Leerlijn M&O ICT HAVO

Vergelijkbare documenten
Opdrachtgever en begeleider: Dhr. J. Schilder, sectievoorzitter economie & M&O op het Baken Park Lyceum te Almere

DOMEINBESCHRIJVING 27 MEI 2014 VOORLOPIG CONCEPT

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Verbanden 1. Doelgroep Verbanden 1

Social Action Research Plan

Examenprogramma management en organisatie vwo

Leerlingbegeleiding ADD: wat helpt volgens de leerlingen zelf?

Werkplan vakverdieping kunstvakken

Managementinformatiesysteem

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Examenprogramma management en organisatie havo/vwo

Vaardigheden - Enquête HV 2. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

Mobiel woordjes verwerven en leren in en buiten de les. Verantwoording Profielproduct ontwikkelaar

HOE EXACT ACCOUNTANTS HELPT GROEIEN.

Onderzoek Module 10.3 Het empirisch onderzoek ontwerpen. Master Innovation & Leadership in Education

Profiel Product Verantwoording. LOB (Loopbaan oriëntatie en begeleiding) Leraren Opleiding. Management & Organisatie

Rapporteren in de cloud met Power BI

Bijlage 1: Methode. Respondenten en instrumenten

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

DOEN! - Praktische opdracht beschrijvende statistiek in 4HAVO. Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Vaardigheden - Enquête HV12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Doelen Praktijkonderzoek Hogeschool de Kempel

Opzetten medewerker tevredenheid onderzoek

SOCIAL INFORMATION SYSTEM

11/20/2017. AOS docentonderzoek bijeenkomst 5 Methode van onderzoek Rian Aarts & Kitty Leuverink.

Evaluatie Curriculum Onderzoek in de opleiding

Werkplan SOT

Scenario s voor Leren op Afstand in het MBO

Docentenhandleiding Anke Veenstra Algemene economie & Bedrijfseconomie Kennisbasis BE

Vier in Balans-tool. Rapportage Teamlid

Informatiepakket Leerlabs

Vier in Balans-tool. Individuele Rapportage

SOLVENCY II Hoe een integrale aanpak van de Solvency II pijlers leidt tot een efficiënt en betrouwbaar risicomanagement- en rapportageproces

Examenprogramma wiskunde D havo

WISKUNDE D HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

Eindrapportage Interactieve Leerlijnen. Auteur(s) : Annemarieke Schepers Versienummer : januari Kennisnet.

HAVO. Ter voorbereiding is een deel van de stof bij het vak economie in de derde klas havo opgenomen. Marketing

Referentieniveaus uitgelegd. 1S - rekenen Vaardigheden referentieniveau 1S rekenen. 1F - rekenen Vaardigheden referentieniveau 1F rekenen

Examenprogramma bedrijfseconomie en ondernemerschap havo

Rapportage Deelnemerservaringsonderzoek

TREND RAPPORTAGE KWALITEITSVRAGENLIJST RAPPORTAGE 2E MONTESSORISCHOOL HET WINTERKONINKJE,

Rapportage Deelnemerservaringsonderzoek

Leren bedrijfseconomische problemen op te lossen door het maken van vakspecifieke schema s

De kracht van sociale media in het onderwijs

Contextgericht leren: leren met behulp van je eigen onderneming

Students Voices (verkorte versie)

AOS docentonderzoek. Rapporteren en presenteren

Praktische tips voor succesvol marktonderzoek in de land- en tuinbouwsector

Vier in Balans-tool. Teamrapportage

Sleuteltermen Stappenplan, belevingswereld, motivatie, boxenstelsel, economie Bibliografische referentie

Minimumstandaard ICT, ten aanzien van. - voorzieningen binnen de school. - de medewerkers

LEERDOELEN MEDIAVORMGEVER 4

Ontwerp Onderzoek: Paper 3: Onderzoeksinstrumenten. Leraren Opleiding. Management & Organisatie

Een geslaagde activiteit

Afdeling : Planning & Control Organisatie : Thuisvester Functie : Medewerker Planning & Control Datum : augustus 2014

Vaardigheden - Enquête vmbo-kg12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

WISKUNDIGE TAALVAARDIGHEDEN

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. 's-gravendreef College HAVO VMBOGT VMBOK

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de examenvragen onderverdeeld in 4 categorieën.

Appendix Bedrijfseconomie Opgaven

CALCULATIES IN DE PRAKTIJK 2

Leer Opdrachten ontwerpen voor Blended Learning

Vier in balans monitor Kennisnet 2012 docenten. ICT-monitor Kennisnet 2012

Paper 3: Uitvoeringsfase. Management & Organisatie

Plan van aanpak voor een tussentijdse evaluatie beleidsplan Sociaal Domein

Onderzoeksvraag Uitkomst

management & organisatie

Enterprise Resource Planning. Hoofdstuk 1

Enterprise Resource Planning. Hoofdstuk 4 ERP-systemen: verkoop en marketing. Pearson Education, 2007; Enterprise Resource Planning door Mary Sumner

Macrodoelmatigheidsdossier BSc Business Analytics AANVRAAGFORMULIER NIEUWE OPLEIDING. 1. Basisgegevens. Tongersestraat LM Maastricht

SECTORWERKSTUK

BEDRIJFS- ECONOMIE VOOR PDB

Ontwerponderzoek paper 2 Geografische informatievaardigheden in 5 VWO

DEEL II DOEN! - Praktische opdracht statistiek WA- 4HAVO

Welkom op de. Voorlichtingsavond economie (eco) en bedrijfseconomie,ondernemerschap en financiële zelfredzaamheid. (Beco).

PROFIELPRODUCT - VERANTWOORDING

Registreren, analyseren en verantwoorden

waarbij de kennisontwikkeling plaatsvindt vanuit een specifieke situatie en gericht is op een specifiek gemeenschappelijk doel. In dit proces is het v

Management & Organisatie. Een mooi vak in de bovenbouw van de HAVO en het VWO

Is er afstemming tussen economie en wiskunde?

Rapportage Deelnemerservaringsonderzoek

WELKOM Twee ICT voorbeelden in het Rekenen-wiskunde onderwijs op de Pabo van Avans hogeschool

Projectopdracht Statistiek TL

GETAL& RUIMTE. Verbeteringen havo A 10e editie (2011) t.o.v. editie 2007

21 e eeuwse vaardigheden inzetten in het voortgezet onderwijs. Maaike Rodenboog, SLO

DOEN! - Praktische opdracht beschrijvende statistiek in 4HAVO. Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Paper beschrijft het probleem (de wens) en motiveert de keuze hiervoor, zij het enigszins schetsmatig.

LEERACTIVITEIT IJs verkopen op straat Ent-teach Module 6 Project management

Bijeenkomst. Voor Elkaar. 25 januari Utrecht

Methodeanalyse Talent

Beweging in veranderende organisaties

Zelfstandig werken = actief en zelfstandig leren van een leerling. Het kan individueel of in een groep van maximaal 6 leerlingen.

De invulling van het mentoruur in 3VWO op de International School Hilversum

Samenvatting afstudeeronderzoek

CALCULATIES IN DE PRAKTIJK 1

CaseMaster SPC Subsidie aanvraag Planning en Control

Onderwijs met ict - studenten lerarenopleiding Bijlage: Tabellen

Het is goed mogelijk dat deze aanpak niet aansluit bij de werkwijze of situatie in uw onderneming. Graag maken we voor u een voorstel op maat.

