Tussentoets Long (TT-2) Hart en Long 8WA03. Woensdag 3 april 2013 8.45-10.30



Vergelijkbare documenten
COPD. Meten is weten!!! Maar wat meten we dan??

COPD Meten is weten!!! Maar wat meten we dan??

Ventilatoire Beperking van de Inspanning 1

SPIROMETRIE. Dr. Geert Tits Dr. Valérie Van Damme. 24 mei 2016

Longziekten en respiratoire revalidatie. Prof Dr W. Janssens

Najaar Rookstopcursus CM Leuven najaar

Astma bij kinderen Diagnose en behandeling

METEN VAN LONGVOLUMES. klinisch belang. Dr. C. Haenebalcke AZ St. Jan campus Brugge 21 april 2012

Dubbeldiagnose. Paul Bresser, longarts Anaïs van Essen-Rubingh, huisarts

programma longfunctie cursus natte spirometers natte spirometers natte spirometers natte spirometers spirometrie heliumverdunning

Spirometrie; dynamische longvolumes

Obesitas en COPD. Er is een complexe relatie tussen Obesitas en COPD. Er is een complexe relatie tussen Obesitas en COPD.

Tentamen Hart en Long. Hart en Long 8WA april

Casusschetsen astma/copd

10 november UMCU-WKZ-KLZ 2000 Blad 1

COPD anno 2018/(2019) Eef Vanderhelst Universitair Ziekenhuis Brussel

Rol van longfunctietesten in de diagnose van COPD VVLR Prof W. Janssens Dienst Pneumologie Leuven

Respiratie Functie en bouw van de luchtwegen. Een uitingsvorm van het gebruik van de hulpademhalingsspieren is neusvleugelen.

Koffie Nog maar 1u 25 min.

Interpretatie van longfunctietesten

Aanwezig zijn huisartsen en hun praktijkondersteuner, een longarts, longverpleegkundige van het ziekenhuis, kaderarts astma/copd van zorggroep ELZHA.

Long testen RozenbergSport.nl 5 april 2012 pagina 1 / 7

Patiënteninformatie. Longfunctieonderzoek bij volwassenen

Het Zorgpad COPD. Geert Tits Valérie Van Damme Sofie. Sint-Andriesziekenhuis Tielt

INTERPRETATIE LONGFUNCTIE-ONDERZOEK

Werkwijze Interpretatie van spirometrie

Tussentoets 1 (TT-1, code 8WA01) Hart en Long 8WA00. Maandag 11 maart 2013

vwo gaswisseling en ademhaling 2010

Bloedgassen. Homeostase. Ronald Broek

COPD- en Astmacontroleboekje van:

pneumologie informatiebrochure Piekstroommeting

Vraag 1: Welk onderzoek laat u verrichten om pulmonale hypertensie aan te tonen of uit te sluiten?

Oefeningen en adviezen bij COPD

Ademhalingsoefeningen bij een longaandoening. Afdeling fysiotherapie IJsselland Ziekenhuis

Longfunctie onderzoek

Anatomie en Fysiologie

Achtergronden casusschetsen astma/ copd

Respiratoire complicaties bij thoraxchirurgie. Bart van Silfhout Ventilation Practitioner

dubbeldiagnose Workshop deel 1 Dhr. R Indeling workshop POH - HA overleg

Disclosure belangen spreker

Disclosure belangen spreker Adembenemend 2016

Wat is COPD? 1 van

COPD en longproblematiek. Angst voor inspanning Noodzaak voor inspanning

Respiratie NExCOB scholing december 2015 Ton Haans Verpleegkundig specialist

Thema 4.2.1: Anatomie en fysiologie van de thorax, longen en het respiratoirsysteem

Frequentie Voor de frequentie van spirometrie bij de monitoring fase: zie hoofdstuk 12 en 13.

