Observeren en stimuleren van taalontwikkeling - Pabo 1. Observeren en stimuleren van taalontwikkeling Pabo 1

Vergelijkbare documenten
Observeren en stimuleren van taalontwikkeling - ROC 4. Observeren en stimuleren van taalontwikkeling ROC 4

Voorlezen en vertellen - Pabo 1. Voorlezen en vertellen Pabo 1

Voorlezen en vertellen - ROC 4. Voorlezen en vertellen ROC 4

Anderstaligen en meertaligheid - ROC 3. Anderstaligen en meertaligheid ROC 3

OPDRACHTEN BIJ THEMA 11 BELEID

Onderhandelen en afspraken maken

Anderstaligen en meertaligheid - ROC 4. Anderstaligen en meertaligheid ROC 4

Beginnende geletterdheid - ROC 4. Beginnende geletterdheid ROC 4

Zo verstuurt u een WhatsApp! Opdracht: Analyseren, evalueren

Reflectiegesprekken met kinderen

Observeren en interpreteren

Herinrichting Schoolplein mavo 3

Werkplan vakverdieping kunstvakken

Lesbrieven voor daltonen jenaplanonderwijs

vaardigheden - 21st century skills

Begeleide interne stage

Kies Actief Rapportage van Femke Peeters

Leerwerktaak: Verhaaltjessom oplossen aanleren

Verwerkingsopdrachten Sociaal-Cultureel Werk; saw 4 ISBN Thema 5 Van plan van aanpak naar activiteiten

Talentmeting in korte trajecten

Zelfreflectie meetinstrument Ondernemende houding studenten Z&W

cursus: Taalontwikkeling en taalstimulering

Les 3 Radboud Kids: Meet the professor Voor de leraar

Inleiding. OMGANGSKUNDE OEFENINGEN Isa Goossens

Wereldgodsdiensten. Project Levensbeschouwing 2 e klas St. Nicolaaslyceum. Naam:

Module 9 Kennis delen en coachen

NEDERLANDS Spreken en gesprekken voor 1F Deel 4 van 5

Inhoud Trainersmap Verdieping

Voorlezen en vertellen - ROC 3. Voorlezen en vertellen ROC 3

Lesbrief: Bewust sociaal Thema: Wat is Mens & Dienstverlenen?

Studiehandleiding Taal en diversiteit

project: Kunst en cultuur

Hoe help je meertalige kinderen bij het leren van een tweede taal? Tips voor leerkrachten

Inhoudsopgave. Inleiding. 1 Taal en taalonderwijs. 2 Taalverwerving

Doel van deze presentatie is

Beginnende geletterdheid - Pabo 1. Beginnende geletterdheid Pabo 1

Bijlage 8.7: Voorbeeldopdrachten bij de uitgangspunten van HGW

Interpersoonlijk competent

Teken een architect. Lees het volgende verhaal:

Hoe leer ik kinderen rekenen in groep 3 en 4? Weekschema PABWJ314X

2 jarig Verzorgende IG BOL

Doe een klein onderzoek naar de taalregels die een kind in jouw omgeving al dan niet onder de knie heeft en schrijf daar een verslag over.

OPDRACHTEN. Verzorgende IG. Module 8 Kraamzorg

Wie ben jij? HANDLEIDING

1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met medestudenten of je docent.

Training. Kunstzinnige activiteiten voor kinderen

Stappenplan Ontdekken van de Wereld

Maak betekenisvolle onderwerpen bespreekbaar Individuele docententraining DAG 3 PPOZO Marije Fris trainer & masterclassdocent St.

STAGEBOEKJE 2016 / 2017

Wie de schoen past. Kaleidoscoop op het ROC ASA, voor studenten opleiding onderwijsassistent en SPW

Teken een architect. Lees het volgende verhaal:

Instructie voor leerlingen.. 5. Gebruik van de lesbrieven. 6. Lesbrief: Wat wil je zijn en worden.. 7. Wat wil je zijn en worden.

BOL OPLEIDINGEN MAATSCHAPPELIJKE ZORG AVENTUS APELDOORN / DEVENTER STUDIEWIJZER

Inhoud. Inleiding 9. 5 Planning Leerdoelen en persoonlijke doelen Het ontwerpen van het leerproces Planning in de tijd 89

Lesbrief: Zo verkoop je een boek Thema: Wat is er?

