Kader 2. Nuttige websites. Natura 2000: www.rbnatura2000.nl Regiebureau Natura 2000 gaat over de interbestuurlijke



Vergelijkbare documenten
Natuurherstel: van standplaats naar landschap

Woensdag 3 september: Vennen in een veranderend klimaat

Natte en Vochtige bossen. Hydrologisch herstel van natte en vochtige bossen: welke kansen liggen er?

Natuurherstel in Duinvalleien

Van indicatorsoort naar gidssoort

Stikstofdepositie en Natura 2000: een PASsend antwoord. Dick Bal (ministerie EZ / Natura 2000)

Vrijdag 9 mei: Voedselkwaliteit en biodiversiteit in bossen op de hoge zandgronden. Nog enkele plaatsen beschikbaar!

Rob van der Burg 6 april 2017 Vochtige bossen Tussen verdrogen en nat gaan

Hoogveenherstel in de Groote Peel

PAS herstelmaatregelen en monitoring Wat kan en moet de kleine beheerder daarmee?

André Jansen NecoV N-symposium Antwerpen, 26 april 2016 Beheer op standplaatsniveau: een pas op de plaats.

Onderzoek ten behoeve van het behoud en herstel van het Greveschutven. Rapport

Kennisnetwerk OBN Aanpak en meerwaarde. 11e Symposium Waddenacademie 17 December 2013 Wim Wiersinga - Programmacoördinator OBN

Is herstel hoogvenen succesvol? Bart van Tooren. Bjørn van den Boom, Senior beleidsmedewerker Natuurbeheer

Dynamische kustecosystemen op de Waddeneilanden. Op reis naar de Boschplaat, symposium 30/31 mei 2017 Evert Jan Lammerts, Staatsbosbeheer

Herstel van een soortenrijk zandlandschap. Jaap Bouwman (Unie van Bosgroepen)

Gagel-en wilgenstruwelen

Het Brabantse natuurbeleid onder de loep Bijstelling noodzakelijk?

Programmatische Aanpak Stikstof: PAS

Heidebeheer in de 21 e eeuw

De Peelvenen. Hoogveenherstel op het randje. Gert-Jan van Duinen en vele anderen

De Bunte Vastgoed Oost BV T.a.v. dhr. W. van den Top Postbus AA Ede. Geldermalsen, 28 oktober Geachte heer Van den Top,

Overschrijding kritische stikstofdepositie op natuur, 2009

De geohydrologie van een eiland: en wat dat betekent voor het natuurbehoud

Natte natuurparels: ook uw zorg? Brabantse waterschappen en Provincie Noord-Brabant pakken verdroging natte natuurparels aan.

natuurbeheer Jens Verwaerde Natuurpunt CVN

Vraag en antwoord Ecologische Hoofdstructuur

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

1.2 landschap, natuur en recreatie. Landschap

Herstel van een functioneel compleet veenlandschap

Programma. Beheerplan Elperstroomgebied

Restant taakstelling verwerving Totaal te realiseren Particulier natuurbeheer *) Te realiseren Agrarisch natuurbeheer

OBN-onderzoek Randvoorwaarden voor het herstel van kenmerkende en bedreigde soorten in het natte zandlandschap

Grip op ecologische risico s met de Ecologische Kosten-Baten Analyse Aukje Beerens (ARCADIS)

Herstel van hoogveenlandschap

Natura 2000 Botshol. Fleur Smout. Indeling van de avond. Stand van zaken beheerplan Presentatie Natuurmonumenten Terugkoppeling en vragenronde

Restoring fauna diversity requires an integration of animal ecology and landscape ecology

Herstel biodiversiteit in Noord-Brabant,

De beleidsopgave vanaf 1990

Toekomst voor eeuwenoud bos Samenvatting van het beheerplan Norgerholt Concept

Bodems in een veranderend(natuur) landschap

Gebiedswijzer De Bruuk

Motivaties in het beheer van de duinen

Voorbij natuurherstel volgens het doelenboekje. Rienk-Jan Bijlsma

Eco-hydrologische aspecten van beheer op landschapsniveau; Duinvalleien op de Waddeneilanden

Biodiversiteit in Vlaanderen: de cijfers

Naar herstel op landschapsniveau van beekdalen in Nederland Over leven en werk van het OBN-deskundigenteam Beekdallandschap

Bestuurlijke samenvatting. Laatste onderzoeksresultaten De Groote Meer op de Brabantse Wal

OBN handreiking helpt bij daarbij!

Het Kennisnetwerk OBN en evidence based beheer Discussiebijeenkomst OBN

Hartelijk welkom. Informatieavond Beheerplan Natura 2000 Holtingerveld

Brabantse bijen behoeven betere bescherming (beknopte beschouwing betreffende beheer & beleid) Tim Faasen

Ruimtelijke analyse van gebieden met hoge natuurwaarde

BIODIVERSITEIT. RECHTSTREEKSE BEDREIGING DOOR DE MENS VERsnippering, VER. ONRECHTSTREEKSE BEDREIGING DOOR DE MENS Klimaatsverandering

Uitvoeringsprogramma Biodiversiteit en Leefgebieden

Waardevol heidelandschap op de Hondsrug Samenvatting van het beheerplan Drouwenerzand Concept

Verkavelingspatroon Regelmatige blokverkaveling (door houtwallen omgeven)

Programma 4: Dynamische eilanden

Inspraakwijzer beheerplannen Natura 2000 Drenthe

Programmatische Aanpak Stikstof TERSCHELLING

Effecten van verhoogde N- depositie op natuur: is herstel nog nodig? Roland Bobbink, Leon van den Berg, Hilde Tomassen, Maaike Weijters & Jan Roelofs

Marijn Nijssen, Toos van Noordwijk, Annemieke Kooijman, Herman van Oosten, Bart Wouters, Chris van Turnhout, Jasja Dekker, Michiel Wallis de Vries,

Concrete begrenzing EHS en GHS in het plangebied Voorste Stroom te Tilburg

Handreiking bij de omvorming van voormalige landbouwgronden naar natuur

Vegetatie en grote modderkruiper in de verlandingsbiotoop. Jeroen van Zuidam

Effectgerichte maatregelen: vergeet de fauna niet!

