook normaal. In de ideale situatie zouden zij nauw samenwerken met andere diensten/hulpverleners/(ervarings) deskundigen. Extra ondersteuning door iemand gespecialiseerd in bijvoorbeeld het leren omgaan met de stress die inherent is aan onze context, plaatsing en omgeving, was voor ons geen overbodige luxe geweest. Sommigen van ons vonden die steun in gesprekstherapie, al werd die mogelijkheid niet aan iedereen aangeboden Wij willen geen complimentjes omdat we het zo goed doen en al zeker geen medelijden omwille van ons parcours. Wat we wel vragen is oprechte aandacht voor de verhalen en de ervaringen van kinderen en jongeren in instellingen. of al stonden we daar toen niet voor open. De drempel voor gesprekstherapie blijft vaak groot voor kinderen en jongeren. Niet iedereen kan goed praten of vind het leuk te praten en wanneer je middenin je situatie zit, is het soms moeilijk om zelf te zien dat je het eigenlijk écht wel moeilijk hebt. We vinden het belangrijk dat therapie zeer laagdrempelig blijft en dat we vrij kunnen kiezen bij welke therapeut we terecht komen. Daarnaast is het zinvol om ook de mogelijkheden van andere ondersteuningsvormen te onderzoeken. Mindfullness, ontspanningsoefeningen, iets creatiefs, yoga... Hoe ruimer het aanbod, hoe meer kans dat iedereen een manier vindt om beter met zijn persoonlijke issues om te gaan, zich uit te leven, zich te ontspannen. Voorzieningen moeten hiervoor over het nodige budget beschikken! Ik heb wel het gevoel dat ze tegenwoordig wel rapper therapie voorstellen. Zij gaan dit sneller voorstellen als ze het gevoel hebben dat het echt slecht gaat met u. Maar daarom voel je dat zelf niet zo aan. Ik heb daar pas later in mijn begeleiding zelf naar gevraagd. Je moest dan naar die ene psycholoog die ze kenden, want daar hadden ze een prijs mee besproken. Ik vind dat je zou moeten kiezen naar wie je gaat. Mijn begeleider had me voorgesteld om misschien naar een psycholoog te gaan om wat dingen op een rijtje te zetten. Maar ik begreep dat niet echt. Ik dacht: Ik ben toch niet gek ofzo?. Ik vind dat als je in een instelling zit, dat je dan sowieso traumatische dingen hebt meegemaakt, en dat daar sowieso iets mee moet worden gedaan. Anders steekt dat later in je leven toch de kop op. Er zijn ook andere manieren die kinderen of jongeren misschien meer aanspreken dan met iemand praten. Er zijn ook dingen zoals mindfullness of yoga of ontspanningsoefeningen. Ik denk dat er te weinig aandacht gaat naar wat zich vanbinnen allemaal afspeelde bij ons. Naar wat wij allemaal wegduwden ook. agora jaargang 29 nr.4 december

58 Jongeren met Cachet rond de tafel Achteraf bekeken: eigenlijk was dat over-leven Terwijl we in de instelling zaten, leek het wel of alles redelijk OK was met ons. Misschien dat die structuur ook wel wat afleiding bood voor onze eigen problemen. Je zit in een leefgroep én er is altijd wel een begeleider in de buurt. Soms komt de echte confrontatie pas wanneer we de deur van de instelling achter ons dichttrekken en alleen verder moeten. Toen ik nog in die periode zat, dacht ik: Ik ben dat goed aan het doen, ik trek mijn plan en allez, ça va wel. Maar je zit in een overlevingsstatus denk ik. Ik was aan het over-leven en als ik daar op terug kijk heb ik het gevoel dat ik eigenlijk echt in een depressie zat. Maar ik was zo hard bezig met overleven en me rechthouden... Er was ook geen andere optie want ik moest wel nog naar school. Pas later heb ik gevoeld dat ik toch met heel veel dingen was blijven zitten. Wij dromen van een samenleving waarin minder wordt geoordeeld en meer wordt geluisterd. Van plekken waar we onszelf kunnen zijn, waar onze sterkte én onze kwetsbaarheid er mogen zijn. Velen van ons voelen pas vandaag de impact van het verleden. Wanneer we erbij stilstaan, valt ook op hoeveel last wij hebben van (stressgerelateerde?) neuroses en gedrag. Alle vier hebben we een vermoeden dat deze disfuncties voortvloeien uit problemen uit ons verleden en hoe we daar mee omgaan. Iemand vertelt over een ernstige krabneurose, twee personen kamp(t)en met trichotillomanie (de drang om de eigen haren uit te trekken), twee van ons zijn zeer ernstige nagelblijters, iemand vertelt over haar aanleg tot koopverslaving en bijna allemaal vinden we dat we een ongezonde relatie hebben met voedsel. We begrijpen dat gedrag zelf niet zo goed, en vaak zorgt het voor schaamte en sociale remmingen. Al die zaken zijn misschien ook een manier om controle en troost te zoeken? Wanneer we op het thema doorgaan, blijkt bijvoorbeeld ook dat drie van ons ook nog met een teddybeer slapen en onafscheidelijk zijn van die knuffel. Iemand vertelt met enige schroom dat ze s avonds uit een papfles drinkt Op zich kunnen we die daaraan te werken. dingen relativeren en lachen we om ons eigen vreemde gedrag. Maar wanneer het verleden ons hindert in ons zelfbeeld en in onze relaties met anderen, maken we ons wel zorgen en proberen we Vertrouwen geven, ook naar vriendjes toe, dat is voor mij een moeilijk punt. Dat gaat niet... Ik ben een paar keer heel hard gekwetst geweest en nu gaat dat volledig niet. Gewoon altijd bang dat ik terug gekwetst ga worden... Ik ben soms bang dat dat nooit gaat lukken om een goede relatie te hebben. Ik heb dat nu fel. Ge moet vooruit, ge kunt nie anders, al die papieren, OCMW, je doet echt uw best, zij maken een fout maar steken het op u... Ik had vorige week echt geen zin om naar school te gaan. Ik lag gewoon in mijn bed over alles aan het denken en ik had zin om te wenen maar je moet goed werken voor de school. Ik praat eigenlijk makkelijk over hoe ik me voel met vrienden en begeleiders. Mijn IB heeft gedaan wat ze moest doen maar ik praat dan ook heel makkelijk over mijn gevoelens maar ik had daar niet zo heel veel aan. Ik voelde me ook niet zo slecht Maar achteraf heb ik dat wel begrepen, toen ik depressief begon te worden. Ja, ik heb daar nu eigenlijk wel nood aan, aan een psycholoog. Nu voel ik me soms wel down, nu heb ik er veel aan om wel met iemand te gaan praten. Ik heb toen ik pas weg was uit de instelling een paar heel foute relaties gehad. Jarenlang bleef ik daarbij, terwijl ze me belogen en bedrogen en eigenlijk helemaal geen respect voor me hadden. Maar ik dacht: Nog liever zo dan alleen, want alleen kan ik het niet. Door mijn thuissituatie, mijn papa die helemaal geen liefde voor ons toonde, daardoor heb ik het heel moeilijk om liefde te tonen aan mensen... Mijn vorige lief zei ook dat ik zo onverschillig deed. Ik geef blijkbaar een gevoel van onverschilligheid, maar dat lijkt alleen zo. Het is alleen omdat ik mijn liefde zo moeilijk kan tonen. Ik kan dat niet. Ik weet nooit wat ik moet doen om te tonen dat ik van iemand hou... Ik ga nu in therapie om daarover te praten en dat gaan bekijken vanuit andere perspectieven, maar ik weet niet hoeveel tijd dat gaat nemen. Dat is een groot ding bij mij waaraan ik probeer te werken. Ik kan geen hulp aanvaarden. Als mensen voor mij iets willen doen, dan klap ik helemaal dicht. Ik heb moeite om dat te aanvaarden, maar ik probeer dat wel. Maar ik ben gewoon om te tonen dat ik het alleen kan...maar aan de andere kant wil ik wel altijd iedereen helpen. Mensen spreken mij daar ook op aan. Alle vier zoeken we naar ondersteuning. Enkelen hebben een therapeut, anderen zijn nog zoekende naar bij welke ondersteuning zij gebaat zijn. Een belangrijke opmerking hierbij is de kostprijs. Enkel de therapeuten 58 agora jaargang 29 nr.4 december 2013

59 Jongeren met Cachet rond de tafel van een CGGZ zijn voor ons betaalbaar, en dat is jammer. Beeldvorming Tot slot een laatste bedenking. Eentje over het beeld dat anderen van ons hebben. Het is wel makkelijk te stellen dat kinderen en jongeren die residentieel worden opgevangen, vaak met een disharmonisch profiel kampen, maar dat geeft nog eens een extra stempel. Ons lijkt het heel logisch dat abnormale omstandigheden niet bevorderlijk zijn voor een normale ontwikkeling. We hebben het gevoel dat er zoveel van ons wordt verwacht: eerst thuis, op school, in de instelling, later in de samenleving... We zien onszelf als sterk, als vechters, maar hebben ergens ook het gevoel dat we geen andere keuze hadden en hebben. Wij willen geen complimentjes omdat we het zo goed doen en al zeker geen medelijden omwille van ons parcours. Wat we wel vragen is oprechte aandacht voor de verhalen en de ervaringen van kinderen en jongeren in instellingen. Dat gemis ervaren we niet enkel binnen de hulpverlening, maar ook in de ruimere samenleving. Weinig mensen geven ons voldoende vertrouwen om te kunnen vertellen wat er echt in ons omgaat. Dat komt deels door de reacties die we krijgen, de vooroordelen die nog sterk leven. Die zorgen voor schaamte, waardoor we dingen gaan wegstoppen en opkroppen. Geen betere voedingsbodem voor een disharmonische ontwikkeling dan opgekropte trauma s, lijkt ons! Wij dromen van een samenleving waarin minder wordt geoordeeld en meer wordt geluisterd. Van plekken waar we onszelf kunnen zijn, waar onze sterkte én onze kwetsbaarheid er mogen zijn en waarin we, wanneer nodig, op een heel toegankelijke manier de juiste ondersteuning kunnen krijgen. Auteur en contactgegevens Ann Clé is mede-oprichter en bestuurslid van Cachet vzw. Ze studeerde sociale en culturele agogiek en werkt vandaag als onderzoeker aan de Vrije Universiteit Brussel Cachet vzw Henegouwenkaai Sint-Jans-Molenbeek Meer info op Cachet op en op agora jaargang 29 nr.4 december

