Diversiteitsrapport horecasector. Vlaanderen 2014

Vergelijkbare documenten
Diversiteit horecasector

Diversiteit horecasector

Diversiteit in de horecasector 2011

Sectoranalyse Horeca 2014

Sectoranalyse Horeca 2012

Monitor 2016Q4 15 Pag. MONITOR FLEXI-JOBS

SECTORANALYSE HORECA 2015

Sectoranalyse Horeca 2012

Heel gunstige arbeidsmarktevolutie in Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten -

Tabel 4.1 geeft een overzicht van de verdeling van de deels werkloos, deels werkend (DWDW)-en naar leeftijdsniveau.

SECTORANALYSE HORECA 2016

De dienstenchequewerknemers sinds 2004

ALGEMEEN OMZET FEBRUARI /02/2016. Boordtabellen Horeca. Synthese:

Trends op de arbeidsmarkt tussen 1986 en 2006

De Belgische arbeidsmarkt in 2012

Sectoranalyse Horeca 2013

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt

Omgevingsanalyse. bij de opmaak van het meerjarenplan Economie en arbeidsmarkt

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt

ALGEMEEN OMZET DECEMBER /12/2016

1. Aangiften : FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN

Vennootschappen onderworpen aan de vennootschapsbijdrage

DE VLAAMSE SOCIALE ECONOMIE IN 2015

De arbeidsmarkt in juli 2014

Vlaamse Arbeidsrekening. Conversie Nace Rev. 1 naar Nace Rev. 2

B. Werkende beroepsbevolking en interne werkgelegenheid

POLSSLAG VLAAMSE HORECA

De arbeidsmarkt in maart 2016

HIER FOTO INVOEGEN BREEDTE 210mm x HOOGTE 99mm. Desk Research Arbeidsmarkt, sectorfoto horeca

De arbeidsmarkt in december 2014

De arbeidsmarkt in augustus 2016

De arbeidsmarkt in april 2016

TRAINING & OPLEIDING Opleidingen in de lift: + 25% in 2001

2.2.1 Aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt

De arbeidsmarkt in augustus 2017

PERSBERICHT Brussel, 23 oktober 2013

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

De arbeidsmarkt in juni 2016

De arbeidsmarkt in mei 2017

De arbeidsmarkt in mei 2016

De arbeidsmarkt in augustus 2013

De arbeidsmarkt in september 2014

De arbeidsmarkt in mei 2014

nr. 241 van ROBRECHT BOTHUYNE datum: 13 januari 2017 aan PHILIPPE MUYTERS Waarborgregeling - Stand van zaken

SECTORFOTO 2012 LOKALE BESTUREN

De arbeidsmarkt in augustus 2014

De arbeidsmarkt in november 2015

De arbeidsmarkt in oktober 2016

Trends op de Belgische arbeidsmarkt ( )

Hinder door een handicap of langdurige gezondheidsproblemen

De arbeidsmarkt in juni 2014

De arbeidsmarkt in april 2017

De arbeidsmarkt in oktober 2013

De arbeidsmarkt in april 2015

FOCUS OP TALENT BAROMETER. Kansengroepen in cijfers

BOORDTABELLEN HORECA SYNTHESE: OVERZICHT: MAART /03/2017

De arbeidsmarkt in januari 2016

Werkgroep Arbeidsmarkt Onderwijs

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

De arbeidsmarkt in maart 2017

De loonkloof tussen vrouwen en mannen in België. Samenvatting rapport 2011

Instituut voor de nationale rekeningen

De arbeidsmarkt in februari 2016

PERSBERICHT Brussel, 24 september 2015

NOVEMBER 2014 BAROMETER

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies

Resultaten van de socioeconomische. Valérie Gilbert Virginie Vaes FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg

De arbeidsmarkt in maart 2015

Sectoranalyse Horeca Ondernemingen Arbeidsmarkt en tewerkstelling Diversiteit

De arbeidsmarkt in februari 2015

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT donderdag 6 november Loon naar werken

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

De arbeidsmarkt in februari 2017

De arbeidsmarkt in juni 2015

De arbeidsmarkt in januari 2017

De arbeidsmarkt in augustus 2015

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014

VDAB WERKLOOSHEIDSBERICHT JANUARI Kerncijfers werkloosheid. Evolutie Werkloosheid. NWWZ Vlaams Gewest - absolute aantallen

Bios2 Thema in de kijker Personeel in de bibliotheek

VDAB WERKLOOSHEIDSBERICHT MEI Kerncijfers werkloosheid. Evolutie Werkloosheid. NWWZ Vlaams Gewest - absolute aantallen

De arbeidsmarkt in oktober 2015

Vier werknemers op tien krijgen opleiding en vorming

Arbeidsmarkt personen met een arbeidshandicap

De arbeidsmarkt in oktober 2014

PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015

Sociale economie. 1 Tewerkstellingsgroei varieert van sociale economie initiatief. Streekpact Cijferanalyse

Hoofdstuk 2: Wat bepaalt het loon?

B. Werkende beroepsbevolking en interne werkgelegenheid

I B O. Een werknemer op maat gemaakt. 1. IBO = training-on-the-job. IBO = 'werkplekleren' IBO = 'een werknemer op maat'

De arbeidsmarkt in mei 2015

67,3% van de jarigen aan het werk

Profiel en tevredenheid van uitzendkrachten. In samenwerking met

De arbeidsmarkt klimt uit het dal

PERSBERICHT Brussel, 30 september 2013

Monitor Economie 2018

Sectorfoto PSC

Gegevens met betrekking tot Brussel Economie en Werkgelegenheid Directie Steun aan Ondernemingen Kruidtuinlaan 20 BRUSSEL

Transcriptie:

Diversiteitsrapport horecasector Vlaanderen 2014 Cijfers 2013

2014 Guidea - Kenniscentrum voor Toerisme en Horeca vzw Deze informatie werd met de grootste zorg samengesteld. Guidea, het Kenniscentrum voor Toerisme en Horeca vzw stelt zich echter niet aansprakelijk voor de juistheid van de aangeboden informatie. In geen geval is Guidea, het Kenniscentrum voor Toerisme en Horeca aansprakelijk voor enige directe of indirecte schade als gevolg van of in verband met de aangeboden informatie uit deze publicatie.

1 Synthese 3 Inleiding 5 Deel I: Diversiteitsanalyse horecawerknemers (2013) 7 Intro: loontrekkende werkgelegenheid in de horecasector 7 1 Etnisch-culturele diversiteit 9 1.1 Werknemers per nationaliteit 10 1.2 Instroom allochtoon/autochtoon naar werk in de horecasector vanuit de werkloosheid 12 2 Diversiteit naar geslacht 13 2.1 Werknemers per geslacht 13 2.2 Arbeidsplaatsen ingevuld door extra s per geslacht 14 2.3 Effectieve gewone arbeidsduur op weekbasis per geslacht 15 2.4 Instroom naar werk in de horecasector vanuit de werkloosheid per geslacht15 3 Diversiteit naar leeftijd 17 3.1 Werknemers per leeftijdscategorie 18 3.2 Werknemers per leeftijdscategorie per geslacht 21 3.2.1 Mannen per leeftijdscategorie 21 3.2.2 Vrouwen per leeftijdscategorie 22 3.3 Instroom naar werk in de horecasector vanuit de werkloosheid per leeftijd 23 4 Diversiteit naar opleidingsniveau 25 4.1 Werknemers per opleidingsniveau 26 4.2 Instroom naar werk in de horecasector vanuit de werkloosheid per opleidingsniveau 27 5 Personen met een (arbeids)handicap 29 5.1 Loontrekkende werknemers met een handicap 31 5.1.1 Hinder in dagelijkse bezigheden 31 5.1.2 Vormen van ondersteuning 32 5.2 Instroom naar werk in de horecasector vanuit de werkloosheid volgens arbeidshandicap 35 6 Individuele Beroepsopleidingen per diversiteitsgroep in de horecasector 36 7 Loopbaan- en diversiteitsplannen 37

2 Deel II: Opleiding van risicogroepen in Vlaanderen (2013) 39 1 Horeca-beroepsopleidingen voor werkzoekenden 40 1.1 VDAB-beroepsopleidingen horeca 40 1.2 Beroepsopleidingen horeca bij andere opleidings- en tewerkstellingspartners 41 2 Nederlandse taalondersteuning voor horecawerknemers 43 2.1 Opleiding Nederlands op de Werkvloer (NODW) 43 2.2 Beeldwoordenboek Keuken 43 3 Opleiding en leerovereenkomsten voor jongeren deeltijds onderwijs in een horeca-opleiding 44 Bijlage: Toelichting van de bronnen 47 1 RSZ 47 2 Enquête naar de arbeidskrachten (EAK) 48 3 Departement Werk en Sociale Economie 48 4 Studiedienst VDAB 48