De longverpleegkundige

Onder redactie van. Y.F. Heijdra H.A.C. van Helvoort. 2e herziene editie PRAKTISCHE HANDLEIDING LONGFUNCTIETESTEN

Longvolumes en capaciteit

Klinisch relevantie van longvolumes VVLR Prof Dr. Wim Janssens Pneumologie UZLeuven

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 11e jrg 1993, no. 3 (pp )

Les 14 Ademhaling 1. Functie luchtwegen / neus. Ademhaling, luchtwegen, longen, inspiratie, expiratie, effectiviteit, Va/Q ratio, ademvolumina

Astma/ COPD versie 2009 achtergronden casusschetsen

Longfunctiemetingen: Blazen, blazen en nog eens blazen.

Astma. Chronos, 14 juni Regien Kievits, kaderarts astma/copd

Notulen Transmuraal overleg Haga Ziekenhuis 5 april 2018

Opname en ontslag bij COPD

FEV1/FVC onder 70% of Lower Limit of Normal (LLN)?

Longfunctieonderzoeken. Sophia Kinderziekenhuis

Ik ben zo benauwd. Titia Klemmeier/Josien Bleeker

Allergeen-provocatietest

HET ADEMHALINGSSTELSEL

Duiken en longziekten. Dr. S. Kloeppel Adembenemend februari 2015

Longfunctie onderzoek

VRAGEN OVER GESTELDE VEEL COPD

Spirometrie-onderzoek

Kinderfysiotherapeutische (on)mogelijkheden bij zuigelingen met CF. L. van der Giessen, kinderfysiotherapeute

Dyspnoe, een adembenemend symptoom. Drs. R. Hoekstra Longarts Klinische avond

Fysiologie les 7. Herhalen Lymfestelsel:

bodyplethysmografie lichaamsvolumeveranderingsregistratie C.M. Roos arts/pathofysioloog Amsterdam

De nieuwe standaarden astma en COPD. Wat is nieuw

Uw longfunctie-onderzoek

HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL Docent: A. Sewsahai HAVO

Samen in de lucht. Het kind met de piepende ademhaling. Guido Bothof, kinderarts i.o.

Wie ben ik. Alain Dubois K.U. Leuven: basis opleiding Erasmus MC: vervolg opleiding tot longarts

Indeling workshop. De Machinist oktober 2014 Chantal Kroese Karin Aulbers DUBBELDIAGNOSE ASTMA & COPD

FYSIOTHERAPIE OP DE LONGAFDELING BIJ EEN EXACERBATIE COPD

Nederlandse samenvatting

De kwantitatieve meeting is bv. bij de Corpuls 3 of de Corpuls 08/16 in de hoofdstroom en bij de Lifepak 12 in de sidestream.

Samenvatting COPD zorgprogramma 2019

De longverpleegkundige

Benauwdheid bij kinderen jonger dan 6 jaar

Fysieke training bij. COPD-patiënten

Bijlage 30: Bepalingenclusters COPD en roken

Longfunctieonderzoeken

Klinisch redeneren volgens het stappenplan

Zuurbase evenwicht. dr Bart Bohy

Adviesrapport Evidentie Vaardigheden COPD

Benauwdheid in de palliatieve fase

Astmatische klachten bij kinderen jonger dan 6 jaar

Longfunctieonderzoek op de longfunctieafdeling. Informatie voor ouders en/of verzorgers

Van ziektelast naar gezondheidswinst Ans Nicolasen, POH Robbert Behr, kaderhuisarts astma-copd

Vijf gedragsthema s lopen als een rode draad door de begeleiding van de patiënt met astma/copd:

longfunctietest patiënteninformatie Waarom dit onderzoek? Het onderzoek

Longfunctieonderzoek bij kinderen

Scholing over astma en fenotypering: zie bijlage. Casus1:

Respiratie 3. Functie en bouw van de luchtwegen

NVZF Jaarcongres 2011 Inspanningstesten en hun klinische betekenis bij COPD

Longfunctieonderzoek bij kinderen

Benauwdheid bij kinderen jonger dan 6 jaar

Transcriptie:

Tussentoets Long (TT-2) Hart en Long 8WA03 Woensdag 3 april 2013 8.45-10.30 Faculteit Biomedische Technologie BSc opleiding Medische Wetenschappen en Technologie Verantwoordelijk docent: C. Bouten Coördinator en mededocent: F. Wegman Deze toets bestaat uit 25 meerkeuze vragen. Na beantwoording van uw vragen kunt u de antwoorden op het antwoordformulier schrijven. Dit antwoordformulier levert u in bij de docent. Voor elke meerkeuzevraag kunt u 4 punten scoren. Veel succes!