Hartelijk welkom. Informatieavond Beheerplan Natura 2000 Fochteloërveen

Onderzoekcentrum B-WARE BV

Natuurkwaliteit en bosgebruik Natura Rienk-Jan Bijlsma

Cultuurhistorisch natuurbeheer kan!

HEIDE ROZENDAALSE VELD EN ROZENDAALSE ZAND. Beleidsnota

Naar herstel van beekdalvenen: tussenstand van het onderzoek en de praktijk

Van mais naar vochtig schraalland, de teletijdmachine van Blues in the marshes

Herstel en beheer van heideterreinen

Hoofdlijnen Natuurrapport 2007

Natura 2000 & PAS. Natura 2000 implementatie in Nederland

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Hierbij treft u aan de antwoorden op de vragen van het lid Dijkgraaf (SGP) over de monitoring in het kader van Natura 2000 (ingezonden 7 juni 2013).

Herstelstrategie voor hoogvenen op landschapsschaal

Ecologische meerwaarde gehoede schaapskuddes. Loek Kuiters en Pieter Slim

NATUURPUNT MALDEGEM-KNESSELARE nominatie Groene Pluim 2014

Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins. Quickscan. Spankerenseweg 20 Dieren

Typische diersoorten van de Habitatrichtlijn,

BIJLAGE 4 Voortoets fietspaden, aanvulling op Natuurtoets, september 2009

Programma informatieavond Programma Aanpak Stikstof (PAS)

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Natuur en biodiversiteit

Nu geen verstuivingen in de Noordwest Natuurkern NPZK!

Heidebeheer en fauna. Verslag veldwerkplaats Droog Zandlandschap Strabrechtse Heide, 4 juni 2009

Drukbegrazing en Chopperen als Alternatieven voor Plaggen van Natte heide

Gebiedswijzer Wierdense Veld

Natuurbescherming in Nederland

Kwaliteit van de natuur. Hoe spoor je aantastingen op?

1 INLEIDING. 1.1 Het begrip EHS

LIFE+ IN DE AMSTERDAMSE WATERLEIDINGDUINEN

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 1 en 2

DE BANEN NAAR EEN HOGER PEIL

Natuur- en landschapscriteria voor Nationale Parken van Wereldklasse

Toekomst agrarisch natuur- en landschapsbeheer rond Winterswijk. Jan Stronks

Inrichting Straelensbroek/ Straelens Schuitwater

Transcriptie:

