Gemeenteblad 2014, nr. 44. Onderwerp Schouwburg Datum 5 september 2014 Naam steller Paul de Mulder/Ron Boreas Kenmerk Afdelingsmanager Dorien van der Giessen Afdeling MD/BZ Coördinator Paul de Mulder Voorstel 1. Vaststellen dat er geen sprake is van oneigenlijk gebruik van subsidiegelden 2. Kennisnemen van de uitgezette lijn van het college Aanleiding In 2013 heeft de Stichting Cultureel Centrum Venray (hierna de schouwburg) de horecaonderneming de Artiest overgenomen en in een B.V. ondergebracht. Deze B.V. is een 100% dochter van de stichting. In 2014 heeft de schouwburg een lening verstrekt aan deze onderneming ten behoeve van een noodzakelijk geachte facelift. Tevens is bij de start een werkkapitaal beschikbaar gesteld in de vorm van een rekening courant. Over zowel de overname als de lening is commotie ontstaan als gevolg van de subsidieverhouding die de schouwburg met de gemeente heeft. In uw raadsvergadering van 1 juli is de schouwburgproblematiek aan de orde gekomen en heeft uw raad een motie aangenomen: De raad is van mening dat de schouwburg oneigenlijk gebruik heeft gemaakt van subsidiegelden en draagt het college op om de noodzakelijke procedures op te starten om de verstrekte leningen terug te draaien. College komt binnen 14 dagen met een plan van aanpak, aansluitend vindt overleg plaats in het presidium. Een deel van dit overleg kan vertrouwelijk zijn i.v.m. de vertrouwelijke detailinformatie. Het college heeft daarna een plan van aanpak opgesteld en besproken in het presidium. Tijdens de vakantieperiode zijn nadere onderzoeken (financieel en juridisch) gedaan. De uitkomst van deze onderzoeken leidt tot het voorliggende voorstel. Beoogd resultaat Het wegnemen van de onduidelijkheden rondom de overname van de horeca door de schouwburg in het algemeen en de financiering daarvan en gemeentelijke controle daarop in het bijzonder, met als uiteindelijke doel het algemeen belang van het behoud van kwaliteit van het culturele aanbod in Venray. Als ook in dialoog gaan met Koninklijke Horeca Nederland afdeling Venray om de begrijpelijke zorgen van Horeca Nederland over oneerlijke concurrentie weg te nemen. Argumenten Bevindingen financieel Uit onderzoek en gesprekken is naar voren gekomen dat het in eigen beheer nemen van de horeca een zorgvuldig overwogen keuze is geweest van de stichting in haar zoektocht naar aanvullende dekkingsmiddelen. Er is sprake van een deelneming van 200.000 in de B.V., het beschikbaar stellen van werkkapitaal in de vorm van een rekening courant van maximaal 150.000 (waarvan het saldo op 30 juni jl. 113.000,- bedroeg) en het verstrekken van een lening van 100.000 ten behoeve van Pagina 1 van 6
een noodzakelijk geachte facelift van de horeca. Beide laatstgenoemde bedragen zijn verstrekt tegen een commercieel rentetarief (7%). De genoemde bedragen worden gefinancierd uit een bestemmingsreserve toekomstige verbouwing die is opgebouwd uit opbrengsten van de verpachting van het theatercafé en de sponsoropbrengst van de Rabobank. De stichting heeft hiervoor dus géén subsidiegelden gebruikt. De subsidiegelden worden volledig gebruikt voor de exploitatie van de schouwburg. Hiermee is vastgesteld dat er geen sprake is van oneigenlijk gebruik van subsidiegelden. Ook is geconstateerd dat deze bestemmingsreserve aanzienlijk hoger is dan volgens de subsidieverordening is toegestaan. Deze overschrijding is echter acceptabel gelet op de voorgenomen ingrijpende verbouwing. Onze financiële specialist en de accountant van de schouwburg komen gezamenlijk tot de conclusie dat er sprake is van een verantwoorde bedrijfsvoering. Wel is uitgesproken nog gezamenlijk aanpassingen te willen doorvoeren op de financiële verslaglegging van de schouwburg zodat die beter aansluit bij de formele regelgeving van de subsidieverordening. Bevindingen juridisch Er is een intern juridisch rapport opgesteld dat vervolgens is getoetst door een ter zake deskundig extern adviesbureau. Deze onderzoeken