ANTWOORDFORMULIER VOOR DE MEERKEUZEVRAGEN 8WA03, Tussentoets 2 Hart en Long, 3 april 2013 Naam: DOCENT Studentnummer:. Vraag Antwoord Vraag Antwoord 1. A 16. C 2. D 17. B 3. B 18. B 4. C 19. B 5. B 20. B 6. B 21. C 7. C 22. C 8. A 23. A 9. D 24. A 10. B 25. A 11. B 12. C 13. B 14. B 15. A 2

1. Welke stelling is juist? B:De pleura visceralis en parietalis lopen in elkaar over A: De pleura visceralis omgeeft de long, de parietalis is het borstvlies a. Beide stellingen zijn juist b. Alleen stelling A is juist c. Alleen stelling B is juist d. Beide stellingen zijn onjuist 2. Bij het ontstaan van astma spelen een rol: a. aanleg (erfelijke factoren) b. omgevingsfactoren c. rookgedrag van de ouders d. alle drie bovenstaande factoren 3. Bij een COPD-patiënt is in de flow-volume curve een deuk en een smoorklep fenomeen zichtbaar: zal deze bij een jonge astmaticus ook zichtbaar zijn? a. Ja, want de mate van obstructie kan net zo erg zijn. b. Nee, want er is bij astma geen verlies van elasticiteit. c. Nee, want bij astma is de obstructie vooral gelokaliseerd in de grote kraakbeenhoudende luchtwegen. d. Ja, want de luchtwegen bij astma collaberen net zo sterk als bij COPD. 4. Een verlaagde FEV 1 past bij a. een obstructieve afwijking. b. een restrictieve afwijking. c. zowel een restrictieve als een obstructieve afwijking. d. noch bij een obstructieve of een restrictieve afwijking. 3

5. Een longfunctiemeting laat een VC zien van 3 liter en een FVC van 3.5 liter. U concludeert het volgende: a. Een typisch geval van het syndroom van een collaps van de vitale capaciteit. b. Een foutieve meting en laat die overdoen. c. Een restrictieve longaandoening. d. Een obstructieve longaandoening. 6. Waarmee is de long aan het lichaam bevestigd? a. De pulmonaire arterie en vene. b. Het pulmonaire ligament. c. De bronchus. d. De pleura visceralis en parietalis. 7. Welke structuur is aangegeven met A in bijgaande figuur? a. Fissura obliqua rechterlong. b. Fissura oblique linkerlong. c. Fissura horizontalis. 8. Biedt een spirogram soortgelijke informatie als een flow-volume curve? a. Ja, want een flow-volume curve wordt herleid uit een spirogram. b. Ja, want een spirogram en de flow-volume curve bevatten beide de VC. c. Nee, want in het spirogram is de piekstroom niet zichtbaar. 4

d. Nee, want in de flow-volume curve is de FVC niet zichtbaar. 9. Een fors grotere VC-waarde dan die van de FVC bij een COPDpatiënt wijst op: a. een foutieve bepaling. b. een vroege stop tijdens de VC-bepaling. c. een lichte obstructie. d. airtrapping. 10. Wat is de meest voorkomende oorzaak van pleuravocht? a. Maligniteit. b. Hartfalen. c. Longembolie. d. Pneumonie. 11. Welke combinatie van longfunctie veranderingen past bij COPD? a. Verlaagde FEV 1 /FVC-waarde en verhoogde diffusiecapaciteit. b. Verlaagde FEV 1 /FVC-waarde en verlaagde diffusiecapaciteit. c. Verhoogde FEV 1 /FVC-waarde en verhoogde diffusiecapaciteit. d. Verhoogde FEV 1 /FVC waarde en verlaagde diffusiecapaciteit. 12. Een chronische hyperventilatie kenmerkt zich door: a. een lage ph. b. een normale pco 2. c. - een laag HCO 3 gehalte in het plasma. d. - een hoog HCO 3 gehalte in het plasma. 5