len succesvol kunnen zijn. Voor andere ecosysteemtypen, voor bedreigde soorten die nog niet toenemen en voor de fauna is de kennisontwikkeling over de gevolgen van aantastingen en de effectiviteit van herstelmaatregelen nog in volle gang. Voor zowel het herstel van standplaatscondities die worden aangestuurd door processen op landschapsschaal (bijvoorbeeld grondwaterstromingen), als voor de fauna was opschaling van OBN van standplaatsschaal naar landschapsschaal nodig, waarvoor ook nieuwe kennis ontwikkeld moet worden (Verberk et al., dit nummer). Kader 2. Nuttige websites 104 De Levende Natuur - jaargang 110 - themanummer OBN Natura 2000: www.rbnatura2000.nl Regiebureau Natura 2000 gaat over de interbestuurlijke samenwerking voor Natura 2000. www.minlnv.nl/natura2000 Hier staat veel algemene en achtergrond informatie, met een doorklik naar: gebiedendatabase, habitattypendatabase en soortendatabase; Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. www.natura2000beheerplannen.nl Site met alleen de plannen waar DLG deze opstelt. natura2000steunpunt@minlnv.nl Voor vragen van bevoegde gezagen t.a.v. Natura 2000. www.ec.europa.eu/environment/nature Site van de Europese Commissie met o.a. Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn www.eurosite-nature.org Europese natuurbescherming, wil uitwisseling van kennis over natuurbeheer bevorderen. OBN: www.natuurkennis.nl Onder contact staan de gegevens per deskundigenteam. Verder is veel informatie per landschapstype te vinden. www.natuurkwaliteit.nl Diverse kennis over natuur: wetenschappelijke kennis, veldkennis en ervaringskennis, kennis over beleid en regelingen en actuele kennis met betrekking tot symposia en congressen. www.beheerdersnetwerken.nl is onderdeel van het project Doelgericht Natuurbeheer van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit. Biodiversiteit: www.milieuennatuurcompendium.nl Milieu www.nederlandsesoorten.nl Nederlands soortenregister, o.a. naamgeving en voorkomen www.natuurloket.nl Overzicht verspreiding beschermde dieren en planten in Nederland www.gegevensautoriteitnatuur.nl site is in opbouw, met o.a. Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) en Ecogrid. www.ecnc.nl European Centre for Nature Conservation zet zich in voor biodiversiteit. OBN breidt uit Oorspronkelijk was het kennisnetwerk opgebouwd om kennis te ontwikkelen die nodig is voor de uitvoering van effectgerichte maatregelen. Eind 2006 is de doelstelling van het kennisnetwerk vernieuwd en verbreed : de beleidsvelden soortenbeleid, Natura 2000 en de inrichting van de EHS zijn toegevoegd. Doelstelling van De Levende Natuur Bovendien zijn de deskundigenteams (de basis van het hele netwerk) Het informeren niet meer over geconcentreerd rond natuurtypen, onderzoek, maarbeheer rond land- en beleid op het gebied ontwikkelingen in schapstypen en is het onderzoek verruimd van natuurbehoud en natuurbeheer, die naar landschapsschaal. In 2006 is de naam van het netwerk gewijzigd van belang in Ontwikkeling zijn voor Nederland en en België. Beheer Natuurkwaliteit De(OBN). artikelen zijn vooral gebaseerd op Een positief gevolg van de verbreding is bijvoorbeeld de manier waarop gezamenlijk eigen ecologisch onderzoek, ervaring of wordt gewerkt aan dewaarneming oplossing (zowel van de auteurs. inhoudelijk als juridisch) van de stikstofproblematiek. De meeste Natura 2000-gebieden en natuur in cijfers De Levende Natuur verschijnt 6x per jaar, (maar niet alleen de Natura 2000-gebieden!) lijden onder een te hoge waaronder stikstofdepositie tenminste 1 themanummer. vanuit de lucht, waardoor de daarvoor gevoelige habitattypen achteruit gaan in areaal of verslechteren in conditie. Abonnementskosten zijn Effectgerichte maatregelen, 28,50zoals per jaar het plaggen (privé) of van heide, kunnen een nuttig instrument zijn 45,- per jaar (instellingen, bedrijven). in het verminderen van de gevolgen van stikstofdepositie. Het kabinet Te verkrijgen heeft o.a. door de aanbeveling overgenomentemet maken betrekking op girotot 81935 (NL) genoemd bedrag over het opstellen van een handreiking voor of p.r. 000-1701789-21 (B) t.n.v. beoordeling van activiteiten die stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden Abonnementenadministratie veroorzaken. De Levende Een proeve van de door Natuur, de LNV-Taskforce Wageningen, o.v.v. 'nieuwe abonnee'. Ammoniak beoogde handreiking is opgesteld in overleg met provincies en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. e-mail: administratie@delevendenatuur.nl De handreiking worden gewerkt. bevat nadrukkelijk geen generieke grenswaarden of andere bepalingen, maar wel aanwijzingen voor de beoordeling van bestaand gebruik en voorgenomen activiteiten in of in kijk ook op de omgeving van Natura 2000-gebieden die stikstofdepositie veroorzaken. Het is aan het bevoegd gezag om maatwerk te leveren bij de beoordeling van (voorgenomen) activiteiten en daarbij zoveel mogelijk relevante factoren te betrekken. Een inhoudelijke oplossing om de stikstofdepositie terug te dringen, ligt binnen handbereik, maar aan de juridische verankering daarvan moet nog Nieuwe taken Het nieuwe netwerk OBN heeft als taak: het ontwikkelen van maatregelen die de duurzame instandhouding van de habitats in Natura 2000-gebieden kunnen bevorderen, incl. het adviseren over beheervraagstukken in het kader van Natura 2000; Hierna volgend artikel is afkomstig uit: het ontwikkelen van maatregelen die de waardevolle levensgemeenschappen in de ecologische hoofdstructuur in zijn geheel verder ontwikkelen; het integreren van inrichting en soortenbeleid in de kennisontwikkeling; het integreren van maatregelen ten behoeve van soorten in de bestaande gebiedenmaatregelen; kennisontwikkeling ten behoeve van inrichting van voormalige landbouwgronden. Bij de uitvoering van hydrologische herstelmaatregelen in en om natuurterreinen spelen de waterschappen uiteraard een belangrijke rol. Op dit moment heeft het netwerk OBN geen specifieke inhoudelijke watertaak, maar wel de ambitie om de band met de waterwereld te verstevigen. Mede daarom maken medewerkers van waterschappen nu deel uit van de deskundigenteams. Doorwerking van in OBN-verband ontwikkelde kennis naar onderwijs en het werkveld van natuurbeheer en -beleid is cruciaal en verdient ook de komende tijd meer aandacht. Via het programma Natuurkwaliteit van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wordt hard gewerkt aan de koppeling met onderwijs. Voor de kennisdoorstroming naar het beheer is de nieuwe website Natuurkwaliteit (kader 2) ontwikkeld, zodat wetenschappelijke kennis, veldkennis en kennis over beleid en regelingen binnen één portaal zijn gebundeld. Door de decentralisatie van natuurbeleid naar de provincies in het kader van de Wet Inrichting Landelijk Gebied (WILG) wordt het Programma Beheer (PB) herzien. Het nieuwe PB kan wellicht een mogelijkheid bieden om de uitvoering van in het OBN-netwerk onderzochte maatregelen onder te brengen. Literatuur Bekker, R.M. & E.J. Lammerts, 2002. Groene Stippen voor Rode Lijstsoorten: evaluatie van herstelmaatregelen. De Levende Natuur 103 (2): 48-52. Duinen, G.A. van, R. Bobbink, C. van Dam, H. Esselink, R. Hendriks, M. Klein, A. Kooijman, J. Roelofs & H. Siebel (red.), 2004. Duurzaam natuurherstel voor behoud van biodiversiteit; 15 jaar herstelmaatregelen in het kader van het OBN. Rapport EC-LNV nr. 305-O. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, 1985. Natuurbeleidsplan. A.M.P. de Wee-Barnas Projectsecretaris OBN-Symposium 2008 Ministerie van LNV, directie Kennis Postbus 487 6710 BL Ede a.m.p.de.wee@minlnv.nl