TIG THE IMPEMENTATION GROUP BUSINESS INTELLIGENCE: VIND HET VERHAAL ACHTER DE DATA

Transcriptie:

Leerlijn M&O ICT HAVO Schoolvak: M&O Onderwerp: Toepassing van ICT op 4 en 5 havo Profiel: ontwikkelaar Interfacultaire Lerarenopleiding, Universiteit van Amsterdam Doelgroep: 4 en 5 havo Sleuteltermen: M&O, ICT, Spreadsheetprogramma, HBO, Centraal Examen 2013 Begeleider: dr. ir. H.C. Kneppers Opdrachtgever: J. Schilder, Baken Park Lyceum Bibliografische referentie: Bianchetti, R., (2012). M&O en ICT. Amsterdam: instituut voor de lerarenopleiding UvA Studentnummer: 10314253 Auteur: Remco Bianchetti 7-6-2012

Inhoudsopgave Abstract... 4 Verantwoording... 6 1.1 Inleiding... 8 1.2 Deelvragen & Onderzoeksaanpak... 8 Hoofdstuk 1 - Theoretisch kader... 11 Hoofdstuk 2 -Vereisten Syllabus Centraal Examen 2013 in relatie tot de methode In Balans... 13 2.1 Inleiding... 13 4 havo... 13 2.2 In Balans in relatie tot domein A4.2... 13 2.3 In Balans in relatie tot domein A4.3... 14 2.4 In Balans in relatie tot domein A4.4... 14 2.5 In Balans in relatie tot domein A4.5... 15 2.6 In Balans in relatie tot domein F.1... 15 2.7 In Balans in relatie tot domein F.2... 16 5 Havo... 16 2.8 In Balans in relatie tot domein A4.2... 16 2.9 In Balans in relatie tot 4.3... 16 2.10 In Balans in relatie tot domein A4.4... 17 2.11 In Balans in relatie tot domein A4.5... 17 2.12 In Balans in relatie tot domein F.1... 17 2.13 In Balans in relatie tot domein F.2... 17 2.14 Conclusie... 18 Hoofdstuk 3 - Hoe wordt M&O in de praktijk uitgevoerd?... 19 3.1 Inleiding... 19 3.2 ICT in de (bedrijfseconomische) praktijk volgends de literatuur... 19 3.3 Financiële functies in organisaties... 20 3.4 Het gebruik van financiële software in organisaties... 21 3.5 Het gebruik van (financiële) software op hogescholen... 22 3.5 Het gebruik van ICT in niet-commerciële organisaties en in particuliere financiën... 22 3.6 Toepasbaarheid van in de bedrijfspraktijk gebruikte programma s voor de havo... 23 3.7 Conclusie... 24 Hoofdstuk 4 Aan welke voorwaarden moet worden voldaan om M&O met behulp van ICT te kunnen geven?... 25 Hoofdstuk 5 - Advies voor leerlijn havo M&O... 25 2

Noten... 27 Bijlagen... 28 Vragenlijst... 34 Docentenvragenlijst... 38 3

Abstract Leerlingen van 4 en 5 havo die het vak M&O hebben gekozen dienen volgens de domeinen A en F van de Syllabus Centraal Examen 2013 een zekere mate van ICT beheersing te hebben bij het verwerken en interpreteren van informatie. Dit roept gelijk de vraag op over welke ICT beheersing hebben we het hier? En tot hoever moet deze beheersing gaan? De Syllabus Centraal Examen 2013 beschrijft welke ICT vaardigheden moeten kunnen worden aangewend, zonder concreet aan te geven waar en hoe deze vaardigheden moeten worden toegepast in relatie tot de M&O stof. Ook de vormen/toepassingen van ICT worden niet nader gespecificeerd. Door middel van onderzoek wordt een advies gegeven op de inzet van ICT binnen de leerlijn van 4 en 5 havo. Aan de hand van 4 deelvragen wordt antwoord gegeven op de hoofdvraag: Waaraan moet een leerlijn M&O ICT voor de havo op het Baken Park Lyceum voldoen volgens de exameneisen van 2013 en hoe ziet dat er dan uit? De deelvragen zijn: 1. Wat is de meerwaarde voor de leerling van het gebruik van ICT in het onderwijs? 2. Hoe wordt M&O in de praktijk uitgevoerd en welke ideeën zijn er over het toepassen van M&O op de havo met behulp van ICT? 3. Welke M&O stof dient met behulp van ICT volgens de Syllabus Centraal Examen 2013 te kunnen worden toegepast en waar (en hoe) binnen de gebruikte methode In Balans dient M&O met behulp van ICT te worden toegepast? 4. Aan welke voorwaarden moet volgens de sectie worden voldaan om M&O met behulp van ICT te geven toegepast? Conclusies Uit de literatuur blijkt dat er geen bewijs is voor een toename van de leerprestaties van leerlingen. Daarentegen neemt de motivatie toe om te leren als er gebruik wordt gemaakt van ICT in de lessen. Bij de inzet van ICT dient rekening te worden gehouden met de verschillende leerstijlen van leerlingen. Afwisseling tussen individuele en samenwerkende opdrachten is gewenst om in te spelen op de verschillende leerstijlen. Uit een vergelijk dat is gemaakt tussen de gebruikte methode en de eisen van het Centraal Examen komt naar voren dat de methode niet alle eisen voldoet: Het maken van grafieken met behulp van ICT komt sporadisch voor Tabellen worden niet gemaakt met behulp van ICT Het herordenen en bewerken van informatie met ICT komt in leerjaar 4 weinig voor Uit expertinterviews en literatuuronderzoek komt naar voren dat in de (bedrijfseconomische) praktijk door veel organisaties gebruik wordt gemaakt van ERP-systemen. De centraal opgeslagen informatie in deze ERP-systemen wordt ingelezen in spreadsheetprogramma s zoals Excel. Ook op hogescholen wordt binnen de opleiding veel gebruik gemaakt van spreadsheetprogramma s. Het toepassen van M&O met behulp van spreadsheetprogramma s op de havo zorgt voor een betere aansluiting op het HBO bedrijfseconomie. 1 e jaar studenten hebben over het algemeen weinig kennis van deze 4

programma s. Ervaring met het opzetten van een (financiële) structuur om rekenkundige bewerkingen te automatiseren is van meerwaarde bij de stap van voortgezet naar hoger onderwijs. Het gebruik van een bedrijfsimulatie stimuleert het spreadsheetgebruik. Door het regelmatig terugkeren van dezelfde (kostprijs en andere)berekening weegt de investering in tijd voor het ontwikkelen van een structuur in een spreadsheet op tegen het manueel calculeren met behulp van een rekenmachine. Daarnaast sluit het inzetten van een bedrijfssimulatie goed aan op de leerstijl van leerlingen die graag in groepsverband met elkaar werken. De belangrijkste voorwaarde waar volgens collega s M&O aan moet worden voldaan is dat er computerruimtes beschikbaar zijn. Inroostering van vaste computertijden M&O in het rooster geeft een stabiele basis voor het geven van M&O onderwijs met behulp van ICT. Het product Het product is een aanbeveling voor het toepassen van ICT in de leerlijn 4 en 5 havo. Aan de hand van een vergelijk tussen de methode en de eisen gesteld door de Syllabus Centraal Examen 2013 (deelvraag 2) is onderzocht waar en hoe M&O moet worden toegepast met behulp van ICT. Aangegeven is waar de methode niet aan de eisen voldoet. Vervolgens zijn mogelijkheden voor toepassing van M&O met behulp ICT voorgesteld. Aan de hand van informatie verkregen door middel van expertinterviews en literatuuronderzoek is in kaart gebracht welke ICT toepassingen van belang zijn voor toepassing in het havo M&O programma. Hierbij is gelet op welke ICT vaardigheden van havisten gewenst zijn bij doorstroming naar het HBO en de praktijk. Reflectie op het resultaat en proces Uit het onderzoek is gebleken dat het belang van een spreadsheetprogramma voor het vak M&O groot is. Het biedt (bijna) alle gewenste functionaliteit (bewerken van informatie, maken van grafieken/tabellen) welke wordt vereist door de Syllabus Centraal Examen 2013. Daarnaast is komen vast te staan dat spreadsheetvaardigheden van groot belang zijn voor het HBO bedrijfseconomie en de praktijk. Over het gebruik van ICT in persoonlijke financiën is op basis van dit onderzoek weinig te zeggen. De respondenten sloten hier wat betreft inhoudelijke expertise niet voldoende op aan. 5

