Regionale woningbouwprogrammering Rivierenland

Transcriptie

1 Regionale woningbouwprogrammering Rivierenland Methodiek en afspraken 2 september 2016, versie 5.4

2 2 Rivierenland leeft. Rivierenland voelt. Doe Rivierenland nooit pijn met woningbouw dat niets heeft. Laat Rivierenland Rivierenland zijn zoals ooit is bedoeld. Johan van Rooij Tiel, 25 juni 2015

3 3 Inhoudsopgave Verantwoording Inleiding Achtergrond Kwantitatieve opgave wonen zoals vastgesteld door de provincie Effectieve vraag Samenhang en lokale binding Methodiek en resultaten regionale woningbouwprogrammering Stappen jaarlijkse actualisatie regionaal woningbouwprogramma Inventarisatie projecten Toetsing projecten Toetsing van het gehele regionale woningbouwprogramma Toetsingskader Indeling projecten (in drie categorieën) Toetsing van het totale regionale woningbouwprogramma Projecten die elkaar kunnen beïnvloeden Het regionale woningbouwprogramma Harde plancapaciteit in categorie Het regionale woningbouwprogramma Nieuwe initiatieven en wijzigingen in het regionale woningbouwprogramma Actualisatie, monitoring en evaluatie Jaarlijkse cyclus Monitoring Partners bij het regionale woningbouwprogramma Corporaties Provincie Overige partijen... 13

4 4 Verantwoording De gemeenten van regio Rivierenland hebben zich het afgelopen jaar ingespannen om gezamenlijk een regionale woningbouwprogrammering vast te stellen. Hierbij is gewerkt aan het inventariseren van alle projecten, een methodiek voor de kwalitatieve toetsing van projecten en afspraken voor het actueel houden van het regionale woningbouwprogramma. De regionale woningbouwprogrammering is één van de thema's uit de Woonagenda regio Rivierenland. In de Woonagenda hebben de gemeenten van regio Rivierenland de belangrijkste thema's gedefinieerd waar zij de komende jaren gezamenlijk aan gaan werken. Het regionale woningbouwprogramma en de methodiek van programmeren en actualiseren is door alle gemeenten van regio Rivierenland gezamenlijk opgesteld. Unaniem is ingestemd met de methodiek en de resultaten voor Met de provincie is overeenstemming bereikt over de kwantitatieve opgave wonen voor regio Rivierenland voor de periode Voorliggende notitie is een beschrijving van de achtergronden en methodiek.