NATUURHERSTEL: van standplaats naar landschap Wilco Verberk, Ab Grootjans & André Jansen Veel bedreigde soorten, waaronder veel diersoorten, voelen zich thuis in fijnschalige, heterogene gradiënten van zuur naar basisch, van nat naar droog of van lage naar hoge vegetatie. Deze terreinheterogeniteit is genivelleerd door verruiging, verzuring, verdroging en versnippering, en soms ook door de wijze van uitvoering van herstelmaatregelen. Door effectgerichte maatregelen op standplaatsschaal zijn veel plantensoorten teruggekeerd. Het herstel van de fauna verloopt echter veel moeizamer. De opschaling van standplaats naar landschap binnen OBN biedt hiervoor naar verwachting wel mogelijkheden. In dit artikel zullen we het belang laten zien van de opschaling en van het schakelen tussen standplaats en landschap. ders gezamenlijk en vanuit verschillende vakdisciplines te zoeken naar de meest effectieve oplossing. De mogelijkheden voor herstel van de fauna en van herstel op landschapsschaal zijn echter nog onderbelicht gebleven, mede door de nadruk van herstel van de vegetatie op standplaatsniveau. Standplaats en landschap zijn immers nauw verbonden door interacties tussen soorten onderling en processen, zoals grondwaterstroming en verstuiving, worden weliswaar vaak bovenlokaal aangestuurd, maar hebben lokaal effect. Tevens speelt het moeizame herstel van de randvoorwaarden door brongerichte maatregelen een rol, Foto 1. Terreinheterogeniteit is essentieel voor veel diersoorten en ontstaat dankzij fijnschalige variatie in structuren en geleidelijke overgangen in condities, bijvoorbeeld van hoog naar laag, in een landschap (foto: André Jansen). Om de rappe achteruitgang van soorten in Nederland een halt toe te roepen worden effectgerichte maatregelen genomen gericht op het tegengaan van effecten van verzuring, verdroging, vermesting en versnippering. Voorbeelden hiervan zijn plaggen, (extra) maaien, baggeren, het graven van poelen en het aanleggen van corridors. Deze maatregelen beogen soorten te laten overleven totdat aan de randvoorwaarden voor systeemherstel is voldaan. Belangrijke succesfactoren zijn (1) het koppelen van de uitvoering van maatregelen aan de ontwikkeling van kennis en (2) het centraal stellen van het probleem van de beheerder in het veld om als onderzoekers en beheerzoals verlaging van stikstofdepositie. Een effectgerichte aanpak blijft dus essentieel en deze kan effectiever worden door opschaling naar landschapsschaal (Hendriks, 2004). Landschapsschaal en (eco)hydrologie Negatieve effecten van vermesting zijn met maaien, plaggen en kappen redelijk tot goed tegen te gaan, waardoor na uitvoering veel zeldzame plantensoorten zijn aangetroffen (Jansen et al., 2008). Problemen door verdroging en verzuring blijken echter veel lastiger op te lossen. Opschaling van herstelmaatregelen naar landschapsschaal biedt mogelijkheden de toevoer van grondwater te versterken (Aggenbach et al., dit nummer). Maar landschappen kunnen ook veranderen, zoals op de dynamische Waddeneilanden. Dat bleek uit een herstelproject in de Koegelwieck op Terschelling. Plaggen was tot voor kort een beproefde methode om duinvalleien te verjongen, maar sinds 1995 gooien de gevolgen van klimaatverandering roet in het De Levende Natuur - maart 2009 105

beschutting orientatie voortplanting eten. Er deed zich een lange reeks van natte jaren voor waarop de vallei niet was berekend, omdat in het verleden de natuurlijke afvoer van de vallei was afgesneden. De bovennormale hoeveelheid neerslag- en grondwater kon niet meer worden afgevoerd waardoor de zich ontwikkelende doelvegetatie (Knopbiesgemeenschap) verdronk (Grootjans et al., 2007). Doelsoorten zoals Knopbies (Schoenus nigricans), Parnassia (Parnassia palustris) en Moeraswespenorchis (Epipactis palustris) verdwenen, maar in de jongste plagstroken kon Oeverkruid (Litorella uniflora) zich goed handhaven. We kunnen dus niet altijd alles weer herstellen zoals het geweest is, omdat landschappen en ook het klimaat veranderen. Met een landschapsbenadering kan echter beter worden gebruik gemaakt van klimaatbestendige herstelmaatregelen. Maatregelen zijn klimaatbestendig, indien het landschap zo ingericht wordt dat ook bij veranderingen in het klimaat het landschap nog voldoende geschikte plekken voor de doelsoorten overhoudt. In het geval van de Koegelwieck had achteraf beschouwd plaggen daarom moeten worden gecombineerd met herstel van de afvoer van water over maaiveld. beschutting voortplanting Fig. 1. Terreinheterogeniteit is essentieel voor dieren om hun levenscyclus te voltooien, doordat ze verschillende onderdelen in een landschap nodig hebben voor andere functies, zoals hier is geïllustreerd voor, beschutting, voortplanting en oriëntatie voor de Alpenwatersalamander (Mesotriton alpestris), de Grijze zandbij (Andrena vaga) en de Watervleermuis (Myotis daubentonii) (foto s: Paul van Hoof (Alpenwatersalamander en Watervleermuis) en Pieter van Breugel (Grijze zandbij)). Landschapsschaal en fauna Voorheen werd, wat de fauna betreft, sterk de nadruk gelegd op risico s bij de uitvoering van herstelmaatregelen (zgn. faunaongelukken ). Het opstellen van vuistregels moest hierbij uitkomst bieden (Bosman et al., 2001). Intussen worden dergelijke vuistregels door uitvoerders van herstelprojecten breed toegepast. Veel diersoorten zijn niet gebonden aan één bepaalde standplaats, maar zijn voor hun voorkomen afhankelijk van verschillende landschapsonderdelen die gebruikt worden als respectievelijk foerageer-, voortplantings- of overwinteringshabitat (Bink et al., 1998; fig. 1). Voor deze dieren is het opschalen naar landschapsniveau belangrijk, omdat ze alleen in een landschap kunnen overleven als al die deelhabitats aanwezig zijn. Deze kleinschalige variatie aan structuren en condities in een landschap, ook aangeduid met terreinheterogeniteit, is essentieel voor veel diersoorten (foto 1). Heterogeniteit is gekoppeld aan mozaïeken van natte en droge plekken, hoge en lage vegetatie, of gradiënten in licht (bijv. mantels en zomen in bossen), zuurgraad en vocht (bijv. verlandingsgradiënten in petgaten). Schakelen tussen soorten en landschap is daarom noodzakelijk om te achterhalen welke maatregelen het meest effectief zijn voor herstel en behoud (Verberk & Esselink, 2003). De kenmerken van soorten maken duidelijk welke eisen ze stellen aan hun omgeving. Deze kenmerken, die gedurende de evolutie zijn ontstaan, vormen een overlevingsstrategie waarmee een soort zich onder bepaalde omstandigheden kan handhaven (Verberk et al., 2008). Zo blijken sommige mierensoorten in Zuid-Limburgse kalkgraslanden door isolatie in hun voorkomen te worden beperkt, terwijl voor andere soorten de bodem te koel is in de nazomer vanwege het late maaitijdstip (Smits et al., dit nummer). Het verlies aan landschappelijke heterogeniteit door de nivellerende invloed van verfactoren is een wezenlijk knelpunt in alle landschappen. Voorbeelden zijn het verlies van zandige plekken in de duinen (Lammerts et al., dit nummer), in voormalige stuifzanden (Sparrius & van de Vegte, dit nummer) en Jeneverbesstruwelen (Hommel et al., dit nummer). Door kanalisatie van beken zijn interacties met de beekdalen verdwenen (Aggenbach et al., dit nummer; foto 2) en trofie- en zuurgraadgradiënten zijn verdwenen in laagveenwateren en zinkgraslanden door de dominante invloed van rijke en sulfaatrijke condities (Lamers et al., dit nummer; Lucassen et al., dit nummer). Deze vervlakking treedt niet alleen op in natuurgebieden, maar ook daarbuiten. Ook de wijze van uitvoering van herstelmaatregelen heeft zo nu en dan 106 De Levende Natuur - jaargang 110 - themanummer OBN