Rol van de leerkracht

Lesonderwerp: Hocus pocus circus: Een nieuw dier samenstellen a.d.h.v. verschillende materialen.

Training. Begeleiden

De DOELSTELLING van de kunstbv-opdrachten & De BEOORDELING:

Les 13a Zoek de verschillen

Tien competenties voor de 21 e eeuw

helemaal niet niet mee eens niet mee eens mee eens helemaal mee eens. In deze vragenlijst staan een aantal uitspraken over leren en kennis.

Training. Coachend begeleiden

DEEL 1. WERKBOEK 4 Eigenwaarde Monique van Dam YOU: De keuze is aan jou!

Criteria. De beroepencarrousel

Inhoudsopgave. Stages. Het zoeken van een stageplaats Stappenplan

GESPREKKEN VOEREN NEDERLANDS AAN HET EINDE VAN DEZE UITLEG:

Tekst lezen en vragen stellen

1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met medestudenten of je docent.

BBL-4, topklinisch traject RdGG Pagina 1 van 5 Persoonlijke ontwikkeling Reflecteren

Vertel eens - aanpak van Aidan Chambers

ZEG HET MAAR HET PRATEN VAN UW KIND. Leeftijd vanaf 4 jaar

Speak up! Wat is JA en wat NEE?

Mentor Datum Groep Aantal lln

Beginnende geletterdheid - ROC 3. Beginnende geletterdheid ROC 3

STAGE WERKPLAN ACADEMIE VOOR BEELDENDE VORMING/ Sonja van de Valk

LESSON STUDY IN DE TWEEDEGRAADS LERARENOPLEIDING

1.0 Uitleg themataken en legenda

De eigen grenzen bewaken

Reader voor pedagogisch medewerkers

POP Martin van der Kevie

AAN DE SLAG DIT BEN IK

Lesbrief: Beroepenmagazine Thema: Mens & Dienstverlenen aan het werk

Feedback Project Ergonomisch Ontwerpen

TRAINING LEVENSBESCHOUWELIJK DENKEN EN COMMUNICEREN

READER STUDENTENCOACH

Presenteren. Oriëntatie

STAGEVERSLAG VMBO LEERLING INSTRUCTIE

Loopbaangericht gesprek voeren. Dag 2. Juni 2016 Loopbaangerichte dialoog

DURVEN ZIEN ERVAREN DELEN HET CREATIEF PROCES IN 5 DISCIPLINES

Cultuureducatie met Kwaliteit

Werkblad Mijn talenten en werk - kwaliteitenreflectie

Luisteren en samenvatten

DE 12 VAN DOK12. Dit ben ik

STELLINGENSPEL. Tijd 10 minuten. Nodig Aanwijzingen voor de docent Stellingen Gekleurde kaartjes (1 per leerling) Flap en stift of bord en krijt

Conferentie Lesson Study 8 mei 2018 Utrecht Madeleine Vreeburg. Kijken naar leerlingen: moeilijker dan je denkt

Opdrachten bij hoofdstuk 1

LeerWerkPlan VLO fase 2, Zwolle

Transcriptie:

Observeren en stimuleren van taalontwikkeling Pabo 1 75

76 Observeren en stimuleren van taalontwikkeling - Pabo 1

1. Wat zegt de theorie over observeren van taalontwikkeling Waar gaat het over? Een taal onder de knie krijgen, lukt niet in een keer. Er zijn veel verschillende aspecten aan een taal die moeten worden geleerd. Aspecten of ook wel componenten die te maken hebben met klank- en uitspraakontwikkeling, betekenisontwikkeling, woord- zinsvormingsontwikkeling en met het leren gebruiken van taal in allerlei situaties. De verschillende aspecten van taal ontwikkelen kinderen volgens een aantal stadia. Om te weten wat je van een kind van vier jaar en ouder mag verwachten, is het nodig dat je de theorie vrij precies kent. Op basis van wat je mag verwachten, zorg je ook voor een goed aanbod. Maar eerst is het belangrijk de normale taalontwikkeling te bestuderen en er in vaktermen over te leren praten. Veronderstelde voorkennis Bekend zijn met het fenomeen peer response (commentaar geven op elkaars teksten). Je kunt In grote lijnen de taalontwikkeling van kinderen van 0-7 beschrijven. Doelstelling Kan de stadia van taalverwerving en taalontwikkeling in vaktermen benoemen. Hoe ga je te werk? Oriënteren Verzamel literatuur over de stadia van taalverwerving en taalontwikkelingen. Probeer vaktermen te onderscheiden en schrijf deze, gesorteerd op leeftijd, puntsgewijs op. Uitvoeren Maak een overzicht van de vaktermen (bijvoorbeeld in een tabel) en schrijf van iedere term de precieze betekenis op. Bespreek de termen per stadia en geef bij elk stadia een voorbeeldzin. Leg uit waarom deze vaktermen juist in het bijbehorende stadium horen. Evaluatie Vergelijk je resultaat met je medestudenten. Bespreek samen de overeenkomsten en verschillen. Vraag de docent om advies wanneer jullie er niet uitkomen. Portfolio Beschrijving van de stadia van taalverwerving. Bronnen Robbe, R. en R. Pitstra (2001).Taal en kleuters. Groningen: Wolters Noordhoff Meer informatie over dit onderwerp www.taalsite.nl/lexicon 77

