Deel 1: WERKWIJZE Inleiding... 8

Vergelijkbare documenten
Bijlage nr 10 aan ZVP BIJLAGE 10 LOKALE VEILIGHEIDS- BEVRAGING 2011

LOKALE VEILIGHEIDSBEVRAGING 2011

LOKALE VEILIGHEIDSBEVRAGING 2011

LOKALE VEILIGHEIDSBEVRAGING 2011

LOKALE VEILIGHEIDSBEVRAGING 2011

LOKALE VEILIGHEIDSBEVRAGING 2011

LOKALE VEILIGHEIDSBEVRAGING 2011

Rapport van de Lokale Veiligheidsbevraging. Samenvatting

LOKALE VEILIGHEIDSBEVRAGING 2011

LOKALE VEILIGHEIDSBEVRAGING 2011

VEILIGHEIDSMONITOR 2006 Tabellenrapport

VEILIGHEIDSMONITOR 2004 Tabellenrapport

FEDERALE POLITIE DIRECTIE VAN DE OPERATIONELE POLITIONELE INFORMATIE POLITIEBELEIDSONDERSTEUNING DIENST BELEIDSGEGEVENS

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau.

Internetpeiling ombuigingen

Burgerpeiling Discriminatie

Het leven in Brussel: wel of wee?

Veiligheidsgevoel in fietstunnels

M.A.S. VEILIGHEID IN CIJFERS HOE KIJKT EEN MARKTONDERZOEKSBUREAU NAAR CRIMINALITEITSCIJFERS? 16 februari Marktstudies op maat

TEVREDENHEIDS- ONDERZOEK. Lokale politie Klein-Brabant

Onderzoeksverantwoording Panel Fryslân

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Onderzoek Leefbaarheid en Veiligheid gemeente Oisterwijk 2010

Bevolkingstevredenheidsonderzoek

Fact sheet. Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland Politie Eenheid Amsterdam. Veiligheidsbeleving buurt. nummer 4 februari 2013

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Rapportage Dagbesteding en Vervoer.

Integrale veiligheid. resultaten burgerpanelonderzoek maart 2007

Rapportage Ervaringsonderzoek WOT's

Uitkomsten cliëntervaringsonderzoek Wmo 2015

Voor deze enquête bevragen jullie minstens 25 personen

Veiligheidsmonitor 2010 Gemeente Leiden

Rapportage cliëntervaringsonderzoek WMO Gemeente Aalburg

Werkbelevingsonderzoek 2013

Onderzoek Zondagopenstelling Gemeente Borger-Odoorn

Veiligheidsmonitor 2009 Gemeente Leiden

Hoe veilig zijn Barneveld, Nijkerk en Scherpenzeel?

Politiemonitor Bevolking 2004 Tabellenrapport

Notitie Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 20 t/m 23. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 16 t/m 19. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Veiligheidsmonitor Hengelo Wijkrapport Buitengebied Augustus 2010

INWONERSPANEL REUSEL-DE MIERDEN PEILING VEILIGHEID

De helft van de 15 tot 64-jarigen met een langdurig gezondheidsprobleem of moeilijkheid bij het uitvoeren van dagelijkse handelingen is aan het werk

Cliëntervaringen Wmo s-hertogengbosch. Nulmeting 2016

Zonder in detail te willen treden, ziet de gevolgde werkmethode er uit als volgt :

Onderzoektechnische verantwoording. Opinieonderzoek Solidariteit

LEEFBAARHEIDSMONITOR EDE 2015 EN TRENDS WIJKEN/BUURTEN

Veiligheidsmonitor Hengelo Wijkrapport Woolde Augustus 2010

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Resultaten fietsenquête

Burgerpanel Horst aan de Maas - Meting 3

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 12 t/m 15. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Draagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen. Rapportage derde meting juni 2016

Onderzoek Houten Jongeren en Wonen

De Kindmonitor: Het GGD-Gezondheidsonderzoek onder de ouders van kinderen van 0 tot 12 jaar

Praktische tips voor succesvol marktonderzoek in de land- en tuinbouwsector

Het rapport in bijlage 1 doet verslag van de resultaten van dit grootschalige onderzoek binnen de gemeente Terneuzen in het najaar van 2015.

Evaluatie hinder bij wegwerkzaamheden

Slachtoffers van woninginbraak

Omnibusenquête deelrapport. Werk, zorg en inkomen

Onderzoek mediagebruik Maastricht mei 2017

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

1,9 miljoen Belgen hebben nog nooit een computer gebruikt; 2,6 miljoen Belgen hebben nog nooit op het internet gesurft.

koopzondagen 2012 def KOOPZONDAGEN EN KOOPAVONDEN DE MENING VAN DE BURGER

Werkinstructies voor de CQI Verpleging, Verzorging en Thuiszorg CQI VV&T (VV-ZT) Werkinstructies voor CQI Zorg thuis voor de landelijke meting

Hoe veilig is Kapelle?

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 8 t/m 11. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

OPINIEONDERZOEK VLAANDEREN: ACTUELE MAATSCHAPPELIJKE THEMA S OKTOBER 2013 TECHNISCH-STATISTISCH RAPPORT

Omnibusenquête 2010 deelrapport biodiversiteit


Overlast in de uitgaansbuurt Resultaten bewonersenquête. Vergelijking

Veiligheid in Westerpark

Hoe veilig is Noord-Holland Noord?

1 Opzet tabellenboek, onderzoeksopzet en respondentkenmerken

Cijfers. Tatoeages. Een analyse van OBiN-gegevens

5 maart Criminaliteit in ziekenhuizen

politiezone Vlas Kortrijk - Kuurne - Lendelede buurt bevraging 2007 eindrapport inzake de enquête en buurtgesprekken

Wijkaanpak. bekendheid, betrokkenheid en communicatie

Omnibusenquête deelrapport millenniumdoelen. februari Opdrachtgever: Bedrijfsvoering,

Leefbaarheid en overlast in buurt

Tabellenboek 'Bekendheid van verzekerden met de polisvoorwaarden en de inhoud van de zorgverzekering

Onderzoek Ervaren drugsoverlast in Maastricht 0- & 1-meting

Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun buurtbewoners?

Opzet en uitvoering onderzoek 'Motie Straus'

26% 36% 31% (helemaal) mee eens niet mee eens en niet mee oneens (helemaal) mee oneens

KUNSTENDAG VOOR KINDEREN 2013 : ENQUÊTE

Veiligheidsbeleving 2013 Utrecht vergeleken

Rapportage Dagbesteding en Vervoer

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 28 t/m 39. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Rapportage derde meting (december 2011)

Hoe veilig is Leiden?

2013, peiling 4 december 2013

Kennis van de reflexmaatregelen risicocommunicatie en risicoperceptie

ONDERZOEK VEILIGHEID. Inwonerpanel Gemeente Dongen Onderzoek 9 Mei GfK 2014 Gemeente Dongen Onderzoek Veiligheid Mei

Straatintimidatie van vrouwen in Amsterdam

Onderzoeksrapport Economische visie. Inwonerspanel Gooise Meren Spreekt. Onderzoeksperiode: februari/ maart 2017 Referentie: 16013

Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2010

Hoe veilig is Coevorden?

Transcriptie:

Inhoudsopgave Deel 1: WERKWIJZE... 6 1. Inleiding... 8 2. Organisatie van de enquête... 1 2.1 Veiligheidsmonitor... 1 2.2 Samenwerking tussen lokale en federale politie... 11 2.3 Opzet van de Lokale Veiligheidsbevraging... 12 Bevolkingsgegevens en steekproeftrekking... 12 Vragenlijst... 13 Anonimiteit... 14 2.4 Analyse van de gegevens... 15 Weging... 15 Betrouwbaarheidsintervallen... 16 Significante verschillen... 17 Ontbrekende antwoorden... 18 Antwoordcategorie niet van toepassing... 18 1

Deel 2: RESULTATEN... 2 3. Inleiding... 22 3.1 Responsgraad... 22 4. Populatie- en steekproefverdeling... 24 4.1 Verdeling naar leeftijd en geslacht... 24 4.2 Verdeling naar (deel)gemeente... 26 5. Buurtproblemen... 28 5.1 Buurtkenmerken... 28 5.2 Ervaring als buurtprobleem?... 31 5.3 Buurtproblemen naar achtergrondkenmerken... 33 Overdreven snelheid in het verkeer... 34 Woninginbraak... 36 Sluikstorten en zwerfvuil... 38 Wildparkeren... Fietsdiefstal... 41 Agressief verkeersgedrag... 43 Geluidsoverlast... 45 5.4 Prioriteiten van buurtproblemen... 47 6. Onveiligheidsgevoel... 5 6.1 Voorkomen van een onveiligheidsgevoel... 5 6.2 Mijdingsgedrag omwille van onveiligheidsgevoelens... 55 2