spitsten zich toe op twee issues, het oprichten van en deelnemen aan de B.V. en het verstrekken van een lening en startkrediet. Het bestuur van de stichting is op basis van de interne en privaatrechtelijke regels uit het Burgerlijk Wetboek (BW), statuten en bestuursreglement bevoegd om leningen te verstrekken. Op basis van de publiekrechtelijke regels rondom de subsidieverlening is hiervoor echter wel toestemming nodig van het college. Uit de rapportages kan geconcludeerd worden dat de schouwburg voldaan heeft aan de publiekrechtelijke verplichting toestemming te vragen voor de oprichting van en deelneming in de B.V. en dat de schouwburg er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat deze toestemming ook is verleend vanwege mailwisselingen tussen schouwburg en gemeente. Dit proces is niet vlekkeloos verlopen door onder meer onduidelijkheid over de verschillen in privaatrechtelijke (BW, statuten en reglementen schouwburg) en publiekrechtelijke (Algemene wet bestuursrecht, Algemene Subsidieverordening) zaken. Ook kreeg de overname van de horeca niet de scherpe aandacht die het verdiende binnen het college. De relevante uitwerkingsaspecten zijn onvoldoende aan de orde gekomen en er is onvoldoende op doorgevraagd, mede door het, op zichzelf waardevolle, streven naar loslaten. Hierin zijn we onvoldoende alert geweest dat ook geleid heeft tot fragmentarische en onduidelijke communicatie van beide zijden, waardoor het onderlinge vertrouwen schade heeft ondervonden. Anders ligt dit bij het verstrekken van de lening en van het werkkapitaal in de vorm van een rekening courant. Het stichtingsbestuur meende uit de gang van zaken rond de overname van de horeca te mogen afleiden dat het aangaan van een lening begin dit jaar ook als autonome bevoegdheid van het bestuur mocht worden beschouwd. Hierover verschillen wij van mening met het stichtingsbestuur. Ook Pagina 2 van 6
uit het juridisch advies kan worden geconcludeerd dat de lening door het stichtingsbestuur is verstrekt zonder de vereiste toestemming van ons college. Daarbij kan de kanttekening geplaatst worden dat ook hier voor de stichting de genoemde verschillen in privaatrecht en publiekrecht tot onduidelijkheid hebben kunnen leiden én het gegeven dat zij eerder al toestemming hebben gekregen voor oprichten van en deelneming in de B.V. Zodra bekend werd dat de schouwburg een geldlening had verstrekt aan de B.V. hebben in eerste instantie de portefeuillehouder en vervolgens het college nadrukkelijk aangegeven dat hiervoor op grond van de subsidierelatie toestemming noodzakelijk was. Al onze aandacht is op dat moment uitgegaan naar deze noodzakelijke toestemming. Zoals u weet, is daarnaast een proces vanuit uw raad opgestart (raadsvragen, RIB). Dit balletje is vervolgens zo snel gaan rollen dat het proces van de al dan niet noodzakelijke toestemming, waarmee de portefeuillehouder en ons college bezig waren, ingehaald is. Daarom was het onmogelijk om al tijdens de raadsvergadering van 1 juli te beschikken over de juiste en volledige informatie zoals die nu bekend is. Uiteindelijk heeft dit geleid tot de motie van uw raad. Eerst na een gedegen financiële en juridische check is de nuancering op dit vereiste helder geworden. Uit het juridisch advies blijkt verder dat toestemming alsnog weigeren en het in tweede instantie lager vaststellen van de subsidie volgens de intentie van uw raad alleen haalbaar zijn voor de lening en het verstrekte werkkapitaal. De motivering van dergelijke besluiten zal erg lastig zijn gelet op het feit dat eerder is ingestemd met het oprichten van de B.V. en de geschetste onduidelijkheden rondom scheiding privaatrecht en publiekrecht. Conclusie op basis van bevindingen Zoals hierboven is aangegeven, worden de door de stichting aan de B.V. verstrekte bedragen gefinancierd uit een bestemmingsreserve toekomstige verbouwing die is opgebouwd uit opbrengsten van de verpachting van het theatercafé en de sponsoropbrengsten. De