60 Ouders aan het woord over emotionele ontwikkeling Nele Vermeulen Ons Erf Brugge Loren Goethals Start West-Vlaanderen Brugge Wie zich in de sector van zorg en ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking begeeft, kan er niet onderuit: emotionele ontwikkeling is een hot item. Ook in de jeugdzorg wint het thema stilaan meer aan belang. Ondersteuningsplannen raken in toenemende mate doorspekt van termen als aankunnen, draagkracht en emotioneel ontwikkelingsniveau. Er groeit steeds meer evidentie dat emotionele ontwikkeling een centraal aangrijpingspunt moet zijn binnen de ondersteuning. Minder evident is de plaats die ouders van personen met een verstandelijke beperking kunnen krijgen in dit (boeiende) verhaal. Hoe kijken ouders naar het thema emotionele ontwikkeling? Hoe kan je als hulpverlener op een constructieve manier aan de slag met ouders rond het thema? Hoe vermijd je dat ouders een inschatting van de emotionele ontwikkelingsleeftijd als een (zoveelste) diagnose ervaren? Deze vragen vormden voor Nele Vermeulen de inspiratie voor het schrijven van haar masterproef, die in 2012 de titel kreeg: Ouders aan het woord over de emotionele ontwikkeling van hun volwassen kind met een verstandelijke beperking. Een exploratief onderzoek. Het doel van deze masterproef was een blik werpen op het perspectief van ouders op emotionele ontwikkeling. Dertien ouders van volwassenen met een verstandelijke beperking vertelden hiervoor hun verhaal. Deze tekst bevat een korte samenvatting van de masterproef, alsook een concreet voorbeeld van hoe ouders betrokken worden bij de inschatting van het emotioneel ontwikkelingsniveau binnen de thuisbegeleidingsdienst Start West-Vlaanderen. Een belangrijke inspiratiebron voor dit onderzoek was het SEN-SEO project. Het onderwerp van mijn masterproef groeide immers uit een concreet praktijkprobleem dat aan bod kwam binnen dit project. In één van de klankbordgroepen van het SEN-SEO project gaven verschillende professionelen aan dat ze worstelden met de vraag hoe je op een constructieve manier met ouders rond het thema emotionele ontwikkeling aan de slag kan gaan. Dit vanuit het gevoel dat het voor ouders confronterend kan zijn om te horen dat hun kind op een lager emotioneel ontwikkelingsniveau (het zogenaamde aankunnen ) functioneert dan men verwacht had op basis van de cognitieve ontwikkeling (of het kunnen ). Deze vraag naar concrete handvaten en richtlijnen was de eerste aanleiding voor mijn masterproefonderzoek. Doorheen het verder onderzoeksproces bleef de verbinding met het SEN-SEO project een belangrijke rode draad. Het ontwikkelingsdynamisch model van de emotionele ontwikkeling van Anton Došen (2007) enerzijds en Disability Studies 1, waarbinnen een centrale rol wordt toegekend aan het natuurlijk netwerk van mensen met een beperking, anderzijds, vormden de theoretische inspiratiebronnen. Het onderzoek Inspiratiebronnen De vraag die in het onderzoek centraal stond, was: Hoe ervaren ouders van volwassenen met een lichte tot matige verstandelijke beperking de emotionele ontwikkeling van hun kind en de manier waarop hiermee wordt omgegaan in de ambulante ondersteuning?. Hieruit werden vier specifieke onderzoeksvragen afgeleid: Hoe spreken ouders over situaties en zaken die betrekking hebben op het thema emotionele ontwikkeling? Hoe ervaren ouders de emotionele ontwikkeling 1 Disability Studies is een recent paradigma dat tegengewicht wil bieden voor de visie die de heersende traditionele modellen (zoals het medische, het wetenschappelijke en het psychologische) hadden over handicap. Binnen Disability Studies wordt een ander model van handicap voorop gesteld: het sociaal model. Binnen dit model wordt disability gezien als een sociaal construct dat onvermijdelijk verbonden is met omgevingsfactoren (Bayliss, 1998; Van Hove, Van Loon & De Cuypere, 2001). 60 agora jaargang 29 nr.4 december 2013

61 Ouders aan het woord over emotionele ontwikkeling van hun volwassen kind met een verstandelijke beperking? Hoe ervaren ouders de eventuele discrepantie tussen de cognitieve en emotionele ontwikkeling van hun kind? Hoe ervaren ouders de manier waarop ambulante ondersteuners omgaan met het thema emotionele ontwikkeling? De steekproef bestond uit 13 ouders/ouderparen van volwassenen met een lichte tot matige verstandelijke beperking die beroep doen op ambulante ondersteuning. Er werd voor deze groep ouders gekozen vanuit de veronderstelling dat ouders van volwassenen met een lichte tot matige verstandelijke beperking in grotere mate geconfronteerd worden met het verschil tussen de cognitieve en emotionele ontwikkeling dan bijvoorbeeld ouders van een jong kind of ouders van een volwassene met een diepe verstandelijke beperking. Omdat het persoonlijke verhaal van ouders van groot belang was in dit onderzoek, werd gekozen voor een exploratief en kwalitatief onderzoeksopzet. Dit betekent dat er vooraf geen hypothesen werden geformuleerd, maar dat er op een verkennende manier werd tewerk gegaan. De gegevens werden verzameld aan de hand van kwalitatieve interviews, ook wel semi-gestructureerde interviews genoemd. De analyse van de gegevens gebeurde vervolgens via de methodiek van thematische analyse, waarbij een aantal gemeenschappelijke thema s uit de verhalen van de ouders werden onderscheiden. Het verhaal van ouders Hoe spreken ouders over situaties en zaken die betrekking hebben op het thema emotionele ontwikkeling? Uit dit onderzoek blijkt dat ouders, ook diegenen die binnen de ondersteuning van hun zoon of dochter nog niet in contact kwamen met emotionele ontwikkeling, veel te vertellen hebben over het thema. Ze voelen intuïtief goed aan hoe het gesteld is met de emotionele ontwikkeling van hun kind, maar spreken hier niet noodzakelijk op dezelfde manier over als professionelen dat doen. Ouders hebben het bijvoorbeeld niet over zogenaamde disregulatie, maar spreken in dat verband van in overdrive raken of de PC die tilt slaat. Ouders hebben een eigen discours ontwikkeld in het spreken over emoties. Een discours waarin bovendien niet noodzakelijk in termen van fasen wordt gesproken. Daarnaast is het voor ouders niet altijd duidelijk waar de term emotionele ontwikkeling precies voor staat. Een aantal ouders kunnen een eigen omschrijving geven van wat het begrip voor hen betekent, maar het merendeel benadrukt hoe moeilijk en abstract de term is. Sommige ouders denken bij het begrip emotionele ontwikkeling onmiddellijk aan emotionele intelligentie. Dit lijkt dus een beter gekende en meer gepopulariseerde term te zijn. Hoe ervaren ouders de emotionele ontwikkeling van hun volwassen kind met een verstandelijke beperking? Uit de interviews blijkt dat ouders veel belang hechten aan de emoties van hun kind en dat ze emotionele ontwikkeling een essentieel levensdomein vinden. Een aantal onder hen vindt het niet enkel belangrijk dat hun agora jaargang 29 nr.4 december

62 Ouders aan het woord over emotionele ontwikkeling kind een evenwichtige emotionele ontwikkeling doormaakt, maar is ook van mening dat er in de ruimere maatschappij meer aandacht zou moeten gaan naar het aankunnen van mensen. De geïnterviewde ouders verschillen in de interesse die ze hebben in een specifieke inschaling op het vlak van de emotionele ontwikkeling 2. De ouders van de personen wiens emotionele ontwikkeling al bepaald werd, geven allen aan dat ze de SEO-R een nuttig werkinstrument vinden om hun verwachtingen en aanpak op te kunnen gronden. Ook het merendeel van de ouders die nog niet in aanraking kwam met de SEO-R, zou het interessant vinden om in de toekomst aan de slag te gaan met deze schaal. Toch geeft een (weliswaar beperkt) aantal ouders aan dat ze het nut niet inzien van een dergelijke inschaling. Ze hebben het gevoel al goed afgestemd te zijn op de emoties van hun zoon of dochter en betwijfelen of een afname van de SEO-R daar nog iets aan zou kunnen bijdragen. Wat betreft het resultaat van de inschaling op vlak van de emotionele ontwikkeling, blijkt dat dit bij ouders een dubbel gevoel met zich meebrengt. Aan de ene kant benoemen ze dit als een confronterende en moeilijke ervaring. Sommige ouders benoemen verdriet omdat ze hun zoon of dochter hoger hadden ingeschat, anderen benoemen vooral het gevoel tijd verloren te hebben door jarenlang een verkeerde aanpak te hanteren. Aan de andere kant vinden ouders de inschaling ook verhelderend en herkenbaar. Ze geven aan dat het resultaat voor hen verwoordt wat zij zelf al intuïtief hadden aangevoeld en dat het een verklaring kan zijn voor problemen uit het verleden. De emotionele ontwikkelingsleeftijd kan houvast bieden. Toch vinden ouders het belangrijk dat hun kind niet vastgepind wordt op een bepaalde emotionele ontwikkelingsleeftijd. Ze benadrukken dat emotionele ontwikkeling iets dynamisch is: in de meeste gevallen valt iemand niet zomaar in één fase in te schalen en vaak evolueert emotionele ontwikkeling (zowel in positieve als negatieve zin). De emotionele ontwikkelingsleeftijd lijkt dan ook het best voorgesteld te worden aan ouders als een dynamisch gegeven dat richtinggevend kan zijn voor de aanpak, in tegenstelling tot een statisch en vaststaand label. 2 Dit gebeurt aan de hand van de Schaal voor Emotionele Ontwikkeling (SEO) (Došen, 1990), recent herwerkt door het SEN-SEO project tot de SEO-R(evised) (Claes et al., 2011). Dit is een discussie-instrument dat aan de hand van vragen met betrekking tot 13 domeinen een inschatting van de emotionele ontwikkeling geeft. Het resultaat van een afname van de SEO-R is een schatting van de emotionele ontwikkelingsfase (gaande van de adaptatie- tot de realiteitsbewustwordingsfase) waarin iemand zich bevindt en een bijhorende emotionele ontwikkelingsleeftijd. Hoe ervaren ouders de eventuele discrepantie tussen de cognitieve en emotionele ontwikkeling van hun kind? Hoewel de discrepantie tussen het cognitief en het emotioneel ontwikkelingsniveau zowel in de literatuur als in de professionele ondersteuningspraktijk vaak naar voor komt, is deze in het verhaal van ouders minder prominent aanwezig. Slechts een beperkt aantal ouders geeft aan dat er bij hun kind sprake is van een verschil tussen het kunnen en het aankunnen. Opmerkelijk is dat het merendeel van de ouders die in dit onderzoek wel een discrepantie benoemden, net die ouders zijn van wie hun kind al werd ingeschaald op de SEO-R. De discrepantie werd in hun situatie dus al verwoord door een professioneel ondersteuner. Deze bevinding doet vermoeden dat het discrepantiedenken iets is wat voornamelijk behoort tot het professioneel discours en denken. Wanneer de discrepantie bij hun zoon of dochter benoemd wordt, kunnen de meeste ouders zich hierin vinden, maar geen van hen had dit ooit op voorhand zelf zo verwoord. Een aantal van de ouders lijkt echter de discrepantie tussen het kunnen en aankunnen van hun kind intuïtief wel goed aan te voelen. Zo gaven ze tijdens de interviews voorbeelden van situaties waarin hun zoon of dochter niet tot het uitvoeren komt van bepaalde zaken waar hij of zij wel de cognitieve mogelijkheden toe heeft. Hoe ervaren ouders de manier waarop ambulante ondersteuners omgaan met het thema emotionele ontwikkeling? Om ambulante ondersteuning maximaal te kunnen afstemmen op de emoties en emotionele draagkracht van hun zoon of dochter, stellen ouders een partnerschap tussen ouders en professionelen voorop, waarbinnen voldoende ruimte moet zijn voor hun eigen inzichten en expertise. Deze moeten hand in hand gaan met de specifieke theoretische kennis van professionals. Uit dit onderzoek blijkt ook dat ouders bij een gesprek over emotionele ontwikkeling een bottom-up benadering waarderen. Aansluiten bij de concrete voorbeelden, het taalgebruik en de ervaringsdeskundigheid van ouders, maakt dat ouders zich beter kunnen vinden in hetgeen hen verteld wordt. Tijdens de interviews gaven heel wat ouders concrete tips over hoe een oudergesprek rond het thema best aangepakt wordt. De ouders hadden het dan concreet over een gesprek waarbij het resultaat van de inschaling op de SEO-R werd teruggekoppeld: 62 agora jaargang 29 nr.4 december 2013