Vermijden kinderen weg te laten gaan... 56 Niet opendoen voor onbekenden... 59 Bij duisternis vermijden om weg te gaan... 61 Bepaalde plekken in de gemeente mijden... 63 Vermijden het openbaar vervoer te nemen... 65 7. Slachtofferschap en aangiftegedrag... 68 7.1 Slachtofferschap... 68 7.2 Aangifte bij de politie... 7 7.3 Tevredenheid van slachtoffers over politietussenkomst... 71 8. Politiewerking... 72 8.1 Globale beoordeling politiewerking van de eigen politiezone... 72 8.2 Tevredenheid over de politie in de eigen politiezone... 75 Houding en gedrag ten aanzien van de bevolking... 77 Het goede voorbeeld geven... 79 Informatie over de activiteiten... 81 Iedereen op gelijke voet behandelen... 83 Aanwezigheid in de straat... 85 8.3 Contacteerbaarheid van de politie uit de eigen zone... 87 8.4 Wijkagent... 9 Kent u uw wijkagent?... 9 Is de wijkagent makkelijk contacteerbaar?... 94 Van waar kent u uw wijkagent?... 95 3

Meer contact met de wijkagent?... 96 9. Laatste contact met de politie... 1 9.1 Persoonlijk contact met de politie... 1 9.2 Reden van het laatste contact... 11 9.3 Plaats van het laatste contact... 13 9.4 Tevredenheid met laatste contact... 17 9.5 Tevredenheid van politiewerking na laatste contact... 11 Houding en gedrag van de politie die tussenkwam... 112 Tevredenheid m.b.t. telefonische bereikbaarheid... 114 Tijd door de politie aan het probleem besteed... 117 Beschikbaarheid van de politie op het commissariaat... 121 Snelheid van tussenkomst door de politie... 124 BIJLAGEN... 128 I. Introductiebrief... 13 II. Vragenlijst... 132 4

5

Deel 1: WERKWIJZE 6

7

1. Inleiding In het kader van de opmaak van het volgend zonaal veiligheidsplan 213-216 van de politiezone Noorderkempen, is het van belang de mening van de bevolking te kennen over veiligheid en politie. Dit teneinde een veiligheidsbeleid te kunnen ontwikkelen dat zo goed mogelijk inspeelt op de noden en de behoeften van de bevolking. De Lokale Veiligheidsbevraging 211 is een bevolkingsenquête die peilt naar eventuele buurtproblemen, de mening van de burger over de werking van de lokale politie, onveiligheidsgevoelens, slachtofferschap en contacten met de politie van de zone Noorderkempen. Om te onderzoeken in welke mate er verschillen in meningen bestaan naargelang bevolkingsgroepen, worden eveneens enkele vragen gesteld over leeftijd, diploma, beroep, Per gemeente van onze politiezone werden willekeurig per leeftijdscategorie 1 personen geselecteerd en aangeschreven voor deelname aan de Lokale Veiligheidsbevraging 211. Gezien het de bedoeling was om een zo volledig mogelijk beeld te verkrijgen, was het de bedoeling dat zoveel mogelijk van deze geselecteerde personen meededen en de ingevulde enquête terugstuurden of online invulden. Alle verkregen gegevens werden vervolgens volledig anoniem verwerkt. 8

9

2. Organisatie van de enquête 2.1 Veiligheidsmonitor De Minister van Binnenlandse Zaken gaf in 1997 voor het eerst de opdracht om een bevolkingsonderzoek uit te voeren die moest peilen naar de veiligheid van de burger en het functioneren van de politiediensten. Dit onderzoek werd de Veiligheidsmonitor gedoopt: een grootschalige telefonische enquête die ondertussen in 1997, 1998, 2, 22, 24, 26 en 28-29 plaatsvond. Het doel van dit instrument was te beschikken over resultaten op federaal niveau en op het niveau van een aantal gemeenten en politiezones, die onder meer gebruikt kunnen worden als instrument voor de voorbereiding en evaluatie van het veiligheids- en politiebeleid. De dataverzameling werd gerealiseerd door een extern marktonderzoeksbureau dat voor de Veiligheidsmonitor van 28-29 in totaal 37. telefonische enquêtes verrichtte bij een steekproef van alle inwoners van België van 15 jaar of ouder. In een nota van 12 april 211 werd aangekondigd dat de Veiligheidsmonitor in zijn klassieke vorm (telefonische afname) niet zou worden georganiseerd in 211. Gezien de nood aan gegevens in het kader van de voorbereidingen van de zonale veiligheidsplannen 213-216 en om een zekere standaardisatie te kunnen garanderen, werd door de dienst Beleidsgegevens van CGO 1 methodologische en praktische steun verleend voor de realisatie van een Lokale Veiligheidsbevraging. De vragenlijst van de Lokale Veiligheidsbevraging is gebaseerd op de gekende telefonische Veiligheidsmonitor, doch het aantal vragen is ingeperkt. Er werd de mogelijkheid geboden om een aantal vragen, toegespitst op de particuliere eigen lokale behoeften, toe te voegen. De wijze van bevraging is bovendien schriftelijk. De respondent wordt een vragenlijst toegestuurd, die op papier of via internet kan worden ingevuld. 1 CGO : Directie van de operationele politionele informatie van de federale politie 1

2.2 Samenwerking tussen lokale en federale politie De uitvoering van de Lokale Veiligheidsbevraging werd verzorgd door de lokale politiezone zelf, waarbij de begeleiding van het project en praktische ondersteuning door CGOP/B 2 gebeurde die instond voor de steekproeftrekking, de ontwikkeling van de internettool, het verwerken van de gegevens en de productie van de tabellenrapporten. Om het eigen beheer door de lokale politiezone te vergemakkelijken, werd een vragenlijst opgemaakt in de vorm van een post- of internetenquête. Daarnaast stelde CGOP/B een webapplicatie ter beschikking van de zones en zorgde ze voor de steekproeftrekking op basis van de gemeentelijke bevolkingsregisters die door de politiezone werd aangeleverd. Met de respondentenlijst die aldus werd opgemaakt, bood ze een template aan voor introductiebrieven. De verzending van de enquêtes en het versturen van herinneringen bij geen respons, gebeurde in eigen beheer van de politiezone. De zone kon hierbij eveneens kiezen voor de inzet van personele middelen om de enquêtes te verspreiden. Eenmaal de gegevens ingezameld, stond CGOP/B in voor de verwerking van de gegevens en verzekerde zij de aanmaak van tabellenrapporten die aan de politiezone werd bezorgd. Op basis van de tabellenrapporten en na het volgen van een opleiding door de federale politie om deze correct te interpreteren, kon de politiezone zelf aan de slag om het rapport van de Lokale Veiligheidsbevraging op te maken. 2 CGOP/B : cel Beleidsgegevens van de dienst Politie beleidsondersteuning van de directie van de operationele politionele informatie 11

2.3 Opzet van de Lokale Veiligheidsbevraging Bevolkingsgegevens en steekproeftrekking Gezien de onmogelijkheid om de hele bevolking van de politiezone Noorderkempen te bevragen, werd met een steekproef gewerkt die representatief is naar leeftijd en geslacht. De populatie waarover de Lokale Veiligheidsbevraging een uitspraak wil doen, betreft alle inwoners van de politiezone die 15 jaar zijn of ouder. Teneinde inzicht te krijgen in de bevolkingsregisters van de gemeenten Hoogstraten, Rijkevorsel en Merksplas werd in oktober 211 een verzoek verstuurd aan de colleges van burgemeester en schepenen. De gegevens uit het bevolkingsregister werden door CGOP/B gebruikt om de steekproef te kunnen trekken. Daarvoor had de dienst Beleidsondersteuning volgende gegevens nodig uit het bevolkingsregister: Naam Voornaam Straat Huisnummer Postcode Gemeente Geboortejaar Geslacht Die gegevens werden door de dienst Bevolking van de drie gemeenten van de politiezone bezorgd voor de gehele populatie van inwoners die 15 jaar of ouder waren op dat moment. Na ontvangst werden de bestanden onmiddellijk overgemaakt aan CGOP/B en na bevestiging van ontvangst ook onmiddellijk weer verwijderd bij de lokale politie. Er wordt uitgegaan van een minimum van 35 afgewerkte enquêtes per zone of gemeente, wat het minimale noodzakelijke aantal is om valabele resultaten te verkrijgen. Binnen de politiezone Noorderkempen werd beslist om de vragenlijst per gemeente te organiseren, zodat voor elke gemeente een afzonderlijk veiligheidsbeeld kan bekomen worden in plaats van enkel een zonaal beeld. 12