geleid tot een verdere uniformering (Siepel et al., dit nummer). Uit alle landschapstypen zijn voorbeelden te noemen, waarbij insectivore toppredatoren zijn verdwenen, vermoedelijk omdat grootschalig verlies van heterogeniteit zeer nadelig is geweest voor de dichtheden van ongewervelden en daarmee op de prooibeschikbaarheid en kwaliteit van soorten hoog in de keten (Siepel et al., dit nummer). Griel (Burhinus oedicnemus), Mopsvleermuis (Barbastella barbastellus), Kwartelkoning (Crex crex), Zwarte stern (Chlidonias niger), Vale vleermuis (Myotis myotis), Grauwe klauwier (Lanius collurio) en Korhoen (Tetrao tetrix) zijn voorbeelden van insectivore toppredatoren wier achteruitgang (mede) is veroorzaakt door grootschalig verlies van terreinheterogeniteit. In veenlandschappen zijn vooral de de overgangen tussen hoogvenen en hun omringende minerale gronden (de lagg-zones) verdwenen, en daarmee ook zeldzame soorten die aan deze overgangen zijn gebonden. In de literatuur worden veel van deze soorten beschouwd als karakteristieke hoogveensoorten. Maar onderzoek heeft uitgewezen dat deze zeldzame soorten veeleer indicatief blijken te zijn voor verdwenen gradiënten in het oorspronkelijke veenlandschap (van Kleef & Esselink, 2006). Ze komen in Nederland nog voor als sterk bedreigde relictpopulaties op plekken die door velen niet als gradiëntsituaties worden herkend (van Duinen et al., dit nummer). Maatregelen die hier geen rekening mee houden, kunnen onbedoeld tot Foto 2. Door kanalisatie van beken zijn interacties met de beekdalen verdwenen, zoals hier langs de Boorne bij Beetsterzwaag (foto: André Jansen). verdere achteruitgang van doelsoorten leiden. Voorbeelden van zulke gradiëntsoorten zijn Slijkzegge (Carex limosa), Lange zonnedauw (Drosera longifolia), Hoogveenglanslibel (Somatochlora arctica), de kokerjuffer Hagenella clathrata en Speerwaterjuffer (Coenagrion hastulatum). Herstel op landschapsschaal biedt de mogelijkheid om ergens in het terrein dergelijke gradiënten grootschalig te herstellen en te ontwikkelen en daarmee meer locaties te bieden aan deze kritische soorten. Hoewel het natuurbeheer fors moet inzetten op deze herstelwijze, is het geen panacee; brongerichte maatregelen om de ver-factoren tegen te gaan blijven noodzakelijk voor herstel van de vroegere biodiversiteit. Landschapsschaal en differentiatie Veel voor de fauna belangrijke aspecten laten zich moeilijk vangen door alleen te herstellen op standplaatsschaal. De mogelijkheden om op te schalen naar landschapsschaal en de kwaliteitswinst die daarbij te halen valt door herstel van hydrologie, mozaïeken en gradiënten is afhankelijk van de schaal waarop processen werkzaam zijn en de grootte van de terreinen. Met werken op landschapsschaal kunnen we echter het ad hoc karakter van vuistregels gericht op de fauna overstijgen en naast de risico s veel beter potenties voor herstel van fauna en waterhuishouding benoemen en benutten. Een concrete invulling toegesneden op de knelpunten en mogelijkheden van het specifieke terrein is noodzakelijk. Grofweg zijn er drie categorieën te onderscheiden: kleine natuursnippers, natuurterreinen waar herstel op landschapsschaal deels mogelijk is en grotere terreinen waar natuurlijke processen nog grotendeels functioneren. Voor de eerste categorie van terreinen, zoals sommige veentjes op de hogere zandgronden, veel natte schraallanden of hellingbossen in het heuvelland, geldt dat ze erg klein zijn geworden en bovendien vaak ingeklemd liggen te midden van een puur agrarisch landschap. De abiotische omstandigheden worden er daarom in hoge mate ongunstig beïnvloed. Lang niet alle kenmerkende soorten kunnen hier worden behouden: zo kan het oppervlak van deze snippers kleiner zijn dan het benodigde minimumareaal van een deel van de soorten. Om hier toch zoveel mogelijk soorten te behouden zal het nodig zijn de interne terreinheterogeniteit te versterken. Dit kan door te streven naar een functioneel compleet landschap (van Duinen et al., dit nummer). Dit zal vrijwel altijd voortdurend ingrijpen vergen, zoals Vogels & Smits (dit nummer) illustreren voor de Strabrechtse Heide. Een ander voorbeeld is het hakhoutbeheer in hellingbossen, dat cruciaal is voor het ontwikkelen van de benodigde afwisseling van open plekken, half open bos, bosranden en stru- De Levende Natuur - maart 2009 107