Voor de docent Inhoud Doordat de studenten zelf uitpluizen hoe de stadia vaan taalontwikkeling theoretisch omschreven worden, en dit kunnen linken aan de ervaring die ze al hebben, krijgen de studenten een gestructureerd overzicht van hun ervaringen op dit gebied. Bovendien leren zij in vaktermen praten over dit onderwerp. Werkwijze Geef de studenten informatie over waar en hoe zij informatie moeten zoeken over dit onderwerp. Laat de studenten verder zelfstandig aan het werk zijn maar blijf wel beschikbaar voor vragen en controleer af en toe of zij op de goede weg zijn. Bespreek eventueel achteraf samen globaal hoe het overzicht eruit kan zien. (besteed ook aandacht aan de layout van een dergelijk overzicht. (Hoe pak ik dit aan om tot een net en overzichtelijk resultaat te komen?). Bronnen en materialen Informatie over dit onderwerp.(b.v. via google: stadia taalverwerving ) Eventueel een stappenplan voor het opzetten van een dergelijk schema. www.taalsite.nl/lexicon Opdrachten voor de student Het maken van een structureel overzicht waarin de stadia van taalverwerving en taalontwikkeling duidelijk naar voren komen. Vergelijken van (en eventueel commentaar geven op) de resultaten van medestudenten. 78

2. Bouwstenen voor een goede taalontwikkeling Waar gaat het over? Taal is een middel waarmee mensen communiceren. Door taal begrijpen mensen elkaar. Daarom is taalontwikkeling voor kinderen heel belangrijk. Vanaf 8 maanden beginnen kinderen meestal te brabbelen. Ze 'praten', niet met echte woorden, maar met klanken. Later zetten ze klanken om in woorden en woorden om in zinnen. In deze opdracht zal je leren hoe kinderen klanken, woorden en zinnen ontwikkelen. Veronderstelde voorkennis Je weet in grote lijnen hoe de taalontwikkelingen van kinderen van 4 tot 7 jaar verloopt. Je kunt de verschillende stadia herkennen en benoemen. Doelstelling Je kunt onderscheid maken tussen klankontwikkeling, woordvormingontwikkeling, zinsontwikkeling. Hoe ga je te werk? Oriënteren Lees hoofdstukken 1 tot en met 5 uit Verrips, M. (2000). De taal van je kind. De verrassende rijkdom van de kindertaal. Utrecht/Antwerpen: Kosmos-Z&K Uitgevers. Bekijk wat daarin wordt verteld over de taalontwikkeling van vierjarige kinderen. Zoek andere, aanvullende informatie over deze periode in tenminste 2 bronnen (artikelen, boeken of websites). Uitvoeren Begin deze opdracht met op te schrijven wat je onder klankontwikkeling, woordvormingontwikkeling en zinsontwikkeling verstaat en hoe jij denkt dat kinderen klanken, woorden en zinnen ontwikkelen? Lees vervolgens wat er in de theorie over deze begrippen wordt gezegd en vergelijk dat met jouw eigen beschrijving. Vul je eigen beschrijving aan met nieuwe elementen die je uit de theorie hebt gehaald. Evalueren Vergelijk jouw uitwerking met een medestudent en bespreek samen de overeenkomsten en verschillen. Als je er samen niet uitkomt, vraag advies aan andere studenten of aan de opleider Nederlands. Portfolio Beschrijving van taalontwikkeling, woordvormingontwikkeling en zinsontwikkeling. Aantekeningen van de bespreking met de medestudent. 79