Omdat bij een schriftelijke enquête volgens de statistiek op een antwoordgraad van 25% mag gerekend worden, moesten om bovenstaande reden in totaal (35 x 4 =) 1 vragenlijsten per gemeente van de politiezone verspreid worden. In totaal werden in de zone dan ook (1 x 3 gemeenten =) 42 personen geselecteerd om deel te nemen aan de Lokale Veiligheidsbevraging. Deze selectie gebeurde op basis van het bevolkingsregister en rekening houdend met de spreiding naar leeftijd en geslacht van de totale populatie. De namen en adressen van de geselecteerde personen werd aan de politiezone bezorgd door CGOP/B. Vragenlijst De geselecteerde personen ontvingen per post een enveloppe met volgende inhoud: een begeleidende brief een gestandaardiseerde vragenlijst een retourenvelop De begeleidende brief geeft aan de uitgenodigde personen een uitleg over het hoe en waarom van de Lokale Veiligheidsbevraging. Daarnaast geeft het de mogelijkheden weer waarop men de enquête kan invullen: de papieren versie invullen en terugsturen of de online enquête invullen. Ook de uiterste datum voor het invullen van de vragenlijst is terug te vinden in deze brief. Verder staan contactgegevens vermeld van de verantwoordelijke binnen de politiezone en de kantooruren waarbinnen deze te bereiken is. Tenslotte staat er in elke begeleiden brief een unieke toegangscode die het mogelijk maakt de enquête online in te vullen. De gestandaardiseerde vragenlijst is voor elke gemeente van de politiezone dezelfde. Onze zone heeft er ook voor gekozen om geen zonespecifieke vragen toe te voegen aan de vragenlijst die door CGOP/B aangereikt werd. De vragenlijst komt ook volledig overeen met de online enquête. De retourenvelop is een vooraf bedrukte envelop die beantwoord aan de vereisten die BPost stelt om in aanmerking te komen voor de formule MaxiResponse ECO. Deze formule maakt het mogelijk om een vooraf gedrukte envelop bij te voegen waarmee de respondenten hun ingevulde vragenlijst op kosten van de politiezone konden terugsturen. Anders dan bij het meesturen van gefrankeerde enveloppen, worden bij dit systeem enkel de effectief teruggezonden enveloppen aangerekend 13

via een maandelijkse factuur. De keuze voor het gratis terugsturen van de ingevulde enquête moest de antwoordgraad verhogen door een drempel (zelf een postzegel voorzien) weg te nemen. Een voorbeeld van de begeleidende brief en vragenlijst is terug te vinden als bijlage. Anonimiteit De adres- en persoonsgegevens werden gebruikt voor het adresseren van de enveloppen waarin de enquête werd verzonden aan de personen uit de steekproef. De begeleidende brief bevatte geen adresgegevens. In de brief werd een toegangscode toegekend die toevalgewijs werd aangemaakt en die toelaat de enquête via het internet in te vullen. De enquête is standaard en bevat noch adres, noch code. Op geen enkel moment bestond er een link tussen de persoonsgegevens, de toegangscode tot de internetenquête en de enquête. De enquête werd dus volledig anoniem verwerkt, wat in de begeleidende brief ook duidelijk werd meegedeeld. 14

2.4 Analyse van de gegevens Weging Bij de steekproeftrekking om de burgers te selecteren die deel mogen nemen aan de Lokale Veiligheidsbevraging, werd rekening gehouden met de populatiegrootte van de gemeenten, de leeftijdscategorieën en het geslacht. Op die manier werd een representatieve en proportionele afspiegeling gemaakt van de totale populatie van personen die 15 jaar of ouder waren. Maar de groep mensen die uiteindelijk effectief de enquête invult en terugstuurt, kan qua samenstelling toch weer afwijken van de steekproef. Immers: niet iedere geselecteerde burger neemt uiteindelijk ook deel aan de enquête. De verdeling in de steekproef naar gemeente, leeftijdscategorie en geslacht kan dan afwijken van die verdeling in de populatie. Om dat te compenseren worden de resultaten gewogen naargelang een onder- dan wel oververtegenwoordiging in de steekproef. Deze statistische correcties zorgen ervoor dat, indien er bijvoorbeeld minder mannen deelgenomen hebben dan in de verdeling van de bevolking (of zoals vooropgesteld) of bijvoorbeeld te weinig respondenten uit een bepaalde gemeente van de politiezone, deze een groter gewicht worden toegekend zodat deze ondervertegenwoordiging wordt rechtgetrokken. Een voorbeeld: Weging per gemeente naar: leeftijd en geslacht Weging per politiezone naar: leeftijd, geslacht en populatie van gemeenten Steekproef Populatie Hoogstraten 35% (561) 5% (16491) Merksplas 32% (51) 21% (749) Rijkevorsel 33% (531) 28% (927) De gemeente Hoogstraten is ondervertegenwoordigd in de steekproef van de politiezone en krijgt om die reden een gewicht >1 toegekend bij de resultaten van gans de zone. 15

In alle tabellen van dit rapport wordt verder gewerkt met deze gewogen steekproef. Deze weging heeft gevolgen die soms zichtbaar zijn in het rapport. Aangezien de frequenties herwogen zijn, zijn het niet steeds gehele getallen. Om duidelijk te blijven werden de getallen wel afgerond tot op de eenheid. Deze afrondingen kunnen zorgen voor een afwijking, wat tot gevolg kan hebben dat de in de tabellen opgenomen totalen niet exact overeenstemmen met de som van de afzonderlijke cellen. Een voorbeeld: In de tabellen wordt weergegeven: 2 + 1 + 49 = 35 In werkelijkheid gaat het om: 2, + 1, + 49,2 = 35 Betrouwbaarheidsintervallen Bij een enquête waarbij men werkt met een steekproef moet men er, alle voorzorgen qua representativiteit ten spijt, rekening mee houden dat men een deel van de bevolking buiten beschouwing laat. Uitspraken op basis van steekproefonderzoek zijn daarom nooit 1% correct als mening van de populatie. Bij het interpreteren en vergelijken van de cijfers moet rekening worden gehouden met hun nauwkeurigheid en betrouwbaarheid, die worden weerspiegeld in het betrouwbaarheidsinterval. Een voorbeeld: 6,61% van de bevolkingssteekproef werd slachtoffer van diefstal Een dergelijke bewering moet met de nodige omzichtigheid behandeld worden. Het reële resultaat (dat is het resultaat dat men zou hebben bekomen na bevraging van de volledige bevolking) is vervat in een vork. Het bekomen percentage had bijv. 6,5% of 7,% kunnen zijn, afhankelijk van de steekproef. Hoe hoger het aantal bevraagde personen, hoe kleiner deze vork wordt. De vork waarvan hiervoor sprake noemt men het betrouwbaarheidsinterval. De breedte van dit interval of, anders gezegd, de nauwkeurigheid waarmee uitspraken worden gedaan is afhankelijk van de betrouwbaarheid die wordt beoogd. 16

In de Lokale Veiligheidsbevraging werd een betrouwbaarheid van 9% gebruikt. De betrouwbaarheid wordt nagegaan door middel van een Chi kwadraat test die als uitkomst een p-waarde (probability) weergeeft. De waarde p is een maatstaf voor de waarschijnlijkheid dat het bekomen resultaat gebaseerd is op toeval. Een Chi kwadraat test geeft enkel betrouwbare resultaten als de steekproef groot genoeg is. Het berekenen van de p-waarde werd door CGOP/B uitgevoerd voor alle resultaten van de bevraging. Significante verschillen De betrouwbaarheidsintervallen zullen ook een rol spelen bij het bepalen of twee percentages onderling van elkaar verschillen op statistisch significante wijze. Dit wil zeggen: rekening houdend of er met de marge van betrouwbaarheid en nauwkeurigheid er een verschil bestaat. Gezien men dus bij de interpretatie van cijfers rekening moet houden met een marge (het betrouwbaarheidsinterval), dient men er ook rekening mee te houden wanneer men percentages onderling gaat vergelijken. Het is dan ook perfect mogelijk dat twee resultaten uit een tabel op het eerste zicht duidelijk van elkaar verschillen, maar dat deze uiteindelijk statistisch niet significant van elkaar verschillen. Om na te gaan of binnen een tabel de percentages op een statistisch significante manier verschillen, wordt gekeken naar de p- waarde. Bij een p-waarde <1 (gelet op het 9%-betrouwbaarheidsinterval) kan besloten worden dat er een significant verschil is tussen ten minste twee percentages van de tabel. Bij een p-waarde >1 is er geen significant verschil. Belangrijk: Als er een significant verschil is in de som van de twee hoogste antwoordcategorieën, dan wordt een grafiek weergegeven waarin deze verschillen te zien zijn. Als er geen significant verschil is in de som van de twee hoogste antwoordcategorieën, maar er is wel een significant verschil in andere waarden van andere antwoordcategorieën, dan wordt geen grafiek weergegeven. In dat geval wordt de ganse tabel weergegeven en wordt een standaardvermelding gebruikt: Er is geen significant verschil in de antwoordcategorieën. 17