Verantwoording Navolgbaarheid & instrumenten Om een advies te geven over de inzet van ICT binnen het M&O onderwijs in de havo zijn 4 deelvragen onderzocht. De 1e deelvraag Wat is de meerwaarde voor de leerling van het gebruik van ICT in het onderwijs is onderzocht door literatuuronderzoek te doen. Er is gezocht naar de positieve effecten van ICT in het onderwijs. In de literatuur is een positief verband gevonden tussen de motivatie van leerlingen en de inzet van ICT. Met behulp van de beantwoording van deelvraag 3 kan een verdere invulling worden gegeven welke ICT binnen M&O kan worden ingezet, rekeninghoudend met de leerstijlen van leerlingen. De 2e deelvraag Welke M&O stof dient met behulp van ICT volgens de Syllabus Centraal Examen 2013 te kunnen worden toegepast en waar (en hoe) binnen de gebruikte methode dient M&O met behulp van ICT te worden toegepast is onderzocht door een vergelijk te maken tussen de eisen van het Centraal Examen en de methode. Uit het vergelijk komt naar voren dat de methode niet alle eisen voldoet zoals gesteld in de Syllabus Centraal Examen: Het maken van grafieken met behulp van ICT komt sporadisch voor Tabellen worden niet gemaakt met behulp van ICT Het herordenen en bewerken van informatie met ICT komt in leerjaar 4 weinig voor Aan de hand van dit vergelijk en de informatie verzameld bij deelvraag 3 is aangegeven bij welke onderwerpen ICT dient te worden toegepast om aan de eisen te voldoen. De 3e deelvraag Hoe wordt M&O in de praktijk uitgevoerd en welke ideeën zijn er over het toepassen van M&O op de havo met behulp van ICT dient te worden gekoppeld aan een dataverzamelingsmethode. Afhankelijk van de vraagstelling, tijd en budget dient volgens Verhoeven (2011) te worden gekozen voor een dataverzamelingsmethode die het beste antwoord geeft op de vraagstelling. De volgende redenen hebben de doorslag gegeven voor de keuze van een kwalitatieve onderzoeksaanpak: a. De deelvraag is grotendeels van beschrijvende aard. Daar sluit volgens Jansen (2005) een kwalitatief onderzoek daar goed op aan. b. Daarnaast is het onderzoeksinstrument volgens Verhoeven (2013) niet flexibel en dus niet geschikt om ideeën die van belang kunnen zijn om M&O met behulp van ICT op de havo te onderwijzen in kaart te brengen. c. Een nadeel van een kwantitatieve aanpak is dat het te veel tijd kost binnen het opgestelde tijdsplan. De 4e deelvraag Aan welke voorwaarden moet volgens de sectie worden voldaan om M&O met behulp van ICT te geven is ook met behulp van een halfgestructureerd interview onderzocht. Uitvoering Bij het vaststellen van degene die ik wilde interviewen bij deelvraag 3 heb ik me laten leiden door de mate waarin personen een zekere expertise hebben over het onderwerp. Een expert in het kader van mijn onderzoek moet in staat zijn om goed beeld te geven van hoe M&O wordt toegepast in het bedrijfsleven en op het HBO. Op basis van dit uitgangspunt heb ik gekozen om (bedrijfseconomische)docenten te interviewen. Naast de vereiste bedrijfseconomische kennis hebben zij door stages en contacten met het bedrijfsleven kennis van hoe M&O wordt toegepast met behulp van ICT op HBO en het bedrijfsleven. In mijn plan van aanpak was de opzet om 1 expert te interviewen. Om draagvlak en de kwaliteit van het onderzoek te vergroten zijn 2 experts geïnterviewd. Op voorhand is nagedacht over de 6

onderwerpen (openrationalisatie) en de vragen die in het interview aan de orde worden gesteld. De onderwerpen voor het interview en de daarop gebaseerde vragen zijn bedacht met input van collega s. Om de betrouwbaarheid van de informatie uit de gesprekken te verhogen zijn de gesprekken opgenomen. De analyse van de gesprekken heeft plaatsgevonden door de antwoorden op de vragen te vergelijken. Als hulpmiddel voor de kwalitatieve analyse is in Excel een overzicht gemaakt. Volgens Verhoeven (2011) mogen de in het interview genoemde begrippen en voorbeelden in categorieën worden ingedeeld. Naast de expert interviews is ook literatuuronderzoek gedaan naar de toepassing van bedrijfseconomische software waarvoor kennis van M&O dan wel bedrijfseconomie nodig is. In het onderzoeksproces is voor en na de expert interviews gezocht met behulp van verschillende zoektermen in de universiteitsbibliotheek en beschikbare databases. De van de experts verkregen informatie is nagezocht in de literatuur. Voor analyse van de gesprekken die zijn gevoerd op grond van deelvraag 4 zijn genoemde voorbeelden en begrippen in categorieën ingedeeld De onderzoeksmethode heeft tot doel om meningen en ideeën die leven binnen de sectie tot uitdrukking te brengen in het eindproduct. Implementatie Implementatie van een verandering kan een bedreiging zijn voor de groep waarbinnen zich de verandering zal afspelen. Er zal dus aandacht voor de groep moeten zijn om mee te gaan in het voorstel om M&O toe te passen met behulp van ICT. Busscher (2007) noemt verschillende factoren die van belang zijn voor een succesvolle implementatie van een verandering: Leiderschap: door ondersteuning van de leider wordt de context waarbinnen de verandering plaatsvindt beïnvloedt. Bij aanvang van de opdracht heeft het beoogde product de steun van de sectievoorzitter en een andere M&O docent. Bondgenootschap: Door docenten van de vakgroep te betrekken in de beoogde verandering ontstaat acceptatie voor de verandering. In het onderzoek zijn bewust de ideeën van de collega s meegenomen (deelvraag 4) om te voorkomen dat er zich weerstand vormt tegen de verandering. Acceptatie bevorderende maatregelen zijn: de vraag of M&O ICT uren kunnen worden ingeroosterd in de beschikbare computerruimte volgend jaar is bij de roostermaker neergelegd. Eén collega is bereid gevonden om dit jaar alvast een M&O les met inzet van ICT te geven. Conclusies Opvallend is dat er nauwelijks informatie in de literatuur is over de toepassing van specifieke bedrijfseconomische programma s. Er wordt wel een heldere uiteenzetting gegeven van de laatste ontwikkelingen over de toenemende integratie van (bedrijfseconomische)software in ERP-systemen. Ook uit de interviews is deze trend naar voren gekomen. Het gebruik van spreadsheetprogramma s door houders van financiële functies in (niet)-commerciële organisaties is ondanks de steeds betere integratie van software groot. ERP- systemen hebben lang niet alle gewenste functionaliteit op het gebied van analyse en managementrapportage aan boord. Een spreadsheetprogramma is een flexibel en goedkoop alternatief voor dure specialistische software. Op het HBO spelen spreadsheetprogramma s een grote rol. De kennis van havisten van spreadsheetprogramma s is zeer beperkt. Het meer en regelmatig inzetten van een spreadsheetprogramma zoals aangegeven bij deelvraag 2 komt tegemoet aan de eisen van het examenprogramma en zorgt tevens voor een betere aansluiting op een HBO bedrijfseconomie. Het gebruik van een bedrijfsimulatie binnen M&O bevordert het bedenken van structuren in een spreadsheetprogramma voor terugkerende berekeningen tijdens de simulatie. Het inzetten van ICT, in de vorm van individuele en samenwerkende opdrachten zoals bedrijfssimulaties motiveert leerlingen om te leren. 7