63 Ouders aan het woord over emotionele ontwikkeling Benadruk het dynamische karakter van de emotionele ontwikkeling. Het is niet de bedoeling dat het resultaat van de inschaling gepresenteerd wordt als een diagnose. Vertrek vanuit het concrete verhaal van ouders om daarna naar een meer abstract niveau (het resultaat van de inschaling) te gaan. Vermeld de emotionele ontwikkelingsleeftijd, ook al is deze lager dan de ouders hadden verwacht, maar kader dit voldoende. Geef uitleg over wat deze ontwikkelingsleeftijd impliceert naar aanpak toe. Werken met concrete voorbeelden kan hierbij helpend zijn. Probeer professioneel jargon zoveel mogelijk te vermijden of leg eventueel met concrete voorbeelden- uit wat bepaalde begrippen betekenen. Probeer zoveel mogelijk aan te sluiten bij het taalgebruik van ouders. Ga voldoende in op het doel van de inschaling. Koppel het resultaat aan concrete en duidelijke adviezen en voorzie een regelmatige evaluatie en opvolging Uitdagingen voor de toekomst Uit dit onderzoek komt duidelijk naar voor dat ouders een boeiend perspectief bieden op het thema emotionele ontwikkeling. De vrees die bij sommige hulpverleners leeft om over dit onderwerp in gesprek te gaan met ouders, kon zeker niet bevestigd worden in de gesprekken met de ouders. Het lijkt integendeel net belangrijk dat hulpverleners niet aarzelen om samen met hen aan de slag te gaan rond dit thema. Een belangrijke uitdaging voor de toekomst is echter om zowel de theorie over emotionele ontwikkeling als de praktische toepassingen ervan voor ouders meer toegankelijk, begrijpbaar en vooral bruikbaar te maken. Dit verreist wellicht een aantal aanvullingen en correcties op het professioneel discours dat momenteel nog heerst in het praten over emotionele ontwikkeling. Verder op zoek gaan naar een praktijkgerichte en concrete omschrijving of definitie van het begrip lijkt daarbij een eerste onmisbare stap te zijn. Om onder meer aan bovenstaande uitdagingen tegemoet te komen, werd binnen het SEN-SEO project een werkgroep natuurlijk netwerk opgericht 3. Betrekken van ouders betrekken bij de inschatting van het sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau binnen een thuisbegeleidingsdienst. De omgang met ons kind verloopt niet altijd vanzelfsprekend. Problemen rond eten, slapen, zindelijkheid, omgaan met gevoelens, omgaan met frustraties, steken regelmatig de kop op. Waarom gedraagt onze zoon of dochter zich zus of zo? Welke praktische tips kunnen de omgang met ons kind verbeteren? Hoe kunnen we een positief klimaat scheppen en kunnen we ons zo goed mogelijk afstemmen op de emotionele noden van ons kind? Zijn we goed genoeg bezig? Bij Start West-Vlaanderen worden bovenstaande vragen vaak door ouders geformuleerd. Het werken vanuit het kader van emotionele ontwikkeling en het werken met de hierbij horende instrumenten, heeft reeds lang een vaste plaats binnen de agogische begeleiding van de jongeren met een verstandelijke beperking. Omdat ook ouders hierin een belangrijke plaats hebben, betrekken ze hierbij zo veel mogelijk de ouders als natuurlijk netwerk. Start West-Vlaanderen maakt onderscheid tussen twee mogelijkheden om met ouders stil te staan bij de emotionele ontwikkeling van hun kind. Er is de mogelijkheid om aan de hand van observaties in het gezin te komen tot een beeldvorming en advies. Men observeert het kind in interactie met andere gezinsleden thuis met filmopnames en een kijkobservatie. Deze observaties vormen de basis om een duidelijk beeld te krijgen van de emotionele ontwikkeling. Anderzijds gaat men aan de slag met het Kleurenprofiel om tot een inschatting van het emotioneel ontwikkelingsniveau te komen. Met behulp van kleurenkaarten wordt de ouder bevraagd bij de afname. De inschatting 3 Meer info omtrent SEN-SEO: themaverantwoordelijke SEN-SEO cindy.stevelinck@senvzw.be agora jaargang 29 nr.4 december

64 Ouders aan het woord over emotionele ontwikkeling is een proces dat samen doorlopen wordt, en waarbij de ouder actief meedenkt. Beide mogelijkheden laten toe om adviezen te formuleren om het kind aan te spreken op het juiste niveau van emotioneel functioneren en deze adviezen aan te passen aan de specifieke situatie binnen het gezin. Het samenwerken met ouders in het werken vanuit het kader van emotionele ontwikkeling, geeft een belangrijke meerwaarde! Reacties van enkele ouders: Het is een opluchting dat het voor jullie nu duidelijk is hoe zwaar het probleemgedrag wel is voor ons. We kregen meer inzicht in ons eigen handelen en het effect daarvan op ons kind. Het doet deugd te horen welke zaken we goed aanpakken. We hebben meer bewuste aandacht gekregen voor de belevingswereld van ons kind en kunnen er zo beter bij aansluiten. We staan nu meer stil bij onze eigen gevoelens en gaan die gevoelens vaker verwoorden. Onze twijfel rond de manier waarop we met de opvoeding van ons kind bezig zijn, werd weggenomen. Auteurs en contactgegevens Nele Vermeulen studeerde in 2012 af als Master in de Pedagogische Wetenschappen (afstudeerrichting Orthopedagogiek) aan de universiteit van Gent. Sinds 2012 werkt ze als ortho-agoge in Ons Erf (vzw Unie-K) in Brugge - www. uniek.org Došen, A. (1990). Psychiatrische en gedragsstoornissen bij zwakzinnigen. Amsterdam/Meppel: Boom. Došen, A. (2007). Psychische stoornissen, gedragsproblemen en verstandelijke handicap. Een integratieve benadering bij kinderen en volwassenen. Assen: Koninklijke Van Gorcum BV. Howitt, D. (2010). Thematic Analysis. In G. Van Hove & L. Claes (Eds.). (2011), Qualitative Research and Educational Sciences: a Reader about Useful Strategies and Tools (pp. 179/202). Harlow: Pearson Education Limited. Mertens, I. & Van den Vreken, L. (2009). Kijk naar wat ik heb te vertellen. Stem geven aan jongeren met een (ernstige) communicatieve beperking. Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Pedagogische Wetenschappen, optie Orthopedagogiek. Gent: Universiteit Gent. Van Hove, G., Van Loon, J. & De Cuypere, G. (2001). De nieuwste classificatie van de American Association on MentalRetardation (1992), en haar ondersteuning van mensen met een verstandelijke handicap. Tijdschrift voor Geneeskunde, 57, Vermeulen, N. (2012). Ouders aan het woord over de emotionele ontwikkeling van hun volwassen kind met een verstandelijke beperking. Een exploratief onderzoek. Masterproef ingediend tot het behalen van de graad van Master in de Pedagogische Wetenschappen, afstudeerrichting Orthopedagogiek. Gent: Universiteit Gent. Loren Goethals, thuisbegeleidster jongeren en volwassenen, Thuisbegeleidingsdienst Start West-Vlaanderen - Referenties Bayliss, P. (1998). Models of complexity: Theory driven intervention practice. In C. Clarck, A. Dyson & A. A. Millwards (Eds.), Theorising special education. London: Routledge. Braun, V. & Clarke, V. (2006). Using thematic analysis in psychology. Qualitative Research in Psychology, 3, Claes, L., Declercq, K., De Neve, L., Jonckheere, B., Marrecau, J., Morisse, F., Ronsse, E. &Vangansbeke, T. (Eds.) (2011). Emotionele ontwikkeling bij mensen met een verstandelijke beperking. Antwerpen/Appeldoorn: Garant. 64 agora jaargang 29 nr.4 december 2013

65 De kenniskring TE-Jongeren Een verhaal uit de praktijk Kurt Declercq Sen vzw West-Vlaanderen An Vandoolaeghe Pleegzorg West-Vlaanderen Roeselare Op initiatief van Integrale Jeugdhulp regioteam West-Vlaanderen, het Stent overleg West- Vlaanderen, vzw Jongerenbegeleiding-Informant en het Steunpunt Expertisenetwerken vzw werd tijdens het werkjaar 2011 een kenniskring opgestart voor hulpverleners en begeleiders die ondersteuning bieden aan jongeren met een licht verstandelijke beperking tot rand-normale begaafdheid, gecombineerd met gedrags- en emotionele stoornissen. De hulpverleners komen uit verschillende welzijnssectoren: Bijzondere Jeugdzorg, Onderwijs, sector personen met een beperking, algemeen welzijnswerk en geestelijke gezondheidszorg. Deze kenniskring kende een vervolg tijdens het werkjaar In dit artikel lezen we over welke jongeren het gaat, wat het opzet is van de kenniskring en laten we een deelneemster van de kenniskring aan het woord, namelijk An Vandoolaeghe, maatschappelijk werker bij de West-Vlaamse Dienst voor Sociale Integratie (WDSI - Dienst voor pleegzorg voor personen met een beperking). TE- jongeren De aandacht voor jongeren met een licht verstandelijke beperking tot rand-normale begaafdheid, gecombineerd met gedrags- en emotionele stoornissen in de jeugdhulp neemt toe. De problematiek van deze jongeren en hun gezin is dusdanig complex dat het vraagt om een specifieke aanpak en expertise bij de hulpverlener/begeleider. Een niet te onderschatten opgave die vaak de grenzen van de eigen voorziening en de eigen sector overstijgt. Benno is 15 jaar, ook andere kinderen uit het gezin verblijven in de jeugdzorg. Te-jongeren Deze jongeren worden herleid tot hun moeilijkheden, problemen, en de hete appel wordt doorgeschoven. We spreken bij de opstart van deze kenniskring van zogenaamde Te-jongeren maar is het de jongere of het gedrag dat Te is? Of is deze voor de dienst of voorziening Teveel Te van het ene, en sluit zo Te weinig aan bij het specialisme van de dienst of voorziening? Het gaat om jongeren met een licht verstandelijke beperking tot rand-normale begaafdheid, en bijkomend gedrag- en/of emotionele problematiek, die overal wel ergens uit de boot (dreigen) te vallen en in een moeilijke situatie verkeren. Moeilijk omwille van de veelheid aan factoren die bepalen of een jongere moeilijk gedrag stelt, en omwille van de verschillende lagen en perspectieven waarmee je naar dit gedrag en de jongere kan kijken. Extreme POS in gezin, moeder leeft in moeilijke sociale omstandigheden en wordt ondersteund door een psychiatrische setting. Ze heeft moeite om nog een engagement naar haar kinderen aan te houden. Vader is gescheiden van moeder, hij heeft reeds jaren geen contact meer met zijn kinderen. Benno zelf is vertraagd in zijn ontwikkeling en lijdt aan een posttraumatische stressstoornis; hij voelt zich vlug bedreigd en zet dit om in offensief gedrag. Eerste residentiële interventie als kleuter in begeleidingstehuis AJW, daarna K-dienst en MPI waar uitwijzing via collocatie omwille van probleemgedrag versus draagkracht setting. Daarna K-dienst en na behandeling naar een gemeenschapsvoorziening omwille van weigering MPI. De gemeenschapsinstelling werkt intensief samen met een K-dienst. Ondertussen verblijft Benno al bijna 2 jaar in een gemeenschapsinstelling. Hij heeft geen MOF statuut, wel ernstige POS. Geen enkele indicatie voor een opname in een gemeenschapsinstelling. De problemen waar deze jongeren mee te maken hebben, zijn uiterst complex, lastig te herkennen en te beoordelen. Dit zowel voor henzelf als voor de hulpverleners. Te-jongeren overschatten vaak zichzelf en willen niet onderdoen voor leeftijdsgenoten, waardoor ze de neiging hebben zorg en ondersteuning te mijden. Ook de omgeving overschat deze jongeren vaak, met overvraging als gevolg. Hierdoor ontstaan nog meer problemen en frustraties en is een neerwaartse spiraal soms onvermijdelijk. Te-jongeren hebben ook te maken met veel verschillende organisaties zoals de school, een zorgvoorziening en diensten voor werk,. Door de complexe problematiek is het belangrijk dat deze organisaties samenwerken, en kennis en expertise delen. TE-begeleiders Iedere dag opnieuw proberen hulpverleners en begeleiders in hun dagelijkse praktijk creatieve oplossingen te vinden om kinderen en jongeren de hulp te geven agora jaargang 29 nr.4 december