Als er geen significante verschillen zijn, kan er geen tabel of grafiek weergegeven worden. In dat geval wordt een standaardvermelding gebruikt: Er is geen significant verschil in. Ontbrekende antwoorden Met een schriftelijke enquête is het onmogelijk om de respondenten te verplichten het antwoord op een vraag te geven alvorens verder te kunnen of mogen gaan naar de volgende vraag. Om die reden is het mogelijk dat bij de teruggestuurde enquêtes één of enkele vragen niet werden ingevuld. Intern werd een selectie gemaakt: enkel indien er niet meer dan 1 vragen blanco werden gelaten en niet meer dan 5 vragen dubbel werden ingevuld, konden de resultaten van de enquête gevat worden om een invloed te hebben op de resultaten. Hierdoor is het echter wel mogelijk dat het basistotaal van verschillende vragen niet altijd hetzelfde is en lager kan liggen dan het steekproeftotaal. Wanneer het onderzoek bijv. gebaseerd is op 35 ingevulde enquêtes, maar twee respondenten hebben een bepaalde vraag niet beantwoord, dan zal het totaal voor die vraag slechts 348 bedragen. Bij de online enquête speelt het probleem van blanco antwoorden niet: respondenten moesten ten minste een antwoord geven om de volgende vragen te zien te krijgen. Antwoordcategorie niet van toepassing De antwoordcategorie niet van toepassing, indien aanwezig, werd niet in rekening gebracht voor het basistotaal. Percentages worden aldus weergegeven op basis van het deel van de respondenten voor wie de vraag wel van toepassing was. 18

Een voorbeeld: Antwoorden van 35 respondenten: 15x antwoord X, 1x antwoord Y, 5x antwoord Z en 5x antwoord niet van toepassing. X zou dan 15/35 = 42,86% Maar op 5 personen was de vraag echter niet van toepassing. X is dan 15/3 = 5% 19

Deel 2: RESULTATEN 2

21

3. Inleiding Binnen de politiezone Noorderkempen werden in totaal 42 enquêtes verspreid onder een steekproef die geselecteerd werd uit de populatie van inwoners van 15 jaar of ouder. Voor elke gemeente van de politiezone (Hoogstraten, Merksplas en Rijkevorsel) werden telkens 1 personen geselecteerd. Bij de selectie werd rekening gehouden met de verdeling naar geslacht en leeftijdscategorie binnen de populatie. Op deze manier worden de verdelingen binnen de populatie zo veel mogelijk weerspiegeld in de steekproef. Zo kan het dus ook zijn dat er proportioneel meer vrouwen werden uitgenodigd om deel te nemen in Hoogstraten dan in Merksplas indien uit de populatie van beide gemeenten zou blijken dat er in Hoogstraten meer vrouwen zijn in de populatie van 15-jarigen en ouder. 3.1 Responsgraad Van de 42 verspreide enquêtes binnen de zone, mochten we in totaal 162 ingevulde vragenlijsten terug ontvangen. Dat komt overeen met een responsgraad van 38,14%, wat ruim meer is dan het vooropgestelde niveau van 25% ingevulde enquêtes. Het lijkt er dan ook op dat de bevraagde bevolking massaal de kans greep om hun mening over veiligheid, slachtofferschap en de werking van de politie mee te delen. Voor de interpretatie van de gegevens komt dit de betrouwbaarheid en nauwkeurigheid alleen maar ten goede. Volgende tabel geeft een overzicht van de respons per gemeente: Verdeling steekproef naar gemeente Totaal % Hoogstraten 561 35 Merksplas 51 32 Rijkevorsel 531 33 Totaal 162 1 22

Per gemeente komt dat neer op volgende responsgraad (met telkens 1 verspreide vragenlijsten per gemeente): Hoogstraten :,7% Merksplas : 36,43% Rijkevorsel : 37,93% 23

4. Populatie- en steekproefverdeling 4.1 Verdeling naar leeftijd en geslacht De verdeling van de steekproef naar leeftijd en geslacht ziet er als volgt uit: Tabel: dem B. Geslacht Frequenties Vrouw Man Totaal Leeftijd 15-24 jaar 96 85 181 25-34 jaar 92 72 164 35-49 jaar 224 15 374 5-64 jaar 247 278 525 65 jaar of ouder 171 187 358 Totaal 83 772 162 De verdeling van de populatie naar leeftijd ziet er lichtjes anders uit. Volgende grafiek geeft het verschil weer van de verschillende leeftijdscategorieën tussen de verdeling in de populatie en die in de steekproef: % 5 3 2 1 15,9 14,6 11,3 1,2 Verdeling populatie en steekproef 27,5 15-24 jaar 25-34 jaar 35-49 jaar 5-64 jaar 65+ jaar Populatie-verdeling 23,3 24,1 Steekproef-verdeling 32,8 17,9 22,3 24

Uit voorgaande grafiek blijkt een significant verschil tussen steekproef en populatie, met name een ondervertegenwoordiging in de steekproef van de jongere leeftijdscategorieën tot 49 jaar en een oververtegenwoordiging van de leeftijdscategorieën vanaf 5 jaar oud. Ouderen uit de politiezone blijken dus proportioneel vaker de vragenlijst ingevuld te hebben dan jongere burgers. 25

4.2 Verdeling naar (deel)gemeente Om de verdeling van de populatie zo goed als mogelijk weer te geven in de steekproef, wordt een weging toegepast naar bevolkingsaandeel per gemeente in de totale bevolkingspopulatie van de zone. Volgende tabel geeft een overzicht van de verdeling van de bevolking en van de gewogen respons per gemeente: Verdeling steekproef na weging Bevolking Gewogen steekproef Totaal % Totaal % Hoogstraten 16491 5,26 85 5 Merksplas 749 21,48 344 21 Rijkevorsel 927 28,25 453 28 Totaal 3281 1 162 1 In de verdere verwerking van de gegevens uit de Lokale Veiligheidsbevraging, voor wat betreft de resultaten voor de politiezone, wordt verder gerekend met de verdeling uit de gewogen steekproef! Bij beschouwing van de resultaten per gemeente is deze weging op basis van de bevolkingsaantallen uiteraard niet van toepassing. De verdeling van het aantal ingevulde vragenlijsten per deelgemeenten binnen de politiezone ziet er op grafiek als volgt uit: 26

Verdeling van de steekproef naar deelgemeente 5 3 28,25 2 17,18 21,48 1 9,54 9,86 8,31 5,39 Hoogstraten Meer Meerle Opvallend is het ontbreken van Meersel-Dreef in de verdeling van de steekproef naar deelgemeente. De reden daarvoor is te vinden in de wijze waarop in de vragenlijst gepeild werd naar de woonplaats van de respondent. De verdeling naar deelgemeente werd gemaakt op basis van de ingevulde postcode. Aangezien Meersel-Dreef geen eigen postcode heeft, maar deels onder de postcoden van Meer (2321) en Meerle (2328) valt, kon ook niet achterhaald worden welke en hoeveel inwoners van Meersel-Dreef de vragenlijst invulden. Deze inwoners worden dus, afhankelijk van de postcode, geteld bij de deelgemeenten Meer of Meerle. Merksplas Minderhout Rijkevorsel Wortel 27

5. Buurtproblemen 5.1 Buurtkenmerken 1 Hoe lang woont u al in de buurt waar u momenteel woont? 9 8 76,4 % 7 6 5 3 2 1 3, Minder dan 1 jaar 1,1 1,4 Meer dan 1 jaar, maar minder dan 5 jaar Meer dan 5 jaar, maar minder dan 1 jaar Meer dan 1 jaar Drie vierde van de bewoners die de vragenlijst invulde, verblijft al meer dan 1 jaar in de buurt waar ze momenteel wonen.,1 Weet niet 28

