Geen aanwijsbaar klinisch nut voor het jarenlang in stand houden van periodieke controles van COPDpatiënten door een huisartsenlaboratorium*



Vergelijkbare documenten
NHG-standaarden Astma bij volwassenen en COPD

Zelfmanagementondersteuning of regelmatige controles bij COPD patiënten in de huisartspraktijk? Een gerandomiseerd gecontroleerd experiment

Vijf gedragsthema s lopen als een rode draad door de begeleiding van de patiënt met astma/copd:

Versie augustus Zorgprotocol COPD

De nieuwe standaarden astma en COPD. Wat is nieuw

Indeling presentatie

Cover Page. Author: Kruis, Annemarije Title: The effectiveness of integrated disease management in COPD patients Issue Date:

Factsheet Astma-/COPD-Monitor Oktober 2007

Samenwerking tussen de huisarts en tweedelijns zorg

Het voorkomen van geneesmiddel gerelateerde problemen bij oudere patiënten met polyfarmacie ontslagen uit het ziekenhuis

Regionaal ketenzorg protocol COPD

Samenvatting COPD zorgprogramma 2019

Versie maart Zorgprotocol COPD

Het meten van ziektespecifieke kwaliteit van leven

Externe validering van een chronic obstructive pulmonary disease (COPD) diagnostische vragenlijst

Indeling presentatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Nederlandse samenvatting

Chapter 11. Nederlandse samenvatting

Zorgroep Kennemer lucht

De ontwikkeling van de ziektelastmeter Behandelalgoritme / computer programma Het onderzoek

Werkwijze Interpretatie van spirometrie

status meting in Ketenzorgproject COPD regio Dordrecht

VRAGEN OVER GESTELDE VEEL COPD

Astma & COPD Uitgangspunten LTA en locale werkafspraak: Controle-eis LTA: Diagnostiek astma/copd (door huisarts) Controle bij astma en COPD

SANDWICHSCHOLING COPD Goede COPD zorg: resultaat van goede samenwerking 28 juni Scharnierconsult. Uitgangspunt

Ziektelastmeter: adviezen eerstelijn

Handleiding Periodieke Controles

Wat is nieuw in longfunctie? Jan Willem van den Berg Longarts

Cover Page. Author: Smelt, Antonette Title: Treatment of migraine : from clinical trial to general practice Issue Date:

Conflict van belangen

hoofdstuk 1 hoofdstuk 2 hoofdstuk 3

Astma / COPD-dienst Geldrop

Samenvatting. Belangrijkste bevindingen

De ziektelastmeter COPD: de betrouwbaarheid en de ervaringen van huisartsen tot nu toe. Onno van Schayck. Cahag Conferentie

Stichting Gezond Monnickendam Protocol COPD Diseasemanagement HA/POH/PA

Nederlandse samenvatting

Ziektelast hoe meet en bespreek ik dit? Annerika Slok, MSc

Van ziektelast naar gezondheidswinst Ans Nicolasen, POH Robbert Behr, kaderhuisarts astma-copd

Het aanleren van inhaleren bij patiënten met astma en COPD: kan het beter?

Minutenschema zorgprogramma COPD (excl. Astma)

Samenvatting. Samenvatting

SAMENVATTING. MVW_proefschrift_170x240_ indd 172

Het belang van ondersteuning van mensen uit de naaste omgeving voor mensen met astma of COPD Geeke Waverijn & Monique Heijmans

hoofdstuk 2 hoofdstuk 3

COPD- en Astmacontroleboekje van:

Summary Samenvatting Dankwoord Curriculum Vitae

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers

DUODAGEN NWU november. Roel Wennekes Jelmer Haanstra Jouke Hanje

samenvatting 127 Samenvatting

Nederlandse samenvatting

Aanwezig zijn huisartsen en hun praktijkondersteuner, een longarts, longverpleegkundige van het ziekenhuis, kaderarts astma/copd van zorggroep ELZHA.

Samenvatting voor niet-ingewijden

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening.

Samenvatting R1 R2 R3 R4 R5 R6 R7 R8 R9

INTERACT-in-HF. Improving knowldege To Efficaciously RAise level of Contemporary Treatment in Heart Failure. A European Heart Failure Network

hoofdstuk 1 doelstellingen hoofdstuk 2 diagnosen

Introductie Boehringer Ingelheim

Bijsluiter gebruik astma-indicatoren in de huisartsenpraktijk. Fenna Schouten Versie 3

Zorg op maat voor COPD & Astma Waarom ontvangt u deze folder?

Workshop voor apothekers en huisartsen Behandeling van COPD anno 2007

Astma / COPD-dienst Geldrop

Bijsluiter gebruik astma (kinderen) indicatoren in de huisartsenpraktijk. Fenna Schouten Versie 3

Praktijkvoorbeeld: Eerstelijns ketenzorg astma in Maastricht-Heuvelland CAHAG conferentie 15 jan Maud van Hoof en Geertjan Wesseling

Een astma/copd-dienst voor de huisartsenpraktijk*

LAN zorgstandaarden en NHG standaarden astma 2013 implementeren? Inkopen?