Een belangrijke voorwaarde voor het geven van M&O met behulp van ICT is dat computerlokalen een vaste plaats krijgen in de M&O roostering. Terugblik Over de toepassing van ICT in particuliere financiën valt op basis van dit onderzoek weinig te melden. De respondenten gaven aan dat ze hier geen bijzondere kennis over hebben (non-respons). Hieruit kan geconcludeerd worden dat het onderwerp niet aansloot bij de expertise van de respondenten. Achteraf gezien had dit kunnen worden ondervangen door ook andere dan alleen collega s (bijvoorbeeld erkende financiële adviseurs, aangesloten bij de vereniging onafhankelijke financieel planners) bij het opstellen van de onderwerpen voor de vragenlijst te betrekken. Noten: Busscher, J., (2007) Pimp je afdeling, Den Haag, Sdu Uitgevers Jansen,H., KWALON 30 (2005, jaargang 10 nr. 3) Verhoeven, N., (2011), Wat is onderzoek: Praktijkboek en methoden en technieken voor het hoger onderwijs, Den Haag, Boom Lemma Uitgevers. Advies voor het toepassen van M&O met behulp van ICT voor 4 en 5 havo 1.1 Inleiding Aan de hand van de beantwoording van 4 deelvragen wordt een advies gegeven voor het toepassen van M&O met behulp van ICT. Elke deelvraag zal in een apart hoofdstuk (tabel 1) worden behandeld. 1.2 Deelvragen & Onderzoeksaanpak Om een goed beeld te krijgen van de onderzoeksvraag zijn de volgende deelvragen opgesteld. Elke deelvraag zal worden onderzocht door middel van een onderzoeksaanpak zoals in tabel 1 is weergegeven. Tabel 1 Hoofdstuk Deelvragen Onderzoeksaanpak 1 2 Wat is de meerwaarde voor de leerling van het gebruik van ICT in het onderwijs? Welke M&O stof dient met behulp van ICT volgens de Syllabus Centraal Examen 2013 te kunnen worden toegepast en waar (en hoe) binnen de gebruikte methode In Balans dient M&O met behulp van ICT te worden toegepast? Op basis van literatuuronderzoek zal in kaart worden gebracht wat voor uitwerking ICT in het onderwijs heeft op leerprestaties van leerlingen en de betekenis hiervan voor M&O. Een eventueel positief leereffect van ICT is een argument om de aandacht voor ICT in het te ontwikkelen M&O programma te vergroten. Er wordt een analyse gemaakt van de Syllabus Centraal Examen 2013. Wat betekenen de in domein A en F beschreven ICT vaardigheden voor de andere domeinen? Welke M&O stof dient waar door leerlingen te kunnen worden toegepast met behulp van ICT? In hoeverre sluit de gebruikte methode hierop aan? Op welke plaats dient de methode te worden aangevuld, hoe en waarmee? 8

3 4 Hoe wordt M&O in de praktijk uitgevoerd en welke ideeën zijn er over het toepassen van M&O op de havo met behulp van ICT? Aan welke voorwaarden moet volgens de sectie worden voldaan om M&O met behulp van ICT te geven? Op basis van een expertinterview en literatuur wordt onderzocht hoe M&O in de praktijk (bedrijfsleven en HBO onderwijs) wordt uitgevoerd. Welke ideeën zijn er over het toepassen van M&O met ICT om de kloof tussen havo theorie en praktijk zo goed mogelijk te dichten? mogelijkheden, suggesties en belemmeringen in de sectie leven om M&O te kunnen toepassen met behulp van ICT zal ik 3 M&O docenten interviewen. In het bijzonder wil ik weten: Wat eist het aanbieden van ICT onderwijs in M&O van docenten? Zijn ze daar voldoende op voorbereid en hoe kunnen zij daar zo nodig op worden voorbereid? Zijn er andere voorwaarden waaraan moet worden voldaan om M&O met behulp van ICT te geven? Welke ideeën hebben zij over het toepassen van M&O met behulp van ICT? Welke programma s achten zij van nut voor M&O? De keuze voor mijn onderzoeksaanpak bij de deelvraag ( hoofdstuk 3) Hoe wordt M&O in de praktijk uitgevoerd en welke ideeën zijn er over het toepassen van M&O de havo met behulp van ICT behoeft een nadere uiteenzetting. De deel(onderzoeks)vraag dient te worden gekoppeld aan een dataverzamelingsmethode. Afhankelijk van de vraagstelling, tijd en budget dient volgens Verhoeven (2011) te worden gekozen voor een dataverzamelingsmethode die het beste antwoord geeft op de vraagstelling. De deelvraag is grotendeels van beschrijvende aard. Hierbij kan worden gedacht aan zowel een kwantitatieve als ook een kwalitatieve onderzoeksaanpak. Het is goed denkbaar dat verschillende verschijningsvormen van toepassing van M&O in de praktijk in kaart kunnen worden gebracht met behulp van een op een kwantitatieve onderzoeksaanpak gebaseerde vragenlijst. Daarvoor is vereist dat de verschijningsvormen bij de beginfase van het onderzoek min of (beter) meer bekend zijn. Dat is niet het geval. Een ander nadeel van een kwantitatieve aanpak is dat het veel tijd kost. Het identificeren van de gebruikersgroep en het verkrijgen van medewerking (managen van non-respons) is (te) tijdrovend binnen het opgestelde tijdsplan. Daarnaast is het onderzoeksinstrument niet flexibel en dus niet geschikt om ideeën die van belang kunnen zijn om M&O op de havo te onderwijzen in kaart te brengen. Op basis hiervan is gekozen voor een kwalitatieve onderzoeksaanpak in de vorm van een expert interview. Volgens Jansen (2005) is een kwalitatief onderzoek naar zijn aard of betekenis geschikt voor een onderzoek naar een of meer gedragingen, cognities of attributen binnen een populatie. Een expert in het kader van mijn onderzoek moet in staat zijn om goed beeld te geven van hoe M&O wordt toegepast in het bedrijfsleven en op het HBO. Docenten bedrijfseconomie die les geven op een HBO/Universiteit hebben naast de vereiste bedrijfseconomische kennis ook kijk op de praktijk. Door stages en contacten met het bedrijfsleven hebben deze experts kennis van hoe M&O wordt toegepast 9

met behulp van ICT op HBO/universiteiten en het bedrijfsleven. Onderwijsprogramma s zijn gebaseerd op ontwikkelingen. Om de draagvlak en de kwaliteit van het onderzoek te vergroten worden 2 experts geïnterviewd op basis van hun kennis over de M&O praktijk en het M&O onderwijs. Aan de hand van halfgestructureerde interviews zal een beeld van de praktijk ontstaan. Op voorhand is nagedacht over de onderwerpen en de vragen die in het interview aan de orde worden gesteld. Voor de respondent is er volgens Verhoeven (2011) zodoende ruimte voor eigen inbreng waarop door de onderzoeker flexibel kan worden ingespeeld. Naast het interviewen van experts wordt tevens literatuurstudie verricht om vanuit meerdere invalshoeken antwoord te kunnen geven op de onderzochte deelvraag. 10

Hoofdstuk 1 - Theoretisch kader Wat is de meerwaarde voor de leerling van het gebruik van ICT in het onderwijs? Om een leerlijn te ontwerpen die aansluit op de exameneisen is het van belang om vast te kunnen stellen of er meerwaarde is van het gebruik van ICT in het onderwijs voor de leerling. Deze meerwaarde kan op verschillende manieren voor de leerling tot uiting komen. Zo kan worden gedacht worden aan de effectiviteit van onderwijs. Naast de effectiviteit kan ICT ook invloed hebben op de motivatie van de leerling voor het onderwijs. Tevens kan het gebruik van ICT een rol spelen bij de aansluiting op de leervoorkeur van de leerling. Elk idee op onderwijsgebied kan volgens de door Vier in Balans (2011) beschreven kennispiramide (zie figuur 1) worden beschreven. De basis van de kennispiramide is een idee. Na de uitvoering van het idee wordt gekeken wat de ervaren opbrengsten zijn. Aan de hand van onderzoek kan dan worden vastgesteld in hoeverre deze ervaring objectief verifieerbaar zijn. Figuur 1 Van Heemskerk (2008) geeft in haar proefschrift aan dat er nog weinig bewijs is dat het gebruik van ICT leidt tot betere leerprestaties. In een later uitgevoerd onderzoek in 2011 door Heemskerk et al (2012) is wel een positief verband gevonden tussen de inzet van ICT en de motivatie van leerlingen. Het eveneens onderzochte toename in de leeropbrengst is niet geconstateerd. Dit beeld wordt bevestigd door een kwantitatief onderzoek uitgevoerd door Luyten et al. (2011) Het inzetten van een leesondersteunend programma (Kurzweil) motiveert en vergroot het zelfvertrouwen van dyslectische leerlingen. Leerlingen hebben verschillende leervoorkeuren. Idealiter sluit de inzet van ICT hierop zo goed mogelijk aan. De inzet van ICT is op zijn beurt afhankelijk van de leerdoelen. Zo wordt in de Vier in Balans Monitor 2011 een onderscheid gemaakt naar twee categorieën: kennisoverdracht en kennisconstructie. Bij kennisoverdracht is het leerdoel het verwerven van kennis van feiten en concepten met behulp van leervormen zoals instructie en gestructureerd oefenen. De bijbehorende ICT inzet bestaat uit het gebruik van digitaal beeldmateriaal bij instructie en oefeningen op de computer bij gestructureerd oefenen (waaronder het oefenen van vaardigheden). 11