3 Synthese 1 Deze synthese belicht de voornaamste cijfers uit dit rapport over de diversiteit in de horecasector. De horecasector herbergt een grote diversiteit. We bekijken achtereenvolgens de diversiteit naar etnischculturele achtergrond, naar geslacht, naar leeftijd, naar opleidingsniveau en naar (arbeids)handicap. In 2013 telt de horecasector in Vlaanderen 66.100 arbeidsplaatsen. Dit is 3,96% van alle arbeidsplaatsen in Vlaanderen. In Vlaanderen werkt 45% van de werknemers in een onderneming met minder dan 10 werknemers (micro-ondernemingen). Etnisch-culturele diversiteit In vergelijking met het gemiddelde over alle sectoren heen, is het percentage niet-belgen in de horecasector hoog. Zo heeft iets minder dan 16% van de werknemers in de horecasector niet de Belgische nationaliteit. Over alle sectoren heen is dit slechts een kleine 6%. Kijken we naar het geboorteland (ongeacht de nationaliteit), dan is 28% of één op vier van alle werknemers in de horecasector in het buitenland geboren. Van deze werknemers die in het buitenland zijn geboren, zijn er 29% in een EU27-land geboren, 71% in een niet-eu27-land. Bij de instroom naar werk uit de werkloosheid krijgen we hetzelfde beeld. Zo stromen er verhoudingswijs iets meer allochtonen 2 naar werk in de horecasector. In 2013 ligt het gemiddelde in de horecasector op bijna 24% allochtonen, terwijl dit voor alle sectoren samen op net geen 19% ligt. Diversiteit naar geslacht Als we kijken naar het geslacht van de werknemers, zien we in de horecasector een groter aandeel vrouwen in dienst. Bij de unieke werknemers in de horecasector is 52% een vrouw, terwijl dit percentage over alle sectoren heen 48% is. Er is wel een verschil in effectieve gewone arbeidsduur tussen mannen en vrouwen. Het aandeel mannen dat 30 uren of meer werkt per week ligt beduidend hoger, met name 67% mannen t.o.v. 45% vrouwen. in de horecasector is de instroom van vrouwen vanuit de werkloosheid groter dan in alle sectoren samen. De trendlijn van de instroom naar de horecasector ligt reeds jaren hoger dan de trendlijn voor alle sectoren samen. Het gemiddeld aandeel vrouwen in de instroom vanuit de werkloosheid ligt in 2013 op 49%. In alle sectoren samen is dit 46%. Diversiteit naar leeftijd De horecasector is de sector met procentueel de grootste groep jongeren. Het aandeel jonge werknemers (min 25-jarigen) ligt beduidend hoger in de horecasector (21%) dan in alle sectoren samen (8%). Het aandeel 50-plussers in de horecasector (20%) ligt daarentegen lager dan het gemiddelde (26%). Over de jaren heen zien we wel dat de aandelen van de jongeren en ouderen naar elkaar toegroeien (in 2007: 28% - 15%, in 2013: 21% - 20%). Ten slotte speelt het geslacht ook een rol. Het aandeel mannelijke 50-plussers in de horecasector ligt beduidend lager dan het aandeel vrouwelijke 50-plussers in de horecasector (16% 24%). Zowel voor de min 25-jarigen als de 50-plussers ligt de trendlijn voor de instroom naar werk in de horecasector hoger dan voor alle sectoren samen. Het gemiddeld aandeel min 25-jarigen ligt in de horecasector op 39%, terwijl dit voor alle sectoren samen 35% is. Het aandeel 50-plussers in de instroom bedraagt gemiddeld 9% in de horecasector en 8% in alle sectoren samen. 1 Alle cijfers in deze synthese zijn cijfers voor Vlaanderen, tenzij anders vermeld. 2 Mensen met een huidige of vorige nationaliteit van buiten de EU-27.

4 Diversiteit naar opleidingsniveau In vergelijking met het gemiddelde over alle sectoren heen, stelt de horecasector een groter percentage laaggeschoolden tewerk. In 2013 ligt het percentage laaggeschoolden op ruim 32% in de horecasector, terwijl dit voor alle sectoren samen net geen 19% is. Er stromen vanuit de werkloosheid procentueel meer laaggeschoolden naar de horecasector dan gemiddeld. In 2013 bedraagt het gemiddelde in de horecasector 42% laaggeschoolden. Dit is ruim boven het gemiddelde van alle sectoren samen. Dit percentage bedraagt namelijk 34% in 2013. Diversiteit naar (arbeids)handicap 8% van de Vlaamse werknemers in de horecasector geeft aan dat ze hinder ervaren in hun dagelijkse bezigheden (op het werk of daarbuiten) door een handicap, een langdurige aandoening of langdurige ziekte. Dit cijfer is even hoog als het gemiddelde over alle sectoren (8%). Gemiddeld stromen er uit de werkloosheid minder personen met een arbeidshandicap naar werk in de horecasector dan over alle sectoren heen. Het kwartaalgemiddelde in de horecasector bedraagt in 2013 ongeveer 4%, terwijl dit voor alle sectoren samen op gemiddeld 5% uitkomt.

5 Inleiding Uit de diversiteitsanalyse die in de vorige jaren werd gemaakt, bleek al dat de horeca een zeer diverse sector is. Mannen en vrouwen zijn samen sterkhouders van de sector. De horeca trekt in vergelijking met andere sectoren vooral jongeren aan, terwijl oudere werknemers (50-plussers) ondervertegenwoordigd zijn. Veel werknemers behaalden nooit een diploma, ook niet van het middelbaar onderwijs. De horeca is ook een kleurrijke sector in de letterlijke zin van het woord: veel werknemers zijn van vreemde afkomst. Het is van het grootste belang om met deze verscheidenheid rekening te houden op de werkvloer en in het personeels- en opleidingsbeleid. Werknemers die tevreden zijn, die in een goede sfeer kunnen werken en die uitgedaagd worden het beste van zichzelf te geven, zullen langer blijven. De manier waarop een bedrijf met zijn personeel omgaat, heeft een grote impact op de loyaliteit van de medewerkers. De sociale partners van de horecasector engageerden zich in een collectieve arbeidsovereenkomst om de tewerkstelling van risicogroepen op de arbeidsmarkt te bevorderen 3. Hiertoe sloten zij o.a. een convenant af met de Vlaamse Regering, waarin engagementen werden vastgelegd die betrekking hebben op diversiteit in de sector. Horeca Vorming Vlaanderen staat in voor de uitvoering van de CAO in Vlaanderen en voor het sectorconvenant. Over de CAO dient verantwoording te worden afgelegd aan de Nationale Arbeidsraad en aan de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven. Over het sectorconvenant wordt gerapporteerd ten aanzien van de Vlaamse overheid. Het diversiteitsrapport van de horecasector ziet er in 2014 gelijkaardig uit als vorig jaar. In een eerste deel maken we een analyse van de diversiteit onder de werknemers in de sector: etnisch-culturele diversiteit, diversiteit naar geslacht, diversiteit naar leeftijd, diversiteit naar opleidingsniveau en personen met een (arbeids)handicap. We gaan in op de cijfers voor de sector en vergelijken deze met het gemiddelde voor alle sectoren samen. Het tweede deel spitst zich toe op begeleiding, opleiding en tewerkstelling van risicogroepen. Voor werkzoekenden kunnen we hiervoor terecht bij de VDAB en partnerorganisaties. Tot slot kunt u op het einde van dit rapport de gebruikte bronnen lezen. 3 CAO Hotelbedrijf: bevordering tewerkstelling risicogroepen, akkoord van 01/10/2007.

6

7 Deel I: Diversiteitsanalyse horecawerknemers (2013) Intro: loontrekkende werkgelegenheid in de horecasector Vooraleer in te gaan op de diversiteit van de werknemers in de horecasector, geven we een algemeen beeld van de loontrekkende werkgelegenheid in de horecasector. In totaal zijn er in 2013 in België, over alle sectoren heen, 3.442.988 arbeidsplaatsen. Er zijn 118.790 arbeidsplaatsen in de horecasector wat neerkomt op 3,45% van alle arbeidsplaatsen in België. In Vlaanderen zijn er 1.670.421 arbeidsplaatsen. Er zijn 66.100 arbeidsplaatsen in de horecasector, 3,96% van totaal aantal arbeidsplaatsen. Tabel: Aantal arbeidsplaatsen in de horecasector in -2013- n % Vlaanderen België Vlaanderen België Totaal aantal 66.100 118.790 100% 100% Gewesten 4 Vlaanderen -- 66.100 -- 55,6% Wallonië -- 26.199 -- 22,1% Brussel -- 26.491 -- 22,3% Vlaamse provincies West-Vlaanderen 15.579 -- 23,6% Oost-Vlaanderen 10.630 -- 16,1% Antwerpen 22.100 -- 33,4% Vlaams-Brabant 10.422 -- 15,8% Limburg 7.369 -- 11,1% Subsector Hotels 8.569 16.658 13,0% 14,0% Vakantieverblijven 2.236 3.587 3,4% 3,0% Kampeerterreinen 347 496 0,5% 0,4% Overige accommodatie 129 701 0,2% 0,6% Restaurants 38.942 67.495 58,9% 56,8% Catering 7.439 16.279 11,3% 13,7% Drinkgelegenheden 8.438 13.574 12,8% 11,4% Dimensiegrootte 1 tot 4 werknemers 15.328 27.410 23,2% 23,1% 5 tot 9 werknemers 14.391 23.953 21,8% 20,2% 10 tot 19 werknemers 14.185 22.500 21,5% 18,9% 20 tot 49 werknemers 10.290 17.813 15,6% 15,0% 50 of meer werknemers 11.906 27.114 18,0% 22,8% Arbeiders/bedienden Arbeiders 59.177 103.597 89,5% 87,2% Bedienden 6.923 15.193 10,5% 12,8% Arbeidsregime Voltijds 23.892 44.678 36,1% 37,6% Deeltijds 5 32.810 62.742 49,6% 52,8% Specialen 6 9.398 11.370 14,2% 9,6% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06/2013 4 Op basis van de plaats van de hoofdzetel. 5 De deeltijdse prestaties betreffen de prestaties van de werknemer die gemiddeld slechts een gedeelte presteert van de arbeidstijd van de referentie persoon (voltijdse werknemer). 6 De groep specialen bevat vooral loontrekkenden die werken via gelimiteerde prestaties. (extra s in de horeca). Zie ook p.12.