5 5 1 Inleiding 1.1 Achtergrond In de Omgevingsverordening die de provincie in 2014 heeft vastgesteld, geeft zij aan dat zij van de regio s in Gelderland verwacht dat ze hun beleid op het gebied van wonen afstemmen met (externe) partners in een zogenaamde regionale woonagenda. Zo n woonagenda is te zien als een uitgebreide variant, en opvolger, van het Kwalitatief Woningbouwprogramma (KWP) zoals die in het verleden vastgesteld is. Regio Rivierenland is een samenwerkingsverband waarin tien gemeenten samenwerken op de diverse onderwerpen. De woningmarktregio is niet dezelfde als dit samenwerkingsverband. Binnen regio Rivierenland is - naast lokaal georiënteerde woningmarkten - een aantal woningmarkt(sub)regio's te onderscheiden (zie 1.2). Een belangrijk onderdeel in de regionale woonagenda is het regionale woningbouwprogramma. In het regionale woningbouwprogramma worden afspraken gemaakt over de kwantitatieve en kwalitatieve nieuwbouwopgave. Het gaat dan niet alleen om het aantal te bouwen woningen in Rivierenland: de kwantitatieve opgave. Nog belangrijker zijn de strategische keuzen die de gemeenten samen maken om er voor te zorgen dat de woningbouw in Rivierenland aansluit op de actuele vraag: de kwalitatieve opgave. Bij de kwantitatieve opgave is nog geen rekening gehouden met de groeiende vraag naar huisvesting voor statushouders. Er is door de provincie wel een raming gemaakt van de extra taakstelling. Voor de periode De diverse woonvormen voor ouderen zijn ook niet meegenomen. Het gaat dan onder andere om mantelzorgwoningen en nieuwe woonvormen waarvan nog niet duidelijk is of het valt onder intramuraal of extramuraal. We gaan er van uit dat deze woonvormen geen invloed hebben op het huidige regionale woningbouwprogramma. Voor deze groepen zijn in de regionale woonagenda diverse opgaven geformuleerd die de komende jaren uitgewerkt worden. 1.2 Kwantitatieve opgave wonen zoals vastgesteld door de provincie De Provincie stelt op grond van de Provinciale verordening de kwantitatieve opgave wonen vast. Tijdens het bestuurlijk overleg van 30 mei 2016 met de gedeputeerde en de wethouders wonen is overeenstemming bereikt over de kwantitatieve opgave wonen en de daarmee samenhangende methodiek en vervolgstappen. Voor regio Rivierenland is de opgave voor de periode vastgesteld op tot woningen. Deze aantallen zijn de bovengrens voor de harde plancapaciteit in de regio. Om flexibel te kunnen blijven werken en nieuwe, kansrijke initiatieven mogelijk te maken, wordt ernaar gestreefd om de harde plancapaciteit niet meer te laten zijn dan de ondergrens van de bandbreedte (7.000 woningen). Bij de vastgestelde kwantitatieve opgave wonen is nog geen rekening gehouden met de verhoogde taakstelling in het huisvesten van statushouders. De provincie heeft geconstateerd dat in prognoses die gebruikt zijn als onderlegger voor de kwantitatieve opgave circa personen niet zijn meegenomen. Het betreft instroom van statushouders die in deze mate niet was voorspeld. De provincie biedt ruimte voor het realiseren van extra woningen mits aangetoond wordt dat het plan direct of indirect bijdraagt aan de huisvesting van statushouders. Tweede voorwaarde is overeenstemming binnen de regio over hoe de extra nieuwbouwopgave ingevuld wordt. 1.3 Effectieve vraag Om goede afspraken te kunnen maken over de kwantitatieve en kwalitatieve opgave is het belangrijk om inzicht te hebben in de woningmarkt. Daarom is in opdracht van gemeenten, corporaties en de provincie een regionaal woningbehoeftenonderzoek voor Rivierenland uitgevoerd. Het regionale woningbehoeftenonderzoek Rivierenland (WBO) is een van de informatiebronnen voor het regionale woningbouwprogramma. Het WBO is een uitwerking van de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte - de 'effectieve vraag' - mede op basis van de bevolkingsprognose van de provincie.

6 6 De effectieve vraag is berekend op basis van de bevolkingsprognoses en de verhuisbewegingen in de periode , gekoppeld aan woning- en consumentengegevens op huishoudenniveau. Dit is vertaald in een behoefteraming met een bandbreedte. De bandbreedte is gebaseerd op de scenario's voor laagconjunctuur en midden conjunctuur. Het scenario voor hoogconjunctuur is vooralsnog niet meegenomen in het woningbehoeftenonderzoek. Op basis van het woningbehoeftenonderzoek Rivierenland is er in de periode een effectieve vraag van woningen bij laagconjunctuur tot woningen bij midden conjunctuur berekend. 1.4 Samenhang en lokale binding Rivierenland kent veel kleine en middelgrote kernen. In veel van deze kernen zien we sterke sociale verbanden. De kernen zijn onderling verschillend en kennen doorgaans een sterke interne verhuismarkt. Er is in het WBO een aantal woningmarkt(sub)regio s naar voren gekomen. 1. Druten en West Maas en Waal. 2. Maasdriel en Zaltbommel (Bommelerwaard). De overige gemeenten - Geldermalsen, Tiel, Buren, Culemborg, Neerijnen, Lingewaal en Neder-Betuwe - zijn niet als homogene subregio te definiëren. De samenhang over de gemeenten in dit deel van Rivierenland verschuift. Zo hebben Buren en Culemborg een (verhuis)relatie met elkaar evenals Geldermalsen, Neerijnen en Lingewaal. Tiel heeft een sterke (verhuis)relatie met Neder-Betuwe en Buren.