Bronnen Verrips, M. (2000). De taal van je kind. De verrassende rijkdom van de kindertaal. Utrecht/Antwerpen: Kosmos-Z&K Uitgevers. Meer informatie over dit onderwerp Paus, H. (red.) (2006). Portaal. Praktische taaldidactiek voor het primair onderwijs. Bussum: Coutinho. p. 29 p. 52. 80

Voor de docent Inhoud Doordat de studenten eerst met eigen ideeën over dit onderwerp beginnen en die ideeën later worden verbonden aan bestaande ideeën (theorie) over taalontwikkeling, ontstaan er (nieuwe) leervragen. Werkwijze Wijs de studenten op de informatie uit de opdracht. Bespreek dit eventueel met hen en geef een voorbeeld van klank-, woord- en zins ontwikkeling. Laat de studenten zelfstandig aan het werk gaan maar ben wel beschikbaar voor eventuele vragen. Laat eventueel achteraf een aantal studenten vertellen wat hun resultaat is en geef daar feedback op. Bronnen en materialen Verrips, M. (2000). De taal van je kind. De verrassende rijkdom van de kindertaal. Utrecht/Antwerpen: Kosmos-Z&K Uitgevers. Paus, H. (red.) (2006). Portaal. Praktische taaldidactiek voor het primair onderwijs. Bussum: Coutinho. p. 29 p. 52. Opdrachten voor de student Informatie over taalontwikkeling van vier jarige kinderen zoeken in de hoofdstukken 1 tot en met 5 uit Verrips, M. (2000). De taal van je kind. De verrassende rijkdom van de kindertaal. Utrecht/Antwerpen: Kosmos-Z&K Uitgevers. Beschrijving van klankontwikkeling, woordvormingontwikkeling en zinsontwikkeling. Het resultaat bespreken met mede studenten. 81

82 Observeren en stimuleren van taalontwikkeling - Pabo 1

Alternatieve activiteit Hoe drukken jonge kinderen zich uit? Waar gaat het over? Jonge kinderen hebben nog een beperkte woordenschat. Ze hebben minder woorden tot hun beschikking dan volwassenenen om uit te drukken wat ze willen zeggen. Ze gebruiken daarom ook zelfbedachte wooorden en woordgroepen en verhaspelen bestaande grotemensenwoorden. Een jong meisje dat voor het eerst de zee zag, riep enthousiast: "Badje!" In een combinatiegroep 3/4 vertelde een leerling over een wildwaterbaan:"daar zit een rails, dan word je zo omhoog geslepen." Of twee kinderen praten over de manier waarop je een fles opent: "Met een wijnopener." "Oh, een kurkentrekker bedoel je." Of een kind zegt: "Dan heb ik geen wammere handen." Een ander kind vertelt over zijn jassen: "Ik heb twee jassen, een nieuwe en een geen nieuwe jas." Andere uitspraken die je kunt horen zijn: "Hoe noemt jouw achternaam?"of: "Een neppe kerstman." Maar bij deze laatste uitspraken kun je je afvragen of het typisch kindertaal is of dat een volwassenene hetzelfde had kunnen zeggen. Veronderstelde voorkennis Je weet hoe de taalontwikkeling van jonge kinderen verloopt op klank-, woord- en zinsniveau, gekoppeld aan de gangbare vaktermen. Doelstelling De student kan taalontwikkeling observeren en in vakteremen benoemen. Hoe ga je te werk? Oriënteren Gebruik je aantekeningen van de vorige activiteiten om weer een overzicht te krijgen van de taalontwikkeling van kinderen. Stel een observatie plan op voor de opdracht. (zie uitvoeren ) Uitvoeren Schrijf van de kinderen in je groep karakteristieke woorden en uitspraken op. Het gaat om duidelijke kinderuitingen, die een volwassen taalgebruiker nooit zal bezigen, maar ook om onkinderlijke, typisch moderne woorden en uitdrukkingen. Alles wat je aan karakteristiek taalgebruik opvalt, dus. Probeer vervolgens na te gaan waarom een kind zijn taal op deze manier gebruikt. Bijvoorbeeld: Omdat het iets onbekends in verband brengt met iets bekends; Omdat het bepaalde woorden of de toepassing ervan nog niet kent; Omdat het een regel te ruim toepast, zonder rekening te houden Met uitzonderingen; Omdat het moeite heeft met de uitspraak van bepaalde woorden of klankcombinaties; 83