8 Bovenstaande tabel geeft een overzicht van de loontrekkende werknemers in de horecasector voor het jaar 2013. Enkele cijfers: In 2013 bevindt 56% van de arbeidsplaatsen in de horeca zich in Vlaanderen, 22% in Brussel en 22% in Wallonië. bevindt 33% van de arbeidsplaatsen in de Vlaamse horeca zich in Antwerpen, 24% in West- Vlaanderen, 16% in Oost-Vlaanderen, 16% in Vlaams-Brabant en 11% in Limburg. bevindt 59% van de arbeidsplaatsen in de Vlaamse horeca zich bij de restaurants, 13% bij de hotels, 13% bij de drinkgelegenheden, 11% bij de catering en 4% bij de overige logiesvormen 7. Deze verdeling is min of meer hetzelfde voor België. bevindt 23% van de arbeidsplaatsen in de Vlaamse horeca zich in een onderneming met één tot vier werknemers. 22% bevindt zich in een horecaonderneming met vijf tot negen werknemers, 21% in een horecaonderneming met tien tot negentien werknemers en 16% in een horecaonderneming met 20 tot 49 werknemers. De overige 18% arbeidsplaatsen vinden we terug in een horecaonderneming met 50 of meer werknemers. De verdeling van de werkgelegenheid per dimensiegrootte (het aantal werknemers in dienst) is voor Vlaanderen en België nagenoeg gelijk. België telt wel meer arbeidsplaatsen in een onderneming met 50 werknemers of meer (23% t.o.v. 18% voor Vlaanderen). Vlaanderen telt op zijn beurt meer arbeidsplaatsen in een onderneming met vijf tot negen werknemers (22% 20%), alsook tien tot negentien werknemers (21% 19%). wordt 90% van de arbeidsplaatsen in de Vlaamse horeca ingevuld door arbeiders. Dit percentage ligt iets boven het nationale gemiddelde in de horeca. is 36% van de arbeidsplaatsen in de Vlaamse horeca voltijds. Het aandeel deeltijdse arbeidsplaatsen bedraagt 50%, terwijl het aandeel specialen 8 14% bedraagt. Het aandeel voltijdse en deeltijdse arbeidsplaatsen ligt lager dan het nationale gemiddelde. Grafiek: Evolutie aantal arbeidsplaatsen in de horecasector in Vlaanderen -2006/2013-75.000 68.748 68.703 69.116 68.511 69.449 69.092 70.000 66.706 66.100 65.000 60.000 55.000 50.000 45.000 40.000 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06/2006-30/06/2013 In 2013 daalt het aantal werknemers in de horecasector naar 66.100, lager dan in crisisjaar 2009 en het laagste peil sinds 2003. Er zijn wel opmerkelijke verschillen tussen de subsectoren. In absolute aantallen gaan er vooral in de subsectoren van de catering en de drinkgelegenheden jobs verloren. 7 Omvat alle accommodatie uitgezonderd hotels. Volgens de nace-code zijn dit de vakantieverblijven (55.2), kampeerterreinen (55.3) en de overige accommodatie (55.9). 8 Zie p.15 voor meer uitleg.

9 1 Etnisch-culturele diversiteit De Vlaamse Regering definieert allochtoon als volgt: Persoon die tot een van de volgende categorieën behoort: a) personen met een sociaal-culturele herkomst van een ander land die legaal in België verblijven, die al dan niet Belg zijn geworden en die bovendien aan een van de volgende voorwaarden voldoen: zij of hun ouders zijn in het kader van gastarbeid en volgmigratie naar ons land gekomen, ze hebben de status van ontvankelijk verklaarde asielzoeker of van vluchteling verkregen, ze hebben door regularisatie recht op verblijf in België verworven, b) personen die niet de nationaliteit bezitten van een van de Europese lidstaten, of van wie minstens een van de ouders of twee van de grootouders niet de nationaliteit van een van de Europese lidstaten bezitten. Bron: Besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regels voor het verlenen van subsidies ter ondersteuning en uitvoering van het beleid van evenredige arbeidsdeelname en diversiteit, laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009. In dit deel bekijken we de etnisch- culturele diversiteit in de horecasector a.d.h.v.: Het aantal werknemers per nationaliteit, Het aantal allochtonen dat instroomt naar werk in de horeca vanuit de werkloosheid, Naargelang de bron wordt het begrip allochtoon anders gedefinieerd. Om de etnisch-culturele diversiteit in de horeca in kaart te brengen, doen we beroep op cijfers van de enquête naar de arbeidskrachten (EAK) van de FOD Economie, cijfers van het departement WSE en cijfers van de VDAB. Meer informatie over deze bronnen vindt u achteraan in dit rapport, in het hoofdstuk toelichting van de bronnen. Op basis van de EAK bevat de groep allochtonen de groep werknemers die niet de Belgische nationaliteit hebben. Deze cijfergegevens zijn voornamelijk gebaseerd op nationaliteit. Merk op dat de niet-eu -definitie gedurende de laatste jaren enkele keren is veranderd. Bv. 2007: niet-eu, 2008: niet- EU15, 2009: niet-eu15 en 2010: niet-eu27. In vergelijking tot de definitie van de Vlaamse Regering is deze definitie beperkter. Het begrip allochtoon is natuurlijk breder te interpreteren dan enkel op basis van nationaliteit. Het Departement WSE hanteert de volgende definitie van allochtoon: mensen met een huidige of vorige nationaliteit van buiten de EU-27 (dus ook genaturaliseerden). De VDAB krijgt via het Rijksregister toegang tot de nationaliteitsgegevens van werkzoekenden. Personen van allochtone origine zijn personen waarvan de (vorige) nationaliteit niet behoort tot de EU-27 + IJsland, Noorwegen, Liechtenstein en Zwitserland. Meer informatie over de gebruikte bronnen vindt u achteraan in dit rapport, in het hoofdstuk toelichting van de bronnen.

10 1.1 Werknemers per nationaliteit 9 Tabel: Aandeel loontrekkende werknemers in alle sectoren in Vlaanderen (werkplaats) per nationaliteit -2013- niet- Sectie Omschrijving n Belg EU27 Totaal EU27 A Landbouw, bosbouw en visserij 8.706 75,0% 17,8% 7,2% 100% B Winning van delfstoffen 401 100,0% 0,0% 0,0% 100% C Industrie 390.039 94,1% 3,7% 2,2% 100% D Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht 12.396 98,1% 1,9% 0,0% 100% E Distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en sanering 17.207 98,4% 1,6% 0,0% 100% F Bouwnijverheid 142.413 93,1% 4,6% 2,3% 100% G Groot- en detailhandel: reparatie van auto s en motorfietsen 310.258 94,1% 3,7% 2,2% 100% H Vervoer en opslag 138.949 92,4% 5,0% 2,7% 100% I Verschaffen van accommodatie en maaltijden 52.065 84,4% 6,5% 9,1% 100% J Informatie en communicatie 56.838 93,7% 4,3% 1,9% 100% K Financiële activiteiten en verzekeringen 53.677 98,6% 1,2% 0,2% 100% L Exploitatie van en handel in onroerend goed 8.622 94,8% 5,2% 0,0% 100% M Vrije beroepen en wetenschappelijke en technische activiteiten 74.354 95,0% 3,5% 1,6% 100% N Administratieve en ondersteunende diensten 134.971 87,9% 7,5% 4,6% 100% O Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale verzekeringen 157.109 98,6% 0,3% 1,1% 100% P Onderwijs 207.691 98,0% 1,5% 0,5% 100% Q Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening 336.463 96,2% 2,3% 1,5% 100% R Kunst, amusement en recreatie 22.895 94,6% 4,3% 1,2% 100% S Overige diensten 33.761 93,7% 3,2% 3,1% 100% T Huishoudens als werkgever van huishoudelijk personeel 3.151 70,6% 16,0% 13,3% 100% U Extraterritoriale organisaties en lichamen 164 42,7% 57,3% 0,0% 100% Totaal 2.162.129 94,4% 3,5% 2,1% 100% Bron: FOD Economie - Afdeling Statistiek, Enquête naar de arbeidskrachten 2013, volgens werkplaats De FOD Economie raadt aan de grijze percentages voorzichtig te interpreteren. De absolute aantallen liggen hier lager dan 5.000. In 2013 heeft 84% van de loontrekkende werknemers in de horecasector de Belgische nationaliteit. 16% is niet-belg (som EU-27 (zonder België) en niet-eu-27). Het percentage werknemers dat niet- Belg is, is in de horecasector in 2013 beduidend hoger dan het gemiddelde over alle sectoren (16% t.o.v. 6% gemiddeld). 9 De gegevens over de nationaliteit van de bevraagde personen in EAK komen uit het Rijksregister. De gegevens van het Rijksregister bevat enkel de eerste nationaliteit en in het geval van meerdere nationaliteiten wordt voorrang gegeven aan de Belgische. Personen met naast de Belgische nog een andere nationaliteit worden hier bijgevolg altijd als Belg beschouwd.