66 De kenniskring TE-Jongeren die ze nodig hebben. Maar hun gevoel van onmacht en frustratie rond de steeds groeiende zorgvraag, het beperkte aanbod en de toenemende complexiteit van de problematieken is groot. De vaststelling is dat heel professionelen zich in vastgelopen cliëntsituaties bevinden omwille van challenging behaviour van jongeren (0 tot 18j) met een licht verstandelijke beperking tot rand-normale begaafdheid, en die hulp zoeken om uit deze situatie te raken en soortgelijke situaties in de toekomst te voorkomen. Kenniskring? Een kenniskring is een platform waarin professionelen die op zoek zijn naar soortgelijke kennis, elkaar kunnen ontmoeten. Op die manier kan er kennis worden uitgewisseld en ontwikkeld, en op organisatieniveau de samenwerking bevorderd worden. Het vertrekpunt van de kenniskring is niet het abstracte beleidsmatige probleem, het tekort aan plaatsen, de wachtlijsten, Wel hoe er door het uitwisselen van praktijkervaringen en opgebouwde expertise, op zoek gegaan wordt naar wat positief tegenover de dagelijkse uitdagingen kan worden gezet. Van alle deelnemers wordt openheid en engagement Is het de jongere of het gedrag dat Te is? Of is deze voor de dienst of voorziening Teveel Te van het ene, en sluit zo Te weinig aan bij het specialisme van de dienst of voorziening? verwacht om expertise in te brengen en zo expertise terug te krijgen. Een kenniskring wordt gekenmerkt door de onderlinge gelijkwaardigheid van zijn leden, en de respectvolle manier waarop er met elkaar wordt omgegaan: actief luisteren, doordacht vragen stellen aan elkaar, beleefde discussie, Het traject hield per werkjaar een 6-tal samenkomsten in, dit met 30 deelnemers, verspreid over 3 groepen, met elk een kringbegeleider. De kringbegeleider heeft ervaring in het begeleiden van groepen, en in de thematiek van Te-jongeren. Hun voornaamste taak is niet aan kennisinput te doen, wel het scheppen van voorwaarden, bieden van ondersteuning en bewaken van het groepsproces waardoor het mogelijk wordt om te leren van en door elkaar. De kringbegeleider nodigt de kringleden uit om actief kennis te delen, en te reflecteren over hoe de kennis kan geïmplementeerd worden in de praktijk. Een praktijkverhaal van een deelneemster Te-jongeren overschatten vaak zichzelf en willen niet onderdoen voor leeftijdsgenoten, waardoor ze de neiging hebben zorg en ondersteuning te mijden. Ook de omgeving overschat deze jongeren vaak, met overvraging als gevolg. An Vandoolaeghe is maatschappelijk werker bij de West-Vlaamse Dienst voor Sociale Integratie en nam in 2011 deel aan de kenniskring. Zij deelt met ons haar ervaring. De kenniskring kwam voor de eerste maal in 2011 tot stand. Op de kenniskring werd er telkens één casus besproken. Kenmerkend aan de casuskeuze was dat het een situatie betrof waarbij de casusdrager zoekende is naar een manier van omgaan met een kind of jongere met een beperking. De beschreven jongeren droegen meerdere kwetsbaarheden in zich. Ze waren cognitief vrij beperkt en vertoonden heel wat gedragsmoeilijkheden. Meerdere etiketten, stoornissen kleurden de complexiteit van deze kinderen. Binnen de jeugdhulp zien we kinderen vaak switchen van een begeleidingstehuis, naar een oriëntatie- of observatiecentrum, naar crisisopvang, naar een Medisch Pedagogisch Instituut, of een tijdlang naar de psychiatrie. Deze jongeren worden herleid tot hun moeilijkheden, problemen, en de hete appel wordt doorgeschoven. 66 agora jaargang 29 nr.4 december 2013 Waar we als hulpverlener zouden moeten in gelijk

67 De kenniskring TE-Jongeren welke sector- deze jongeren de gepaste zorg bieden, is de realiteit vaak anders. Dit onder het mom van te complex, niet voor onze organisatie haalbaar. Het etiket hechtingsgestoord zegt toch voldoende? We kunnen niet blijven verwachten dat deze jongeren veranderen, zich aan de norm aanpassen. De sectoren dienen de krachten te bundelen, zodat we een goed, professioneel aanbod kunnen bieden aan deze jongeren. Het mag niet uitmaken in welke sector je terecht komt, welke zorg je krijgt. De noden van deze jongeren dienen op de eerste plaats te komen. Het is aan de hulpverleners om over de sectoren heen- de krachten te bundelen en deze uitdagingen aan te gaan. De kenniskring zet een voorzichtig stapje in deze richting. De kenniskring werkt verbindend, je leert mensen uit verschillende settingen kennen. Je leert dat iedere sector zoekende is naar een manier van omgaan met jongeren met een beperking. Door samen praktijkgericht te werken, kreeg je concrete handvaten waarmee je verder in je eigen organisatie aan de slag kon. Het werkte blik-verruimend. We kunnen niet blijven verwachten dat deze jongeren veranderen, zich aan de norm aanpassen. De sectoren dienen de krachten te bundelen, zodat we een goed, professioneel aanbod kunnen bieden aan deze jongeren. We merken, binnen de kenniskring, echter dat er nog een lange weg te gaan is. We botsen namelijk vaak op grenzen. Grenzen aan de maatschappij met diens hoge verwachtingen, grenzen aan sectoren, grenzen aan organisaties, grenzen aan hulpverleners. Binnen mijn eigen organisatie, een dienst voor pleegzorg, zien we hoe belangrijk het is om jongeren een houvast te bieden. We vinden het belangrijk om te werken naar een vaste, goede grond, waarbij gedragsproblemen een teken zijn van zoeken, een teken van ontwikkeling. Wij gaan samen met de jongere op zoek naar onderliggende betekenis van dit gedrag. We merken, binnen de kenniskring, echter dat er nog een lange weg te gaan is. We botsen namelijk vaak op grenzen. Grenzen aan de maatschappij met diens hoge verwachtingen, grenzen aan sectoren, grenzen aan organisaties, grenzen aan hulpverleners. Toch proberen we al is het maar in onze kenniskring om elkaar te bestuiven met kennis, waarvan we hopen dat het de jongeren ten goede komt. Tot slot Ontmoetingen zijn altijd metamorfoses. Na elke ontmoeting ziet de wereld er een beetje anders uit. Ik ben ervan overtuigd dat elke passie, wat die ook moge zijn, zijn oorsprong kent uit een ontmoeting. (Fragment uit het sociaalartistiek project BEZET van vzw Wit.h). Wanneer in deze inclusieve samenleving verwacht wordt dat alle welzijnssectoren over de schotten heen op zoek gaan naar de meest gepaste ondersteuning voor jongeren, vraagt dit in de eerste plaats het leren kennen van elkaar, zowel binnen als buiten de sectoren Integrale Jeugdhulp. Dit was en is de ultieme opzet van deze kenniskring, dialoog op de concrete werkvloer op gang zetten. De kenniskring toont de waarde en kracht aan van agora jaargang 29 nr.4 december

68 De kenniskring TE-Jongeren het actief netwerken en het bundelen van energie, ideeën, kennis en praktijkervaring. Veel praktijkdeskundigheid zit immers in de hoofden van mensen (impliciete kennis) en komt maar ten volle tot leven wanneer mensen met elkaar in gesprek raken, elkaar vragen stellen en praktijkverhalen vertellen. In die ontmoetingen veranderen mensen samen hun werkelijkheid. Na elke echte ontmoeting ziet hun werk er een beetje anders uit, zien ze nieuwe kansen en mogelijkheden. Echte ontmoetingen geven richting aan passie, aan het creëren van nieuwe stukjes kennis, ze geven nieuwe energie en enthousiasmeren. Bij deze een oproep naar alle sectoren, alle diensten en alle individuele hulpverleners om op zoek te gaan naar elkaar, en volop de kaart te kiezen van het uitwisselen van ervaring en expertise. Dit zal de begeleiding van jongeren, en ondersteuning van begeleiders hierin, alleen maar ten goede komen. Zowel voor deze specifieke doelgroep, als voor alle jongeren binnen de brede jeugdhulp. vzw Jongerenbegeleiding - Informant is een koepelorganisatie binnen de bijzondere jeugdzorg en biedt een brede waaier van ervaringsgerichte vormingsinitiatieven aan, vanuit denkkaders en methodieken die binnen de bijzondere jeugdzorg ontwikkeld zijn en/of met succes worden toegepast. Informant is gegroeid vanuit vzw Jongerenbegeleiding, een koepelorganisatie binnen de Vlaamse Bijzondere Jeugdzorg. SEN vzw is erkend en gesubsidieerd door het VAPH en coördineert en stimuleert de ontwikkeling en de verspreiding van expertise inzake preventie, diagnose en behandeling van mensen met een beperking. SEN vzw brengt professionelen met elkaar in contact zodat ze hun expertise verder kunnen ontwikkelen of delen en uitwisselen met anderen. Info: provinciaal coördinator SEN - kurt.declercq@senvzw.be 0473/ Auteurs en contactgegevens An Vandoolaeghe Maatschappelijk werker West-Vlaamse Dienst voor Sociale Integratie (WDSI - Dienst voor pleegzorg voor personen met een beperking) Kurt Declercq Provinciaal coördinator SEN West-Vlaanderen kurt.declercq@senvzw.be 0473/ Betrokken partners Integrale jeugdhulp is een beleidsproces dat de Vlaamse jeugdhulp wil optimaliseren en samenwerking installeren tussen de betrokken sectoren die jeugdhulp organiseren: Algemeen Welzijnswerk, Bijzondere Jeugdzorg, Centra Geestelijke Gezondheidszorg, Centra Integrale Gezinszorg, Centra Leerlingenbegeleiding, Kind en Gezin en het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. Stent is een overleg en samenwerking tussen Bijzondere Jeugdzorg, Geestelijke Gezondheidszorg en (in West-Vlaanderen) het VAPH. Doelstelling is het bevorderen van onderlinge samenwerking en continuïteit in de hulpverlening door elkaar beter te leren kennen, kennisoverdracht en probleemsignalering. 68 agora jaargang 29 nr.4 december 2013