CHAPTER 8. Samenvatting

Samenvatting Zorgstandaard astma

Bijlage 30: Bepalingenclusters COPD en roken

4. Wat zijn de effecten van de ehealth interventie met betrekking tot het postoperatieve herstel, gebruik en kosten?

Bijsluiter gebruik COPD-indicatoren in de huisartsenpraktijk. Fenna Schouten Versie 3

Astma. Chronos, 14 juni Regien Kievits, kaderarts astma/copd

U BENT AAN HET VINKEN

Stichting Gezond Monnickendam. Protocol COPD Diseasemanagement HA/POH/PA

Brief 1: Bevestiging geen deelname zorgprogramma

Astma/COPD Dienst Geldrop

Factoren die kunnen en willen doorwerken tot 65 beïnvloeden

COPD Een chronische ziekte, een gezamenlijke zorg

Psychische klachten als co-morbiditeit bij COPD

Diagnostiek Regionale Transmurale Afspraken Utrecht Chronic Obstructive Pulmonary Disease (COPD)

Alain Van Meerhaeghe, Service de Pneumologie et GERHPAC, Hôpital Vésale, CHU-Charleroi ; Laboratoire de médecine factuelle de l ULB

Addendum. Nederlandse Samenvatting

Factsheet Astma-/COPD-Monitor April 2007

Resultaten onderzoek Nationale Diabetes Challenge 2017

benoemen en adequate behandeling instellen een exacerbatie-management-plan op maat de ernst van een exacerbatie COPD kunnen

FEV1/FVC onder 70% of Lower Limit of Normal (LLN)?

behandeling volgens de KNGF-richtlijn bij mensen met artrose aan de heup en/of knie.

Eigen spreekuur en chronische ziekten

Nederlandse samenvatting


but no statistically significant differences

Presentatie Onderzoek MijnCOPD Coach

Astma en COPD: kernpunten voor management.

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

Kwetsbaarheid bij ouderen: een uitdaging Risicofactoren, meetinstrumenten en samenhangende zorg

Ketenzorg astma en het opzetten van een astmaspreekuur

Zorginkoopdocument 2013 Ketenzorg COPD

Onderzoek naar luchtwegklachten bij omwonenden van veehouderijen

Studie type Populatie Patiënten kenmerken Interventie Controle Dataverzameling

Samenvatting (Dutch summary)

Transcriptie:

Onderzoek Geen aanwijsbaar klinisch nut voor het jarenlang in stand houden van periodieke controles van COPDpatiënten door een huisartsenlaboratorium* Lisette van den Bemt, Tjard R.J. Schermer, Ivo J.M. Smeele, Leandra Boonman-de Winter, Ton van Boxem, Joke Denis, Joke Grootens, Richard Grol en Chris van Weel Doel Opzet Methode Resultaten Conclusie Evalueren of periodieke controles door een huisartsenlaboratorium klinische voordelen hebben voor COPD-patiënten. Een cluster-gerandomiseerde prospectieve studie met een observatieduur van 2 jaar per patiënt (http://clinicaltrials. gov/ct2/show/nct00542061). Stabiele eerstelijns-copd-patiënten die reeds bekend waren bij het huisartsenlaboratorium werden in een halfjaarlijkse periodieke controle - en gebruikelijke zorg -groep gerandomiseerd per huisartspraktijk. Periodieke controles van patiënten bestonden uit gestandaardiseerde anamneses en longfunctietesten, waarbij de uitslagen voorzien van aanbevelingen teruggekoppeld werden aan de huisartsen. Primaire uitkomstmaat was kwaliteit van leven. Secundaire uitkomstmaten waren: exacerbaties, luchtwegklachten, generieke kwaliteit van leven, domeinen kwaliteit van leven en longfunctiebeloop. Ook het zorgproces werd geëvalueerd. Gegevens van 170 deelnemers werden geanalyseerd. Op basis van herhaalde-metingenanalyse was de extra toename in Chronic respiratory questionnaire (CRQ)-score in de periodieke controlegroep ten opzichte van de gebruikelijke zorggroep 0,004 punten groter (95%-BI: -0,172-0,180) terwijl 0,5 punten verschil als klinisch relevant werd beschouwd. Er werden geen klinisch relevante verschillen gevonden voor de secundaire uitkomstmaten. Uit de procesevaluatie bleek dat de helft van de controlebezoeken resulteerde in aanbevelingen, welke voor 46% werd opgevolgd door de huisarts. Leefstijladviezen werden slecht opgevolgd door patiënten. Het jarenlang in stand houden van periodieke controles van eerstelijns-copd-patiënten door een huisartsenlaboratorium leidde niet tot klinische voordelen voor de patiënt. *Dit onderzoek is eerder gepubliceerd in Medical Journal of Australia (2009;191:249-54) met als titel An expert-supported monitoring system for patients with COPD in primary care. Results of a cluster-randomised clinical trial. Afgedrukt met toestemming. UMC St Radboud, Nijmegen. Afd. Eerstelijnsgeneeskunde. Centrum voor Huisartsgeneeskunde, Ouderengeneeskunde en Public Health: dr. L. van den Bemt en dr. T.R.J. Schermer, gezondheidswetenschappers; J. Grootens, datamanager; prof.dr. C. van Weel, huisarts. IQhealthcare: prof.dr.mr. R. Grol, psycholoog. Stichting Huisartsen Laboratorium (SHL), Etten-Leur. dr. I.J.M. Smeele, huisarts; drs. L. Boonman-de Winter, gezondheidswetenschapper; J. Denis, longfunctielaborant.st Fransicusziekenhuis, Roosendaal. dr. T. van Boxem, longarts. Contactpersoon: dr. L. van den Bemt (l.vandenbemt@elg.umcn.nl). Goede zorg voor patiënten met een chronische aandoening behelst onder andere het periodiek controleren van de gezondheidstoestand. Zo ook voor COPD-patiënten. Maar is de patiënt daar wel bij gebaat? De meeste COPDpatiënten worden behandeld in de eerstelijn. De NHGstandaard COPD adviseert om bij deze patiënten eenmaal per 6 tot 12 maanden een periodieke controle te laten plaatsvinden waarbij onder andere klachten, beperkingen, rookgedrag, therapietrouw, doorgemaakte exacerbaties, en lichaamsgewicht worden geëvalueerd. 1 Daarnaast dient eens per jaar de longfunctie bepaald te worden, tenzij de patiënt een milde vorm van COPD heeft en niet of niet meer rookt. 1 De gedachte is dat het periodiek in kaart brengen van relevante ziekteaspecten bij kan dragen aan een optimaal behandelbeleid. 2 Verschillende eerstelijns diagnostische centra, ook wel huisartsenlaboratoria genoemd, faciliteren periodieke controles van COPD-patiënten. Hierbij worden de halfjaarlijkse controles door longfunctiemedewerkers van deze centra verricht en wordt de huisarts geïnformeerd over de bevindingen van deze onderzoeken. De aanbevelingen in de NHG-standaard met betrekking tot perio- NED TIJDSCHR GENEESKD. 2010;154:A2123 1