Omdat het kind typische uitdrukkingen of woorden van volwassenen overneemt. Misschien kun je nog andere oorzaken (bijvoorbeeld overgeneralisatie, volksetymologie, nieuwvorming) vinden. Ga daarvoor ook op zoek in boeken, websites en tijdschriftartikelen over taalontwikkeling. Evalueren Maak een verslag van je observatie. Bespreek hierin de woorden en zinnen die je hebt opgeschreven en vertel waarom het kind de taal op die manier gebruikt heeft. Gebruik vaktermen. Neem hierin ook een reflectie van je resultaten en observatie op. Portfolio Verslag van de observatie inclusief reflectie. 84

Voor de docent Inhoud Door de voorgaande theorie te verbinden met de praktijk, kunnen de studenten de vaktermen meer eigen te maken. Bovendien wordt de kennis in taalontwikkeling getraind. Werkwijze Bespreek met de studenten hoe ze de observatie gaan aanpakken. Geef eventueel voorbeelden van uitingen met daarbij uitleg. (waarom gebruikt het kind de taal op deze manier?). Kijk het verslag na om van voldoende diepgang en kwaliteit verzekerd te zijn. Bronnen en materialen Achtergrond informatie overzicht taalontwikkeling van kinderen. Voorbeelden van uitingen. Opdrachten voor de student Observeren van kinderen met betrekking tot typische taaluitingen Verslag van de observatie inclusief reflectie. 85

86 Observeren en stimuleren van taalontwikkeling - Pabo 1

3. Tegenstellingen leren zien Waar gaat het over? Sommige woorden drukken een echte tegenstelling uit (hoog-laag; lang-kort; gekleurd-ongekleurd). Andere woorden kun je niet plaatsen tegenover een ontkenning ervan, maar wel tegenover een aanvullend woord (een zogenaamde contraire tegenstelling). Gekleurd is een echte tegenstelling van ongekleurd, maar blauw is een contraire tegenstelling van rood (of een andere kleur); rond staat tegenover vierkant, maar ook tegenover driehoekig. Het gaat meer om alternatieven dan om tegengestelde begrippen. Voor sommige tegenstellingen hebben we twee verschillende woorden (dik-dun), voor andere één woord en de ontkenning daarvan (diep-ondiep), voor andere woorden is er zelfs keus: rijp-onrijp of rijp-rot. Al kan er dan wel betekenisverschil zijn. Veronderstelde voorkennis Je weet uit welke fasen de taalontwikkeling bestaat. Je kunt deze fasen benoemen en je kunt de kenmerken ervan noemen. Doelstelling De student kan in het taalaanbod en de feedback van de leerkracht aangeven hoe de leerkracht omgaat met ontkenningen. Hoe ga je te werk? Oriënteren Bereid een activiteit voor waarbij je met kinderen ingaat op tegenstellingen. Je kunt daarbij het boek Tegenstellingen gebruiken, van Pittau en Gervais (Uitgeverij Luister, Amsterdam 2000). Dit boek brengt een aantal tegenstellingen in beeld, bijvoorbeeld groot-klein; breed-smal; harig-verig; vierkant-rond. Verzamel allerlei voorwerpen en orden ze rondom tegenstellingen. Uitvoeren Bedenk rondom de voorwerpen ervaringsgerichte activiteiten op basis waarvan kinderen tegenstellingen leren ontdekken (hard voorwerp tegenover een zacht voorwerp). Maak samen met (enkele) kleuters een lijstje woorden en bekijk of die woorden ook een woord kennen dat het tegenovergestelde uitdrukt. Evalueren Vorm een groep van vier studenten en leg alle activiteiten gericht op het leren (ervaren) van tegenstellingen bij elkaar. 'Bekijk de activiteiten en voorwerpen die daarbij gebruikt worden heel kritisch. Kies de vijf beste activiteiten uit en probeer die (opnieuw) in de stage. Portfolio Uitgeschreven activiteit. Aantekeningen kritiek van de medestudenten. 87

Bronnen Prentenboeken, bijvoorbeeld: Tegenstellingen van Pittau en Gervais (Uitgeverij Luister, Amsterdam 2000 88