stichting heeft hiervoor dus géén subsidiegelden gebruikt. Van oneigenlijk gebruik van subsidiegelden, zoals in uw motie is verwoord, is dan ook geen sprake. De verdere uitvoering van uw motie, te weten het opstarten van de noodzakelijke procedures om de verstrekte leningen terug te draaien, is naar onze mening daarom niet aan de orde. Gebleken is dat het stichtingsbestuur toestemming verkregen heeft voor het oprichten van en deelnemen aan de B.V. De stichting heeft geen toestemming gevraagd (en verkregen) voor het verstrekken van de geldlening en het werkkapitaal. Rest de vraag: Verlenen we hiervoor alsnog al dan niet toestemming? De gemeente en de schouwburg hebben een subsidierelatie. Alléén in dat kader speelt het toestemmingsvereiste van artikel 13 van de Algemene subsidieverordening gemeente Venray (ASV) en artikel 4:71 van Algemene wet bestuursrecht (Awb) een rol. Hierbij gaat het om de toets of de rechtshandelingen zoals in artikel 4:71 Awb genoemd (waaronder oprichten van en deelnemen in een rechtspersoon, aangaan van geldleningen en kredietverstrekkingen), van invloed zijn op de aanwending van subsidiegelden, de activiteiten die uitgevoerd dienen te worden en continuïteit van de organisatie zodanig dat de uitvoering van de activiteiten gewaarborgd is. Kortom, een toets enkel in relatie tot de subsidieverlening. Pagina 3 van 6
Uit met name de financiële bevindingen blijkt dat de stichting de subsidiegelden gebruikt heeft waarvoor deze bedoeld zijn. De subsidie is niet gebruikt voor het verstrekken van de geldlening en het werkkapitaal. Verder is uit de financiële stukken gebleken dat er sprake is van een verantwoorde bedrijfsvoering. Er is daarmee geen titel voor het college om de toestemming te weigeren. Wij moeten daarbij erkennen dat, als het besluitvormingsproces vanaf het begin goed zou zijn verlopen, het college tot eenzelfde besluit (toestemming voor B.V., geldlening en werkkapitaal) zou zijn gekomen. Uiteraard hadden wij dan ook, gelet op de politieke gevoeligheid van deze kwestie, uw raad hierin van tevoren meegenomen. Integraliteit/Relatie met andere beleidsvelden Inhoudelijk heeft de nota alles van doen met het gemeentelijke subsidiebeleid en het beleid op het gebied van Kunst & Cultuur. Gedurende het proces kreeg het met name een politiek bestuurlijk en juridisch karakter. Bovendien is er een nadrukkelijke relatie met het horecabeleid en paracommercie. Kanttekeningen/risico's Ondanks de verschillen van inzicht hebben gemeente en schouwburg een belangrijke gezamenlijke doelstelling: het invulling geven aan een wezenlijk deel van het cultuurbeleid in Venray. De gemeente heeft daarbij de schouwburg nodig en de schouwburg heeft daarbij de gemeente nodig. Geconstateerd moet worden dat de procedurele gang van zaken in de afgelopen jaren verbetering behoeft. Het is van groot belang om adequate, nieuwe afspraken te maken en die afspraken ook zorgvuldig na te leven. Een gang naar de rechter om te bepalen wie op welk punt nu wel of niet gelijk heeft, levert geen winnaar op. Het belang van het behoud van kwaliteit van het culturele aanbod in Venray staat voorop en wordt door beide partijen onderschreven. Kijkend naar de toekomst wordt het uitvoeren van de culturele doelstelling met beperktere middelen alleen maar complexer. Oplossingen moeten gezocht worden in innovatie, samenwerking en creativiteit. Dat kan alleen in gezamenlijkheid en met wederzijds vertrouwen. Niet alleen dient de huidige situatie zo snel mogelijk genormaliseerd te worden, maar ook zijn er stappen nodig om de verhoudingen te laten evolueren naar een gewenste constructieve relatie voor de toekomst. Dit alles pleit ervoor om nu gezamenlijk te erkennen dat de wijze van werken tot nu toe niet adequaat is geweest. Afspraken waren niet eenduidig en onvoldoende afgestemd op de actualiteit, verantwoordelijkheden waren niet overal formeel ingevuld en nageleefd, de onderlinge communicatie was vooral gericht op continuïteit