11 Grafiek: Evolutie aandeel loontrekkende werknemers zonder Belgische nationaliteit in de horecasector in Vlaanderen (werkplaats) -2007/2013-50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Horecasector 13,1% 12,1% 14,7% 12,1% 20,2% 15,7% 15,6% Alle sectoren 4,0% 4,2% 4,4% 4,6% 5,4% 5,0% 5,6% Bron: FOD Economie - Afdeling Statistiek, Enquête naar de arbeidskrachten 2007-2013, NACE_2003=55 of NACE_2008=55 of 56, volgens werkplaats Het aandeel loontrekkende werknemers in de horecasector dat niet de Belgische nationaliteit heeft (som EU (zonder België) en niet-eu) schommelt lichtjes gedurende de laatste jaren. In 2013 is het aandeel loontrekkende werknemers zonder Belgische nationaliteit nagenoeg gelijk aan dat van 2012, met name 16%. Het aandeel in alle sectoren kent een kleine stijging over de jaren heen, maar ligt wel duidelijk lager dan in de horecasector. Tabel: Detail aandeel loontrekkende werknemers in de Vlaamse horecasector per nationaliteit -2013- Belg Niet-Belg Totaal In België geboren 37.225 311 37.536 In het buitenland geboren 6.724 7.805 14.529 Totaal 43.949 8.116 52.065 Belg Niet-Belg Totaal In België geboren 71,5% 0,6% 72,1% In het buitenland geboren 12,9% 15,0% 27,9% Totaal 84,4% 15,6% 100% Bron: FOD Economie - Afdeling Statistiek, Enquête naar de arbeidskrachten 2013, NACE_2003=55 of NACE_2008=55 of 56 De FOD Economie raadt aan de grijze percentages voorzichtig te interpreteren. De absolute aantallen liggen hier lager dan 5.000. In bovenstaande tabel gaan we dieper in op de 43.949 werknemers in de Vlaamse horeca die de Belgische nationaliteit bezitten. Ruim 71% van de Vlaamse horecawerknemers heeft de Belgische nationaliteit en is in België geboren. 13% van de Vlaamse horecawerknemers heeft de Belgische nationaliteit, maar is in het buitenland geboren. In totaal is 72% van de Vlaamse horecawerknemers in België geboren, 28% in het buitenland. Van de 14.529 werknemers die in het buitenland geboren zijn, zijn er overigens 29% in een EU27-land geboren, 71% in een niet-eu27-land (niet in de tabel opgenomen).

12 1.2 Instroom allochtoon/autochtoon naar werk in de horecasector vanuit de werkloosheid Bijna één op vier werklozen die instromen naar werk in de horecasector is allochtoon. De verhouding allochtoon/autochtoon is niet helemaal gelijk over de vier kwartalen. Net zoals de andere jaren (zie grafiek) zien we een hoger percentage in kwartaal 2 in vergelijking met de andere kwartalen. Ten slotte ligt de instroom allochtonen naar werk vanuit de werkloosheid hoger in de horecasector dan gemiddeld. Dit is al jaren zo. In een sector als de horeca is de kans zeer reëel dat dezelfde persoon in hetzelfde jaar meerdere perioden van werkloosheid en werk doormaakt. Deze persoon kan dus in verschillende maanden worden meegeteld. De instroomcijfers naar werk in de horecasector vanuit de werkloosheid interpreteren we daarom beter als aantal aanwervingen, in plaats van als aantal personen. Tabel: Gemiddelde maandelijkse instroom naar werk in de horecasector en alle sectoren in Vlaanderen vanuit de werkloosheid per nationaliteit -2013- Horecasector Alle sectoren n % n % Kwartaal 2013-I 830 18.609 Allochtoon 199 24,0% 3.434 18,5% Geen allochtoon 631 76,0% 15.176 81,6% Kwartaal 2013-II 875 18.704 Allochtoon 222 25,4% 3.884 20,8% Geen allochtoon 653 74,6% 14.821 79,2% Kwartaal 2013-III 867 20.873 Allochtoon 204 23,5% 3.760 18,0% Geen allochtoon 663 76,5% 17.113 82,0% Kwartaal 2013-IV 889 22.081 Allochtoon 190 21,4% 3.937 17,8% Geen allochtoon 699 78,6% 18.144 82,2% Bron: Departement WSE Grafiek: Percentage allochtonen in de gemiddelde maandelijkse instroom naar werk in de horecasector en alle sectoren vanuit werkloosheid -2007/2013-30% 25% 20% 15% 10% 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Horecasector Alle sectoren Trendlijn horecasector Trendlijn alle sectoren Bron: Departement WSE

13 2 Diversiteit naar geslacht In dit deel bekijken we de diversiteit naar geslacht in de horecasector a.d.h.v.: De verdeling man/vrouw bij de horecawerknemers en de extra s, De effectieve gewone arbeidsduur op weekbasis, Het aantal vrouwen (mannen) dat instroomt naar werk vanuit de werkloosheid, Om de diversiteit naar geslacht in kaart te brengen, doen we beroep op cijfers van de RSZ, de enquête naar de arbeidskrachten (EAK) van de FOD Economie, cijfers van het departement WSE en cijfers van de VDAB. Meer informatie over de gebruikte bronnen vindt u achteraan in dit rapport, in het hoofdstuk toelichting van de bronnen. 2.1 Werknemers per geslacht Voor de verdeling naar geslacht doen we beroep op cijfers over het aantal unieke werknemers. De cijfers verschillen hierdoor van de cijfers op basis van het aantal arbeidsplaatsen eerder in dit rapport. Tabel: Aantal unieke werknemers in alle sectoren in Vlaanderen per geslacht -2013- Sectie Omschrijving n Mannen Vrouwen Totaal A Landbouw, bosbouw en visserij 10.610 64,4% 35,6% 100% B Winning van delfstoffen 473 82,2% 17,8% 100% C Industrie 332.077 76,1% 23,9% 100% D Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht 10.784 72,7% 27,3% 100% E Distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en sanering 10.307 79,8% 20,2% 100% F Bouwnijverheid 130.134 91,5% 8,5% 100% G Groot- en detailhandel: reparatie van auto s en motorfietsen 304.624 52,3% 47,7% 100% H Vervoer en opslag 134.148 77,0% 23,0% 100% I Verschaffen van accommodatie en maaltijden 58.967 48,1% 51,9% 100% J Informatie en communicatie 58.393 68,4% 31,6% 100% K Financiële activiteiten en verzekeringen 79.165 46,1% 53,9% 100% L Exploitatie van en handel in onroerend goed 9.608 42,8% 57,2% 100% M Vrije beroepen en wetenschappelijke en technische activiteiten 91.114 50,2% 49,8% 100% N Administratieve en ondersteunende diensten 194.372 43,9% 56,1% 100% O Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale verzekeringen 109.017 54,4% 45,6% 100% P Onderwijs 216.139 29,7% 70,3% 100% Q Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening 279.338 18,9% 81,1% 100% R Kunst, amusement en recreatie 14.817 56,9% 43,1% 100% S Overige diensten 39.229 32,5% 67,5% 100% T Huishoudens als werkgever van huishoudelijk personeel 1.895 24,8% 75,2% 100% U Extraterritoriale organisaties en lichamen 756 43,9% 56,1% 100% Totaal 2.085.967 52,5% 47,5% 100% Bron: RSZ, volgens locatie van de hoofdverblijfplaats van de werknemer, situatie op 30/06/2013

14 In 2013 is 48% van de horecawerknemers in Vlaanderen een man en 52% een vrouw. De horecasector is dus geen uitgesproken mannelijke of vrouwelijke sector. De horeca heeft een groter aandeel vrouwen in dienst dan alle sectoren samen. De verhouding man/vrouw in de horecasector is in Vlaanderen tussen 2008 en 2013 naar elkaar toe gegroeid. Ze evolueert naar een fifty-fifty verdeling. Grafiek: Evolutie aandeel unieke werknemers in de horecasector per geslacht in Vlaanderen -2008/2013-58% 56% 54% 52% 50% 48% 46% 44% 42% 40% 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Man 44,0% 44,7% 45,7% 46,5% 47,1% 48,1% Vrouw 56,0% 55,3% 54,3% 53,5% 52,9% 51,9% Bron: RSZ, volgens locatie van de hoofdverblijfplaats van de werknemer, situatie 30/06/2008-30/06/2013 2.2 Arbeidsplaatsen ingevuld door extra s 10 per geslacht Tabel: Arbeidsplaatsen ingevuld door extra s per geslacht -2013- Vlaanderen België Vlaanderen % België % Mannen 4.410 5.405 47,3% 47,9% Vrouwen 4.911 5.868 52,7% 52,1% Totaal 9.321 11.273 100% 100% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 In de horecasector in Vlaanderen worden in 2013 meer arbeidsplaatsen ingevuld door vrouwen die als extra werken, dan door mannen die als extra werken (53% t.o.v. 47%). De verdeling voor België is gelijkaardig. 10 Volgens de RSZ omvat de specialen de interims, de extra s (gelegenheidswerknemers) en de seizoensarbeiders. Aangezien de uitzendkrachten aangegeven worden door de uitzendbureaus (die dan ook de bijdragen betalen) en zij niet moeten melden bij welke werkgever of in welke sector zij tewerkgesteld zijn is het niet te achterhalen of een uitzendkracht in de horeca werkt. Het is wel degelijk zo dat de uitzendkrachten onder de specialen vallen, maar ze zijn enkel terug te vinden onder de Nace-bel code 78.200 (uitzendbureaus). De extra s kunnen apart worden weergegeven omdat deze door de werkgever met een aparte code moeten aangegeven worden in de dmfa-aangifte. Definitie van een gelegenheidswerknemer is dat ze niet langer dan 2 opeenvolgende dagen tewerkgesteld worden. De seizoensarbeiders in de horeca krijgen geen eigen code, en kunnen dus ook niet apart worden weergegeven. Er zijn wel codes voor seizoensarbeiders in andere sectoren, bv. in de fruitteelt, waar deze dus wél apart kunnen weergegeven worden. Conclusie is dus dat voor de horeca de specialen en de extra s (praktisch volledig) samenvallen. Toch zijn er iets meer specialen dan extra s. De RSZ verklaart dit als volgt: Het verschil in aantal kan o.a. te maken hebben met het feit dat de werkgever volgens zijn Nace-bel code (belangrijkste activiteit) onder de horeca valt, maar nog een nevenactiviteit heeft die niets met de horeca te maken heeft en waarvoor seizoensarbeiders nodig zijn. Deze werknemers worden dan onder een andere code aangegeven.