Voor de docent Inhoud Door het bedenken van een activiteit aan de hand van de aangeleverde theorie, maakt de student kennis met het omgaan met tegenstellingen. Werkwijze Wijs de studenten op de informatie uit de opdracht. Laat de studenten zelfstandig de activiteit organiseren en voorwerpen verzamelen. Maak samen met de studenten een lijstje met belangrijke punten waarop gelet moet worden tijdens het kritisch beoordelen in de evaluatie fase. Bespreek de vijf beste resultaten. Bronnen en materialen Tegenstellingen gebruiken, van Pittau en Gervais (Uitgeverij Luister, Amsterdam 2000). Opdrachten voor de student Het voorbereiden en uitvoeren van een activiteit met kleuters (op stageplek), ingaand op tegenstellingen. Kritisch beoordelen van de activiteiten van medestudenten. 89

90

4. Visies op taal observeren Waar gaat het over? Zoals je vast al gemerkt hebt tijdens je stages, is werken met kinderen niet altijd even eenvoudig en voor de hand liggend. Geen twee kinderen zijn hetzelfde. In Nederland zijn er daarom verschillende programma s beschikbaar die gebruikt kunnen worden bij het werken met jonge kinderen (zoals Kaleidoscoop, Piramide, Startblokken). Elk van deze programma s werken vanuit een andere visie. Kaleidoscoop richt zich bijvoorbeeld op een uitdagende leeromgeving waarin kinderen actief betrokken worden bij de les terwijl in Piramide vooral aandacht wordt besteed aan een veilige/prettige leeromgeving zodat kinderen meer eigen initiatieven nemen en zelfstandig leren. In deze opdracht krijg je inzicht in de verschillende aanpakken van programma s voor het werken met kinderen (waar richten zij zich op? en waarom?). En ontwikkel je een eigen visie. Veronderstelde voorkennis Je hebt kennisgemaakt met verschillende programma's voor jonge kinderen: Kaleidoscoop, Piramide en Startblokken. Je hebt in een van de drie programma s een paar activiteiten bekeken op mogelijkheden om taal van kinderen te stimuleren waarbij je hebt gelet op belangrijke middelen daarbij, namelijk taalaanbod, (ruimte voor) taalproductie en feedback. Via medestudenten heb je gehoord hoe dit bij de andere twee programma s kan gaan en jullie hebben besproken of en zo ja welke verschillen er tussen de drie programma s zijn. Ook heb je ervaringskennis in taalstimulering opgedaan door een keer te experimenteren met een activiteit uit een van de drie programma s op je stageplek. Doelstelling Je krijgt inzicht in de verschillen in aanpak in de programma's voor jonge kinderen. Dit inzicht gebruik je om zelf een visie te ontwikkelen. Hoe ga je te werk? Oriënteren Lees hoofdstuk 2 uit Robbe, R. en R. Pitstra (2001).Taal en kleuters. Groningen: Wolters Noordhoff. In dit hoofdstuk worden verschillende visies op het werken met kleuters beschreven. Uitvoeren Probeer te beschrijven vanuit welke visie(s) het onderwijs wordt vormgegeven in de klassen waarin je stage hebt gelopen. Werkt men vanuit één duidelijke visie of combineert de leraar verschillende visies of delen daarvan met elkaar? Kies vervolgens opdracht 1 of 2 op pagina 39 uit Robbe, R. en R. Pitstra (2001).Taal en kleuters. Groningen: Wolters Noordhoff, en voer die uit. 91

Evalueren Breng je uitwerking van de eerste opdracht in verband met de uitwerking van je tweede opdracht. Wat voor conclusies kun je nu trekken ten aanzien van jouw visie? Schrijf dit op. Portfolio Uitwerkingen van Opdracht 1 of 2. Conclusies van het evalueren. Bronnen Robbe, R. en R. Pitstra (2001).Taal en kleuters. Groningen: Wolters Noordhoff. (p.25 - p. 39) Meer informatie over dit onderwerp http://www.peutertv.nl/index.jsp?n=1387204 92

Voor de docent Inhoud Door kennis te maken met de verschillende aanpakken en visies van programma s voor kinderen krijgen de studenten inzicht in het vormgeven van onderwijs en zullen zij een eigen visie kunnen vormen. Werkwijze Wijs de studenten op het informatie materiaal uit de opdracht en stel eventueel nog extra bronnen beschikbaar. Geef een voorbeelden en vraag aan de studenten of zij visies herkennen uit de ervaringen van hun stages. Laat de studenten zelfstandig aan het werk gaan maar sta wel open voor vragen. Vraag eventueel of de studenten de opdracht willen inleveren om zeker te zijn van voldoende diepgang en kwaliteit. Bronnen en materialen http://www.teleac.nl/pagina.jsp?n=1318616 http://www.teleblik.nl/ Opdrachten voor de student Beschrijven van de verschillende visies die de student op zijn/haar stage is tegengekomen. Maken van opdracht 1 of 2 op pagina 39 uit Robbe, R. en R. Pitstra (2001).Taal en kleuters. Groningen: Wolters Noordhoff. Het in verband brengen van de twee opdrachten en hier conclusies uit trekken. 93