7 7 2 Methodiek regionale woningbouwprogrammering 2016 De gemeenten van regio Rivierenland hebben afspraken gemaakt over het opstellen, monitoren en actueel houden van het regionale woningbouwprogramma. Een belangrijk uitgangspunt van de woningbouwprogrammering is dat we jaarlijks het regionale woningbouwprogramma actualiseren. Onderlegger voor de kwalitatieve toetsing is de effectieve vraag uit het WBO. Ook relevante trends en ontwikkelingen, zoals wijzigingen in weten regelgeving en conjunctuurschommelingen, worden meegenomen bij de toetsing. 2.1 Stappen jaarlijkse actualisatie regionaal woningbouwprogramma Bij het opstellen en jaarlijks actualiseren van het regionale woningbouwprogramma wordt een aantal stappen doorlopen. Het gaat dan om: 1. Inventarisatie van projecten. 2. Toetsing van projecten. 3. Toetsen van het gehele regionale woningbouwprogramma. De stappen leiden jaarlijks tot een actueel regionaal woningbouwprogramma Inventarisatie projecten Als eerste stap worden alle woningbouwprojecten van alle gemeenten geïnventariseerd en samengevoegd. Jaarlijks wordt deze lijst geactualiseerd Toetsing projecten Alle bekende projecten worden getoetst aan de hand van het hierna omschreven toetsingskader. Op basis van de toetsing worden projecten geprioriteerd in de categorieën 1 t/m 3. Daarmee wordt duidelijk welke projecten kansrijk zijn en bij welke projecten nog verdere actie nodig is of aanpassingen gewenst zijn. De projecten in de lijsten 1 en 2 vormen tezamen het actuele regionale woningbouwprogramma. De projecten in categorie 3 zijn de reserveprojecten Toetsing van het gehele regionale woningbouwprogramma Leidraad voor de kwantitatieve en kwalitatieve toets van het regionale woningbouwprogramma zijn het WBO en de door de provincie vastgestelde kwantitatieve opgave. In het WBO is een indicatie gegeven van het benodigd aantal woningen voor de periode tot Hierbij is tevens een gewenste differentiatie van het woningbouwprogramma opgesteld. 2.2 Toetsingskader Alle projecten worden getoetst op drie punten: I. Planstatus Van alle projecten is de planstatus geïnventariseerd. Vanuit de provincie wordt mede gestuurd op planologische hardheid. Het is van belang om te monitoren of kansrijke projecten opgenomen zijn dan wel opgenomen worden in harde bestemmingsplancapaciteit. Voorkomen moet worden dat nieuwe plancapaciteit gebruikt wordt voor niet-kansrijke projecten of projecten die pas op zeer lange termijn ontwikkeld worden. II. III. Urgentie Onder deze noemer vallen in ieder geval de projecten waar sprake is van een verbetering van locatie en omgeving zoals bij herstructurering en bedrijfssanering. Daarnaast kan een bepaald woningbouwprogramma, zoals voor senioren geschikte woningen in combinatie met zorgvoorzieningen, aanleiding zijn om prioriteit te geven aan een project. Woonmilieu, prijs en woningtype In het WBO is aangegeven waar de belangrijkste tekorten en overschotten zijn. Het regionale woningbouwprogramma is hieraan getoetst. Projecten zijn gespiegeld aan de geschetste behoefte uit het WBO met maatwerk per gemeente en kern. Een groot deel van de projecten bedient immers een specifieke, lokale vraag. Woningen die gerealiseerd worden ten behoeve van de extra vraag aan woningen voor statushouders scoren hoog ('groen').