69 Charter voor de emotionele ontwikkeling van personen met een verstandelijke beperking. Met dit charter 1 wordt meer aandacht gevraagd voor de emotionele ontwikkeling van personen met een verstandelijke beperking. Het charter schrijft een missie uit over de beoogde realisaties voor de komende jaren. Het heeft als bedoeling te worden ondertekend ( bezegeld ) door wie de ondersteuning van mensen met een verstandelijke beperking een warm hart toedraagt. 1. Emotioneel welbevinden is een centraal domein in de kwaliteit van bestaan van elke mens. Emotionele ontwikkeling is een even belangrijke dimensie in de persoonlijkheid van personen met een verstandelijke beperking als lichamelijke ontwikkeling, cognitieve ontwikkeling en ontwikkeling van vaardigheden. 2. Bijgevolg verdient emotionele ontwikkeling even veel aandacht in beeldvorming, diagnostiek en ondersteuning van personen met een verstandelijke beperking. Met andere woorden, de dimensie emotionele ontwikkeling is opgenomen in ieder beeldvormend en diagnostisch verslag, in ieder ondersteuningsplan, in ieder persoonlijk toekomstplan van personen met een verstandelijke beperking. We spreken dus over een recht op ondersteuning en psychotherapie, haarfijn afgestemd op het emotioneel ontwikkelingsniveau van personen met een verstandelijke beperking. Hierbij is in het bijzonder alertheid nodig ten aanzien van onder- en overschatten van mensen. Ook voor personen met een verstandelijke beperking en bijkomende gedragsen psychische problemen, is deze juist afgestemde ondersteuning - zowel preventief als curatief - de beste weg naar een goede kwaliteit van bestaan, met inbegrip van inclusie en grip op eigen leven. 3. Aandacht voor de emotionele ontwikkeling gebeurt bij uitstek in dialoog en binnen een integratief kader: dialoog onder cliënt, familie/ netwerk, begeleiders, team en beleid. Rekening houden met de emotionele ontwikkeling gebeurt ook in samenhang met andere dimensies en disciplines, in overleg met verschillende sectoren, binnen het levensverhaal van de cliënt en getoetst aan andere visies en kaders. 1 Synoniemen voor een charter zijn: een gezegelde overeenkomst, een verdrag, een akte, een handvest of manifest. Het betreft een tekst die is opgesteld om, op gebalde wijze, een aantal principes te codificeren over een bepaald onderwerp en als een referentietekst te presenteren. 4. Om dit te realiseren, is er nood aan verdere ontwikkeling en verspreiding van instrumenten en methodieken. Psycho-educatie en vorming rond deze dimensie aan familieleden en professionelen is dan ook een fundamenteel en weerkerend item. De grootste aandacht gaat daarbij naar coaching van personen die het dichtst bij de cliënt staan. Hen versterken in hun sensitieve responsiviteit, in hun opstelling en hun verwachtingspatroon ten aanzien van de personen met een verstandelijke beperking, moet leiden naar een afgestemde grondhouding/attitude. 5. Emotionele ontwikkeling krijgt pas de aandacht die ze verdient als dit op alle niveaus van de ondersteuning gerepresenteerd wordt. Voorwaardenscheppend is hierbij het beleidsniveau Op niveau van het beleid van een organisatie wordt de emotionele ontwikkeling ingeschreven in en gefaciliteerd door alle organisatorische en beleidsaspecten. Logischerwijs maakt het deel uit van de interne kwaliteitszorg Op niveau van het overheidsbeleid is de emotionele ontwikkeling een volwaardig item in diagnostiek, indicatiestelling en ondersteuning, net zoals bij kwaliteitseisen en inspectie. Meenemen van de emotionele ontwikkeling bij modulering en zorgzwaartebepaling is geen statisch, lineair proces, maar vraagt een creatieve, dynamische en intersectorale benadering. 6. De sensibilisering voor de emotionele ontwikkeling wordt ondersteund vanuit academische, wetenschappelijke en internationale hoek Het luik emotionele ontwikkeling is een verplicht en ruim onderdeel in het curriculum van alle menswetenschappelijke opleidingen, zeker als ze op hulpverlening gericht zijn. Verdieping hiervan in practica, veldonderzoek en scripties wordt aangemoedigd Wetenschappelijk onderzoek in het ruime veld van de emotionele ontwikkeling wordt gestimuleerd en mogelijk gemaakt (neuro-biologisch, orthopedagogisch, (ontwikkelings)psychologisch, link met Quality of Life, ). agora jaargang 29 nr.4 december

70 Charter voor de emotionele ontwikkeling van personen met een verstandelijke beperking Internationale uitwisseling van know-how en instrumenten verbreedt het draagvlak. Een meer expliciete plaats van de emotionele ontwikkeling in de internationaal aanvaarde definitie van verstandelijke beperking (American Association on Intellectual and Developmental Disabilities) is een ambitie. 7. Emotionele ontwikkeling is bij uitstek inclusief, omdat het niet alleen universeel belangrijk is bij alle mensen, maar ook breder maatschappelijkcultureel aan belang wint. In dit opzicht streven we naar een verbreding van deze aandacht, voor vooral personen met een verstandelijke beperking naar andere doelgroepen en andere sectoren. Wie dit charter wil onderschrijven in naam van zijn/ haar organisatie of ten persoonlijke titel, kan dit op ontwikkeling_-_sen-seo. 70 agora jaargang 29 nr.4 december 2013

71 Sponsor agora jaargang 29 nr.4 december

72 Informant Vormingsaanbod voorjaar 2014 VTO van leren naar implementeren Gent 17 januari Frans voor jeugdhulp (IJH) Gent 21 januari, 4 en 18 februari Werken aan psycho fysieke weerbaarheid Gent 22, 23 en 24 januari + terugkomdag Bumpertraining Antwerpen 24 en 31 januari, 7, 14 en 21 februari Herstellend handelen in het onderwijs Gent 30 januari Kortrijk 24 april Over leiden en coachen Gent 31 januari, 21 februari, 28 maart en 23 mei Opleiding begeleiden in autonoom wonen Gent 6 en 20 februari, 3 april Ziel en hart van de clown Gent 14 en 25 maart Intrinsieke motivatie bij medewerkers Gent 17 en 31 maart Psychische en psychiatrische problemen bij kinderen en jongeren Gent 18 maart en 1 april Culturele diversiteit in de hulp Gent 21 maart en 4 april Casusbegeleiding en supervisie in je team Gent 6 en 20 mei, 9 september Veranderingsmanagement Gent 12 en 26 mei Opleiding Familieopstellingen Gent 22 mei en 12 juni Weerstand bij cliënten Gent 7 en 14 februari Angst voor de schoolpoort Gent 11 februari Opleiding multifunctionele begeleider Gent - 13 en 25 februari, 11 maart, 24 april, 8 en 15 mei Grenzen aan taal Gent 27 februari en 20 maart DUPLO opleiding Gent 28 februari, 27 maart en 25 april Alle info op of 72 agora jaargang 29 nr.4 december 2013

agora jaargang 29 nr.4 december 2013

agora jaargang 29 nr.4 december 2013 Of hoe wij proberen iedereen in het nest te houden Mieke Lampaert VZW de Patio, Afd. t Groot hersberge Torhout Het voordeel van in de redactieraad van agora te zitten, is dat je heel wat artikels in avant-première

Nadere informatie

Agressiebeheersing vanuit het emotionele ontwikkelingsprofiel 28/04/2015 EMOTIONELE ONWIKKELING. buitenkant versus binnenkant

Agressiebeheersing vanuit het emotionele ontwikkelingsprofiel 28/04/2015 EMOTIONELE ONWIKKELING. buitenkant versus binnenkant Agressiebeheersing vanuit het emotionele ontwikkelingsprofiel Dr. Iris Van den Brandei.o. SEN vzw Centrum voor Therapie en Welzijn Balans EMOTIONELE ONWIKKELING buitenkant versus binnenkant intrapsychisch

Nadere informatie

Het is alleen maar een gevoel, SEO in de praktijk. Els Ronsse www.psysense.be

Het is alleen maar een gevoel, SEO in de praktijk. Els Ronsse www.psysense.be Het is alleen maar een gevoel, SEO in de praktijk Els Ronsse www.psysense.be Van alle tijden, en van alle mensen EO is behoorlijk universeel: wij, VB, NB, autisme, VB én autisme, NB en autisme Emotionele

Nadere informatie

Van inschatting naar ondersteuning : introductie emotionele ontwikkeling. Lore Goethals Vzw Nieuwland

Van inschatting naar ondersteuning : introductie emotionele ontwikkeling. Lore Goethals Vzw Nieuwland Van inschatting naar ondersteuning : introductie emotionele ontwikkeling Lore Goethals Vzw Nieuwland Uitgangspunten Sociaal emotionele ontwikkeling is aanknopingspunt bij begrijpen van probleemgedrag probleemgedrag

Nadere informatie

Emotionele ontwikkeling van personen met een verstandelijke beperking

Emotionele ontwikkeling van personen met een verstandelijke beperking Emotionele ontwikkeling van personen met een verstandelijke beperking Een vormingspakket van SEN vzw ontwikkeld in samenwerking met regiegroep SEN-SEO Emotionele ontwikkeling van personen met een verstandelijke

Nadere informatie

8/05/2017. Hoe kijk je naar gedrag? Hulpvraag van de cliënt centraal. Waarop moet ik letten?

8/05/2017. Hoe kijk je naar gedrag? Hulpvraag van de cliënt centraal. Waarop moet ik letten? Hoe kijk je naar gedrag? Moeilijk te begrijpen? Een serieus probleem? Een beetje vervelend? Soms willen ze echt niet mee werken?! Ze kunnen het & toch doen ze het niet!? Wat met de invloed van jullie houding

Nadere informatie

Basisvorming Emotionele Ontwikkeling. Een introductie in het kader van Došen: een bril om ook naar jouw leerlingen te kijken!

Basisvorming Emotionele Ontwikkeling. Een introductie in het kader van Došen: een bril om ook naar jouw leerlingen te kijken! Basisvorming Emotionele Ontwikkeling Een introductie in het kader van Došen: een bril om ook naar jouw leerlingen te kijken! Agenda Korte voorstelling Waarom emotionele ontwikkeling? De theorie: 5 fases

Nadere informatie

De hermeneutische cirkel

De hermeneutische cirkel De hermeneutische cirkel Over beeldvorming en het formuleren van passende ondersteuningsvragen. Esther Keller, kennisdag D-SH/ CMB 1 december 2016 Beeldvorming 2 2 Beeldvorming is niet alleen de ontwikkelingsgebieden

Nadere informatie

1. Welke fases binnen de sociaal-emotionele ontwikkeling zijn er?

1. Welke fases binnen de sociaal-emotionele ontwikkeling zijn er? 1. Welke fases binnen de sociaal-emotionele ontwikkeling zijn er? 2. Wat staat er centraal in elke fase en welke begeleidingsbehoefte heeft het kind in deze fase? 3. Waar steek je op in als er een discrepantie

Nadere informatie

1 Inleiding en situering De prille interactie 15. Inhoud. inhoud. Het ontstaan van de gehechtheidsrelatie

1 Inleiding en situering De prille interactie 15. Inhoud. inhoud. Het ontstaan van de gehechtheidsrelatie Inhoud 1 Inleiding en situering 11 Erik De Belie & Filip Morisse 2 De prille interactie 15 Het ontstaan van de gehechtheidsrelatie Nicole Vliegen Situering en samenvatting 15 2.1 Inleiding 16 2.2 De gehechtheidstheorie

Nadere informatie

(Ont)hechting: over de balans tussen afstand en nabijheid.

(Ont)hechting: over de balans tussen afstand en nabijheid. (Ont)hechting: over de balans tussen afstand en nabijheid. Congres het Hietveld 08.11.2012 Filip Morisse, outreach De Steiger-De Meander P.C. Dr. Guislain, Gent (B) 1 Hechting aldus de wetenschap aldus

Nadere informatie

Overschatting en overvraging van patiënten in de psychiatrie. Maartje Brink Verpleegkundige in opleiding tot specialist GGZ Parnassia Groep

Overschatting en overvraging van patiënten in de psychiatrie. Maartje Brink Verpleegkundige in opleiding tot specialist GGZ Parnassia Groep Overschatting en overvraging van patiënten in de psychiatrie Maartje Brink Verpleegkundige in opleiding tot specialist GGZ Parnassia Groep Inhoud Casusbeschrijving Disharmonisch intelligentieprofiel Emotionele

Nadere informatie

26/04/2018. Verstandelijke beperking (h)erkennen. Evelien Neirynck. Impulsdag Middelengebruik Antwerpen. Raak uit de knoop. Verbind vanuit je passie

26/04/2018. Verstandelijke beperking (h)erkennen. Evelien Neirynck. Impulsdag Middelengebruik Antwerpen. Raak uit de knoop. Verbind vanuit je passie Verstandelijke beperking (h)erkennen Impulsdag Middelengebruik Antwerpen www.konekt.be 26 april 2018 Evelien Neirynck Raak uit de knoop Verbind vanuit je passie Werk vanuit je talent Maak de wereld inclusief

Nadere informatie

Zoeken naar evenwicht tussen autonomie en verbondenheid bij (jong)volwassenen met een beperking

Zoeken naar evenwicht tussen autonomie en verbondenheid bij (jong)volwassenen met een beperking Zoeken naar evenwicht tussen autonomie en verbondenheid bij (jong)volwassenen met een beperking Workshop Studiedag Balanceren tussen autonomie en verbondenheid Spreker: Veerle Daniels - OPZ Geel CC. De

Nadere informatie

VISIE: DE EMOTIONEEL BESCHIKBARE BEGE- LEIDER ALS PEDAGOGISCHE BASISHOUDING

VISIE: DE EMOTIONEEL BESCHIKBARE BEGE- LEIDER ALS PEDAGOGISCHE BASISHOUDING VISIE: DE EMOTIONEEL BESCHIKBARE BEGE- LEIDER ALS PEDAGOGISCHE BASISHOUDING Inhoud VISIE: DE EMOTIONEEL BESCHIKBARE BEGELEIDER... 1 1. INLEIDING... 2 2. EMOTIONEEL BEGRIJPEN ÉN EMOTIONEEL AFSTEMMEN...