94

Alternatieve activiteit Taal stimuleren Waar gaat het over? Je hebt inmiddels heel wat kennis opgedaan over taalontwikkeling van kinderen en over taalstimulering en je hebt ook kennisgemaakt met programma s die gebruikt worden voor peuters en kleuters. Nu ga je daarmee experimenteren, je gaat proberen zelf je kennis in praktijk te brengen. Veronderstelde voorkennis Je weet dat taalaanbod, (ruimte voor) taalproductie en feedback belangrijke middelen zijn bij het stimuleren van de taalontwikkeling. Je hebt in ROC 3 een programma bekeken op activiteiten waarmee je taalontwikkeling van kinderen zou kunnen stimuleren. Je hebt van andere programma s analyses van medestudenten besproken. Je weet dus al iets van taalstimuleringsmogelijkheden met Piramide, Kaleidoscoop en Startblokken. Ook heb je al wat ervaringskennis opgedaan als het gaat om het zelf in praktijk brengen van taalstimuleringsactiviteiten. Je hebt bijvoorbeeld met kinderen gesprekken in de kleine kring gevoerd. Doelstelling Je kunt met behulp van activiteiten uit een van de programma s Kaleidoscoop, Piramide of Startblokken werken aan taalstimulering van kinderen. Indien nodig ben je in staat activiteiten uit deze programma s taliger te maken, zodat de componenten taalaanbod, taalproductie en feedback aan bod komen Hoe ga je te werk? Oriënteren Kies het programma dat op jouw stageplaats gebruikt wordt. (Wordt er niet een van deze drie programma s gebruikt, kies er dan zelf eentje). Kies een activiteit waarmee je taal van kinderen zou kunnen stimuleren. Ga na of de activiteit die je gekozen hebt voldoende talig is: kunnen de aspecten taalaanbod, taalproductie en feedback hiermee goed aan bod komen? Bedenk eventueel hoe je de activiteit zelf taliger kunt maken. Bereid je activiteit voor. (Denk ook aan uitdagende materialen/voorwerpen die je hierbij zou kunnen gebruiken.) Leg vast wat je doet en hoe het ging. Maak dus aantekeningen. Vraag of de leidster/leraar van de groep of een medestudent wil kijken hoe het gaat. Vertel dan vooraf waarop je graag wilt dat hij/zij gaat letten. Bereid je activiteit voor. (Denk ook aan uitdagende materialen/voorwerpen die je hierbij zou kunnen gebruiken. Vraag of de leidster/leraar van de groep of een medestudent wil kijken hoe het gaat. Vertel dan vooraf waarop je graag wilt dat hij/zij gaat letten. 95

Uitvoeren Kies een geschikt groepje kinderen uit en voer je activiteit uit. Maak eventueel opnames. Maak aantekeningen en probeer te pijlen hoe de kinderen reageren op jou activiteit. Was de moeilijkheidsgraat goed? Reageerden de kinderen zoals jij had verwacht? Evaluatie Bespreek de activiteit na met degene die geobserveerd heeft op de punten die je vooraf hebt aangegeven. Bespreek ook op welke manier de aspecten taalaanbod, taalproductie en feedback aan bod zijn gekomen. Bewaar de aantekeningen van je voorbereiding in je portfolio. Verwerk in een schriftelijke reflectie het nagesprek dat je hebt gevoerd. Schrijf daarbij ook op wat je conclusies zijn na dit eerste experiment. Wat voor consequenties leid je hier uit af voor volgende taalstimuleringsactiviteiten? Portfolio Gekozen activiteit Aanpassingen van de activiteit Aantekeningen van de activiteit. Schriftelijke reflectie en conclusies. Bronnen Fikkert, P, Aarsen, J, Verrips, M, (2001), Oetsie koetsie: ouders stellen vragen over kindertaal en meertalig opvoeden. Kosmos, Lifetime. www.ikenko.nl 96

