Paper Architectuurtheorie, deel 2, vraag 17: De verschillende opvattingen over postmodernisme van Charles Jencks enerzijds en Jean-François Lyotard anderzijds, geïllustreerd aan de hand van architectuurvoorbeelden. Joachim Mertens Prof Hilde Heynen 2 BIRA 2013-2014 1
In de jaren 70 wordt er een reactie tegen de rationaliseringsdrang van het te functionele modernisme gevormd: het postmodernisme. In plaats van de idealen van zuiverheid, functionaliteit en helderheid die de modernen vooropstelden, ambieert het postmodernisme een meerduidige, betekenisvolle en contextgevoelige architectuur. 1 Zowel architectuurtheoreticus Charles Jencks als filosoof Jean-François Lyotard laten in de jaren 70 en 80 inkt vloeien over het postmodernisme. Kan men de opinies van beide heren dan over één kam scheren? In de volgende alinea s probeer ik hun opvattingen over het postmodernisme tegen elkaar af te wegen om na te gaan of ze overeenstemmen of juist botsen. Breuk met het modernisme Jencks en Lyotard analyseren en beschrijven elk op hun eigen manier de breuk tussen het modernisme en postmodernisme. Jencks stelt dat het geloof in het modernisme zoek is: De wending naar het postmoderne vloeit voort uit de teloorgang van het grote verhaal van het modernisme: de idealen van vooruitgang en emancipatie door rationaliteit worden meer en meer gezien als illusies en als gevolg daarvan begint een klimaat te heersen van radicaal eclecticisme. 2 Het tijdperk van modernist Mies Van Der Rohe (met bijvoorbeeld Lake Shore Drive Housing, Chicago, 1950, zie afbeelding 1) is voor Jencks op z n einde gelopen. Ook Lyotard is het geloof kwijt: De moderniteit grondvestte haar aanspraken op waarheid in wat Lyotard metaverhalen noemt: wijdverspreide en goed onderbouwde redeneringen die gemeenschappelijke horizon uitmaken van grote groepen mensen. Dergelijke verhalen hebben in de postmoderne conditie hun geloofwaardigheid verloren 3 en er zijn zodoende geen gedeelde ideaalbeelden meer. Dit gegeven betekent voor Lyotard het begin van een nieuwe periode: De grote verhalen over vooruitgang en emancipatie zijn uitverteld. Daarmee vertolkt hij niet alleen een filosofische waarheid over het einde van de moderniteit, maar ook de tijdgeest van het postmodernisme. 4 Postmodernisme: opvolger of onderdeel van het modernisme? Dit raakpunt is een unicum en de confrontatie die hun visies verder aangaan zijn van grotere aard. Jencks portretteert het postmodernisme in de architectuur als de chronologische opvolger van het modernisme, terwijl Lyotard veel complexere relaties ziet, waarbij het postmoderne als het ware het moderne reïncarneert. 5 Waar Jencks het postmodernisme als een volgende architecturale tendens ziet, beschouwt Lyotard deze als een deel van het modernisme waarbij men in een cyclus van het nieuwe terechtkomt. Het is geen vervolg van het verhaal van het modernisme, maar een specifieke blik op de moderniteit. 1 Hilde Heynen, Postmodernisme: het circus van prefixen, in Hilde Heynen e.a. (red.), Dat is architectuur Sleutelteksten uit de twintigste eeuw, 010, Rotterdam, 2009, pp 766-770, p 766 2 Hilde Heynen, Postmodernisme: het circus van prefixen, in Hilde Heynen e.a. (red.), Dat is architectuur 3 Jean-François Lyotard, Domus en de megalopool (1988), in Hilde Heynen e.a. (red.), Dat is architectuur Sleutelteksten uit de twintigste eeuw, 010, Rotterdam, 2009, pp 586-589, p 586 4 Lieven De Cauter, De luchtspiegelingen van de utopie, in Hilde Heynen e.a. (red.), Dat is architectuur Sleutelteksten uit de twintigste eeuw, 010, Rotterdam, 2009, pp 844-855, p 854 5 Hilde Heynen, Postmodernisme: het circus van prefixen, in Hilde Heynen e.a. (red.), Dat is architectuur 2