15 2.3 Effectieve gewone arbeidsduur op weekbasis per geslacht Tabel: Aantal loontrekkenden per geslacht per effectieve gewone arbeidsduur op weekbasis (%) -2013- Vlaanderen België Mannen Vrouwen Totaal Mannen Vrouwen Totaal <30 uren 33,1% 54,9% 45,1% 32,1% 54,3% 43,5% 30 uren of meer 66,9% 45,1% 54,9% 67,9% 45,7% 56,5% Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% Bron: FOD Economie - Afdeling Statistiek, Enquête naar de arbeidskrachten 2013, NACE_2008=55 of 56, zonder weet niet. Bovenstaande tabel geeft de spreiding van de gewerkte uren op weekbasis weer. Bijna 55% van de werknemers werkt minder dan 30 uur in een week. Er is een verschil tussen mannen en vrouwen. Het aandeel mannen dat 30 uren of meer werkt per week ligt beduidend hoger: 67% mannen t.o.v. 45% vrouwen. De resultaten voor België liggen in dezelfde lijn. 2.4 Instroom naar werk in de horecasector vanuit de werkloosheid per geslacht Tabel: Gemiddelde maandelijkse instroom naar werk in de horecasector en alle sectoren in Vlaanderen vanuit de werkloosheid per geslacht -2013- Horecasector Alle sectoren n % n % Kwartaal 2013-I 830 18.609 Man 424 51,1% 10.024 53,9% Vrouw 406 48,9% 8.585 46,1% Kwartaal 2013-II 875 18.704 Man 471 53,8% 10.865 58,1% Vrouw 403 46,1% 7.840 41,9% Kwartaal 2013-III 867 20.873 Man 410 47,3% 11.102 53,2% Vrouw 457 52,7% 9.771 46,8% Kwartaal 2013-IV 889 22.081 Man 454 51,1% 11.691 52,9% Vrouw 434 48,8% 10.391 47,1% Bron: Departement WSE De verhouding mannen/vrouwen die instromen naar werk in de horecasector vanuit de werkloosheid is over de vier kwartalen in 2013 ongeveer fifty-fifty. Er zijn niettemin nagenoeg in elk kwartaal iets meer mannen. Op de grafiek hieronder ziet men de trend naar meer instromende mannen in de horecasector. Wat opvalt is dat het aandeel vrouwen in bijna elk jaar een piek kent in het derde kwartaal. Ten slotte is het percentage vrouwen dat instroomt naar werk vanuit de werkloosheid in de horecasector groter dan het gemiddelde voor alle sectoren samen.

16 Grafiek: percentage mannen vrouwen in de gemiddelde maandelijkse instroom naar werk in de horecasector vanuit de werkloosheid 2007/2013-58% 56% 54% 52% 50% 48% 46% 44% 42% 40% 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Mannen Vrouwen Trendlijn mannen Trendlijn vrouwen Bron: Departement WSE Grafiek: percentage vrouwen in de gemiddelde maandelijkse instroom naar werk in de horecasector en alle sectoren vanuit de werkloosheid -2007/2013-58% 56% 54% 52% 50% 48% 46% 44% 42% 40% 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 horecasector Alle sectoren Trendlijn horecasector Trendlijn alle sectoren Bron: Departement WSE

17 3 Diversiteit naar leeftijd De Vlaamse Regering definieert oudere werknemers als volgt: Ouder wordende werknemers: werknemers als vermeld in artikel 2, 2, van het decreet van 8 mei 2002 houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt, die ouder zijn dan vijftig jaar.. Bron: Besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regels voor het verlenen van subsidies ter ondersteuning en uitvoering van het beleid van evenredige arbeidsdeelname en diversiteit, laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009. In dit deel bekijken we de diversiteit naar leeftijd in de horecasector. Specifiek bekijken we in welke mate jongere en oudere werknemers vertegenwoordigd zijn in de horeca a.d.h.v.: Het aantal werknemers per leeftijdscategorie en per geslacht, Het aantal min 25-jarigen dat instroomt naar werk in de horeca vanuit de werkloosheid. Het aantal 50-jarigen of ouder dat instroomt naar werk in de horeca vanuit de werkloosheid. Om de diversiteit naar leeftijd in de horeca in kaart te brengen, doen we beroep op cijfers van de RSZ, en het departement WSE. Op basis van cijfers van de RSZ en het Departement WSE, gebruiken we de leeftijdscategorie 50 jaar of ouder. De VDAB beschouwt werkzoekenden die op het moment van de start van de actie 50 jaar of ouder zijn als 50-plusser. Zoals hierboven vermeld, bekijken we in dit deel eveneens de min 25-jarigen van naderbij. Hoewel deze groep niet tot de vier prioritaire kansengroepen behoort, heeft deze groep het eveneens moeilijk op de arbeidsmarkt en hebben werkende jongeren, vooral dan in crisistijd, de grootste kans om hun werk te verliezen. 11 Meer informatie over de gebruikte bronnen vindt u achteraan in dit rapport, in het hoofdstuk toelichting van de bronnen. 11 Bron: VDAB Kansengroepen in Kaart Jongeren op de Vlaamse arbeidsmarkt: Laaggeschoolde jongeren in nood.

18 3.1 Werknemers per leeftijdscategorie Tabel: Aandeel unieke werknemers in alle sectoren in Vlaanderen per leeftijdscategorie -2013- Sectie Omschrijving n <25 25-44 45-49 50 Totaal A Landbouw, bosbouw en visserij 10.610 13,1% 52,3% 12,4% 22,2% 100% B Winning van delfstoffen 473 3,2% 46,9% 14,0% 35,9% 100% C Industrie 332.077 6,3% 49,8% 17,5% 26,5% 100% D Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht 10.784 3,6% 58,1% 13,3% 25,0% 100% E Distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en sanering 10.307 4,8% 53,0% 17,2% 25,0% 100% F Bouwnijverheid 130.134 12,8% 52,3% 12,9% 22,0% 100% G Groot- en detailhandel: reparatie van auto s en motorfietsen 304.624 10,6% 51,7% 14,7% 23,0% 100% H Vervoer en opslag 134.148 4,8% 47,1% 14,0% 34,1% 100% I Verschaffen van accommodatie en maaltijden 58.967 20,5% 48,6% 10,7% 20,2% 100% J Informatie en communicatie 58.393 6,4% 64,1% 11,5% 18,0% 100% K Financiële activiteiten en verzekeringen 79.165 3,1% 49,6% 15,6% 31,7% 100% L Exploitatie van en handel in onroerend goed 9.608 5,4% 47,8% 14,0% 32,8% 100% M Vrije beroepen en wetenschappelijke en technische activiteiten 91.114 6,9% 63,4% 11,6% 18,1% 100% N Administratieve en ondersteunende diensten 194.372 14,5% 53,9% 12,3% 19,3% 100% O Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale verzekeringen 109.017 4,1% 44,0% 15,7% 36,2% 100% P Onderwijs 216.139 4,8% 53,3% 13,4% 28,5% 100% Q Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening 279.338 7,2% 49,1% 15,0% 28,7% 100% R Kunst, amusement en recreatie 14.817 13,2% 52,6% 10,7% 23,5% 100% S Overige diensten 39.229 11,4% 48,3% 12,4% 27,8% 100% T Huishoudens als werkgever van huishoudelijk personeel 1.895 4,5% 34,9% 14,6% 46,0% 100% U Extraterritoriale organisaties en lichamen 756 0,8% 45,6% 14,8% 38,8% 100% Totaal 2.085.967 8,3% 51,4% 14,3% 26,0% 100% Bron: RSZ, volgens locatie van de hoofdverblijfplaats van de werknemer, situatie op 30/06/2013 De horecasector stelt procentueel de grootste groep van jongeren (min 25-jarigen) tewerk. 21% van alle werknemers in de horecasector is jonger dan 25 jaar. In alle sectoren samen is dit 8%. Op die manier stelt de horecasector 7,0% van alle jongeren (die aan de slag zijn) tewerk. In 2013 is goed één op vijf van de Vlaamse horecawerknemers 50 jaar of ouder. In vergelijking tot het gemiddelde van alle sectoren werken er minder oudere werknemers in de horeca (20% is minstens 50 jaar t.o.v. 26% gemiddeld). De horecasector laat procentueel wel drie sectoren achter zich m.b.t. de tewerkstelling van 50-plussers.

19 Grafiek: Evolutie aandeel unieke werknemers jonger dan 25 jaar in de horecasector en alle sectoren in Vlaanderen -2007/2013-30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Horecasector 28,0% 27,5% 27,0% 26,0% 24,8% 22,1% 20,5% Alle sectoren 10,3% 10,1% 9,4% 9,2% 9,2% 8,7% 8,3% Bron: RSZ, volgens locatie van de hoofdverblijfplaats van de werknemer, situatie op 30/06 Het aandeel jonge werknemers ligt beduidend hoger in de horecasector dan in alle sectoren samen. We zien wel dat het aandeel min 25-jarigen in de horecasector de afgelopen jaren gevoelig gedaald is, van 28% in 2007 naar nog geen 21% in 2013. In alle sectoren samen is er ook een daling, maar iets beperkter. Grafiek: Evolutie aandeel unieke werknemers van 50 jaar of ouder in de horecasector en alle sectoren in Vlaanderen -2007/2013-30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Horecasector 14,9% 16,0% 16,8% 17,0% 18,3% 19,5% 20,2% Alle sectoren 20,5% 21,3% 22,5% 23,4% 24,2% 25,0% 26,0% Bron: RSZ, volgens locatie van de hoofdverblijfplaats van de werknemer, situatie op 30/06 In 2013 stijgt het aandeel loontrekkende werknemers van 50 jaar of ouder in de horecasector in Vlaanderen verder. In 2007 was dit percentage nog ongeveer 15%, maar in 2013 is de kaap van 20% reeds overschreden. De horecasector stijgt met 5,3 procentpunten in vergelijking met 5,5 procentpunten voor alle sectoren.