1 Hoe vindt u dat uw buurt eruit ziet? 9 8 7 67,4 6 % 5 3 2 1 21,5 Tweederde van de respondenten vindt dat de buurt waarin men woont er eerder verzorgd uit ziet. In totaal vindt bijna 9% van de respondenten dat hun buurt er eerder verzorgd of zeer verzorgd uitziet. Slechts 2% is absoluut niet tevreden met het uitzicht van de omgeving waarin hij of zij woont. 8,5 1,9,7 Zeer verzorgd Eerder verzorgd Eerder niet verzorgd Helemaal niet verzorgd Weet niet 29

1 Sociale cohesie: buurtbewoners zijn bereid elkaar te helpen % 9 8 7 6 5 47,5 3 2 1 33,8 Helemaal akkoord 1,3 Een beetje akkoord Noch akkoord, noch niet akkoord 1,3 1,2 Niet echt akkoord Helemaal niet akkoord Meer dan 8% gaat een beetje of helemaal akkoord met de stelling dat mensen uit de buurt bereid zijn om andere buurtbewoners te helpen. 6,1 Weet niet 3

5.2 Ervaring als buurtprobleem? Bij de bevraging naar buurtproblemen wordt aan de respondenten als eerste gevraagd om voor 15 fenomenen aan te geven of dit een probleem vormt in de buurt waarin men woont. De resultaten op deze vraag zijn als volgt: Tabel: brt A.1. Rijpercentages Helemaal wel Eerder wel Eerder niet Helemaal niet Weet niet Tot. Freq. (=1%) Onaangepaste snelheid in het verkeer 27,89 38,52 19,63 9,63 4,32 1561 Woninginbraak 11,75 31,5 3,94 13,78 12,4 1559 Sluikstorten en zwerfvuil 12,57 3,16 29,14 22,25 5,88 1554 Wildparkeren 12,42 18,51 32,38 29,41 7,28 1549 Fietsdiefstal 6,49 21,48 31,52 21,63 18,88 1543 Agressief verkeersgedrag 6,4 19,2 41,93 22,7 1,59 1546 Geluidsoverlast 6,96 13,14 36,16 38,43 5,31 1551 Aanrijdingen, verkeersongevallen 4,6 14,13 43 27,3 11,5 1529 Diefstal uit auto's 3,96 13,97 33,5 29,72 19,29 1539 Overlast van groepen jongeren 4,8 9,61 34,34 46,6 5,37 1548 Vandalisme en grafitti 2,36 1,63 28,75 5,3 7,96 1546 Overlast verbonden aan alcohol- en druggebruik 3,16 8,1 33,24 47,17 8,42 1546 Vechtpartijen,76 3,47 31,23 55,15 9,4 1543 Zakkenrollerij,gauwdiefstal,73 2,87 25,34 5,1 2,96 1548 Mensen die op straat worden lastiggevallen,62 2,8 28,89 58,18 1,23 1544 Volgende grafiek rangschikt de fenomenen volgens de antwoordcategorieën Helemaal wel en Eerder wel van hoog naar laag: 31

1 9 8 7 6 5 3 2 1 66,4 43,3 42,7 3,9 28, 25,4 Buurtproblemen 2,1 18,2 17,9 13,7 13, 11,2 4,2 3,6 2,7 Uit bovenstaande grafiek blijkt duidelijk dat Onaangepaste snelheid in het verkeer als hoogste scoort als buurtprobleem binnen de politiezone Noorderkempen. Maar liefst 66,4% (of twee derde) van de respondenten geeft aan dat dit helemaal wel of eender wel een probleem is. Op de tweede plaats scoren Woninginbraak en Sluikstorten en zwerfvuil even hoog met net geen 45%. Daarna volgen nog Wildparkeren, Fietsdiefstal en Agressief verkeersgedrag met telkens meer dan 25% van de respondenten die aangeven dat dit een probleem vormt in de buurt. Het minst problematisch worden Vechtpartijen, Zakkenrollerij en gauwdiefstal en Mensen die op straat worden lastiggevallen bevonden met nog geen 5% van de respondenten die dit als probleem ervaart. 32 % respondenten die deze items "Helemaal wel" en "Eerder wel" als een buurtprobleem beschouwen Onaangepaste snelheid in het verkeer Woninginbraak Sluikstorten en zwerfvuil Wildparkeren Fietsdiefstal Agressief verkeersgedrag Geluidsoverlast Aanrijdingen, verkeersongevallen Diefstal uit auto's Overlast van groepen jongeren Vandalisme en grafitti Overlast verbonden aan alcohol- en druggebruik Vechtpartijen Zakkenrollerij,gauwdiefstal Mensen die op straat worden lastiggevallen

5.3 Buurtproblemen naar achtergrondkenmerken In wat volgt worden de eerste zeven gerangschikte fenomenen overlopen naar achtergrondkenmerken, zoals: Leeftijd Geslacht Beroepsactiviteit Opleidingsniveau Enkel in geval er significante verschillen gevonden worden in een tabel, kan deze weergegeven worden. Tabellen zonder significante verschillen tussen de categorieën werden niet bezorgd vanuit CGOP/B en kunnen dus ook niet achterhaald worden. 33

Overdreven snelheid in het verkeer Naar leeftijd % Helemaal wel & Eerder wel 1 8 6 2 Uit bovenstaande grafiek blijkt Onaangepaste snelheid in het verkeer voor inwoners uit de leeftijdscategorie 35-49 jaar een significant groter probleem dan voor andere leeftijdscategorieën. Verder verschillen de meningen tussen de categorieën 15-24 jaar en 25-35 jaar en tussen die van 5-64 jaar en 65+ jaar niet significant van elkaar. De twee jongste leeftijdscategorieën vinden Onaangepaste snelheid in het verkeer wel significant minder problematisch ten opzichte van de twee oudste leeftijdscategorieën. Naar geslacht Buurtprobleem 'onaangepaste snelheid in het verkeer' volgens de leeftijdscategorieën 6,1 57,7 72,8 67,6 67,9 15-24 jaar 25-34 jaar 35-49 jaar 5-64 jaar 65+ jaar Er is geen significant verschil in de mate waarin Onaangepaste snelheid in het verkeer als een probleem wordt gezien volgens het geslacht. 34

Naar Beroepsactiviteit Er is geen significant verschil in de mate waarin Onaangepaste snelheid in het verkeer als een probleem wordt gezien volgens de beroepsactiviteit. Naar opleidingsniveau Tabel: brt B.2.5.3. Rijpercentages Helemaal wel Eerder wel Eerder niet Helemaal niet Weet niet Tot. Freq. (=1%) Opleidingsniveau Lager secundair onderwijs of minder 28,13 39,8 16,34 9,99 5,74 473 Hoger secundair onderwijs 27,6 37,32 2,44 1,13 5,5 632 Hoger onderwijs 28,1 39,34 22,9 8,9 1,66 439 Totaal 27,66 38,65 19,66 9,73 4,3 1544 Er is geen significant verschil binnen de antwoordcategorieën Helemaal wel & Eerder wel in de mate waarin Onaangepaste snelheid in het verkeer als een probleem wordt gezien volgens het opleidingsniveau. 35

Woninginbraak Naar leeftijd % Helemaal wel & Eerder wel 1 8 6 2 Uit bovenstaande grafiek valt af te leiden dat mensen van 65 jaar en ouder het fenomeen Woninginbraak significant minder als een probleem ervaren dan de rest van de bevolking. De verschillen tussen de andere leeftijdscategorieën zijn niet steeds significant groot (rekening houdend met de betrouwbaarheidsintervallen), waardoor niet zomaar kan besloten worden dat bijv. de leeftijdscategorie 15-24 jaar Woninginbraak minder als een probleem ziet dan de leeftijdscategorie 25-34 jaar. Naar geslacht 38,4 Buurtprobleem 'woninginbraak' volgens de leeftijdscategorieën 41,9 48,6 47,2 Er is geen significant verschil in de mate waarin Woninginbraak als een probleem wordt gezien volgens het geslacht. 34,7 15-24 jaar 25-34 jaar 35-49 jaar 5-64 jaar 65+ jaar 36