Voor de docent Inhoud Leerkracht is een belangrijke schakel voor de taalontwikkeling van kinderen. Voornaamste is dat de leerkracht overtuigd raakt van het feit dat kinderen veel taal leren door als leerkracht met de kinderen mee te spelen en door tijdens het spel het handelen steeds te benoemen. Tijdens het meespelen is het gemakkelijk goede feedback te geven waardoor de kinderen hun taal verder ontwikkelen op een steeds hoger niveau. Werkwijze Bespreek samen met de studenten hoe zij deze activiteit het beste aan kunnen pakken en voor kunnen bereiden zodat er voldoende diepgang en kwaliteit gewaarborgd wordt. Vertel wat het inhoud om een activiteit taliger te maken en geef hier eventueel voorbeelden van. Geef ook informatie over het schrijven van een reflectie verslag. Geef duidelijk aan welke punten hierin naar voren komen. Kijk de verslagen na om er zeker van te zijn dat iedereen het begrepen heeft. Bronnen en materialen Eventueel voorbeeldverslag. Opdrachten voor de student Het voorbereiden en uitvoeren van een activiteit (uit één van de programma s) met een geschikt groepje kinderen. Een schriftelijk verslag over deze observatie en het nagesprek. 97

98

5. Taalaanbod leren zien: oudertaal Waar gaat het over? Jonge kinderen zijn op weg de taal van volwassenen te leren spreken. In dat proces zul je als begeleider regelmatig woorden, zinsconstructies en uitdrukkingen horen die nogal afwijken van het taalgebruik van volwassenen. Als volwassen begeleider heb je de taak de kinderen te helpen en te stimuleren bij hun taalontwikkeling. Daarom zal je, je taalgebruik moeten aan passen aan het begripsniveau van de kinderen warmee je werkt. Veronderstelde voorkennis Je kunt de fasen in de taalontwikkeling benoemen en je kunt aangeven hoe kinderen hun taal verder ontwikkelen. Doelstelling Je kunt verschillen in taalaanbod van ouderen naar jongeren observeren en benoemen en je kunt aangeven wanneer het proces niet volgens de normale ontwikkeling verloopt. Hoe ga je te werk? Oriënteren Bedenk voor jezelf hoe je, je taalgebruik zou moeten aanpassen om op het begripsniveau van kinderen te praten. Schrijf deze op, bedenk er eventueel ook voorbeelden bij. Je gaat een observatie doen, lettend op taal aanpassingen van ouderen voor kinderen. Bedenk van te voren waar je op wil letten zodat je gemakkelijk aantekeningen kan maken. (denk aan een observatieformulier) Uitvoeren Observeer bij jezelf of bij een andere volwassen begeleider in de groep welke aanpassingen er plaatsvinden. Let op zinsbouw, woordgebruik, parafrases, uitdrukkingen, extra uitleg en omschrijvingen van woordbetekenissen. Let ook op de interactie tussen begeleider en kind(eren). Op welke momenten en om welke redenen past de volwassene zijn taalgebruik aan? Hoe staat dit in verband met het verloop van de taalontwikkeling van een kind? Evalueren Schrijf een kort verslag van je observatie. Verwerk hierin tenminste: Een aantal voorbeeld zinnen van je observatie Welke aanpassingen er gedaan werden Op welke momenten en om welke redenen de volwassene zijn taalgebruik aanpast 99

Portfolio Observatieformulier. Verslag van de oriëntatiefase en observaties. 100

Voor de docent Inhoud Studenten beginnen met hun eigen ideeën over dit onderwerp en die ideeën worden vervolgens verbonden aan bestaande ideeën (theorie) over taalontwikkeling. Dit leidt vervolgens tot (nieuwe) leervragen. Werkwijze Bespreek samen met de studenten welke taalaanpassingen zij bedacht hadden om tot het begripsniveau van kinderen te komen. Laat de studenten zelfstandig de activiteit voorbereiden maar sta beschikbaar voor hulp en vragen. Controleer af en toe of zij op de goede weg zijn. Kijk de verslagen van de studenten na en geef er feedback op. Bronnen en materialen Achtergrond informatie over begripsniveau van kleine kinderen Opdrachten voor de student Voorbereiden en uitvoeren van een observatie waarbij gelet wordt op taalaanpassingen van ouderen voor kinderen. Schrijven van een kort verslag over de observatie. 101