8 8 2.3 Indeling projecten (in drie categorieën) Alle bekende projecten zijn getoetst en ingedeeld in drie categorieën. 1. Kansrijke projecten en/of korte termijn (realisatie binnen vijf jaar) Dit zijn projecten die goed aansluiten op de actuele marktvraag. Deels gaat het dan op dit moment om projecten met woningen in de lagere huur- en koopprijscategorieën. Ook zorg gerelateerde woningen scoren hoog. Daarnaast lijkt de markt voor middeldure, en soms zelfs dure, koopwoningen weer aan te trekken. Bij het WBO is geanalyseerd waar tekorten (kansen) en overschotten (risico s) zijn. Alle kansrijke projecten met harde plancapaciteit zijn opgenomen in categorie 1. Kansrijke projecten waar nog geen vastgesteld bestemmingsplan voor is, zijn opgenomen in categorie Projecten met aandachtspunten en/of middellange termijn (realisatie over vijf tot tien jaar) De projecten in categorie 2 zijn projecten met een (beïnvloedbaar) risico. Zo kan het een kansrijk project zijn met als enige aandachtspunt dat er nog geen vastgesteld bestemmingsplan ligt. Andere belemmeringen zijn bijvoorbeeld omgevingsfactoren zoals milieubelemmeringen of weerstand vanuit de omgeving. Bij de toetsing wordt onderscheid gemaakt tussen projecten in categorie 2A waarvan verwacht wordt dat de oplevering gepland is voor de middellange termijn ( ) en projecten in categorie 2B met aandachtspunten of belemmeringen. 3. Harde plancapaciteit, lange termijn (realisatie tien jaar of verder) en/of reserveproject Dit zijn projecten met harde plancapaciteit die niet of nog niet opgenomen zijn in het regionale woningbouwprogramma. Het gaat dan in ieder geval om de projecten die naar verwachting gerealiseerd worden in de periode vanaf Een deel van deze projecten betreft één of meer fasen van een groter project. Van andere projecten is nog niet duidelijk of en, zo ja, wanneer deze gerealiseerd worden. Dit zijn 'reserve'-projecten: Mocht een van deze projecten tot ontwikkeling komen, dan wordt het betreffende project opgenomen in het regionale woningbouwprogramma en 'geruild' met een vergelijkbaar project uit het regionale woningbouwprogramma. 2.4 Toetsing van het totale regionale woningbouwprogramma Om te voorkomen dat teveel van hetzelfde wordt gebouwd, is het belangrijk om de differentiatie van het regionaal woningprogramma te toetsen aan de bevindingen uit het woningbehoeftenonderzoek regio Rivierenland (WBO). Onderstaande tabel komt uit het WBO en is de richtlijn voor de kwalitatieve toets van het regionale woningbouwprogramma. Effectieve vraag (midden conjunctuur) prijscategorie % aantal Huur Eengezins Goedkoop Tot 586,68 3% 300 Huur Eengezins Betaalbaar 586,68-710,68 4% 400 Huur Eengezins Duur 710,68 en hoger 10% Huur Meergezins Goedkoop Tot 586,86 2% 200 Huur Meergezins Betaalbaar 586,68-710,68 5% 500 Huur Meergezins Duur 710,68 en hoger 5% 500 Koop Eengezins Goedkoop Tot % 500 Koop Eengezins middelduur laag % 400 Koop Eengezins middelduur hoog % 900 Koop Eengezins duur laag % Koop Eengezins duur hoog en hoger 25% Koop Meergezins Goedkoop Tot % 400 Koop Meergezins middelduur laag % 300 Koop Meergezins middelduur hoog % 600 Koop Meergezins duur laag % 300 Koop Meergezins duur hoog en hoger 2% 200 Totaal 100%

9 9 Bovenstaande tabel betreft een richtinggevend kader op regionale schaal. Op de schaal van gemeenten is het beeld gedifferentieerder. Zo kan er in de ene gemeente een overschot zijn aan goedkope grondgebonden woningen terwijl daar in een andere gemeente nog wel behoefte aan is. In algemene zin is in het woningbehoeftenonderzoek opgemerkt dat de woningmarkt dusdanig in beweging is, dat de voorspelbaarheid na 2020 beperkt is. Dit onderstreept de noodzaak tot een jaarlijkse monitoring en actualisatie. 2.5 Projecten die elkaar kunnen beïnvloeden Er zijn woonconsumenten die niet alleen in de eigen kern of gemeente kijken maar een breder zoekgebied hebben. In dat kader is het van belang om projecten die mogelijk eenzelfde doelgroep bedienen met elkaar te vergelijken. Doel is het bieden van een gevarieerd aanbod en het voorkomen van teveel van hetzelfde in dezelfde periode. Er zijn drie typen projecten die met elkaar vergeleken worden: grote uitbreidingslocaties, stationslocaties en Waalweelde-projecten. Het is mogelijk dat we in de toekomst nog verder inzoomen op de woonkwaliteit van de diverse projecten in de regio. Jaarlijks wordt dan ook bekeken of en welke typen projecten met elkaar vergeleken moeten worden. 2.6 Het regionale woningbouwprogramma De projecten in de categorieën 1 en 2 vormen gezamenlijk het regionale woningbouwprogramma. De lijst projecten uit categorie 3 is de reservelijst. Projecten uit categorie 3 worden uitsluitend opgenomen in het regionale woningbouwprogramma als deze uitgeruild worden met een of meer projecten uit het regionale woningbouwprogramma. 2.7 Harde plancapaciteit in categorie 3 Bij het regionaal woningbouwprogramma ligt de focus op het gewenste programma en de werkelijke realisatie. Projecten met een programma dat aansluit op de behoeften zijn kansrijk. De (bestemmings-)planstatus is hierbij niet leidend. Er kunnen dus kansrijke projecten in het regionale woningbouwprogramma zijn met zachte plancapaciteit. Anderzijds zijn er in categorie 3 projecten opgenomen met harde plancapaciteit. Deels zijn dit projecten die op lange termijn gerealiseerd worden. Om te voorkomen dat harde plancapaciteit van categorie 3 projecten belemmerend is voor goede plannen en bij de Ladder voor duurzame verstedelijking, is met de provincie afgesproken dat deze harde plancapaciteit niet meegeteld wordt bij de beoordeling van het planaanbod in relatie tot de kwantitatieve opgave. Hiervoor is wel een plan van aanpak noodzakelijk dat gericht is op het deprogrammeren van overmatige plancapaciteit. Ook worden de mogelijkheden onderzocht die de Crisis- en Herstelwet biedt voor plannen met een langere looptijd (20 jaar). Afspraak is dat harde plancapaciteit die binnen drie jaar wordt teruggebracht door uitvoering van het plan van aanpak niet wordt meegeteld bij de beoordeling van het aanbod in relatie tot de kwantitatieve opgave en de Ladder voor duurzame verstedelijking. Zo wordt voorkomen dat harde plancapaciteit belemmerend is voor kansrijke plannen.