Bij kennis kennisconstructie is het leerdoel het beheersen van principes en het hebben van controle over het eigen leerproces. De leervormen die hierbij horen zijn onderzoekend leren en leren leren. Voor de ICT inzet kan gedacht worden aan computersimulaties bij onderzoekend leren en het gebruik van video en digitaal portfolio om reflectie te bevorderen. De docent kan aan de hand van de verschillende leervoorkeuren rekening houden met de inzet van ICT. Met behulp van de door Van der Veen (2003) beschreven leerstijlen die zijn gebaseerd op Kolb kan de docent differentiëren in zijn ICT aanpak: Beschouwer observeert hoe anderen met een probleem omgaan. De beslisser bekijkt eerst alle mogelijkheden alvorens een beslissing wordt genomen over een aanpak. Kan hierdoor traag tot een besluit komen. Denker zoekt naar samenhang. Is sterk gericht op het vinden van een logische samenhang. Eerst denken dan doen. Doener Zijn praktisch ingesteld (op handelen) en bereid risico s te nemen. Beslisser Praktisch kunnen toepassen van ideeën en planmatig te werk gaan kenmerken de beslisser. De stijl is een combinatie abstracte begripsvorming en actief experimenteren. De beschouwer en denker zullen op basis van leerstijl zich eerder prettig voelen bij de inzet van begeleide oefeningen op de computer. De doener en de beslisser zullen zich meer uitgedaagd voelen bij computersimulaties waarbij samenwerkend leren centraal staat. Veel jongeren maken vandaag de dag gebruik van interactieve media zoals internet, games, gebruik van Google, en sociale websites zoals Facebook. Het is een misvatting dat de leerlingen van nu Eistein Generatie allemaal vaardige ict-gebruikers zijn. Er wordt intensief gebruik gemaakt door jongeren van ICT. Er is zeker sprake van dat jongeren in toenemende mate gericht zijn op technologie. Het gebruik daarentegen van interactieve media is zeer uiteenlopend. Van Loo et al. (2011) beschrijft vier gebruikersgroepen van interactieve media: Traditionalisten (40%) Gamers (10% Networkers (40%) Producers (10) Zo gebruiken Traditionalisten internet om op zoek te gaan naar informatie. Netwerkers gebruiken internet als communicatiemiddel. Ze wisselen informatie uit en doen zo in groepsverband nieuwe informatie op. Gamers spelen met name spellen en realiseren (on)bewust doelen door het spelen ervan. De inhoud van het spel, het behalen van het doel, staat centraal. Producenten gebruiken internet als een leeromgeving. De opgedane kennis wordt gedeeld met anderen. Wat opvalt is dat de verschillen in vaardigheid tussen de groepen groot zijn. Bij de inzet van interactieve media in de klas zal rekening moeten worden gehouden met de verschillen in vaardigheid om leerlingen te motiveren voor de les. Er dient een goede differentiatie te zijn tussen groepsopdrachten (waaronder simulaties en (mutiplayer)games) en de verwerving van individuele kennisactiviteiten (opzoeken van informatie, vormen van netwerk leren, het aanbieden van kennis op maat met behulp van ICT zoals games). 12

Hoofdstuk 2 -Vereisten Syllabus Centraal Examen 2013 in relatie tot de methode In Balans 2.1 Inleiding In hoeverre sluit de methode In Balans aan op de eisen van het Centraal Examen wat betreft het toepassen van M&O met behulp van ICT? In Balans zegt in de toelichting gebruik werkboek het volgende over ICT: Er wordt vanuit gegaan dat de 4-havo leerling de basisbeginselen van Excel, PowerPoint en een webbrowser beheerst. Deze interpretatie van ICT inzet binnen de methode wordt bestendigd door ICT opdrachten te laten uitvoeren met behulp van de genoemde programmatuur. De vraag die hierbij gesteld moet worden is wat er wordt verstaan onder de basisbeginselen? De meeste leerlingen maken regelmatig gebruik van een webbrowser bij surfen op internet. Excel en PowerPoint zijn echter specialistische programma s die veel minder worden gebruikt. PowerPoint is bij de meeste leerlingen wel bekend en ze hebben het voor presentaties misschien wel eens gebruikt. Excel is een veel onbekender programma. Excel is een spreadsheet programma dat behalve bij rekenvakken nauwelijks gebruikt wordt. Er zijn maar weinig leerlingen die bij aanvang van 4-havo een idee hebben van wat Excel kan en waarvoor het wordt gebruikt (in de praktijk). Daarnaast zijn er ICT mogelijkheden die buiten de methode om bestaan en relevant kunnen zijn in verband met de eisen die nu eenmaal door het centraal examen aan het programma worden gesteld. Het gaat natuurlijk te ver voor een methode om alle ICT mogelijkheden in de methode te behandelen en toe te laten passen. In hoofdstuk 3 wordt in kaart gebracht hoe M&O in de praktijk wordt uitgevoerd. Hier komen mogelijkheden aan bod om M&O met behulp van ICT toe te passen die buiten de methode om gaan. Om een leerlijn te ontwikkelen die rekening houdt met de eisen van het centraal examen wordt ook gelet op de inzet van deze ICT mogelijkheden ten behoeve van het onderwijs op de havo. Hieronder wordt per domein in kaart gebracht in hoeverre de methode beantwoord aan de door de Syllabus Centraal Examen 2013 gestelde eisen. In de bijlagen zijn twee tabellen opgenomen (tabel 2 en 3). In deze tabellen staat een overzicht van het vergelijk tussen de Syllabus Centraal Examen 2013 en de methode. Per leerjaar wordt gekeken in hoeverre wordt voldaan aan de eisen van het Centraal Examen 2013. Tevens wordt in de tabellen de door de methode nog onbenutte mogelijkheden voor het toepassen van M&O met ICT in kaart gebracht. Bij het lezen van de onderstaande paragrafen van dit hoofdstuk wordt voor de toegankelijkheid geadviseerd deze bijlagen bij de hand te houden. 4 havo 2.2 In Balans in relatie tot domein A4.2 In Balans vraagt regelmatig om zoekopdrachten op internet met behulp van een webbrowser. Wat opvalt is dat de 1 e zoekopdracht in hoofdstuk 8 wordt gegeven. Hoofdstuk 8 wordt pas in het 2 e helft van 4 havo behandelt. De 2 e zoekopdracht is in hoofdstuk 16. Er zit een grote tijdspanne tussen deze 2 zoekopdrachten. Dit pleit voor zoekopdrachten die eerder worden gegeven. Daarnaast valt op dat naast de zoekopdrachten weinig met een presentatieprogramma als PowerPoint (alleen in hoofdstuk 3 van het 4 e jaar) wordt gewerkt. Het combineren van zoekopdrachten met het presenteren van de resultaten met behulp van PowerPoint vergroot de ICT vaardigheden (zoals in domein A4.3 wordt 13