welen en gesloten bos (Bobbink et al., 2008). Soms zal dit indikken van de heterogeniteit niet mogelijk zijn en zullen keuzes moeten worden gemaakt over welke functies in een klein terrein kunnen worden behouden of ontwikkeld. Bij die afweging is het dan zaak om uit te gaan van de terreinspecifieke potenties, opdat niet overal dezelfde keuzes worden gemaakt en sommige soorten buiten boord kunnen gaan vallen. Terreinen in de tweede categorie, zoals sommige beekdalen, heidecomplexen of laagveengebieden zijn veelal een stuk groter, zodat een deel van de sturende processen daar kan worden hersteld (Aggenbach et al., dit nummer; Lamers et al., dit nummer). Echter door de sterke menselijke invloeden zal herstel van het oorspronkelijke landschap niet mogelijk zijn. De beste strategie is dan om in feite een nieuw landschap te ontwikkelen, dat wel gebaseerd is op referentiebeelden, maar daar niet identiek aan is of kan zijn. Deze referentiebeelden leveren waardevolle inzichten over de betekenis die landschapsonderdelen voor soorten hebben en de achterliggende mechanismen, zodat in het nieuwe landschap zo goed mogelijk de functies (foerageren, voortplanten, overwinteren, e.d.) vervuld worden en daarmee de soorten kunnen voorkomen. Voor kleine en geïsoleerde schraallanden werd vroeger vaak de maatregel gepropageerd om ondiepe slootjes te graven. Hierdoor kon het regenwater snel afgevoerd worden, opdat het grondwater niet werd weggedrukt, maar weer kon uittreden tot in de wortelzone. Echter, meermaals is gebleken dat te intensieve begreppeling (te diep, te veel) natte schraallanden te sterk ontwatert, waardoor s zomers watertekorten ontstaan. Wanneer er voldoende herstelmogelijkheden zijn voor de regionale hydrologie, kan het juist beter zijn om (bijna) alle sloten en greppels te dempen om zo voldoende kweldruk op te bouwen. Hierdoor wordt verdroging in de zomer voorkomen en kan tegelijkertijd in het voorjaar een basenrijk milieu in stand blijven, zodat fijnschalige gradiënten ontstaan van zuur naar basisch. Uiteindelijk levert een dergelijke vernatting op landschapsschaal meer winst op. Dit gebeurt onder andere in de Urkhovense zeggen (van der Burg et al., dit nummer) en de Elperstroom (fig. 2), waar het landschap zich langzamerhand begint te herstellen van de ingrijpende ontwateringwerken in het verleden. De mogelijkheden voor herstel en ontwikkeling van arme moerassen zijn in Nederland zeer beperkt. Daarom is hier gekozen voor moerasvorming en in de Elperstroom op termijn ook voor bosvorming langs de randen, in plaats van herstel van het oude cultuurlandschap met elzensingels (foto 3). Door de enorme toevoer van basen- en ijzerrijk grondwater kunnen de gevolgen van vermesting worden tegengegaan en keren typische soorten van zowel bloemrijke hooilanden als van arme moerassen snel terug (van der Burg et al., dit nummer). In nog grotere terreinen zoals in delen van stroomdallandschap van de Drentsche Aa, kan grootschalige vernatting gecombineerd worden met handhaving van het oude cultuurlandschap op de flanken. Hoewel het technisch mogelijk is overal, zelfs in moerassige laagten, te maaien met gespecialiseerde maaimachines met brede banden, is het toch beter om daarin te differentiëren. Op sommige plekken kan men rustig moerasvorming toestaan, waardoor geen verstoring van de bodem meer optreedt door de zware machines en waar langs de randen ook smalle ruigten ontstaan die de heterogeniteit van het reservaat versterken. Langs de rivieren en in de duinen zijn voorbeelden te vinden van de derde categorie. Grootschalige landschapsvormende processen, zoals erosie en sedimentatie door water en wind, kunnen hier nog grotendeels worden hersteld of functioneren Fig. 2. Vernatting op landschapsschaal is mogelijk indien, zoals hier in de Elperstroom in Drenthe, de waterhuishouding zowel in de infriltratie- als in de kwelgebieden optimaal kan worden ingericht voor de natuur. Dan kunnen diepe ontwateringsstelsels worden gedempt, waardoor diepe en ondiepe grondwaterstromen samen met regenwater opnieuw allerlei milieugradiënten tussen zuur en basisch en nat en droog zullen vormen in het beekdal. Roze = arm moeras bruin = heide geel = hoogveen oker = bloemrijk hooiland, dat zich zal ontwikkelen tot elzenbroekbos (grijs) donkergroen = bemest grasland lichtgroen = bos van hogere gronden. nog als zodanig. Het is dan ook niet verwonderlijk dat in beide landschappen de veiligheid een belangrijke rol voert in draagvlakdiscussies. Bij de rivieren is de brede overstromingsvlakte teruggebracht tot een omdijkte smalle goot, waardoor het ontbreekt aan ruimte waarop de processen kunnen aangrijpen. Herstel vergt het terugleggen van dijken met meer ruimte voor de rivieren, zowel voor herstel van biodiversiteit als voor het behalen van de veiligheidsdoelstellingen (Verberk et al., dit nummer). De verstuiving van een stuifdijk op Terschelling, één van de grootste zandverstuivingen van Europa, is een ander voorbeeld waar nauwelijks beheer nodig is, omdat de processen het noodzakelijke werk doen (Löffler et al., 2008; Lammerts et al., dit nummer). Dit biedt kansen voor soorten van stuivende duinen, zoals de Tapuit (Oenanthe oenanthe), die in Nederland sterk onder druk staat, de zeldzame Duinstinkzwam (Phallus hadriani) en in stuifkuilen soorten van het Knopbies-verbond. Toch is er vanuit lokale bewoners veel verzet tegen het verstuiven, vanwege het verlies van de waardevolle cultuurmonumenten, zoals de achterliggende boerengraslanden, die hun voorvaderen nog hebben ontgonnen uit duinvalleien. Herstel betekent hier allereerst werken aan draagvlak. Schakelen tussen standplaats en landschap Vrijwel alle Nederlandse landschappen herbergen vanouds her een grote biodiversiteit (diverse artikelen, dit nummer). Het ligt dan ook voor de hand deze biodiversi- 108 De Levende Natuur - jaargang 110 - themanummer OBN