13. Een sporter spant zich goed in en krijgt een metabole acidose. a. Hij toont kennelijk hypoventilatie. b. Dit hoort zo. c. Hij blijft kennelijk gebruik maken van aerobe stofwisseling. d. Hij toont kennelijk hyperventilatie. 14. De hoogte van de FEV 1 hangt af van: a. lengte en geslacht. b. lengte, leeftijd en geslacht. c. leeftijd en geslacht. d. lengte en leeftijd. 15. Voor de diagnose COPD is een nauwkeurige en doelgerichte anamnese bij rokers met recidiverende klachten van de luchtwegen essentieel. Echter, de longfunctie is bepalend voor het meten van de ernst van de COPD. Welke longfunctie parameter wordt daarvoor gebruikt? a. FEV 1 b. FEV 1 /VC c. FVC d. VC 16. Bij COPD komt over- of hyperinflatie voor. Deze ontstaat door a. afsluiting grote luchtwegen. b. fibrosering. c. afsluiting kleine luchtwegen. d. verlaging van het residu volume. 6

17. Een piepende ademhaling is een kenmerk van astma. De twee andere belangrijke kenmerken zijn: a. eczeem en koorts. b. hoesten en benauwdheid. c. hoesten en refluxklachten. d. koorts en benauwdheid. 18. Het pathofysiologisch mechanisme direct na afsluiting van een pulmonaal arterie laat zich in dat gedeelte van de long het beste omschrijven als: a. shunting. b. dode-ruimte ventilatie. c. geen van beide. d. Beide. 19. Een flow-volume curve helpt bij het (on)waarschijnlijk maken van de diagnose astma op de jonge kinderleeftijd (0-3 jaar) a. Nee, want allergie onderzoek geeft een veel duidelijker antwoord b. Nee, want een kind op deze leeftijd kan nog geen goede longfunctie blazen c. Ja, want als de patiënt een holle curve blaast dan bevestigt dat de diagnose astma d. Ja, want een normale longfunctie sluit de diagnose astma uit 20. Een longfunctiemeting laat een FEV 1 zien van 2 liter en een FVC van 3.5 liter. U concludeert het volgende: a. Een restrictieve longaandoening. b. Een obstructieve longaandoening. c. Een foutieve meting en laat die overdoen. 7

21. Pursed lip breathing a. verlaagt de totale weerstand van de luchtwegen. b. laat het equal pressure point sneller in de richting van de alveoli schuiven. c. laat het equal pressure point in de richting van de mond schuiven of zelfs verdwijnen. d. verhoogt de alveolaire druk bij passief uitademen. 22. Met spirometrie zijn vele volumina meetbaar. Welke niet? a. Vitale capaciteit. b. Geforceerde vitale capaciteit. c. Totale longcapaciteit. d. FEV 1. 23. Een man heeft 40 packyears gerookt en hoest. Hij blijkt een forse obstructieve longfunctie te hebben. a. De totale longcapaciteit (TLC) zal hoog zijn. b. Het residu volume zal laag zijn. c. De TLC is door de aanwezigheid van airtrapping niet meetbaar. d. De expiratoire vitale capaciteit zal hoger zijn dan de inspiratoire vitale capaciteit. 24. De toename van de weerstand van de luchtwegen bij COPD is het gevolg van a. het verlies aan elasticiteit van het longweefsel. b. het stugger worden van de wand van de luchtwegen. c. de afname van de druk waarmee men kan uitademen. d. de toename van de partiële alveolaire druk. 8

25. Een patiënt ademt rustig uit terwijl er geen inspanning geleverd wordt. Deze patiënt ademt uit op a. de recoil van de alveoli. b. een verhoogde pleuradruk. c. diafragma aanspanning. d. de recoil van de bronchiën. 9