Naar beroepsactiviteit % Helemaal wel & Eerder wel 1 8 6 2 47,6 Buurtprobleem 'woninginbraak' volgens de beroepsactiviteit 41,7 33,7 39,5 36, Loontrekkende Zelfstandige Student Gepensioneerde Zonder beroep, werkzoekende,9 Andere Uit bovenstaande grafiek blijkt dat loontrekkenden het fenomeen Woninginbraak significant meer als een probleem aanzien dan andere categorieën naar beroepsactiviteit. Verdere conclusies zijn uit de grafiek niet eenvoudig af te leiden. Voor bijv. de categorie studenten is er géén significant verschil in vergelijking met gepensioneerden, werkzoekenden en anderen. Wel verschilt hun mening significant met die van de zelfstandigen. Naar opleidingsniveau % Helemaal wel & Eerder wel 1 8 6 2 Buurtprobleem 'woninginbraak' volgens het opleidingsniveau 36,6 43,3 5,2 Lager secundair onderwijs of minder Hoger secundair onderwijs Hoger onderwijs 37

Sluikstorten en zwerfvuil Naar leeftijd Tabel: brt B.2.15.1. Rijpercentages Helemaal wel Eerder wel Eerder niet Helemaal niet Weet niet Tot. Freq. (=1%) Leeftijd 15-24 jaar 9,88 3,51 38,54 12,22 8,85 25 25-34 jaar 1,43 32,2 32,3 2,54 4,7 234 35-49 jaar 11,17 33,22 3,99 21,79 2,84 436 5-64 jaar 15,39 29,9 23,46 25,47 5,79 375 65+ jaar 15,37 23,36 22,37 29,6 9,3 259 Totaal 12,57 3,16 29,14 22,25 5,88 1554 Er is geen significant verschil voor de antwoordcategorieën Helemaal wel & Eerder wel voor de mate waarin Sluikstorten en zwerfvuil als een probleem wordt gezien volgens de leeftijd. Naar geslacht Er is geen significant verschil in de mate waarin Sluikstorten en zwerfvuil als een probleem wordt gezien volgens het geslacht. Naar beroepsactiviteit Er is geen significant verschil voor de antwoordcategorieën Helemaal wel & Eerder wel in de mate waarin Sluikstorten en zwerfvuil als een probleem wordt gezien volgens de beroepsactiviteit. 38

Tabel: brt B.2.15.4. Rijpercentages Helemaal wel Eerder wel Eerder niet Helemaal niet Weet niet Tot. Freq. (=1%) Beroepsactiviteit Loontrekkende 11,47 31,88 32,6 2,91 3,68 732 Zelfstandige 18,89 29,6 21,15 26,18 4,19 157 Student 6,56 32,21 43,98 5,41 11,84 162 Gepensioneerde 15,77 24,61 21,97 29,29 8,36 323 Zonder beroep, werkzoekende 15,34 15,37 28,94 29,85 1,5 3 Andere 1,96 35,78 18,38 28,21 6,67 121 Totaal 12,66 3,13 28,91 22,34 5,96 1524 Naar opleidingsniveau Tabel: brt B.2.15.3. Rijpercentages Opleidingsniveau Helemaal wel Eerder wel Eerder niet Helemaal niet Weet niet Tot. Freq. (=1%) Lager secundair onderwijs of minder 15,1 27,37 25,67 24,27 7,68 473 Hoger secundair onderwijs 11,25 29,28 27,24 25,18 7,5 631 Hoger onderwijs 11,46 33,98 36,38 15,76 2,42 437 Totaal 12,47 3,3 29,35 22,23 5,93 15 Er is geen significant verschil voor de antwoordcategorieën Helemaal wel & Eerder wel in de mate waarin Sluikstorten en zwerfvuil als een probleem wordt gezien volgens het opleidingsniveau. 39

Wildparkeren Naar leeftijd Er is geen significant verschil in de mate waarin Wildparkeren als een probleem wordt gezien volgens de leeftijd. Naar geslacht 1 Buurtprobleem 'wildparkeren' volgens het geslacht % Helemaal wel & Eerder wel 8 6 2 Uit bovenstaande grafiek kan afgeleid worden dat mannen het fenomeen Wildparkeren als een groter probleem ervaren dan vrouwen. Naar beroepsactiviteit Er is geen significant verschil in de mate waarin Wildparkeren als een probleem wordt gezien volgens de beroepsactiviteit. Naar opleidingsniveau 28,6 Vrouw Er is geen significant verschil in de mate waarin Wildparkeren als een probleem wordt gezien volgens het opleidingsniveau. 33,2 Man

Fietsdiefstal Naar leeftijd % Helemaal wel & Eerder wel 1 8 6 2 De leeftijdscategorie van 15-24 jarigen vindt Fietsdiefstal een significant groter probleem dan de andere leeftijdsgroepen. Ook de mening van de categorie 35-49 jarigen verschilt significant van de andere leeftijdscategorieën. Naar geslacht 39,9 Buurtprobleem 'fietsdiefstal' volgens de leeftijdscategorieën 24,9 3,2 22,4 23,4 15-24 jaar 25-34 jaar 35-49 jaar 5-64 jaar 65+ jaar Er is geen significant verschil in de mate waarin Fietsdiefstal als een probleem wordt gezien volgens het geslacht. 41

Naar beroepsactiviteit 1 Buurtprobleem 'fietsdiefstal' volgens de beroepsactiviteit % Helemaal wel & Eerder wel 8 6 2 27,9 In navolging van de leeftijdscategorie 15-24 jarigen blijkt er ook een significant verschilt te zijn naar beroepsactiviteit: de studenten vinden Fietsdiefstal een significant groter probleem dan de andere beroepsactiviteitën. Naar opleidingsniveau 31,6 38,5 Er is geen significant verschil in de mate waarin Fietsdiefstal als een probleem wordt gezien volgens het opleidingsniveau. 21,3 Loontrekkende Zelfstandige Student Gepensioneerde Zonder beroep, werkzoekende 26,3 24,4 Andere 42

Agressief verkeersgedrag Naar leeftijd Tabel: brt B.2.6.1. Rijpercentages Helemaal wel Eerder wel Eerder niet Helemaal niet Weet niet Tot. Freq. (=1%) Leeftijd 15-24 jaar 4,37 24,93 46,91 13,75 1,4 252 25-34 jaar 5,2 16,63 5,23 22,84 5,9 232 35-49 jaar 6,16 19,61 42,73 21,42 1,8 436 5-64 jaar 6,43 17,31 39,65 24,86 11,75 369 65+ jaar 9,82 16,84 31,45 26,58 15,31 257 Totaal 6,4 19,2 41,93 22,7 1,59 1546 Er is geen significant verschil voor de antwoordcategorieën Helemaal wel & Eerder wel in de mate waarin Agressief verkeersgedrag als een probleem wordt gezien volgens de leeftijd. Naar geslacht Er is geen significant verschil in de mate waarin Agressief verkeersgedrag als een probleem wordt gezien volgens het geslacht. 43

Naar beroepsactiviteit Tabel: brt B.2.6.4. Rijpercentages Helemaal wel Eerder wel Eerder niet Helemaal niet Weet niet Tot. Freq. (=1%) Beroepsactiviteit Loontrekkende 6,1 19,15 45,76 2,58 8,51 729 Zelfstandige 5,68 14,65 42,28 29,53 7,86 159 Student 3,52 26,34 48,58 1,91 1,64 16 Gepensioneerde 9,7 19,84 32,29 25,7 13,1 32 Zonder beroep, werkzoekende 5,91 28,17 24,74 24,53 16,65 3 Andere 5,88 12,77 34,9 29,53 16,91 118 Totaal 6,34 19,26 41,6 22,35 1,45 1515 Er is geen significant verschil voor de antwoordcategorieën Helemaal wel & Eerder wel in de mate waarin Agressief verkeersgedrag als een probleem wordt gezien volgens de beroepsactiviteit. Naar opleidingsniveau Tabel: brt B.2.6.3. Rijpercentages Opleidingsniveau Helemaal wel Eerder wel Eerder niet Helemaal niet Weet niet Tot. Freq. (=1%) Lager secundair onderwijs of minder 8,33 17,8 35,7 24,3 14,15 469 Hoger secundair onderwijs 6,31 19,77 41,59 22,37 9,96 629 Hoger onderwijs 4,64 19,81 48,41 19,9 7,23 436 Totaal 6,45 19,18 41,73 22,17 1,47 1533 Er is geen significant verschil voor de antwoordcategorieën Helemaal wel & Eerder wel in de mate waarin Agressief verkeersgedrag als een probleem wordt gezien volgens het opleidingsniveau. 44