en daarmee niet optimaal. Dat moet anders en daarvoor moeten alle spelregels in onderling overleg opnieuw worden opgesteld. Communicatie In vervolggesprekken met de stichting zullen uitkomsten worden gedeeld en zal gezamenlijk worden gewerkt aan een onderlinge relatie op basis waarvan de vervolgstappen gezet zullen worden. In lijn van deze nota willen we samen met het stichtingsbestuur een concreet plan van aanpak voor de korte en (middel)lange termijn op stellen. Daarin moet onder meer duidelijkheid komen over de beoogde restyling van de Artiest en de wijze waarop deze stap mogelijk kan worden verweven met de voorgenomen verbouwing van de schouwburg op termijn. Het stichtingsbestuur en het college hebben Pagina 4 van 6
wederzijdse het vertrouwen uitgesproken dat dit plan van aanpak voldoende basis zal bieden voor een solide en aanvaardbare voortgang. Met de afdeling Venray van Koninklijke Horeca Nederland worden de gesprekken gecontinueerd over hun bezwaren tegen mogelijke vormen van concurrentieverstoring. Dit zal gebeuren o.a. in de vorm van een brede discussie met uiteenlopende partijen en integratie met de toch al beoogde evaluatie van de paracommercie-verordening. Immers de aangekaarte problematiek betreft niet alleen de schouwburg, maar is veel breder. Financiële gevolgen Niet rechtstreeks vanuit deze nota. Personele/organisatorische gevolgen N.v.t. Juridische gevolgen/rechtmatigheid Bij de subsidierelatie tussen gemeente en de schouwburg beperkt de controlerende rol van de gemeente zich financieel gezien tot twee terreinen. Enerzijds dient het verstrekte subsidiegeld uit te worden gegeven aan de doelen die we als gemeente daarbij stellen. Daarnaast moet gecontroleerd worden of de exploitatie van de gesubsidieerde instelling verantwoord is, m.a.w. of de continuïteit ervan is geborgd. Vandaar ook de toestemmingsvereiste zoals benoemd in artikel 4.71 van de AWB en artikel 13 van de ASV van de gemeente Venray. Het college stelt zich op het standpunt dat formeel juridisch de schouwburg toestemming had moeten vragen voor het verstrekken van de lening, zoals dat ook geadviseerd wordt door de intern en extern juridisch adviseurs. Hierover verschilt het college nog van mening met de schouwburg. Slechts een gang naar de rechter zou kunnen uitmaken wie hier juridisch in het gelijk staat. Fatale termijnen N.v.t. Overleg gevoerd met Extern In het onderzoek zijn verschillende externe disciplines en personen betrokken. Over de inhoud van deze nota is overleg gevoerd met het bestuur Stichting Cultureel Centrum Venray (de schouwburg). Het stichtingsbestuur kan zich hierin vinden. Intern In het onderzoek zijn verschillende disciplines en personen betrokken. Over deze nota is overleg gevoerd met burgemeester Hans Gilissen, wethouders Jan Loonen, Lucien Peeters, Ike Busser, Hans Teunissen, loco-secretaris Dorien van der Giessen, adviseur P&C Marty Arts. Vervolgtraject 1. Het herzien van de juridische context waarin we samenwerken met de schouwburg. Over de stappen daarin zal het college uw raad informeren en waar nodig om instemming vragen, en/of kaders op te halen. Pagina 5 van 6
2. Opstellen van een concreet plan van aanpak voor de korte en (middel)lange termijn samen met het stichtingsbestuur. Daarin moet onder meer duidelijkheid komen over de beoogde restyling van de Artiest en de wijze waarop deze stap mogelijk kan worden verweven met de voorgenomen verbouwing van de schouwburg op termijn. 3. Continueren van de gesprekken met de afdeling Venray van Koninklijke Horeca Nederland over hun bezwaren tegen mogelijke vormen van concurrentieverstoring. Dit zal gebeuren o.a. in de vorm van een brede discussie met uiteenlopende partijen en integratie met de toch al beoogde evaluatie van de paracommercie-verordening. Evaluatie Bijlagen Brief schouwburg Samenvattingen bevindingen Schouwburg (vanuit financiële expertise) Juridisch advies inzake subsidie Schouwburg (Vijverberg juristen) Naslagwerk Pagina 6 van 6