Nadere informatie

Wacht maar tot ik groot ben!

Wacht maar tot ik groot ben! www.geerttaghon.be Wacht maar tot ik groot ben! Omgaan met agressie bij kleine kinderen Geert Taghon 2013 Ontwikkeling kleine kind De wereld leren kennen en zich hieraan aanpassen (adaptatie) Processen

Nadere informatie

GBJ De Markt C.A.P. JRB. Everberg via JRB. Instroom. M1 Onthaal en crisis. Kortdurende Oriëntatie / Observatie. Begeleiding (+) Begeleiding

GBJ De Markt C.A.P. JRB. Everberg via JRB. Instroom. M1 Onthaal en crisis. Kortdurende Oriëntatie / Observatie. Begeleiding (+) Begeleiding GBJ De Markt JRB C.A.P. Everberg via JRB Instroom M1 Onthaal en crisis Kortdurende Oriëntatie / Observatie Begeleiding Begeleiding (+) M3 M4 M5 Time-out jongens M9 Time-out meisjes M2 M6 M8 M7 U i t s

Nadere informatie

OMGAAN MET GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG

OMGAAN MET GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG 1 Beoordeeld: 30 september 2013 Inhoudstafel Goedgekeurd: 4 oktober 2013 Geldig vanaf: 4 november 2013 1. Definitie van grensoverschrijdend gedrag 2. Visie over grensoverschrijdend gedrag 2.1. Visie van

Nadere informatie

Voor wie zijn de kind-jongere trainingen bedoeld? Hulpaanbod

Voor wie zijn de kind-jongere trainingen bedoeld? Hulpaanbod Voor wie zijn de kind-jongere trainingen bedoeld? - Normaal begaafde kinderen van 4 tot 13 jaar, woonachtig in de regio Gelderland-Zuid, die in hun gedrag signalen afgeven die mogelijk duiden op een problematische

Nadere informatie

Mijn kind heeft een LVB

Mijn kind heeft een LVB Mijn kind heeft een LVB Wat betekent een licht verstandelijke beperking nu precies? Informatie voor ouders van kinderen en jongeren met een licht verstandelijke beperking in de leeftijd van 6 tot 23 jaar

Nadere informatie

KHB Kwaliteitsbeleid: Visietekst: gezinsgericht werken

KHB Kwaliteitsbeleid: Visietekst: gezinsgericht werken KHB Kwaliteitsbeleid: Visietekst: gezinsgericht werken We geloven dat een gezin het eerste en belangrijkste leefmilieu van een kind/jongere is. We willen vanuit onze specifieke deskundigheid het gezin

Nadere informatie

Autisme in de levensfase van 16-25 jaar. Marijke Gottmer GZ-Psycholoog Altrecht 11 december 2012

Autisme in de levensfase van 16-25 jaar. Marijke Gottmer GZ-Psycholoog Altrecht 11 december 2012 Autisme in de levensfase van 16-25 jaar Marijke Gottmer GZ-Psycholoog Altrecht 11 december 2012 Programma Voorstellen Inleiding Problemen Intake/Diagnose Analyse Behandeling 16-25 jaar moeilijke leeftijd

Nadere informatie

Werken met jouw eigen omgangsstijl

Werken met jouw eigen omgangsstijl Brandon in het nieuws... Werken met jouw eigen omgangsstijl Arno Willems, GZ-psycholoog MFCG awillems@koraalgroep.nl 06-51396341 Begeleiderscongres oktober 2011 1 Begeleiderscongres oktober 2011 2 Meningen

Nadere informatie

Amanis. een thuis voor mensen met ernstige gedrags- en psychische problemen in de gehandicaptenzorg

Amanis. een thuis voor mensen met ernstige gedrags- en psychische problemen in de gehandicaptenzorg Amanis Dienstverleningscentrum t Zwart Goor een thuis voor mensen met ernstige gedrags- en psychische problemen in de gehandicaptenzorg Amanis ontstond vanuit de vaststelling dat er in de bestaande voorzieningen

Nadere informatie

Ervaren problemen door professionals

Ervaren problemen door professionals LVG en Verslaving Lectoraat GGZ-Verpleegkunde Ervaren problemen door professionals Kennisdeling 11 november 2010, Koos de Haan, deel 2 1 Wat komt aan bod? Onderzoek naar problemen door professionals ervaren

Nadere informatie

Veens trainingen. opkomen voor jezelf. samen leren. meer zelfvertrouwen. lotgenoten ontmoeten. durven vragen. een groter netwerk

Veens trainingen. opkomen voor jezelf. samen leren. meer zelfvertrouwen. lotgenoten ontmoeten. durven vragen. een groter netwerk Veens trainingen opkomen voor jezelf een groter netwerk samen leren lotgenoten ontmoeten 1 meer zelfvertrouwen durven vragen Wil je jezelf ontwikkelen? Omdat je meer uit jezelf wilt halen? Of omdat je

Nadere informatie

Abagg. Ambulante Begeleiding Aan Geïnterneerden met een verstandelijke beperking in de Gevangenis

Abagg. Ambulante Begeleiding Aan Geïnterneerden met een verstandelijke beperking in de Gevangenis Abagg Dienstverleningscentrum t Zwart Goor Ambulante Begeleiding Aan Geïnterneerden met een verstandelijke beperking in de Gevangenis Geïnterneerden met een verstandelijke beperking of een autismespectrumstoornis

Nadere informatie

Verstandelijke beperking (h)erkennen

Verstandelijke beperking (h)erkennen Verstandelijke beperking (h)erkennen Impulsdag Middelengebruik Vlaams - Brabant www.konekt.be 20 november 2018 Evelien Neirynck Evelien.neirynck@konekt.be Konekt vzw Wat kunnen jullie verwachten? Handvaten

Nadere informatie

Ziekte van Huntington

Ziekte van Huntington Ziekte van Huntington Begrijpen van en omgaan met veranderend gedrag Niels Reinders en Henk Slingerland (psychologen) Huntington Café 27 september 2018 Ziekte van Huntington Erfelijke neurologische ziekte

Nadere informatie

Doe mij maar een gewoon leven

Doe mij maar een gewoon leven Triple C model Doe mij maar een gewoon leven Het Relationeel Competentiemodel Triple C is binnen ASVZ niet meer weg te denken in de omgang met cliënten die intensieve begeleiding vragen. Daarnaast wordt

Nadere informatie

RECHT OP MENSWAARDIGE BEHANDELING AVE REGINA VZW

RECHT OP MENSWAARDIGE BEHANDELING AVE REGINA VZW RECHT OP MENSWAARDIGE BEHANDELING AVE REGINA VZW INHOUD VAN DE WORKSHOP Doelgroep van Ave Regina vzw - Jongerenzorg Preventief werken binnen de leefgroep Vrijheidsbeperkende maatregelen en sanctiebeleid

Nadere informatie

Inzoom op Outreaching

Inzoom op Outreaching Outreaching K-diensten reiken handen uit Saartje Ieven klinisch psycholoog, outreacher K-dienst Medisch Centrum St. Jozef 1 Inzoom op Outreaching 1. Inleiding 2. Doelgroep 3. Outreaching in Limburg - overzicht

Nadere informatie

ENKELE GOOD PRACTICES

ENKELE GOOD PRACTICES PREVENTIEF BELEID OM DE TOEPASSING VAN VRIJHEIDSBEPERKENDE MAATREGELEN TE VOORKOMEN. ENKELE GOOD PRACTICES CENTRUM voor KINDERPSYCHIATRIE Een kindvriendelijke hoekenwerking: een project voor kleuters en

Nadere informatie

Het CCE biedt scholing voor zorgprofessionals

Het CCE biedt scholing voor zorgprofessionals Scholing en training 2016 Het CCE biedt scholing voor zorgprofessionals die werken met cliënten met ernstig en aanhoudend probleemgedrag. De cliënten bij wie wij betrokken zijn, hebben een stoornis of

Nadere informatie

Presentatie Cachet vzw 18 juni 2012

Presentatie Cachet vzw 18 juni 2012 1 Presentatie Cachet vzw 18 juni 2012 WIE IS CACHET? Een zelforganisatie van mensen die in een voorziening van jeugdhulp zitten of hebben gezeten. Een uitbreidend netwerk Drive: onze ervaringen inzetten

Nadere informatie

Hou me vast, maar raak me niet aan

Hou me vast, maar raak me niet aan Hou me vast, maar raak me niet aan verstandelijke beperking, hechtingsproblematiek en probleemgedrag 19 september 2013 Mirjam Wouda, orthopedagoog & gz-psycholoog Ons Tweede Thuis m.wouda@onstweedethuis.nl

Nadere informatie

Debriefing. Opvang na een schokkende gebeurtenis. Geert Taghon 2013

Debriefing. Opvang na een schokkende gebeurtenis. Geert Taghon 2013 Debriefing Opvang na een schokkende gebeurtenis Geert Taghon 2013 Definitie schokkende gebeurtenis Een gebeurtenis die buiten het patroon van gebruikelijke menselijke ervaringen ligt en duidelijk leed

Nadere informatie

Inhoud. Woord vooraf 11

Inhoud. Woord vooraf 11 Inhoud Woord vooraf 11 Inleiding 15 Deel 1 21 Hoofdstuk 1 Personen met een verstandelijke beperking en geestelijke gezondheidsproblemen 23 1. Inleiding 23 2. Definiëring 24 3. Prevalentie 26 4. Typering

Nadere informatie

Infant Mental Health

Infant Mental Health Infant Mental Health WAIMH Vlaanderen wants you! WAIMH Vlaanderen VZW Draagvlak uitbouwen voor IMH professionals 16 november 2017 20u Antwerpen www.waimh-vlaanderen.be Ik zie u graag Motherhood constellation

Nadere informatie

VISIE OP PROBLEEMGEDRAG

VISIE OP PROBLEEMGEDRAG VISIE OP PROBLEEMGEDRAG INLEIDING Bij het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) kunnen zorgprofessionals en anderen terecht voor expertise over ernstig en aanhoudend probleemgedrag. Het gaat om probleemgedrag

Nadere informatie

Werken met jouw eigen

Werken met jouw eigen Werken met jouw eigen omgangsstijl: de SIG B Arno Willems, GZ psycholoog MFCG awillems@koraalgroep.nl 06 51396341 Kennismarkt mei 2011 1 Brandon in het nieuws... Kennismarkt mei 2011 2 Meningen genoeg

Nadere informatie

Ambulante begeleidingsdienst ZigZag

Ambulante begeleidingsdienst ZigZag Ambulante begeleidingsdienst ZigZag Gestichtstraat 4 9000 Gent 09/2401325 Ambulante begeleidingsdienst ZigZag Binnen ambulante begeleidingsdienst ZigZag onderscheiden wij twee types van ondersteuning in

Nadere informatie

Omgaan met lastige leerlingen op de ISK

Omgaan met lastige leerlingen op de ISK Omgaan met lastige leerlingen op de ISK Pedagoog, leraar, intern begeleider, zorgcoördinator, schoolleider en adviseur. Verwachtingen Training Omgaan met lastige leerlingen op de ISK Inhoud van de workshop

Nadere informatie

Doe mij maar een gewoon leven

Doe mij maar een gewoon leven Triple C model Doe mij maar een gewoon leven Het Relationeel Competentiemodel Triple C is binnen ASVZ niet meer weg te denken in de omgang met cliënten die intensieve begeleiding vragen. Daarnaast wordt

Nadere informatie

Geestig Omgaan met (ongewenst) gedrag van kinderen in groep

Geestig Omgaan met (ongewenst) gedrag van kinderen in groep Geestig 2017 Omgaan met (ongewenst) gedrag van kinderen in groep basisprincipes van het scheppen van een positief klimaat, het bieden van structuur en herstelgericht reageren op ongewenst gedrag YES I

Nadere informatie

Onderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening. Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H.

Onderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening. Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H. Onderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H. Leloux-Opmeer Voorwoord Inhoudsopgave Een tijd geleden hebben Stichting Horizon

Nadere informatie

Seksualiteit en ASS. Presentatie symposium pleegzorg 19 juni 2014. presentatie symposium pleegzorg

Seksualiteit en ASS. Presentatie symposium pleegzorg 19 juni 2014. presentatie symposium pleegzorg Seksualiteit en ASS Presentatie symposium pleegzorg 19 juni 2014 programma Opfrissen van informatie over ASS (heel kort het spectrum toelichten). ASS en seksualiteit belichten. Seksuele en relationele

Nadere informatie

edda.triggert Contactgegevens: Edda Janssens /

edda.triggert Contactgegevens: Edda Janssens / edda.triggert Contactgegevens: Edda Janssens edda@eddatriggert.be - 0495/82.15.23 www.eddatriggert1.be Hulpbronnen: De draad tussen cliënt en begeleider - Gerrit Vignero - uitgeverij Garant Ontwarring

Nadere informatie

Inhoud Uitgebreid. Foreword 15 Voorwoord 17. deel 1 WAT IS HET? 19

Inhoud Uitgebreid. Foreword 15 Voorwoord 17. deel 1 WAT IS HET? 19 Inhoud Uitgebreid Foreword 15 Voorwoord 17 deel 1 WAT IS HET? 19 1 Inleiding 21 De eerste onderzoekers 22 De opbouw van het boek 24 Aanleg of opvoeding 27 Diagnose of etiket 30 De kracht en de zwakte 32

Nadere informatie

4. Verantwoordelijkheid

4. Verantwoordelijkheid 4. Verantwoordelijkheid Geef kinderen meer verantwoordelijkheid Kinderen ontwikkelen zich door belangrijk te mogen zijn. Kinderen kunnen in toenemende mate al veel zelf en het is voor hen belangrijk dat

Nadere informatie

Psycho sociale gevolgen bij kinderen met CP. Susanne Sluijter Orthopedagoog Mytylschool De Trappenberg Mytylschool Behandelteam Merem Huizen

Psycho sociale gevolgen bij kinderen met CP. Susanne Sluijter Orthopedagoog Mytylschool De Trappenberg Mytylschool Behandelteam Merem Huizen Psycho sociale gevolgen bij kinderen met CP Susanne Sluijter Orthopedagoog Mytylschool De Trappenberg Mytylschool Behandelteam Merem Huizen Ontwikkelingsfasen bij kinderen. 3 Basisbehoeften van kinderen.

Nadere informatie

Studiedag Downsyndroom en dementie Antwerpen 20 maart 2010

Studiedag Downsyndroom en dementie Antwerpen 20 maart 2010 Studiedag Downsyndroom en dementie Antwerpen 20 maart 2010 KAREL DE CORTE Diepestraat 18 Orthopedagoog GSM 0479 91 88 47 9860 Balegem info@kareldecorte.be www.kareldecorte.be VOORAF CLICHE grappig, spontaan,

Nadere informatie

DE CONSULENTENWERKING IN VLAANDEREN & BRUSSEL

DE CONSULENTENWERKING IN VLAANDEREN & BRUSSEL DE CONSULENTENWERKING IN VLAANDEREN & BRUSSEL Rosien Mesdag, Consulentenwerking Onada, Gouverneur Kinsbergencentrum Stéphanie Danckaert, Consulententeam Vlaams-Brabant & Brussel, UPC St.- Kamillus Inhoudstafel

Nadere informatie

Koning, keizer, admiraal: psychisch kwetsbaar zijn we allemaal.

Koning, keizer, admiraal: psychisch kwetsbaar zijn we allemaal. Koning, keizer, admiraal: psychisch kwetsbaar zijn we allemaal. Katrien Jacobs Jobcoach, ervaringswerker Birgit Bongaerts Psycholoog, systeemtheoretisch psychotherapeut en trainer Interactie- Academie

Nadere informatie

Training & themabijeenkomsten 2017

Training & themabijeenkomsten 2017 Training & themabijeenkomsten 2017 voor mantelzorgers en vrijwilligers Inhoudsopgave 3 4 7 10 11 Trainingen en themabijeenkomsten voor uw ontwikkeling Trainingen voor mantelzorgers Trainingen voor vrijwilligers

Nadere informatie

BASECAMPvzw 2011. De missie van Basecamp vzw

BASECAMPvzw 2011. De missie van Basecamp vzw BASECAMPvzw 2011 De missie van Basecamp vzw 1 Doel Basecamp vzw groeide vanuit een kerngroep van begeleiders met elk een eigen theoretische, technische en sociale achtergrond. Omwille van deze achtergronden

Nadere informatie

Sessie 1 19 Introductiebijeenkomst

Sessie 1 19 Introductiebijeenkomst Inhoud I Introductie op het begrip Theory of Mind 7 II Visie op de behandeling van de mens met autisme 9 III Overzicht van de ToM-behandeling 13 IV Programma ToM-behandeling 15 V Gebruik van het werkboek

Nadere informatie

Competentieprofiel medewerker BAAL

Competentieprofiel medewerker BAAL Het competentieprofiel is opgebouwd uit enerzijds de algemene competenties vanuit het ruime werkkader van vzw Jongerenwerking Pieter Simenon en anderzijds uit de beroepsspecifieke competenties gericht

Nadere informatie

Onderlegger Licht Diagnostisch Instrument tbv bepaling van het gezinsprofiel. 1. Psychische en/of psychiatrische problemen van de ouder(s)

Onderlegger Licht Diagnostisch Instrument tbv bepaling van het gezinsprofiel. 1. Psychische en/of psychiatrische problemen van de ouder(s) A. Ouderfactoren: gegeven het feit dat de interventies van de gezinscoach en de nazorgwerker gericht zijn op gedragsverandering van de gezinsleden, is het zinvol om de factoren te herkennen die (mede)

Nadere informatie

#Gevoelsbeleving #IKontwikkeling #AANgaan

#Gevoelsbeleving #IKontwikkeling #AANgaan Gezinskaraktercoach gespecialiseerd in de ontwikkelingsfase van 9-jarige kinderen die over veel meer gaat dan 9-jarige kinderen #Gevoelsbeleving #IKontwikkeling #AANgaan In dit e-book krijg je van mij

Nadere informatie

Brochure voor ouders/verzorgers en begeleiders van kinderen met het Foetaal Alcohol Syndroom (FAS).

Brochure voor ouders/verzorgers en begeleiders van kinderen met het Foetaal Alcohol Syndroom (FAS). Brochure voor ouders/verzorgers en begeleiders van kinderen met het Foetaal Alcohol Syndroom (FAS). Deze brochure richt zich op kinderen met FAS tussen de 4 en 14 jaar. Hierin worden vooral de begeleidingsbehoeften

Nadere informatie

Tips bij het in gesprek gaan met een burger met een licht verstandelijke beperking

Tips bij het in gesprek gaan met een burger met een licht verstandelijke beperking Tips bij het in gesprek gaan met een burger met een licht verstandelijke beperking S.N. Kuik (2014, ongepubliceerd) Inleiding Het in Gesprek gaan met iemand met een LVB vergt nogal wat van Gespreksvoerders.

Nadere informatie

Utrecht, Gooi & Vecht. Ondersteuning bij leven met een beperking. Moeilijk lerend. Uitleg over het leven van een moeilijk lerend kind

Utrecht, Gooi & Vecht. Ondersteuning bij leven met een beperking. Moeilijk lerend. Uitleg over het leven van een moeilijk lerend kind Utrecht, Gooi & Vecht Ondersteuning bij leven met een beperking Moeilijk lerend Uitleg over het leven van een moeilijk lerend kind Inhoudsopgave Wat betekent het dat uw kind moeilijk lerend is en wat 3

Nadere informatie

2 Training of therapie/hulpverlening?

2 Training of therapie/hulpverlening? Bewustwording wordt de sleutel voor veranderen Peter is een zeer opvallende leerling die voortdurend conflicten heeft met medeleerlingen en de schoolleiding. Bij een leerlingbespreking wordt opgemerkt

Nadere informatie

Jongeren in therapie

Jongeren in therapie Jongeren in therapie Jongeren in therapie: begrenzing verruimd Voorstelling For K Voorstelling team Begrenzing verruimd Nabijheid Teamproces Beleving jongere Interactie Literatuur Voorstelling For K Start:

Nadere informatie

Vormingskalender Samen bouwen aan kinderkansen

Vormingskalender Samen bouwen aan kinderkansen Vormingskalender Samen bouwen aan kinderkansen 2015 Vorming Klare taal - duidelijk gesproken & geschreven taal Klare taal - duidelijk gesproken taal Datum (telkens dezelfde vorming op Doelgroep Locatie

Nadere informatie

opdrachtsverklaring centrum voor volwassen personen met handicap MOZAÏEK

opdrachtsverklaring centrum voor volwassen personen met handicap MOZAÏEK opdrachtsverklaring centrum voor volwassen personen met handicap MOZAÏEK Bij het begin van de jaren 70 zoeken enkele ouders een dagcentrum voor hun volwassen gehandicapt kind. Voordien was het bijna evident

Nadere informatie

! Laat u inspireren en ga de uitdaging aan! ! Stel uzelf de vraag wat het kan opleveren en waar mogelijkheden liggen!

! Laat u inspireren en ga de uitdaging aan! ! Stel uzelf de vraag wat het kan opleveren en waar mogelijkheden liggen! Inleiding Vrijwilligerscentrale Haarlem e.o. ziet al een aantal jaren de aanloop van kwetsbare burgers toenemen. Uit onderzoek van Movisie blijkt dat kwetsbare burgers onvoldoende op het netvlies te staan

Nadere informatie

18-04- 2010. Wat moeten adop1eouders meer hebben dan goed genoeg ouderschap? Een aantal belangrijke factoren voor goed verlopende adoptie

18-04- 2010. Wat moeten adop1eouders meer hebben dan goed genoeg ouderschap? Een aantal belangrijke factoren voor goed verlopende adoptie Wat moeten adop1eouders meer hebben dan goed genoeg ouderschap? Gera ter Meulen adoc@fsw.leidenuniv.nl Een aantal belangrijke factoren voor goed verlopende adoptie Een goede voorbereiding van adoptieouders

Nadere informatie

Leen Poppe & Clara De Ruysscher 4 december 2015

Leen Poppe & Clara De Ruysscher 4 december 2015 Leen Poppe & Clara De Ruysscher 4 december 2015 Onderzoek naar de inbedding van emotionele ontwikkeling in de ondersteuning van personen met een verstandelijke beperking en de impact hiervan op de geestelijke

Nadere informatie

Leerplaatsomschrijving

Leerplaatsomschrijving Leerplaatsomschrijving Locatie/werkplek: De Campinglaan Onderdeel van KDC de Kleine Beer Adres: Postcode en woonplaats Vastgesteld: Campinglaan 1 a 9727 KH Groningen mei-2016 De Kleine Beer Kinderen/jongeren

Nadere informatie

Schooljaar Protocol grensoverschrijdend gedrag - Basisschool De Vijf Hoeven

Schooljaar Protocol grensoverschrijdend gedrag - Basisschool De Vijf Hoeven 1 Inleiding Op De Vijf Hoeven willen wij dat alle kinderen zich tijdens hun basisschoolperiode veilig voelen om zich vervolgens optimaal te kunnen ontwikkelen. Alle personen die betrokken zijn bij de school

Nadere informatie

Mechelen PrOS-project

Mechelen PrOS-project www.besafe.be Mechelen PrOS-project Mechelen PrOS-project FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie Veiligheid en Preventie Directie Lokale Integrale Veiligheid 2014 Mechelen PrOS-project I. Projectbeschrijving