20 op enkele jaren tijd is de kloof tussen het aandeel min 25-jarigen en het aandeel 50-plussers nagenoeg weggewerkt. Onderstaande grafiek toont dat er in 2013 bijna evenveel 50-plussers in de horecasector werken als er min 25-jarigen werken. De horecasector is wel de enige sector waar het aandeel min 25-jarigen nog hoger is dan het aandeel 50-plussers. Grafiek: Evolutie aandeel unieke werknemers min 25-jarigen en 50-plussers in de horecasector in Vlaanderen -2007/2013-30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 min 25-jarigen 28,0% 27,5% 27,0% 26,0% 24,8% 22,1% 20,5% 50-plussers 14,9% 16,0% 16,8% 17,0% 18,3% 19,5% 20,2% Bron: RSZ, volgens locatie van de hoofdverblijfplaats van de werknemer, situatie op 30/06

21 3.2 Werknemers per leeftijdscategorie per geslacht 3.2.1 Mannen per leeftijdscategorie Tabel: Aandeel loontrekkende mannen in alle sectoren in Vlaanderen per leeftijdscategorie -2013- Sectie Omschrijving n <25 25-44 45-49 50 Totaal A Landbouw, bosbouw en visserij 6.830 14,5% 52,9% 11,5% 21,1% 100% B Winning van delfstoffen 389 3,3% 45,2% 14,4% 37,0% 100% C Industrie 252.593 6,5% 48,8% 17,4% 27,3% 100% D Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht 7.845 3,8% 53,7% 13,9% 28,7% 100% E Distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en sanering 8.222 5,1% 51,0% 17,5% 26,5% 100% F Bouwnijverheid 119.041 13,4% 51,6% 12,7% 22,3% 100% G Groot- en detailhandel: reparatie van auto s en motorfietsen 159.260 9,8% 52,1% 14,2% 23,9% 100% H Vervoer en opslag 103.241 4,6% 44,1% 13,8% 37,5% 100% I Verschaffen van accommodatie en maaltijden 28.348 22,3% 52,6% 9,1% 16,0% 100% J Informatie en communicatie 39.962 6,5% 64,0% 10,9% 18,7% 100% K Financiële activiteiten en verzekeringen 36.484 2,8% 45,0% 15,1% 37,1% 100% L Exploitatie van en handel in onroerend goed 4.109 5,3% 45,0% 14,2% 35,5% 100% M Vrije beroepen en wetenschappelijke en technische activiteiten 45.756 6,7% 62,8% 11,3% 19,2% 100% N Administratieve en ondersteunende diensten 85.233 18,7% 52,6% 11,1% 17,6% 100% O Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale verzekeringen 59.317 4,8% 40,0% 17,0% 38,2% 100% P Onderwijs 64.213 4,0% 48,7% 12,4% 35,0% 100% Q Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening 52.868 6,5% 46,3% 14,7% 32,6% 100% R Kunst, amusement en recreatie 8.429 15,1% 52,0% 10,0% 23,0% 100% S Overige diensten 12.742 6,6% 45,5% 12,7% 35,2% 100% T Huishoudens als werkgever van huishoudelijk personeel 470 4,7% 33,0% 13,6% 48,7% 100% U Extraterritoriale organisaties en lichamen 332 0,3% 47,9% 13,9% 38,0% 100% Totaal 1.095.684 8,6% 50,0% 14,2% 27,2% 100% Bron: RSZ, volgens locatie van de hoofdverblijfplaats van de werknemer, situatie op 30/06/2013 Het aandeel jonge mannen in de horecasector in Vlaanderen loopt op tot 22% in 2013. Dit is de hoogste score van alle sectoren. Het percentage 50-plussers onder mannelijke werknemers is het laagste percentage van alle sectoren. We merken daarentegen dat het aandeel 50-jarigen of ouder onder de mannelijke werknemers ruim onder het gemiddelde over alle sectoren heen zit (16% in de horecasector t.o.v. 27% in alle sectoren).

22 3.2.2 Vrouwen per leeftijdscategorie Tabel: Aandeel loontrekkende vrouwen in alle sectoren in Vlaanderen per leeftijdscategorie -2013- Sectie Omschrijving n <25 25-44 45-49 50 Totaal A Landbouw, bosbouw en visserij 3.780 10,5% 51,2% 14,0% 24,3% 100% B Winning van delfstoffen 84 2,4% 54,8% 11,9% 31,0% 100% C Industrie 79.484 5,7% 52,7% 17,7% 23,9% 100% D Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht 2.939 3,3% 69,8% 11,6% 15,3% 100% E Distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en sanering 2.085 3,7% 61,2% 15,9% 19,3% 100% F Bouwnijverheid 11.093 5,7% 60,4% 14,8% 19,0% 100% G Groot- en detailhandel: reparatie van auto s en motorfietsen 145.364 11,5% 51,2% 15,4% 21,9% 100% H Vervoer en opslag 30.907 5,1% 57,2% 14,9% 22,8% 100% I Verschaffen van accommodatie en maaltijden 30.619 18,8% 44,9% 12,2% 24,2% 100% J Informatie en communicatie 18.431 6,1% 64,3% 13,0% 16,6% 100% K Financiële activiteiten en verzekeringen 42.681 3,4% 53,5% 16,1% 27,0% 100% L Exploitatie van en handel in onroerend goed 5.499 5,5% 50,0% 13,8% 30,7% 100% M Vrije beroepen en wetenschappelijke en technische activiteiten 45.358 7,1% 64,1% 11,9% 16,9% 100% N Administratieve en ondersteunende diensten 109.139 11,2% 54,9% 13,3% 20,6% 100% O Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale verzekeringen 49.700 3,2% 48,8% 14,1% 33,8% 100% P Onderwijs 151.926 5,1% 55,3% 13,9% 25,7% 100% Q Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening 226.470 7,4% 49,8% 15,1% 27,8% 100% R Kunst, amusement en recreatie 6.388 10,7% 53,5% 11,7% 24,1% 100% S Overige diensten 26.487 13,8% 49,7% 12,3% 24,3% 100% T Huishoudens als werkgever van huishoudelijk personeel 1.425 4,5% 35,5% 14,9% 45,1% 100% U Extraterritoriale organisaties en lichamen 424 1,2% 43,9% 15,6% 39,4% 100% Totaal 990.283 7,9% 53,0% 14,5% 24,6% 100% Bron: RSZ, volgens locatie van de hoofdverblijfplaats van de werknemer, situatie op 30/06/2013 Het aandeel min 25-jarigen bij vrouwelijke horecawerknemers is bijna 19%, 3% minder dan bij hun mannelijke collega s. De horecasector blijft niettemin ook bij vrouwelijke werknemers de sector met het grootste percentage jongeren. Het aandeel 50-jarigen of ouder bij de vrouwelijke werknemers in de horecasector is hoger dan bij mannen en komt min of meer overeen met het gemiddelde voor alle sectoren samen (24% in de horecasector en 25% in alle sectoren).

23 3.3 Instroom naar werk in de horecasector vanuit de werkloosheid per leeftijd Tabel: Gemiddelde maandelijkse instroom naar werk in de horecasector en alle sectoren in Vlaanderen vanuit de werkloosheid per leeftijd -2013- Horecasector Alle sectoren n % n % Kwartaal 2013-I 830 18.609 <25 jaar 281 33,9% 6.031 32,4% 25-49 jaar 463 55,8% 10.954 58,9% 50 jaar of ouder 87 10,5% 1.624 8,7% Kwartaal 2013-II 875 18.704 <25 jaar 317 36,2% 5.752 30,8% 25-49 jaar 477 54,5% 11.343 60,6% 50 jaar of ouder 81 9,3% 1.610 8,6% Kwartaal 2013-III 867 20.873 <25 jaar 332 38,3% 7.482 35,8% 25-49 jaar 467 53,9% 11.649 55,8% 50 jaar of ouder 68 7,8% 1.742 8,3% Kwartaal 2013-IV 889 22.081 <25 jaar 404 45,4% 8.963 40,6% 25-49 jaar 422 47,5% 11.555 52,3% 50 jaar of ouder 63 7,1% 1.563 7,1% Bron: Departement WSE Het aandeel van de min 25-jarigen schommelt tussen de 30% en 50%. Vanaf 2009 ligt het aandeel jongeren (<25 jaar) hoger in de horecasector dan in alle sectoren. Over de verschillende jaren heen zien we dat er telkens een piek is in kwartaal drie en vier. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat veel jongeren (schoolverlaters) dan op de arbeidsmarkt komen. Grafiek: percentage min 25-jarigen in de gemiddelde maandelijkse instroom naar werk in de horecasector en alle sectoren vanuit de werkloosheid -2007/2013-48% 44% 40% 36% 32% 28% 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Horecasector Alle sectoren Trendlijn Horecasector Trendlijn alle sectoren Bron: Departement WSE