Foto 3. De Elperstroom is één van de weinige gebieden in Nederland met mogelijkheden voor herstel en ontwikkeling van arme moerassen. Dankzij diverse ingrijpende maatregelen tegen verdroging (inzet) kan dit moeraslandschap zich geleidelijk herstellen (foto s: André Jansen). teit op het niveau van het landschap te willen herstellen. Maar deze landschappen zijn meer dan de optelsom van de verschillende standplaatsen, vegetatietypen, habitats of ecosystemen. Natuurherstel op landschapsschaal vergt dus een nieuwe aanpak, waarbij een grondige kennis nodig is over de functies die het landschap vervult voor diverse soorten. De eisen die soorten aan het landschap stellen liggen verankerd in hun biologie en de landschapsvormende processen zijn bepalend voor de structuur en het functioneren van het landschap. Om dat laatste te achterhalen is een landschapsecologische systeemanalyse van grote waarde. Het combineren van het Algemeen Hoogtebestand Nederland (AHN), bodemkaart, geomorfologische kaart en historische kaarten helpt om de positie van terreinen in het hun omringende landschap te bepalen. Werk vervolgens met een stapsgewijze, geïntegreerde aanpak, vanuit verschillende disciplines: geologie, geomorfologie, hydrologie, biogeochemie, vegetatie en fauna. Tracht dan patronen te herkennen die een uiting zijn van de landschapsvormende processen, en wanneer deze zich ruimtelijk herhalen kunnen typologieën worden opgesteld, die een leidraad vormen voor een systeemanalyse zoals voor blauwgraslanden en beekdalen (Jansen et al., 2000; Aggenbach et al., dit nummer) en het model Waddeneiland (Lammerts et al., dit nummer). Ter voorbereiding van het nemen van herstelmaatregelen kan met een landschapsecologische systeemanalyse worden achterhaald wat de meest kansrijke ingrepen zijn. Er zijn twee herstelstrategieën te onderscheiden, gericht op (1) de overleving van soorten en (2) herstel van processen en randvoorwaarden op landschapsschaal, zoals voldoende oppervlakte. In het eerste geval zijn bron- en relictpopulaties belangrijk, en draait het om maatwerk, fasering en noodmaatregelen. Het graven van ondiepe veenputjes op de juiste plaats in het landschap als voortplantingsplaats voor de Hoogveenglanslibel is hiervan een voorbeeld (Groenendijk et al., 2006). In het tweede geval gaat het om herstel op grote schaal maar wel geleidelijk van landschapsvormende processen, zoals grondwaterstroming, die in Nederland de motor vormen achter de heterogeniteit in een landschap. Deze strategie is bedoeld voor de grootschalige ontwikkeling en herstel van gradiënten waarbinnen bedreigde, kritische soorten meer en alternatieve locaties worden geboden. Maar er moet natuurlijk wel worden voorkomen dat op korte termijn juist deze soorten uit een gebied verdwijnen. Daarom moet steeds worden geanalyseerd wat haalbaar is, wat kan verdwijnen en welk pakket maatregelen past bij een duurzame strategie? Het maken van zulke keuzes vergt een goed begrip van het huidige functioneren, opdat bij het grootschalig herstellen van processen de verschillende landschapsonderdelen met bijbehorende soorten de tijd krijgen zich te verplaatsen naar nieuwe geschikte locaties. Zo ontstaat geleidelijk een nieuwe toestand, met een eigen functioneren en ruimtelijke rangschikking. Indien herstel van een voorheen aanwezig natuurtype niet mogelijk blijkt te zijn of ongewenst verlies van andere natuurwaarden oplevert, kan gekozen worden voor next best òf voor voorlopig niets doen. De invulling in de praktijk is afhankelijk van de lokale situatie en noopt tot maatwerk. De herstelstrategie wordt in eerste instantie bepaald door de grootte van het terrein en de ruimtelijke schaal waarop sturende processen werken, die weer wordt bepaald door de opbouw en het functioneren van het landschap. Er is nog veel winst te behalen voor het natuurbeheer door in de voorbereiding en bij uitvoering van maatregelen te blijven schake- De Levende Natuur - maart 2009 109