Geluidsoverlast Naar leeftijd Tabel: brt B.2.9.1. Rijpercentages Helemaal wel Eerder wel Eerder niet Helemaal niet Weet niet Tot. Freq. (=1%) Leeftijd 15-24 jaar 5,12 1,6 38,7 39,66 5,92 252 25-34 jaar 3,65 14,65 37,92 39,24 4,54 23 35-49 jaar 9,3 11,77 38,95 36,64 3,6 434 5-64 jaar 6,34 15,38 34,3 38,55 5,7 373 65+ jaar 9,8 13,34 3,58 39,34 7,67 261 Totaal 6,96 13,14 36,16 38,43 5,31 1551 Er is geen significant verschil voor de antwoordcategorieën Helemaal wel & Eerder wel in de mate waarin Geluidsoverlast als een probleem wordt gezien volgens de leeftijd. Naar geslacht Tabel: brt B.2.9.2. Rijpercentages Geslacht Helemaal wel Eerder wel Eerder niet Helemaal niet Weet niet Tot. Freq. (=1%) Vrouw 7,58 13,89 37,21 34,91 6,42 759 Man 6,36 12,42 35,16 41,81 4,25 791 Totaal 6,96 13,14 36,16 38,43 5,31 1551 Er is geen significant verschil voor de antwoordcategorieën Helemaal wel & Eerder wel in de mate waarin Geluidsoverlast als een probleem wordt gezien volgens het geslacht. 45

Naar beroepsactiviteit Tabel: brt B.2.9.4. Rijpercentages Helemaal wel Eerder wel Eerder niet Helemaal niet Weet niet Tot. Freq. (=1%) Beroepsactiviteit Loontrekkende 5,33 14,43 38,67 37,7 4,5 728 Zelfstandige 12,65 9,61 33,76 41,64 2,33 16 Student 3,33 9,7,92 41,99 4,6 162 Gepensioneerde 9,5 12,99 29,89,93 7,15 325 Zonder beroep, werkzoekende 3,56 15,66 38,8 33,27 8,71 3 Andere 7,37 13,93 34,39 34,88 9,43 117 Totaal 6,8 13,1 36,19 38,65 5,25 152 Er is geen significant verschil voor de antwoordcategorieën Helemaal wel & Eerder wel in de mate waarin Geluidsoverlast als een probleem wordt gezien volgens de beroepsactiviteit. Naar opleidingsniveau Tabel: brt B.2.9.3. Rijpercentages Opleidingsniveau Helemaal wel Eerder wel Eerder niet Helemaal niet Weet niet Tot. Freq. (=1%) Lager secundair onderwijs of minder 7,2 11,95 33,53,22 7,28 477 Hoger secundair onderwijs 7,77 14,13 35,1 38,22 4,86 626 Hoger onderwijs 5,66 13,43,64 36,81 3,46 434 Totaal 6,94 13,26 36,14 38,44 5,22 1537 Er is geen significant verschil voor de antwoordcategorieën Helemaal wel & Eerder wel in de mate waarin Geluidsoverlast als een probleem wordt gezien volgens het opleidingsniveau. 46

5.4 Prioriteiten van buurtproblemen Aan de respondenten wordt ook gevraagd aan welke drie fenomenen de politie volgens hen prioriteit dient te geven. De volgende antwoorden werden gegeven: Tabel: brt B.3. Rijpercentages Prioriteit n 1 Prioriteit n 2 Prioriteit n 3 Geen prioriteit Tot. Freq. (=1%) Onaangepaste snelheid in het verkeer 24,29 18,22 9,42 48,7 162 Woninginbraak 33,72 11,42 6,21 48,65 162 Sluikstorten en zwerfvuil 6,73 9,81 14,15 69,31 162 Wildparkeren 5,3 7,5 5,45 82,2 162 Fietsdiefstal 3,44 6,61 5,22 84,72 162 Agressief verkeersgedrag 2,36 5,77 6,13 85,74 162 Aanrijdingen, verkeersongevallen 4,61 4,47 4,88 86,5 162 Diefstal uit auto's,74 5,49 5,52 88,25 162 Geluidsoverlast 2,46 3,49 5,52 88,53 162 Overlast van groepen jongeren 1,79 2,53 3,2 92,49 162 Overlast verbonden aan alcohol- en druggebruik 1,9 2,78 2,54 92,77 162 Vandalisme en grafitti 1,3 2,76 3,12 93,9 162 Mensen die op straat worden lastiggevallen 1,2 1,55 1,96 95,48 162 Vechtpartijen,41 1,12 1,2 97,45 162 Zakkenrollerij,gauwdiefstal,34 1,21,83 97,62 162 Om een en ander duidelijk te maken, worden de resultaten van de drie prioriteiten opgeteld. De som daarvan wordt weergegeven in volgende grafiek: 47

Buurtproblemen genoemd als prioriteit (n 1, 2 of 3) Zakkenrollerij,gauwdiefstal Vechtpartijen Mensen die op straat worden lastiggevallen Vandalisme en grafitti Overlast verbonden aan alcohol- en Overlast van groepen jongeren 2,38 2,55 4,53 6,91 7,22 7,52 Geluidsoverlast Diefstal uit auto's 11,47 11,75 Aanrijdingen, verkeersongevallen Agressief verkeersgedrag Fietsdiefstal Wildparkeren Sluikstorten en zwerfvuil Woninginbraak Onaangepaste snelheid in het verkeer De respondenten hebben een duidelijke top-3 gekozen: 1. Onaangepaste snelheid in het verkeer : 51% Woningbraak : 51% 3. Sluikstorten en zwerfvuil : 3% 13,96 14,26 15,27 17,8 3,69 51,35 51,93 1 2 3 5 6 % 48

49

6. Onveiligheidsgevoel 6.1 Voorkomen van een onveiligheidsgevoel Aan de respondenten wordt gevraagd of het gebeurt dat ze zich onveilig voelen in de buurt waar men woont. % 1 9 8 7 6 5 3 2 1,6 3,7 Onveiligheidsgevoel 23,3 Altijd Vaak Soms Zelden Nooit Weet niet Meer dan 7% van de bevraagden geeft aan zich zelden of nooit onveilig te voelen in de buurt. Daarnaast zegt toch ook 23% dat ze zich soms onveilig voelen en bijna 4% voelt zich vaak onveilig in de buurt waar men woont. 41,9 29,2 1,2 5

Naar leeftijd Tabel: onv A.2.1. Rijpercentages Leeftijd Altijd Vaak Soms Zelden Nooit Weet niet Totale frequentie (=1%) 15-24 jaar 5,46 34,71 33,37 26,2,27 249 25-34 jaar,26 5,7 2,68 39,71 33,65 233 35-49 jaar,24 3,65 22,56 45,18 27,55,81 433 5-64 jaar,89 2,72 19,61 44,16 3,76 1,86 381 65+ jaar 1,43 2,8 21,53 43,38 28,82 2,76 276 Totaal,57 3,74 23,31 41,94 29,24 1,2 1572 Opvallend bij bovenstaande tabel is het percentage binnen de jongste leeftijdscategorie dat aangeeft zich soms onveilig te voelen. Dit ligt meer dan 1% hoger dan de andere leeftijdscategorieën, terwijl binnen de antwoordcategorieën Altijd & Vaak geen significante verschillen tussen de leeftijdsgroepen vast te stellen zijn. Voelen jongeren zich dan sneller of vaker onveilig in de buurt waar ze wonen? Er is geen significant verschil in de antwoordcategorieën Altijd & Vaak voor de onveiligheidsgevoelens naar leeftijd. Naar geslacht Tabel: onv A.2.2. Rijpercentages Geslacht Altijd Vaak Soms Zelden Nooit Weet niet Totale frequentie (=1%) Vrouw,43 4,71 29,2 44,66 19,57 1,6 767 Man,7 2,81 17,87 39,34 38,45,82 85 Totaal,57 3,74 23,31 41,94 29,24 1,2 1572 Vrouwen geven meer dan mannen aan zich vaak of soms onveilig te voelen in de buurt. Daarmee samenhangend voelen mannen zich beduidend vaker nooit onveilig. Er is geen significant verschil in de antwoordcategorieën Altijd & Vaak voor de onveiligheidsgevoelens naar geslacht. 51