Communicatie door middel van architectuur Jencks vindt taal in architectuur onontbeerlijk voor een postmodernistische architect: Als reactie op het doctrinaire functionalisme werd het denken over architectuur als drager van betekenis op de voorgrond geplaatst 6 in Meaning in Architecture. Het modernisme sprak echter een te elitaristische taal die zich slechts tot één doelpubliek richtte. Het postmodernisme probeert, zo stelt Charles Jencks, het elitaire van de moderne architectuur te overstijgen, niet door het te laten vallen, maar door de taal van de architectuur in vele verschillende richtingen verder uit te werken - in de richting van de vernacular, van de traditie en van het commerciële slang van de straat. 7 Hierdoor krijgt architectuur een betekenisvollere connotatie. Dit gegeven omschrijft hij als double coding : Om een korte definitie te kunnen geven, zou men kunnen zeggen dat een postmodern gebouw een gebouw is dat minstens twee verschillende soorten mensen aanspreekt: enerzijds de andere architecten en een betrokken minderheid die zich bezighouden met de specifiek architectonische betekenissen, anderzijds het grote publiek of de plaatselijke bewoners die geïnteresseerd zijn in andere dingen zoals comfort, traditioneel bouwen en een stijl van leven. 8 De kapel van Le Corbusier in Ronchamp (zie afbeelding 2) met zijn subtiele en meervoudige verwijzingen is volgens Jencks een voorbeeld van een suggestief metaforisch gebouw, de hotdogkraam (zie afbeelding 3) in de vorm van een hotdog is een voorbeeld van een gebouw dat expliciet metaforisch gecodeerd wordt met het oog op overdracht van één mogelijke betekenis. 9 Op zo n hybride gebouw als de kapel in Ronchamp plakt hij de term multivalent. De poststructuralistische filosoof Lyotard daarentegen stelt dat de taal van architectuur net het probleempunt vormt. Volgens Lyotard moeten we er ons bij neerleggen dat de verschillende taalspelen die aan de gang zijn niet herleid kunnen worden tot een gemeenschappelijke, universeel verstaanbare taal. 10 Hij leunt aan bij het deconstructivisme, wat zichtbaar is in Domus en de megalopool. Besluit: onverzoenbare meningen Ondanks dat Jencks en Lyotard hetzelfde onderwerp behandelen is er toch een duidelijke discrepantie tussen beide meningen en zullen ze geen eensluidende definitie over het begrip postmodernisme kunnen definiëren aangezien de term postmodernisme voor elk van hen een andere lading dekt. De enige overeenkomst tussen hun opvattingen over het postmodernisme is dat ze beiden geloven dat er een breuk is gemaakt met het modernisme. 6 Geoffrey Broadbent, De diepste structuren van de architectuur (1972), in Hilde Heynen e.a. (red.), Dat is architectuur Sleutelteksten uit de twintigste eeuw, 010, Rotterdam, 2009, pp 462-466, p 462 7 Karina Van Herck, Architectuur en het volk: van das Leben der Masse tot honky-tonk, in Hilde Heynen e.a. (red.), Dat is architectuur Sleutelteksten uit de twintigste eeuw, 010, Rotterdam, 2009, pp 856-870, p 868 8 Charles Jencks, De taal van de postmoderne architectuur (1977), in Hilde Heynen e.a. (red.), Dat is architectuur Sleutelteksten uit de twintigste eeuw, 010, Rotterdam, 2009, pp 504-506, p 505 9 Karina Van Herck en André Loeckx, De queeste van de architectuursemiotiek, in Hilde Heynen e.a. (red.), Dat is architectuur Sleutelteksten uit de twintigste eeuw, 010, Rotterdam, 2009, pp 801-817, p 808 10 Hilde Heynen, Postmodernisme: het circus van prefixen, in Hilde Heynen e.a. (red.), Dat is architectuur 3
Afbeelding 1 Charles Jencks, The Language of Post-Modern Architecture, Academy Editions, Londen 1978 (revides enlarged edition), p 14 4
Afbeelding 2 Charles Jencks, The Language of Post-Modern Architecture, Academy Editions, Londen 1978 (revides enlarged edition), p 48 Afbeelding 3 Charles Jencks, The Language of Post-Modern Architecture, Academy Editions, Londen 1978 (revides enlarged edition), p 65 5