24 Het aandeel van de 50-plussers is een kleine 9%. De trend in de horecasector ligt wel iets hoger dan in alle sectoren samen, zoals te zien hieronder op de grafiek. Het aandeel over de laatste jaren is relatief stabiel gebleven. Wel is duidelijk dat het aandeel in kwartalen 1 en 2 doorgaans iets hoger ligt dan in kwartalen 3 en 4. Er valt in deze laatste kwartalen dan ook een piek van de min 25-jarigen te noteren. Grafiek: percentage 50-plussers in de gemiddelde maandelijkse instroom naar werk in de horecasector en alle sectoren vanuit de werkloosheid -2007/2013-12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Horeca Alle sectoren Trendlijn horecasector Trendlijn alle sectoren Bron: Departement WSE

25 4 Diversiteit naar opleidingsniveau De Vlaamse Regering definieert kortgeschoolden als Personen die aan een van de volgende voorwaarden voldoen: a) ze zijn houder van ten hoogste een diploma van het lager secundair onderwijs, b) ze zijn enkel houder van een getuigschrift van een middenstandsopleiding, c) ze zijn houder van een niet-erkend buitenlands diploma. Bron: Besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regels voor het verlenen van subsidies ter ondersteuning en uitvoering van het beleid van evenredige arbeidsdeelname en diversiteit, laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009. In dit deel bekijken we de diversiteit naar opleidingsniveau in de horecasector a.d.h.v.: Het aantal werknemers per opleidingsniveau, Het aantal laaggeschoolden dat instroomt naar werk in de horeca vanuit de werkloosheid, Om de diversiteit naar opleidingsniveau in de horeca in kaart te brengen, doen we beroep op cijfers van de enquête naar de arbeidskrachten (EAK) van de FOD Economie, cijfers van het departement WSE en cijfers van de VDAB. Naargelang de bron wordt het begrip laaggeschoold anders gedefinieerd. Op basis van de EAK bevat de groep laaggeschoolden, werknemers met volgend opleidingsniveau: geen diploma, lager onderwijs, lager algemeen secundair onderwijs (1 ste of 2 de graad), lager technisch, kunst- of beroepssecundair onderwijs (1 ste of 2 de graad). De categorie laaggeschoolde werknemers van de EAK komt overeen met de eerste voorwaarde van de definitie van de Vlaamse Regering. Volgens het Departement WSE heeft een laaggeschoolde maximaal een diploma van de tweede graad van het secundair onderwijs behaald. De VDAB beschouwt werkzoekenden als kortgeschoold als het hoogst behaalde diploma een van de volgende is: Getuigschrift van het lager onderwijs, Getuigschrift van de 2e graad van het algemeen, technisch, kunst- of beroepssecundair onderwijs (ASO/TSO/KSO/BSO), Getuigschrift (deeltijds) beroepssecundair onderwijs, Getuigschrift leertijd, Diploma of getuigschrift aan een buitenlandse instelling dat hier niet erkend is. Meer informatie over de gebruikte bronnen vindt u achteraan in dit rapport, in het hoofdstuk toelichting van de bronnen.

26 4.1 Werknemers per opleidingsniveau Tabel: Aandeel loontrekkende werknemers in alle sectoren in Vlaanderen (werkplaats) per opleidingsniveau -2013- Sectie Omschrijving n Laag Midden 12 Hoog 13 Totaal A Landbouw, bosbouw en visserij 8.706 37,7% 41,5% 20,7% 100% B Winning van delfstoffen 401 25,4% 74,6% 0,0% 100% C Industrie 390.039 22,7% 49,7% 27,6% 100% D Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht 12.396 8,0% 47,8% 44,2% 100% E Distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en sanering 17.207 21,3% 49,9% 28,8% 100% F Bouwnijverheid 142.413 29,2% 56,1% 14,8% 100% G Groot- en detailhandel: reparatie van auto s en motorfietsen 310.258 20,1% 53,9% 25,9% 100% H Vervoer en opslag 138.949 29,3% 52,4% 18,3% 100% I Verschaffen van accommodatie en maaltijden 52.065 32,2% 55,0% 12,7% 100% J Informatie en communicatie 56.838 3,1% 24,0% 72,9% 100% K Financiële activiteiten en verzekeringen 53.677 2,6% 27,4% 70,1% 100% L Exploitatie van en handel in onroerend goed 8.622 22,5% 35,3% 42,2% 100% M Vrije beroepen en wetenschappelijke en technische activiteiten 74.354 3,2% 23,2% 73,6% 100% N Administratieve en ondersteunende diensten 134.971 35,8% 39,7% 24,5% 100% O Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale verzekeringen 157.109 14,0% 49,0% 36,9% 100% P Onderwijs 207.691 4,6% 11,5% 83,8% 100% Q Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening 336.463 15,0% 42,6% 42,5% 100% R Kunst, amusement en recreatie 22.895 17,9% 45,0% 37,2% 100% S Overige diensten 33.761 19,8% 49,9% 30,3% 100% T Huishoudens als werkgever van huishoudelijk personeel 3.151 37,3% 58,6% 4,1% 100% U Extraterritoriale organisaties en lichamen 164 0,0% 0,0% 100,0% 100% Totaal 2.162.129 18,8% 43,3% 37,8% 100% Bron: FOD Economie - Afdeling Statistiek, Enquête naar de arbeidskrachten 2013, NACE_2008=55 of 56, volgens werkplaats De FOD Economie raadt aan de grijze percentages voorzichtig te interpreteren. De absolute aantallen liggen hier lager dan 5.000. 32% van de Vlaamse horecawerknemers is laaggeschoold, 55% is middelmatig geschoold en 13% hooggeschoold. Het aandeel laaggeschoolde horecawerknemers is hoger dan het gemiddelde van alle sectoren samen (32% t.o.v. 19% gemiddeld). Samen met de landbouw, huishoudpersoneel en de administratieve en ondersteunende diensten is de horeca één van de sectoren met een groot aantal laaggeschoolden. Het percentage hooggeschoolde horecawerknemers is veel lager dan gemiddeld (13% t.o.v. 38% gemiddeld). 12 Hoger algemeen secundair onderwijs (3 de graad), hoger technisch secundair onderwijs (3 de graad), Hoger kunstsecundair onderwijs (3 de graad), hoger beroepssecundair onderwijs (3 de graad, o.a. middenstandsopleiding, Syntra) en postsecundair niet-hoger onderwijs. 13 Hoger niet-universitair onderwijs van het korte type, 1 cyclus of professionele bachelor, academische bachelor (hogeschool), academische bachelor (universiteit), voortgezet onderwijs en aanvullende opleiding na graduaat of na bachelor (specialisatie, bachelor na bachelor), master (hogeschool), hoger niet-universitair onderwijs van het lange type, 2 cycli, master (universiteit), universitair onderwijs: licentiaat, ingenieur, dokter in de geneeskunde, voortgezette en aanvullende opleiding na licentiaat, ingenieur of master (specialisatie, master na master) en doctoraat met proefschrift.

27 Grafiek: Evolutie aandeel laaggeschoolde loontrekkende werknemers in de horecasector en alle sectoren in Vlaanderen (werkplaats) -2007/2013-40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Horecasector 35,1% 33,9% 32,8% 33,2% 29,4% 33,1% 32,2% Alles sectoren 23,6% 21,6% 21,0% 21,1% 20,3% 19,9% 18,8% Bron: FOD Economie - Afdeling Statistiek, Enquête naar de arbeidskrachten 2007-2013, NACE_2008=55 of 56, volgens werkplaats Het aandeel laaggeschoolde werknemers in de horecasector is hoger dan gemiddeld. In 2013 daalt het niveau van het aandeel laaggeschoolden in de horecasector terug lichtjes in vergelijking met een jaar eerder. In de voorbije vijf jaar is er een licht dalende trend wat betreft de laaggeschoolden in alle sectoren samen. 4.2 Instroom naar werk in de horecasector vanuit de werkloosheid per opleidingsniveau Tabel: Gemiddelde maandelijkse instroom naar werk in de horecasector en alle sectoren in Vlaanderen vanuit de werkloosheid per opleidingsniveau -2013- Horecasector Alle sectoren n % n % Kwartaal 2013-I 830 18.609 Laaggeschoold 372 44,8% 6.432 34,6% Middengeschoold 354 42,7% 7.559 40,6% Hooggeschoold 105 12,7% 4.618 24,8% Kwartaal 2013-II 875 18.704 Laaggeschoold 404 46,2% 7.299 39,0% Middengeschoold 370 42,3% 7.817 41,8% Hooggeschoold 101 11,5% 3.588 19,2% Kwartaal 2013-III 867 20.873 Laaggeschoold 341 39,3% 6.818 32,7% Middengeschoold 376 43,4% 8.370 40,1% Hooggeschoold 150 17,3% 5.685 27,2% Kwartaal 2013-IV 889 22.081 Laaggeschoold 335 37,7% 6.806 30,8% Middengeschoold 395 44,4% 9.117 41,3% Hooggeschoold 158 17,8% 6.159 27,9% Bron: Departement WSE

28 Van de werklozen die instromen in de horecasector is 35% tot 50% laaggeschoold. Dit aandeel is groter dan voor alle sectoren samen. Beide trendlijnen zijn wel dalend. Het is ook duidelijk te zien dat het aandeel, afgezien van 2008, telkens een piek kent in kwartaal 2. Grafiek: percentage laaggeschoolden in de gemiddelde maandelijkse instroom naar werk in de horecasector en alle sectoren vanuit de werkloosheid -2007/2013-55% 50% 45% 40% 35% 30% 25% 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Horecasector Alle sectoren Trendlijn laaggeschoolden Trendlijn alle sectoren Bron: Departement WSE