Naar beroepsactiviteit Tabel: onv A.2.4. Rijpercentages Beroepsactiviteit Altijd Vaak Soms Zelden Nooit Weet niet Totale frequentie (=1%) Werknemer,16 3,77 22,31 42,42 3,8,54 731 Zelfstandige 4,36 18,71 43,82 33,11 158 Student 5,89 37,3 31,48 24,9,42 157 Gepensioneerd 1,62 2,32 21,19 43,11 28,86 2,9 345 Werkloos / werkzoekende 5,6 1,82 25,85 37,14 29,6 29 Andere,47 1,32 23,9 49,97 23,17 1,98 122 Totaal,58 3,49 23,35 42,1 29,38 1,1 1542 Er is geen significant verschil in de antwoordcategorieën Altijd & Vaak voor de onveiligheidsgevoelens volgens beroepsactiviteit. Naar opleidingsniveau Tabel: onv A.2.3. Rijpercentages Opleidingsniveau Altijd Vaak Soms Zelden Nooit Weet niet Totale frequentie (=1%) Geen diploma, lager of lager middelbaar,94 2,56 22,95 42,25 28,48 2,83 487 Hoger middelbaar,34 3,93 24,13 39,71 31,17,71 632 Hogere studies (hogeschool, universiteit),52 4,51 22,82 44,79 27,36 435 Totaal,58 3,67 23,39 41,93 29,26 1,18 1554 Er is geen significant verschil in de antwoordcategorieën Altijd & Vaak voor de onveiligheidsgevoelens volgens opleidingsniveau. 52

Naar deelgemeente Tabel: onv A.2.6 Rijpercentages Altijd Vaak Soms Zelden Nooit Weet niet Totale frequentie (=1%) Hoogstraten,44 5,89 19,68 45,3 27, 1,28 27 Meer,72 5,3 35,3 37,84 2,48,9 148 Meerle,77 2,71 19,13 39,45 37,8,85 155 Merksplas,86 2,62 2,41 43,73 31,4 1,34 338 Minderhout, 3,12 23,59,37 29,52 3, 13 Rijkevorsel,59 3,65 26,58,27 28,5,86 445 Wortel, 2,39 16,23 46,81 34,57, 86 Totaal,57 3,74 23,31 41,94 29,24 1,2 1572 % altijd & vaak onveilig Onveiligheidsgevoel naar deelgemeente 1 9 8 7 6,33 5,75 6 5 4,24 4,31 4 3,48 3,48 3,12 3 2,39 2 1 Hoogstraten Meer Meerle Merksplas Minderhout Rijkevorsel Wortel Totaal Er is geen significant verschil in de antwoordcategorieën Altijd & Vaak voor de onveiligheidsgevoelens per deelgemeente. 53

Naar verzorgdheid van de buurt Tabel: onv A.3. Rijpercentages Verzorgdheid van de buurt Altijd Vaak Soms Zelden Nooit Weet niet Totale frequentie (=1%) Heel verzorgd,71 2,2 15,84 35,85 44,35 1,23 331 Eerder verzorgd,31 3,46 25,11 43,87 26,28,96 149 Eerder onverzorgd,89 5,15 27,99 47,45 17,26 1,25 133 Heel onverzorgd 3,46 22,24 21,49 29,72 18,77 4,32 31 Weet niet 11,44 48,98 17,64 1,67 11,27 1 % altijd & vaak onveilig 5 3 2 1 Onveiligheidsgevoel naargelang verzorgdheid van de buurt 2,7 3,8 6, De tabel toont een duidelijke samenhang tussen onveiligheidsgevoelens in de buurt en mening over de verzorgdheid van de buurt waarin men woont. In ieder geval voor de twee uiterste antwoordcategorieën van netheid in de buurt. Zo voelen opvallend meer respondenten zich onveiliger in hun buurt als ze aangaven dat ze de buurt heel onverzorgd vinden. Langs de andere kant is het aantal respondenten dat aangeeft zich nooit onveilig te voelen beduidend hoger binnen de categorie die vindt dat hun buurt heel verzorgd is. 25,7 11,4 Heel verzorgd Eerder verzorgd Eerder onverzorgd Heel onverzorgd Weet niet 54

6.2 Mijdingsgedrag omwille van onveiligheidsgevoelens Tabel: onv B.1. Rijpercentages Mijdingsgedrag Altijd Vaak Soms Zelden Nooit Weet niet Totale frequentie (=1%) Niet opendoen voor onbekenden 8,8 7,66 27,65 31,9 22,45 1,53 1568 Vermijden kinderen weg te laten gaan 7,29 15,7 34,41 19,77 17,17 5,67 54 Bij duisternis vermijden om weg te gaan 2,96 8,38 14,72 25,87 46 2,8 1562 Vermijden het openbaar vervoer te nemen 1,87 2,23 9,5 2,41 58,79 7,2 1328 Bepaalde plekken in de gemeente mijden,95 5,1 16,38 3,91 42,84 3,9 1532 % altijd & vaak 5 3 2 1 16,5 Niet opendoen voor onbekenden 23, Vermijden kinderen weg te laten gaan Mijdingsgedrag Het mijdingsgedrag dat het vaakst voorkomt heeft betrekking op kinderen. Van de respondenten die kinderen hebben die jonger zijn dan 15 jaar geeft 23% aan altijd of vaak te vermijden hun kinderen van huis weg te laten gaan omdat ze vrezen voor diens veiligheid. Daarnaast geeft ook 16,5% aan de deur nooit of meestal niet open te doen voor onbekenden en iets meer dan 11% vermijdt om bij duisternis buiten te komen. 11,3 Bij duisternis vermijden om weg te gaan 4,1 Vermijden het openbaar vervoer te nemen 6, Bepaalde plekken in de gemeente mijden 55

Vermijden kinderen weg te laten gaan Naar leeftijd 5 48,9 Vermijden kinderen weg te laten gaan naar leeftijd % altijd & vaak 3 2 1 13,2 27, Uit de grafiek blijkt duidelijk dat de leeftijdsgroep van 15-24 jarigen het vaakst vermijdt de kinderen ergens naar toe te laten gaan, omdat ze vrezen voor de veiligheid van het kind. Omdat enkel personen die zelf kinderen hebben jonger dan 15 jaar op deze vraag dienden te antwoorden, ligt het aantal respondenten van deze leeftijdsgroep die een antwoord op deze vraag gaven dan ook laag. Hun kinderen zullen ook relatief jong zijn. De meeste ouders met kinderen tot 15 jaar bevinden zich in de leeftijdscategorie 35-49 jaar, gevolgd door de groep van 25-34 jarigen. 16,8 11,1 15-24 jaar 25-34 jaar 35-49 jaar 5-64 jaar 65+ jaar 56

Naar geslacht 5 Vermijden kinderen weg te laten gaan naar geslacht % altijd & vaak 3 2 1 27,4 19,3 Ook volgens het geslacht is er een significant verschil in de mate dat de respondenten aangeven altijd of vaak te vermijden hun kinderen ergens naartoe te laten gaan. Zo blijkt uit de bevraging dat vrouwen hierin voorzichtiger zijn dan mannen. Naar beroepsactiviteit Tabel: onv B.2.5.4. Rijpercentages Beroepsactiviteit Vrouw Altijd Vaak Soms Zelden Nooit Weet niet Totale frequentie (=1%) Werknemer 6,66 15,7,81 2,88 15,27 1,31 31 Zelfstandige 6,1 23,21 29,39 22,83 15 3,56 74 Student 12,83 22,34 16,78 1,62 16,41 21,1 16 Gepensioneerd 7,66 8,1 15,61 9,8 37,15 22,49 42 Werkloos / werkzoekende 22,91 16,46 37,78 1,17 12,68 8 Andere 4,24 8,75 29,45 18,89 22,15 16,53 Totaal 6,94 15,17 34,79 19,95 17,62 5,55 491 Er is geen significant verschil in de antwoordcategorieën Altijd & Vaak voor het gedrag waarbij ouders vermijden hun kinderen tot 15 jaar ergens naar toe te laten gaan volgens de beroepsactiviteit. Man 57

Naar opleidingsniveau Tabel: onv B.2.5.3. Rijpercentages Opleidingsniveau Altijd Vaak Soms Zelden Nooit Weet niet Totale frequentie (=1%) Geen diploma, lager of lager middelbaar 8,15 9,74 19,16 14,59 3,64 17,71 12 Hoger middelbaar 7,58 13,23 37,45 2,62 17,5 4,7 226 Hogere studies (hogeschool, universiteit) 6,57 2,98,42 21,64 9,68,7 171 Totaal 7,35 15,16 34,71 19,73 17,32 5,72 499 Er is geen significant verschil in de antwoordcategorieën Altijd & Vaak voor het gedrag waarbij ouders vermijden hun kinderen tot 15 jaar ergens naar toe te laten gaan volgens het opleidingsniveau. 58

Niet opendoen voor onbekenden Naar leeftijd 5 Niet opendoen voor onbekenden naar leeftijd % altijd & vaak 3 2 1 Naar geslacht 5 % altijd & vaak 3 2 1 33,3 13,5 13,6 11,4 14,2 15-24 jaar 25-34 jaar 35-49 jaar 5-64 jaar 65+ jaar Niet opendoen voor onbekenden naar geslacht 2,7 12,5 Vrouw Man 59