aangegeven). Tevens kan PowerPoint in hoofdstuk 4 worden toegepast door een opdracht te geven voor het in kaart brengen van (lijn/staf)organisatie en deze te presenteren. 2.3 In Balans in relatie tot domein A4.3 In Balans geeft regelmatig ICT opdrachten. Er wordt gebruik gemaakt van Excel en in mindere mate PowerPoint. Daarnaast worden er zoekopdrachten gegeven waarbij met behulp van een webbrowser informatie moet worden gezocht op internet. In hoofdstuk 3 wordt de 1 e ICT opdracht gegeven. De leerlingen moeten de balansposten in een Excel bestand zetten en aan de hand van een indeling van het EV en het VV een cirkeldiagram maken. Vervolgens moet de balans en cirkeldiagram in een PowerPoint worden gezet. De start van de 1 e opdracht in hoofdstuk 3 is opvallend. Hoofdstuk 2 is de basis voor het werken met procenten en het behandelt de brutowinst-opslagmethode. Dit hoofdstuk geeft goede mogelijkheden om basis operatoren van Excel te oefenen: +, -, :, en / te oefenen. Een dergelijke oefening vergroot de basisvaardigheden en het inzicht in het omgaan met een spreadsheet. Na een voorzichtige start met Excel in hoofdstuk 3 komt pas weer een ICT opdracht met behulp van Excel in hoofdstuk 12 en 14 voor. In hoofdstuk 11 komen ook rekenkundige bewerkingen voor die ook goed met behulp van een spreadsheet kunnen worden uitgevoerd. Een opdracht bij hoofdstuk 11 zou kunnen zijn: Je bent een financieel adviesbureau begonnen: ontwerp een spreadsheet waarin je aan de hand van het maatschappelijk aandelenkapitaal en het geplaatst aandelen vermogen in staat bent voor je toekomstige klanten( snel )uit te kunnen rekenen. a) hoeveel aandelen er uitgegeven kunnen worden b) hoeveel een toekomstige emissie aan kapitaal zal opleveren (bedenk een formule) c) hoeveel een toekomstige emissie aan (dis)agio oplevert d) wat de intrinsieke waarde is van een aandeel e) automatisch een cirkeldiagram maken van de verhouding geplaatst en maatschappelijk kapitaal In hoofdstuk 14 wordt alleen de formule van enkelvoudige interest behandeld. Door de formule vanuit het boek in Excel in te voeren zijn leerlingen in staat om de interest te bereken. Hoofdstuk 15 gaat over samengestelde interest en de contante waarde. Hier wordt geen aandacht aan besteedt (terwijl in de praktijk zowel door burgers als in het bedrijfsleven hier veel gebruik van wordt gemaakt bij het kunnen berekenen van benodigde (eind)kapitalen en het aangaan van hypotheken). Hoofdstuk 20 geeft een toepassing van verrekenprijzen met behulp van Excel. In hoofdstuk 21vindt met behulp van Excel een afschrijving en bepaling boekwaarde plaats. De vermindering van de balanswaarde zou hier ook met behulp van een staafdiagram grafisch kunnen worden gedaan. 2.4 In Balans in relatie tot domein A4.4 In het hiervoor behandelde domein zitten in de opdrachten reken/wiskundige en bewerkingen (verbaal naar reken/wiskundig). Opvallend is dat er nauwelijks sprake is van het laten vertalen van verbaal naar 14

grafische informatie. Een van de weinig keren dat er wel sprake van is moeten leerlingen een cirkeldiagram maken (hoofdstuk 3, allereerste kennismaking met een grafiek in de methode). Staaf- en lijn diagrammen komen niet of nauwelijks voor. Er zijn verschillende mogelijkheden om hier verandering in aan te brengen: Hoofdstuk 2 Opdracht om(veranderende) indexcijfers uitdrukken in een grafiek (ook tabellarisch naar grafisch is hier zeer goed mogelijk). Hoofdstuk 4 Opdracht om een organogram maken met behulp van PowerPoint Hoofdstuk 10 Opdracht om beurskoersen/waarde van aandelen zichtbaar maken met staaf/lijndiagram, waarde van aandelen binnen een portefeuille in een cirkeldiagram weergeven. Hoofdstuk 12 Bij de ICT opdracht van dit hoofdstuk de kosten van hypotheekvormen hier laten weergegeven met behulp van staaf en lijn diagrammen. De onderlinge verschillen in kosten tussen de hypotheekvormen kunnen in een cirkeldiagram worden weergegeven. Hoofdstuk 21 Bij de ICT opdracht de afschrijvingen zichtbaar maken door de afnemende balanswaarde van vaste activa zichtbaar te maken met behulp van een grafiek. Vertaling van verbale informatie naar een tabel en tabellarische gegevens naar een grafiek komt niet voor. 2.5 In Balans in relatie tot domein A4.5 Het overdragen van leeractiviteiten komt binnen de methode niet met zoveel woorden voor. Hier ligt dus een rol voor de docent om te bepalen wanneer welke activiteiten aan bod komen om door leerlingen met behulp van ICT te worden overgedragen. Hierbij kan worden gedacht aan presentaties die met behulp van een presentatieprogramma zoals PowerPoint kunnen worden overgedragen. De ICT zoekopdrachten (hoofdstuk 8, 16, 17, 18,19 maar ook de onder domein A4.4 genoemde (te ontwikkelen) opdrachten organogram en beurskoersen lenen zich voor terugkoppeling met behulp van ICT). 2.6 In Balans in relatie tot domein F.1 Domein F.1 gaat over de theoretische kennis van leerlingen hoe ICT kan worden ingezet om de bedrijfsvoering te verbeteren. In Balans geeft hier een korte invulling aan door de voordelen/nadelen van automatisering voor de bedrijfsvoering te noemen. In een bedrijfssimulatie zouden leerlingen kunnen ervaren dat het inzetten van ICT het nemen van beslissingen versnelt. Het gebruik van spreadsheet geeft de mogelijkheid om financiële bewerkingen te versnellen door gebruik te maken van een gemaakt rekenkundig ontwerp. Hierdoor kunnen sneller en vaak met minder fouten beslissingen worden genomen. 15

2.7 In Balans in relatie tot domein F.2 In Balans maakt gebruik van toepassingen van bestaande computerprogramma s zoals Excel & PowerPoint. Het gebruik van een webbrowser en tekstverwerker wordt min of meer verondersteld uitgaande van de zoekopdrachten die worden gegeven. In hoeverre het leerlingen duidelijk is dat ze met deze programma s bezig zijn ten behoeve van de informatievoorzieningen van organisaties is de vraag. De context die bij sommige ICT opdrachten wordt gegeven is niet erg uitgebreid. Leerlingen kunnen hierdoor de relevantie van het werken met deze programmatuur onderschatten. Naast Excel en PowerPoint wordt er geen gebruik gemaakt van andere programmatuur. 5 Havo 2.8 In Balans in relatie tot domein A4.2 In hoofdstuk 36 wordt (pas) een zoekopdracht gegeven. Na de zoekopdrachten in leerjaar 4 waar in hoofdstuk 19 voor de laatste keer een zoekopdracht is gegeven kan worden geconcludeerd dat er een grote tijdspanne zit tussen deze en de laatste opdracht. Wel is er sprake van het feit dat specifiek gevraagd wordt om met PowerPoint de uitkomsten van de opdracht te presenteren. Ook hierbij zij aangetekend dat er een grote tijdspanne zit in het gebruik van PowerPoint. 2.9 In Balans in relatie tot 4.3 In Balans geeft regelmatig vraagstukken waarin met spreadsheets informatie moet worden ver(be)werkt met ICT. Bij hoofdstuk 25 wordt gevraagd om een liquiditeitsbegroting te maken. De opdracht staat bij de praktische opdrachten aan het einde van het hoofdstuk (na behandeling van hoofdstuk 27) dat over domein E gaat. Pas in hoofdstuk 28 (aanvang domen F) komen er weer ICT opdrachten. In domein F(hoofdstuk 28 tot en met 30) staat het werken met ICT centraal. Bruto- en nettowinst opslagmethode (voor en nacalculatie) en breakeven analyse worden behandeld door het geven van ICT opdrachten. Opvallend is dat deze hoofdstukken teruggrijpen op eerdere hoofdstukken (22, 23 en 24) die behandeld zijn in het 4 e jaar. De opdrachten bij hoofdstuk 22, 23 en 34 hebben geen ICT opdrachten. De hoofdstukken na hoofdstuk 25 hebben veel mogelijkheden voor ICT opdrachten. In hoofdstuk 26 en 27 is ruimte voor het maken van een financieel plan van een onderneming of delen ervan. Hoofdstuk 27 is bij uitstek geschikt om leerlingen te laten oefenen met ICT toepassingen die gebruikt worden door niet-commerciële instellingen zoals een kasboek, het maken van een staat van baten en lasten (of ze dit zelf laten maken in Excel). 16