Nadere informatie

Gehechtheid in de klas

Gehechtheid in de klas Gehechtheid in de klas Corinne Verheule SAV Kennismiddag Adoptie 4 november 2016 Adoptiekind in de klas Kijken door een hechtingsbril 2 Gehechtheid Een duurzame, emotionele en wederkerige band tussen een

Nadere informatie

MANIEREN OM MET OUDERPARTICIPATIE OM TE GAAN

MANIEREN OM MET OUDERPARTICIPATIE OM TE GAAN Blijf kalm; Verzeker je ervan dat je de juiste persoon aan de lijn hebt; Zeg duidelijk wie je bent en wat je functie is; Leg uit waarom je belt; Geef duidelijke en nauwkeurige informatie en vertel hoe

Nadere informatie

Leren & Leven in het Kindcentrum

Leren & Leven in het Kindcentrum Leren & Leven in het Kindcentrum Leren & Leven Leren & Leven heeft een aanpak en een programma waarmee alle kinderen ondersteund en uitgedaagd worden in het ontwikkelen van hun unieke talenten. De aanpak

Nadere informatie

Het kind of de jongere met hersenletsel en het gezin in de participatie / chronische fase

Het kind of de jongere met hersenletsel en het gezin in de participatie / chronische fase Het kind of de jongere met hersenletsel en het gezin in de participatie / chronische fase Symposium Traumatisch Hersenletsel Kinderen en Jongeren 31 oktober 2018 Drs. Y. Boom MSc. - Neuropsycholoog Disclosure

Nadere informatie

ASKe-instrument. Instrument voor Autisme Specifieke Kwaliteitsevaluatie. Algemene Evaluatiecriteria

ASKe-instrument. Instrument voor Autisme Specifieke Kwaliteitsevaluatie. Algemene Evaluatiecriteria Vlaamse Vereniging Autisme Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Vakgroep Experimenteel-Klinische en Gezondheidspsychologie Onderzoeksgroep Ontwikkelingsstoornissen Henri Dunantlaan 2 9000

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen Kortdurend Behandelaanbod

Persoonlijkheidsstoornissen Kortdurend Behandelaanbod Persoonlijkheidsstoornissen Kortdurend Behandelaanbod U bent niet de enige Een op de tien Nederlanders heeft te maken met een persoonlijkheidsstoornis of heeft trekken hiervan. De Riagg Maastricht is gespecialiseerd

Nadere informatie

Weerbaarheid en zelfsturing voor particulieren. Bouwen aan zelfvertrouwen. Jeugd

Weerbaarheid en zelfsturing voor particulieren. Bouwen aan zelfvertrouwen. Jeugd Weerbaarheid en zelfsturing voor particulieren Bouwen aan zelfvertrouwen Jeugd 1. Weerbaarheidstrainingen voor kinderen Heeft uw kind moeite met voor zichzelf op te komen? Of is uw kind wellicht te weerbaar?

Nadere informatie

Pedagogisch beleid Tussenschoolse opvang

Pedagogisch beleid Tussenschoolse opvang Pedagogisch beleid Tussenschoolse opvang Introductie Introductie Het pedagogisch beleid van de tussenschoolse opvang SKN s Eetclub biedt een kader dat de overblijfkrachten en de coördinatoren tussenschoolse

Nadere informatie

Je eigen gevoelens. Schaamte

Je eigen gevoelens. Schaamte Je eigen gevoelens Voor ouders, partners, broers, zussen en kinderen van mensen met een ernstig drugsprobleem is het heel belangrijk om inzicht te krijgen in de problemen van het verslaafde familielid,

Nadere informatie

Zelfevaluatie-instrument MeMoQ. Dimensie 3: Emotionele ondersteuning. Groepsopvang

Zelfevaluatie-instrument MeMoQ. Dimensie 3: Emotionele ondersteuning. Groepsopvang Zelfevaluatie-instrument MeMoQ Dimensie 3: Emotionele ondersteuning Groepsopvang 2016 Kind en Gezin UGent KU Leuven Citeren uit het zelfevaluatie-instrument MeMoQ kan, mits correcte bronvermelding: Declercq,

Nadere informatie

Hoe kijken wij naar kinderen? Pedagogisch beleid

Hoe kijken wij naar kinderen? Pedagogisch beleid Hoe kijken wij naar kinderen? Pedagogisch beleid Inleiding Wij vinden het belangrijk dat u uw kind met een gerust hart naar één van onze kindercentra brengt. In deze brochure laten wij u zien dat wij

Nadere informatie

Training & themabijeenkomsten 2018

Training & themabijeenkomsten 2018 Training & themabijeenkomsten 2018 voor mantelzorgers en vrijwilligers Inhoudsopgave 3 4 7 9 11 11 Trainingen en themabijeenkomsten - Het hoe en waarom Trainingen voor mantelzorgers Trainingen voor vrijwilligers

Nadere informatie

Verantwoording 1.1 Keuze van de titel

Verantwoording 1.1 Keuze van de titel 1 13 Verantwoording 1.1 Keuze van de titel Voor je ligt het handboek Training sociale vaardigheden. Dit boek is geschreven voor iedereen die te maken heeft met kinderen tussen de tien en vijftien jaar

Nadere informatie

E edukador respetá: E bobo? Abo sa realmente kiko ta mi limitation

E edukador respetá: E bobo? Abo sa realmente kiko ta mi limitation E edukador respetá: E bobo? Abo sa realmente kiko ta mi limitation Dayandra Hernandez MSc Gezondheidspsycholoog BIG Kind & Jeugd Neuropsycholoog 1 AGENDA Tips Definitie Cijfers Kenmerken Vroegsignalering

Nadere informatie

Naar de middelbare school; Puberteit, ieder kind komt er een keer doorheen, ook met een NAH

Naar de middelbare school; Puberteit, ieder kind komt er een keer doorheen, ook met een NAH Cluster B Naar de middelbare school; Puberteit, ieder kind komt er een keer doorheen, ook met een NAH René Steinmann Pubertijd: Van de basisschool naar het voortgezet onderwijs Eindelijk naar de middelbare

Nadere informatie

OBSERVATIELIJST van de MUZISCHE ONTWIKKELING Van kleuters IN 5 CATEGORIEËN

OBSERVATIELIJST van de MUZISCHE ONTWIKKELING Van kleuters IN 5 CATEGORIEËN OBSERVATIELIJST van de MUZISCHE ONTWIKKELING Van kleuters IN 5 CATEGORIEËN Mijn muzisch enthousiasme Mijn muzische durf en creativiteit Mijn relatie met en begrip van de kunsttalen Mijn muzische expressie

Nadere informatie

Slachtoffers van mensenhandel en geestelijke gezondheidszorg

Slachtoffers van mensenhandel en geestelijke gezondheidszorg Slachtoffers van mensenhandel en geestelijke gezondheidszorg Informatie voor cliënten Cliënten en geestelijke gezondheidszorg Slachtoffers van mensenhandel hebben vaak nare dingen meegemaakt. Ze zijn geschokt

Nadere informatie

Veens trainingen. opkomen voor jezelf. samen leren. meer zelfvertrouwen. lotgenoten ontmoeten. durven vragen. een groter netwerk

Veens trainingen. opkomen voor jezelf. samen leren. meer zelfvertrouwen. lotgenoten ontmoeten. durven vragen. een groter netwerk Veens trainingen opkomen voor jezelf een groter netwerk samen leren lotgenoten ontmoeten 1 meer zelfvertrouwen durven vragen Soms zit je met vragen of problemen in je dagelijks leven waar je niet helemaal

Nadere informatie

Vraag 4 Wat vind jij de meest geschikte houding? Vergelijk je antwoord met dat van je medestudenten. Typ het antwoord in in het antwoordformulier.

Vraag 4 Wat vind jij de meest geschikte houding? Vergelijk je antwoord met dat van je medestudenten. Typ het antwoord in in het antwoordformulier. Open vragen bij Casus Marco Vraag 1 Bekijk scène 1 nogmaals. Wat was jouw eerste reactie op het gedrag van Marco in het gesprek met de medewerker van Bureau HALT? Wat roept zijn gedrag op aan gedachten,

Nadere informatie

MOGELIJKHEDEN VAARDIGHEDEN. Ken je leerlingen. BuO de Triangel. 1. Sensorische Integratie. Sensorische integratie (Jane Ayres)

MOGELIJKHEDEN VAARDIGHEDEN. Ken je leerlingen. BuO de Triangel. 1. Sensorische Integratie. Sensorische integratie (Jane Ayres) BuO de Triangel Ken je leerlingen Sensorische integratie (Jane Ayres) Sociaalemotionele ontwikkeling (Dösen) Schoolgerichte pedagogische hulpverlening (Bruyninckx W.) Niet gewoon maar buitengewoon! Suggesties

Nadere informatie

Samenwerkingsprotocol provinciale hulpverlening partnergeweld met de Mee-ander 1

Samenwerkingsprotocol provinciale hulpverlening partnergeweld met de Mee-ander 1 Samenwerkingsprotocol inzake partnergeweld tussen Provinciebestuur en Thuisbegeleidingsdienst De Mee-ander Tussen enerzijds: Thuisbegeleidingsdienst De Mee-ander, Gasthuisstraat 19, 9500 Geraardsbergen

Nadere informatie

Criminele meisjes: Specifieke zorg en aandacht of niet?

Criminele meisjes: Specifieke zorg en aandacht of niet? Stijging criminaliteit meisjes Criminele meisjes: Specifieke zorg en aandacht of niet? Anne-Marie Slotboom Vrije Universiteit Amsterdam 1 BRISBANE 2010 - Steeds meer jonge meisjes tussen tien en veertien

Nadere informatie

Als duwen en trekken niet helpt: impasses doorbreken met een complexe doelgroep

Als duwen en trekken niet helpt: impasses doorbreken met een complexe doelgroep Als duwen en trekken niet helpt: impasses doorbreken met een complexe doelgroep Workshop Jubileum stichting TOPGGz 8 maart 2017 Prof. dr. Chijs van Nieuwenhuizen GZ-psycholoog/psychotherapeut ch.van.nieuwenhuizen@ggze.nl,

Nadere informatie

Meander Nijmegen. Samen groot worden. Zorg voor jeugdigen. Begeleiding en (tijdelijk) wonen voor kinderen, jongeren en gezinnen BEGELEID (KAMER) WONEN

Meander Nijmegen. Samen groot worden. Zorg voor jeugdigen. Begeleiding en (tijdelijk) wonen voor kinderen, jongeren en gezinnen BEGELEID (KAMER) WONEN BEGELEID (KAMER) WONEN OPVOEDINGS- ONDERSTEUNING HULP OP MAAT LOGEERHUIS Meander Nijmegen stgmeander.nl Zorg voor jeugdigen Begeleiding en (tijdelijk) wonen voor kinderen, jongeren en gezinnen Samen groot

Nadere informatie

Wonen Doe Je Thuis: inhoudelijk kader van Combinatie Jeugdzorg

Wonen Doe Je Thuis: inhoudelijk kader van Combinatie Jeugdzorg Combinatie Jeugdzorg helpt kinderen en ouders vakkundig bij complexe vragen over opvoeden en opgroeien, zodat kinderen zich optimaal ontwikkelen en meedoen in de samenleving. Daarbij worden participatie

Nadere informatie

NL COACH CONGRES 01/12/2017

NL COACH CONGRES 01/12/2017 Persoonlijke ontwikkeling van de sportcoach 60graden feedback assessment NL COACH CONGRES 0//07 MARK.KAPTEIN@SPORTCOACHEXCEL.NL YARA@PUREPERFORMANCECOACHING.NL WELKOM Be here Be safe Be well Doel vandaag

Nadere informatie

AUTISME EN CONFLICTHANTERING ANNEKE E. EENHOORN

AUTISME EN CONFLICTHANTERING ANNEKE E. EENHOORN AUTISME EN CONFLICTHANTERING ANNEKE E. EENHOORN EEN VOORBEELD Mira, 14 jaar. Derde klas van de middelbare school. Vanaf baby snel boos. Nu zo vlug kwaad dat ouders het niet meer weten. DRIE MOGELIJKE

Nadere informatie