len tussen eisen van soorten, standplaatseigenschappen en het functioneren van het landschap en al doende te bepalen hoe (alle) functies in een landschap blijvend kunnen worden vervuld. Het is tijd deze winst te verzilveren. Foto 4. Op het Deelensche Veld in het Nationale Park de Hoge Veluwe bepalen landschapsvormende processen, zoals verstuiving, grondwaterstroming en de vorming van slechtdoorlatende bodemlagen, de structuur en het functioneren van het landschap (foto: André Jansen). Literatuur Bink, F.A., A.J. Beintema, H. Esselink, J. Graveland, H. Siepel & A.H.P. Stumpel, 1998. Faunaaspecten van effectgerichte maatregelen. Preadvies fauna. IBN-rapport 431, IBN-DLO, Wageningen. Bobbink, R., R.J. Bijlsma, E. Brouwer, K. Eichhorn, R. Haveman, P. Hommel, C.G.E. van Noordwijk, J.H.J. Schaminée, W.C.E.P. Verberk, R. de Waal & M.F. Wallis de Vries, 2008. OBN-preadvies hellingbossen in Zuid-Limburg. Directie Kennis-LNV, Ede. Bosman, W., C.A.M. van Turnhout & H. Esselink, 2001. Effecten van herstelmaatregelen op diersoorten: eerste versie van Standaard Meetprotocol Fauna (SMPF) en Richtlijnenprogramma Uitvoering Herstelmaatregelen Fauna (RUHF). Tweede, licht herziene druk. Rapport Stichting Bargerveen, Nijmegen. Duinen, G.A. van, H.H. van Kleef, M. Nijssen, C.A.M. van Turnhout, W.C.E.P. Verberk, J. Holtland & H. Esselink, 2004. Schaal en intensiteit van herstelmaatregelen: hoe reageert de fauna? In: G.A. van Duinen et al. (eds.) Duurzaam natuurherstel voor behoud van biodiversiteit; 15 jaar herstelmaatregelen in het kader van het Overlevingsplan Bos en Natuur. Rapport EC-LNV nr. 2004/305, Ede: 189-240. Groenendijk, D. & J. Bouwman m.m.v. J. Wiegers, 2006. Ecologische status van de Hoogveenglanslibel in Noord-Brabant. Rapport De Vlinderstichting, Wageningen. Grootjans, A.P., E.B. Adema, C.J.S. Aggenbach, F.H. Everts & A.J.M. Jansen, 2007. Restauratie van duinvalleien. De Levende Natuur 108(3): 77-82. Hendriks, R.J.J., 2004. Effectgerichte maatregelen tegen verzuring, verdroging en vermesting (EGM) op landschapsschaal: aanbevelingen voor terreinbeheer en beleid. Rapport EC-LNV nr 2004/299-O, Ede. Jansen, A.J.M., A.P. Grootjans & M.H. Jalink, 2000. Hydrology of Dutch Cirsio-Molinietum meadows: prospects for restoration. Applied Vegetation Science 3: 51-64. Jansen, A.J.M., N. Langeveld & D. Frissen, 2008. Rapportage beleidsmonitoring 2006: resultaten van herstelmaatregelen vor droge heiden, vochtige en natte schraallanden, droge duingraslanden, natte heiden, veenmosrietlanden, vennen en hoogveentjes en laagveenplassen. Rapport Bosgroepen Nederland, Ede. Kleef, H.H. van & H. Esselink, 2006. De entomofauna van het Greveschutven, Valkenswaard. Onderzoek ten behoeve van het behoud en herstel van het Greveschutven. Rapport Stichting Bargerveen, Nijmegen. Löffler, M., C.C. de Leeuw, M.E. ten Haaf, S.K. Verbeek, A.P. Oost, A.P. Grootjans, E.J. Lammerts & R.M.K. Haring, 2008. Eilanden natuurlijk. Natuurlijke dynamiek en veerkracht op de Waddeneilanden. Waddenvereniging, Harlingen. Verberk, W.C.E.P. & H. Esselink, 2003. Faunaherstel vereist de integratie van landschapsecologie en dierecologie. Landschap 20(5): 3-7. Verberk, W.C.E.P., H. Siepel & H. Esselink, 2008. Life history tactics in freshwater macroinvertebrates. Freshwater Biology 53: 1722-1738. Summary Scaling local nature restoration efforts up to landscapes Scaling up restoration efforts provides more opportunities for the restoration of large-scale processes (e.g. hydrology) and animal diversity. Restoration of large scale processes creates the necessary abiotic boundary conditions e.g. seepage and minero- and mesotrophic conditions. Furthermore, they are important drivers for landscape heterogeneity, involving gradients and mosaics; these are essential for most animal species, because they often use different habitats. To obtain the goal of restoring complete landscapes in the long term, without losing rare and threatened species in the short term, a combination of measures aiming at (1) the survival of species and (2) the restoration of processes is required. This means a thorough understanding of how species are currently dependant on local conditions for their survival and how restoration measures will cause suitable conditions to gradually shift towards the future situation (with its own functioning and spatial configuration). Switching between the local scale and the landscape scale is essential to make sure all species will be able to maintain populations during the process of restoration. This requires knowledge on both the biology of the species and the functioning of the landscape. Dr. W.C.E.P. Verberk Stichting Bargerveen / Afdeling dierecologie Radboud Universiteit Nijmegen Postbus 9010, 6500 GL Nijmegen e-mail: w.verberk@science.ru.nl Prof.dr. A.P. Grootjans Rijksuniversiteit Groningen IVEM Nijenborgh 4, 9747 AG Groningen/ Radboud Universiteit Nijmegen Postbus 9010, 6500 GL Nijmegen e-mail: a.p.grootjans@rug.nl Dr. A.J.M. Jansen Unie van Bosgroepen Postbus 8187, 6710 AD Ede e-mail: a.jansen@bosgroepen.nl 110 De Levende Natuur - jaargang 110 - themanummer OBN