2.10 In Balans in relatie tot domein A4.4 In domein A4.3 zitten in de opdrachten reken/wiskundige en bewerkingen (verbaal naar reken/wiskundig). Het gebruik van grafieken (verbaal naar grafisch) zien we vooral in de hoofdstukken 28, 29 en 30 (domein F) terug. Daarvoor wordt er niet veel gewerkt met grafieken. Er zijn de volgende mogelijkheden om het gebruik van grafieken uit te breiden: Hoofdstuk 25, 26 en 35 grafisch de maandelijkse liquiditeiten tot uitdrukking brengen met behulp van staaf/lijn of cirkeldiagram. Hoofdstuk 27 staat van baten en lasten weergeven met behulp van staaf diagram. Verbaal naar tabellarisch (en tabellarisch naar grafisch) wordt nauwelijks aangetroffen. Een mogelijkheid is om ratio s van hoofdstuk 35 en 36 van verschillende organisaties in kaart te brengen (tabel). Als 2 e stap kunnen de in de tabel verzamelde ratio s met behulp van een grafiek worden weergegeven. 2.11 In Balans in relatie tot domein A4.5 Het overdragen van leeractiviteiten komt ook binnen het 2 e jaar van de havo bovenbouw niet zo veel voor. Slechts eenmaal wordt gevraagd in hoofdstuk 30 om resultaten te presenteren met behulp van PowerPoint. Er zijn voldoende mogelijkheden voor de docent om ICT opdrachten te laten terugkoppelen aan de klas. Hierbij kan gedacht worden aan: Hoofdstuk 26 Opdracht ontwikkelen presentatieopdracht ondernemings-(financieel)plan Hoofdstuk 34 Opdracht ontwikkelen presenteren van een start en een eindbalans Hoofdstuk 36 Opdracht ontwikkelen presenteren van ratio s (tabellarisch en grafisch van verschillende ondernemingen Hier ligt dus een rol voor de docent om te bepalen wanneer welke activiteiten aan bod komen om door leerlingen met behulp van ICT te worden overgedragen. 2.12 In Balans in relatie tot domein F.1 De opmerkingen gemaakt voor leerjaar 4 zijn hier ook van toepassing. 2.13 In Balans in relatie tot domein F.2 De opmerkingen gemaakt voor leerjaar 4 zijn hier ook van toepassing. Naast Excel en PowerPoint wordt er geen gebruik gemaakt van andere programmatuur. 17

2.14 Conclusie In het eerste jaar worden zoekopdrachten gegeven (domein A4.2). Daarbij moet worden aangetekend dat er een groot gat zit tussen de 1 e (hoofdstuk 8) en de 2 e zoekdracht (hoofdstuk 16). In het 2 e jaar zijn er nauwelijks zoekopdrachten. Er wordt door de methode een enkele keer gevraagd (hoofdstuk30) om een zoekopdracht met behulp van ICT terug te koppelen (resultaten van een leeractiviteit domein A4.5). Daarbij moet worden vermeld dat het met name de rol van de docent is om vast te stellen welke zoekopdrachten wanneer worden teruggekoppeld. Er zijn zeker voldoende mogelijkheden om leerlingen gemaakte ICT opdrachten te laten terugkoppelen zoals bij hoofdstuk 4 (organogram met behulp van PowerPoint) 12 (hypotheekofferte) en hoofdstuk 17 (productiecycli). Het herordenen en bewerken van informatie van ICT (domein A4.3) wordt regelmatig in de methode aangetroffen. Opvallend is dat het gebruik van het spreadsheetprogramma Excel in het 4 e jaar vrij laat start. In hoofdstuk 3 wordt er gestart met een makkelijke oefening. Logischer zou zijn om te starten met Excel met het toepassen van procent berekeningen en brutowinstopslagmethode in hoofdstuk 2. Excel wordt vervolgens pas weer toegepast in 12 (redelijke complexe berekening van hypotheekvormen), terwijl hoofdstuk 11 ook goede mogelijkheden geeft om met behulp van Excel relatief eenvoudige intrinsieke waarde te berekenen van aandelen. In hoofdstuk 14 wordt Excel benut voor het maken van een enkelvoudige interest berekening. Het vervolg hierop samengestelde interest en de contante waarde worden niet met behulp van ICT behandeld. In leerjaar 5 wordt met name in hoofdstukken 28, 29 en 30 gewerkt met Excel (domein F). In de andere hoofdstukken wordt slechts sporadisch Excel gebruikt, terwijl er voldoende mogelijkheden zijn. Hoofdstuk 25, 26 en 27 lenen zich goed om verschillende financiële instrumenten te ontwikkelen: balans, resultatenbegroting, staat van baten en lasten. Het vertalen van gegevens met gebruikmaking van ICT (domeina4.4) vindt in 4 havo en 5 havo regelmatig plaats. Met name verbaal naar reken/wiskundig komt in de Excel opgaven regelmatig aanbod. In mindere mate wordt er gebruik gemaakt van grafieken. In het 5 e jaar wordt in hoofdstuk 28, 29 en 30 (domein F) hier in ruimere mate aandacht aan besteedt. Het vertalen van tabellarisch naar grafische informatie vindt in beiden leerjaren nauwelijks plaats. In leerjaar 4 kan hier met behulp van hoofdstuk 2 (indexcijfers) een (te ontwikkelen) opdracht van worden gemaakt. Dat geldt ook voor een hoofdstuk 10 vermogensmarkt. Door een opdracht te ontwikkelen voor beurskoersen kunnen de (tabellarische) koersen grafisch worden weergegeven met behulp van een staafdiagram. Datzelfde geldt voor hoofdstuk 35 en 36 in het 2e leerjaar. Door ratio s te vergelijken van ondernemingen kunnen tabellarisch verzamelde gegevens grafisch worden uitgedrukt. In hoofdstuk 30 (domein F.1) geeft een behandeling van hoe de kwaliteit van de bedrijfsvoering kan worden verbeterd met behulp van ICT. Leerlingen zijn aan de hand van deze paragraaf (voldoende) in staat om voordelen en nadelen van automatisering te noemen. De methode haakt aan op het gebruik van bestaande computerprogrammatuur (domein F.2) zoals Excel en PowerPoint. Excel en PowerPoint zijn veel gebruikte programma s binnen scholen, bedrijven en huishoudens. Van een methode kan nu eenmaal niet worden verlangd dat er programmatuur wordt aangeboden. De veelheid aan programmatuur en het kostenaspect zijn belemmeringen om naast algemene gebruikte programmatuur hier in de methode op in te gaan. 18