10 10 3 Het regionale woningbouwprogramma 2016 De projecten in de categorieën 1 en 2 vormen tezamen het actuele regionale woningbouwprogramma, het nu bekende en geplande woningbouwprogramma voor de periode dat aansluit op de regionale woningbehoefte. Het regionale woningbouwprogramma is een werklijst en niet openbaar. Vertrouwelijkheid is noodzakelijk om speculatie van ontwikkelaars te voorkomen. Er staan immers ook potentiele bouwlocaties op de lijst. Het regionale woningbouwprogramma is aan veranderingen onderhevig. Jaarlijks is een formeel moment ingepland om de lijst te actualiseren en de resultaten aan te bieden aan de provincie. Tussentijdse wijzigingen zijn mogelijk mits deze binnen de afspraken vallen zoals verwoord in voorliggende notitie.

11 11 4 Nieuwe initiatieven en wijzigingen in het regionale woningbouwprogramma In het regionale woningbouwprogramma is de op dat moment bekende lijst projecten opgenomen. De projecten zijn getoetst en geven antwoord op de vraag, de woningbehoefte, in de regio. Deze lijst is echter niet in beton gegoten. Jaarlijks wordt de lijst geactualiseerd. Ook tussentijds kunnen wijzigingen doorgevoerd worden. Er is een aantal principes voor het doorvoeren van wijzigingen. - De basis is 'uitruil': waar een extra project ingeschoven wordt, gaat een ander project eruit: naar lijst 3 of, indien van toepassing, helemaal van elke lijst af. - Nieuwe initiatieven worden getoetst en bij positieve score toegevoegd aan het regionale woningbouwprogramma. Conform de hierboven beschreven regel, wordt het nieuwe initiatief geruild tegen een ander project. Bestaande projecten die ingrijpend wijzigen, waaronder een structurele verhoging van het aantal woningen, worden ook gezien en behandeld als ware het een nieuw initiatief. - Een paar gemeenten hebben ook een regel opgenomen voor nieuwe, nog niet benoemde, projecten. Deze 'woningen ntb' zijn opgenomen omdat deze woningen getalsmatig bij deze gemeenten gewenst zijn (behoefte, volgend uit het WBO) maar nog niet toegewezen aan projecten. Deze 'ntb' woningen kunnen dus ook ingeruild worden voor projecten. Het principe van uitruil geldt voor nieuwe projecten die nog niet op een lijst voorkomen en voor projecten uit categorie 3. Bij uitruil van vergelijkbare projecten binnen een gemeente, volstaat het om de andere gemeenten via de regionale werkgroep wonen te informeren. Ingrijpende wijzigingen die gevolgen kunnen hebben voor andere gemeenten worden, na voorbereiding door de regionale werkgroep wonen, voorgelegd aan het portefeuillehouders overleg. Hierbij geldt dat alle gemeenten moeten instemmen met de wijziging. Uiteraard wordt ook de provincie geïnformeerd over deze wijzigingen.