29 5 Personen met een (arbeids)handicap Mensen met een aantasting van hun mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke mogelijkheden, voor wie het uitzicht op het verwerven en behouden van een arbeidsplaats en op vooruitgang op die plaats, langdurig en in belangrijke mate beperkt is of bedreigd wordt. Tot de categorie van personen met een arbeidshandicap behoren ondermeer de hiernavolgende personen: personen met een handicap, erkend door het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, personen die gewezen leerling zijn van het buitengewoon onderwijs en die hoogstens een getuigschrift of diploma behaald hebben in het buitengewoon onderwijs, personen die op basis van hun handicap in aanmerking komen voor een inkomensvervangende tegemoetkoming of integratietegemoetkoming, verstrekt aan personen met een handicap op basis van de wet van 27 februari 1987 houdende tegemoetkomingen aan personen met een handicap, personen die in het bezit zijn van een afschrift van een definitief geworden gerechtelijke beslissing of van een attest van een bevoegde federale instelling waaruit een blijvende graad van arbeidsongeschiktheid blijkt, personen die recht geven op bijkomende kinderbijslag of personen die recht hebben op een verhoogde kinderbijslag voor hun kind of kinderen ten laste als ouder met een handicap, personen die een invaliditeitsuitkering ontvangen op basis van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, personen met een attest van arbeidshandicap van een door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding aangewezen dienst of arts. Bron: Besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regels voor het verlenen van subsidies ter ondersteuning en uitvoering van het beleid van evenredige arbeidsdeelname en diversiteit, laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009. In dit deel bekijken we de cijfers over het aantal personen met een (arbeids)handicap in de horecasector a.d.h.v.: De hinder in dagelijkse bezigheden, De vormen van ondersteuning die werknemers krijgen bij het werk dat ze doen, Het aantal personen met een arbeidshandicap dat instroomt naar werk in de horeca vanuit de werkloosheid, Om de diversiteit naar arbeidshandicap in de horeca in kaart te brengen, doen we beroep op cijfers van de enquête naar de arbeidskrachten (EAK) van de FOD Economie, cijfers van het departement WSE en cijfers van de VDAB. Naargelang de bron wordt het begrip (arbeids)handicap anders gedefinieerd. De Vlaamse Regering definieert personen met een handicap als volgt:

30 In de EAK editie 2013 werden twee (relevante) vragen i.v.m. langdurige gezondheidsproblemen gesteld: 1) Ervaart u in uw dagelijkse bezigheden op het werk of daarbuiten, hinder door een handicap, een langdurige aandoening of langdurige ziekte (al dan niet werkgerelateerd)? Ja: in erge mate Ja: in zekere mate Neen Geen antwoord (GA) 2) Welke van de volgende vormen van ondersteuning zou u nodig hebben om te kunnen werken of welke van de volgende vormen van ondersteuning krijgt u bij het werk dat u nu doet? (Meerdere antwoorden mogelijk) aanpassing van het soort taken aanpassing van de hoeveelheid werk hulp bij verplaatsing van en naar het werk hulp bij verplaatsing op het werk aangepaste uitrusting hulp van collega s u hebt geen ondersteuning nodig u kunt helemaal geen betaalde arbeid (meer) verrichten Het Departement WSE en de VDAB hanteren onderstaande definitie van werkzoekenden met een arbeidshandicap: Een werkzoekende wordt als arbeidsgehandicapt beschouwd wanneer na een administratief onderzoek, uit attesten of verslagen, blijkt dat hij: ingeschreven is in het huidige VAPH (Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap); een kwalificatie of getuigschrift heeft uit het buitengewoon onderwijs, of ex-buso of BLOleerling is zonder dat er kwalificaties of getuigschriften behaald zijn; recht heeft op een inkomensvervangende- of een integratietegemoetkoming; in het bezit is van een afschrift van een definitief geworden gerechtelijke beslissing of van een attest van een bevoegde federale instelling waaruit een blijvende graad van arbeidsongeschiktheid blijft; recht heeft op bijkomende kinderbijslag of recht heeft op verhoogde kinderbijslag (als ouder met een handicap); recht heeft op een invaliditeitsuitkering in het kader van de ziekteverzekering; een attest heeft van een arbeidshandicap, afgeleverd door een door de VDAB erkende dienst of arts; Dit is conform de zeven criteria opgenomen in het besluit van de Vlaamse regering (BVR) van 18 juli 2008. Meer informatie over de gebruikte bronnen vindt u achteraan in dit rapport, in het hoofdstuk toelichting van de bronnen.

31 5.1 Loontrekkende werknemers met een handicap 5.1.1 Hinder in dagelijkse bezigheden Tabel: Aandeel loontrekkende werknemers (15-64 jaar) in alle sectoren in Vlaanderen (werkplaats) dat in de dagelijkse bezigheden op het werk of daarbuiten, hinder door een handicap, een langdurige aandoening of langdurige ziekte ervaart -2013- Geen Sectie Omschrijving n Ja Nee Totaal antwoord A Landbouw, bosbouw en visserij 8.706 5,5% 94,5% 0,0% 100% B Winning van delfstoffen 401 0,0% 100,0% 0,0% 100% C Industrie 389.627 7,5% 92,2% 0,3% 100% D Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht 12.396 3,4% 96,6% 0,0% 100% E Distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en sanering 17.097 9,3% 90,7% 0,0% 100% F Bouwnijverheid 142.303 9,1% 90,3% 0,6% 100% G Groot- en detailhandel: reparatie van auto s en motorfietsen 309.290 6,8% 92,6% 0,6% 100% H Vervoer en opslag 138.254 7,3% 92,4% 0,3% 100% I Verschaffen van accommodatie en maaltijden 51.056 8,2% 91,3% 0,5% 100% J Informatie en communicatie 56.744 5,1% 94,5% 0,3% 100% K Financiële activiteiten en verzekeringen 53.677 5,6% 93,5% 0,9% 100% L Exploitatie van en handel in onroerend goed 8.380 8,3% 91,7% 0,0% 100% M Vrije beroepen en wetenschappelijke en technische activiteiten 74.145 2,6% 96,6% 0,8% 100% N Administratieve en ondersteunende diensten 134.207 12,1% 87,2% 0,7% 100% O Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale verzekeringen 156.615 8,5% 91,1% 0,4% 100% P Onderwijs 207.383 7,3% 92,3% 0,5% 100% Q Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening 335.097 11,2% 88,2% 0,6% 100% R Kunst, amusement en recreatie 22.571 8,0% 92,0% 0,0% 100% S Overige diensten 32.600 8,2% 91,8% 0,0% 100% T Huishoudens als werkgever van huishoudelijk personeel 2.720 12,7% 82,6% 4,7% 100% U Extraterritoriale organisaties en lichamen 164 0,0% 100,0% 0,0% 100% Totaal 2.153.434 8,2% 91,4% 0,5% 100% Bron: FOD Economie - Afdeling Statistiek, Enquête naar de arbeidskrachten 2013, NACE_2008=55 of 56, volgens werkplaats De FOD Economie raadt aan de grijze percentages voorzichtig te interpreteren. De absolute aantallen liggen hier lager dan 5.000. 8% van de Vlaamse werknemers in de horecasector geeft aan dat ze hinder ervaren in hun dagelijkse bezigheden (op het werk of daarbuiten), door een handicap, een langdurige aandoening of langdurige ziekte. Dit cijfer is gelijk aan het gemiddelde voor alle sectoren samen.

32 Grafiek: Evolutie aandeel loontrekkende werknemers (15-64 jaar) in de horecasector in Vlaanderen (werkplaats) dat in de dagelijkse bezigheden op het werk of daarbuiten, hinder ervaart door een handicap, een langdurige aandoening of langdurige ziekte (al dan niet werkgerelateerd) -2007/2013-15% 14% 13% 12% 11% 10% 9% 8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% 0% 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Horecasector 8,7% 6,3% 1,0% 3,9% 7,2% 8,2% Alle sectoren 8,1% 6,2% 5,4% 7,5% 7,8% 8,2% Bron: FOD Economie - Afdeling Statistiek, Enquête naar de arbeidskrachten 2007-2013, NACE_2003=55 of NACE_2008=55 of 56, volgens werkplaats De FOD Economie raadt aan de percentages voorzichtig te interpreteren. De absolute aantallen liggen hier lager dan 5.000. Op de grafiek hierboven zien we dat het aandeel loontrekkende werknemers in de horecasector in Vlaanderen met een handicap of langdurige gezondheidsproblemen sterk fluctueert over de jaren heen. Dit heeft in belangrijke mate te maken met het kleine aandeel in de steekproef. Het percentage in de horecasector zit in 2013 op het niveau van het gemiddeld percentage. 5.1.2 Vormen van ondersteuning Op de volgende pagina staat de tabel met daarin de vormen van ondersteuning die werknemers die hinder ervaren al krijgen bij het werk dat ze nu doen. In de horecasector zijn voor werknemers, die aangaven dat ze hinder ervaren in hun dagelijkse bezigheden, volgende ondersteunende maatregelen het meest nodig of krijgen ze deze al: Aanpassing van het soort taken (30% ja, minder dan alle sectoren 34% ja) Aanpassing van de hoeveelheid werk (19% ja, minder dan alle sectoren 25% ja) Hulp van collega s (12% ja, evenveel als alle sectoren 12% ja) Volgende maatregelen worden niet vernoemd: hulp bij verplaatsing naar en van het werk, hulp bij verplaatsing op het werk en aangepaste uitrusting. Ten slotte vermeldt ook geen enkele van de horecawerknemers, die hinder ervaart in zijn dagelijkse bezigheden, geen betaalde arbeid (meer) te kunnen verrichten.