Hoofdstuk 3 - Hoe wordt M&O in de praktijk uitgevoerd? 3.1 Inleiding De exameneisen verwoord in de Syllabus 2013 stellen eisen aan het havo programma wat betreft het toepassen van ICT binnen M&O. Deze eisen geven een algemeen kader aan dat door elke onderwijsinstelling die havo verzorgt dient te worden ingevuld. In het vorige hoofdstuk is een vergelijk gemaakt in hoeverre de gebruikte methode voldoet aan de exameneisen. De informatie verkregen uit de expert interviews dient dan ook als een aanvulling te worden beschouwd, of zelf ter inspiratie om de eigen interpretatie van de exameneisen zo goed mogelijk in te vullen. Naast het interviewen van experts is in de literatuur gezocht naar de (bedrijfseconomische) praktijk van ICT toepassingen. Om een beeld te krijgen van wat er in de praktijk en op hogescholen wordt gebruikt aan programmatuur zijn een tweetal expertinterviews gehouden. Het doel is om het gebruik van ICT in het onderwijs op de havo van het vak M&O zo goed mogelijk te laten aansluiten op een vervolg in de praktijk of op de hogeschool na het behalen van het havo-eindexamen. In de expertinterviews wordt getracht informatie te krijgen over welke financiële functies er zoal zijn. Daarop aansluitend wordt gesproken over het softwaregebruik door houders van financiële functies. Ook het gebruik van ICT op hogescholen komt aan bod. Tevens wordt gesproken in hoeverre de ICT vaardigheden van havisten aansluiten op het HBO bedrijfseconomie. 3.2 ICT in de (bedrijfseconomische) praktijk volgends de literatuur Vandaag de dag is sprake van een zekere omslag in de benadering van bedrijfsautomatisering. Tot voor kort bestond volgens Cuppen et al. (2010) de door bedrijven gebruikte software uit een eilandengroep. Elke afdeling gebruikte programmatuur met eigen functionaliteit. Dat houdt in dat gebruikte programmatuur niet met elkaar was geïntegreerd. De door de afdeling gewenste functionaliteit stond voorop. Her gebruik van niet geïntegreerde software programmatuur door de afdelingen (verkoop, inkoop, financiën) hield in dat problemen optraden met onderhoud, inconsistente informatie (verkoop en boekhouding beschikken over eigen informatiesystemen) en ook duplicatie van informatie. Door de opkomst van relationele databases is de integratie van verschillende softwarepakketten bevorderd. Voortaan konden alle afdelingen gebruik maken van de in de relationele databases opgeslagen informatie. ERP (Enterprise Resource Planning) is een standaardsoftwarepakket dat beschikt over de volgende geïntegreerde functionaliteit: Verkoop Inkoop (voorraadadministratie) Distributie & service Finance (Financial accounting & controlling) Human Resources Het voordeel van het gebruik van een ERP systeem is volgens Vaassen et al. (2005) dat de programma s met elkaar zijn geïntegreerd, waardoor er gebruik kan worden gemaakt van een database waaruit alle afdelingen informatie kunnen halen. Zo maken de boekhouding en het verkoopsysteem gebruik van hetzelfde klanten en adressenbestand. Adressen hoeven dus maar een keer te worden ingevoerd. Dit scheelt tijd en verkleint de kans op fouten 19

Naast het gemeenschappelijk (efficiënt) gebruik van opgeslagen data zijn er nog andere voordelen verbonden aan het gebruik van ERP: ERP is gericht op een proces in plaats van een afdeling. In het pakket staat centraal dat bedrijfsprocessen door verschillende afdelingen heengaan. Door het open systeem van een ERP systeem is het in de toekomst goed uit te breiden met andere software. Het ERP systeem slaat grote hoeveelheden informatie op. Voor management rapportages wordt gebruik gemaakt van deze informatie. In een aantal gevallen maken volgens Vaassen et al. analyse en rapportagemogelijkheden deel uit van een ERP systeem. Indien dit niet zo is heeft volgens Slagter (2010) een organisatie twee mogelijkheden: 1. het aanschaffen van dure Business Intelligence Software (software speciaal gemaakt voor het definiëren, analyseren, interpreteren en rapporteren van informatie ten behoeve van de strategievorming van een onderneming) 2. gebruik maken van software die vaak al in huis is Excel(spreadsheet) Excel biedt de mogelijkheid om data uit een ERP systeem (database) in te lezen en te bewerken. De gebruiker van de data uit een ERP systeem zal volgens Cuppen et al. (2002) in staat moeten zijn om in Excel een model (model = gestructureerde beschrijving van de reële en/of mogelijke werkelijkheid) te maken dat geschikt is voor zijn rapportage en analyse doeleinden. Aan een model worden eisen gesteld wil het in de praktijk bruikbaar zijn: Invoer en uitvoer dienen fysiek van elkaar te zijn gescheiden om fouten te voorkomen. De relaties tussen variabelen moeten kloppen om logische fouten te voorkomen. Ook dient er nagedacht te zijn over de gebruikersvriendelijkheid. Goede Excel(spreadsheet)vaardigheden zijn bij het maken van analyses en managementrapportages onmisbaar. 3.3 Financiële functies in organisaties Er zijn vele financiële functies. Een belangrijk onderscheid wordt gevormd door MBO en HBO financiële functies. MBO functies (boekhouder, financieel medewerker) spitzen zich toe op het invoeren en beheren van financiële gegevens in een financiële administratie. Van een HBO functie wordt gevraagd om rapportages te maken van de in de administratie aanwezige financiële informatie (controller, bedrijfseconomisch staf medewerker, compliance medewerker, accountant). In kleinere organisaties vindt de controle en rapportage van de financiële gegevens vaak plaats door de accountant. De financiële functies beperken zich vaak tot het correct verwerken (MBO-niveau) van de financiële gegevens. Grote organisaties zijn complexer. Er zijn vaak meerdere financiële functies met een specialistisch karakter. Het voert te ver om alle financiële functies te noemen. Hier wordt volstaan met een selectie van financiële functies die tijdens de interviews zijn genoemd: Businesscontroller zijn betrokken bij het doorrekenen van financiële scenario s bij investeringsbeslissingen 20

Financieel controller genereren uit de financiële administratie managementrapportages Compliance medewerkers toezicht op naleving van wet en regelgeving rond het voeren van administraties, financiële transacties en bestrijding van witwaspraktijken Interne Audit medewerkers voeren onderzoek uit omtrent het functioneren van de organisatie op het gebied van doelmatige en verantwoorde omgang met financiële middelen, preventie en opsporen van fraude, in kaart brengen van (financiële) risico s 3.4 Het gebruik van financiële software in organisaties In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat bijna alle grote en middelgrote organisaties gebruik maken van een ERP-systeem (Enterprises Resource Planning, bekende ERP systemen zijn SAP, Exact Globe Next en Oracle)). ERP is modulair opgebouwd. Alle bedrijfsprocessen zijn ondergebracht in programma s. Elke afdeling is eigenaar van een aantal bedrijfsprocessen en voert deze uit in de daarvoor bestemde programmatuur (inkoop, boekhoud, verkoop, productie, en serviceprogramma). Complete ERP systemen zijn voor kleinere organisaties (handelsfirma s) vaak te kostbaar. Veelal is de financiële administratie georganiseerd in een boekhoudprogramma. Deze boekhoudprogramma s kunnen een module zijn van een ERP-systeem. Het voordeel hiervan is dat de automatiering van de onderneming makkelijk is uit te breiden. Bekende boekhoudprogramma s zijn: Accountview Davilex Exact Online Makkelijk Boekhouden (MKB programma) Zowel in grote bedrijven als kleine bedrijven worden naast een ERP-systeem of boekhoudprogramma nog andere programmatuur gebruikt. Spreadsheetprogramma s lenen zich bijzonder goed om financiële data uit een ERP-systeem/boekhoudprogramma te bewerken. Zo kunnen businesscontrollers de relevante financiële data voor een kostprijscalculatie van een product uit de financiële administratie halen. Na het inladen van deze data in het spreadsheet kunnen er rekenkundige bewerkingen mee worden uitgevoerd. Voor de schriftelijke rapportage van financiële gegevens wordt gebruikt gemaakt van een wordprocessor. Voor mondelinge presentaties van data wordt gebruik gemaakt van presentatieprogramma s zoals PowerPoint. Deze gebruikte software wordt door verschillende firma s geleverd. Bekend zijn de Officeprogramma s van Microsoft(Excel, Word en PowerPoint) en van Apple. 21