12 12 5 Actualisatie, monitoring en evaluatie 5.1 Jaarlijkse cyclus Ontwikkelingen op de woningmarkt zijn lastig te voorspellen. Het regionale woningbouwprogramma moet actueel blijven waarbij ingespeeld wordt op trends en ontwikkelingen en veranderingen in wet- en regelgeving. Dynamiek is ook nodig omdat nu niet te voorspellen is wat er over een aantal jaar nodig is. Er zijn dan ook procesafspraken gemaakt voor een jaarlijkse actualisatie. Het gaat dan om de actualisatie van het toetsingskader - op basis van trends en ontwikkelingen, wet- en regelgeving - en de actualisatie van het regionale woningbouwprogramma. De planning van deze actualisatie wordt gekoppeld aan het aanleveren van het actuele regionale woningbouwprogramma aan de provincie. Actualisatie vindt derhalve plaats in het eerste kwartaal van elk jaar. Jaarlijks zal de regionale werkgroep wonen een voorstel voor de actualisatie van het regionale woningbouwprogramma opstellen. Corporaties en provincie zijn vertegenwoordigd in deze regionale werkgroep wonen. Het gezamenlijk opgesteld voorstel wordt vervolgens ter instemming voorgelegd aan het regionale portefeuillehoudersoverleg. Erna volgt vaststelling door de colleges in elke gemeente en wordt het geactualiseerde regionale woningbouwprogramma besproken met de provincie. 5.2 Monitoring Een jaarlijkse monitor krijgt meerwaarde als ook teruggekeken wordt, de resultaten door de jaren heen naast elkaar gezet worden en van daaruit mogelijke trends te signaleren zijn. 1. Monitoren van het gerealiseerd aantal woningen Het is interessant om te kunnen volgen of de woningmarkt aan het herstellen is en de productie geleidelijk toeneemt of afneemt. Als de productie geleidelijk en continu toe- of afneemt wordt bekeken welke redenen hieraan ten grondslag liggen. Mogelijk is er een relatie te leggen met de conjunctuur. De bevolkingsprognose stellen we tenminste tweejaarlijks bij en kan aanleiding zijn tot het bijstellen van het regionale woningbouwprogramma. 2. Monitoren van het gerealiseerde woningbouwprogramma (woningtypen, prijscategorieën) Voor dit onderdeel is het noodzakelijk om in beeld te krijgen welke woningtypen (huur-koop, prijscategorie, eengezins of meergezins) gerealiseerd zijn. Bij het toetsingskader zijn aannames gedaan met betrekking tot kansrijkheid van woningtypen. Terugkijkend is te zien of het ook met name deze woningtypen zijn die gerealiseerd zijn. Individuele projecten als ook het totale regionale woningbouwprogramma worden gemonitord. Het toetsingskader kan op basis van dit onderdeel van de resultaten van deze monitoring bijgesteld worden.

13 13 6 Partners bij het regionale woningbouwprogramma 6.1 Corporaties Gemeenten zijn leidend bij het opstellen van het regionale woningbouwprogramma. Corporaties zijn de belangrijkste partners omdat zij een aanzienlijk en ook belangrijk aandeel van het programma voor rekening nemen. Dat is dan ook de reden waarom de corporaties betrokken worden bij de regionale woningbouwprogrammering. 6.2 Provincie In de Omgevingsvisie van de provincie gaat zij uit van een goede samenwerking tussen de regiogemeenten en de provincie. Dat is dan ook de reden dat we de medewerker wonen van de provincie betrekken bij de uitwerking van de woningbouwprogrammering. Verder wordt bij nieuwe bestemmingsplannen informatie aan de provincie verstrekt over de positie van het project in het regionale woningbouwprogramma en de toetsing van het project met hierbij de volgende varianten: - Het project is al opgenomen in het regionale woningbouwprogramma, in categorie 2. Of - Het project is nieuw dan wel een project uit categorie 3. - Het project is geruild met een ander project, namelijk met [projectnaam]. 6.3 Overige partijen De methodiek die gehanteerd wordt, kan door gemeenten ingezet worden om aan derden, zoals bouwers en ontwikkelaars, om uit te leggen hoe de gemeente haar projecten toetst en prioriteiten stelt.