dieke controles zijn gebaseerd op consensus en zijn niet empirisch onderbouwd. Onbekend is dus ook of de genoemde dienstverlening door huisartsenlaboratoria, welke inmiddels wijdverspreid geïmplementeerd is in Nederland, bijdraagt aan betere COPD-zorg. Wij onderzochten of periodieke controles van COPDpatiënten door een regionaal huisartsenlaboratorium op de lange termijn voor deze patiënten klinische voordelen hebben, zoals een betere kwaliteit van leven. Patiënten en methoden In deze studie werd de COPD-monitoringsdienst van de Stichting Huisartsen Laboratorium (SHL), een eerstelijns diagnostisch centrum, geëvalueerd in een cluster-gerandomiseerde prospectieve studie met een observatieduur van 2 jaar per patiënt. De onderzoekspopulatie bestond uit stabiele patiënten die voor COPD primair onder behandeling stonden van de huisarts en op basis van gegevens die bekend waren bij het huisartsenlaboratorium aan de inclusiecriteria van de studie voldeden, dat wil zeggen onder meer een diagnose van een chronische obstructieve luchtwegaandoening die geverifieerd was aan de hand van de laatste longfunctie-uitslag. Verdere informatie over de studieopzet, powercalculatie, in- en exclusiecriteria, rekrutering en analyses is te vinden op www.clinicaltrial. gov (studienummer NCT00542061) en staat elders beschreven. 3 De rekrutering startte in juli 2005 en de laatste dataverzameling vond plaats in februari 2008. Huisartspraktijken werden geminimiseerd in praktijken waarvan de deelnemende patiënten halfjaarlijks uitgenodigd werden voor een controlebezoek bij de SHL (interventiegroep), of in een controlegroep van patiënten uit de huisartspraktijken waarin zij geen periodieke controlebezoeken ondergingen. Minimiseren is een vorm van randomiseren waarbij sommige kenmerken gedwongen gelijkverspreid over de 2 groepen verdeeld worden, zoals in dit geval praktijkgrootte en al dan niet aanwezigheid van een praktijkondersteuner. Een aantal van 75 COPDpatiënten per groep werd als voldoende berekend om een relevant verschil in ziektespecifieke kwaliteit van leven zoals gemeten met de Chronic respiratory questionnaire (CRQ) te kunnen bepalen (0,5 punten verschil). 4 In verband met de verwachte uitval van deelnemers werd getracht om 100 COPD-patiënten per groep te rekruteren. Alle patiënten gaven informed consent vóór aanvang van de studie. De studie werd goedgekeurd door de Commissie Mensgebonden Onderzoek regio Arnhem-Nijmegen. Periodieke controles van COPD-patiënten door het huisartsenlaboratorium De SHL is een huisartsenlaboratorium in het zuidwesten van Nederland. De reguliere periodieke controles van de SHL waren gelijk aan de interventie in deze studie, zij het dat ze jaarlijks plaatsvonden. De interventie in deze studie bestond uit halfjaarlijkse controles die werden uitgevoerd door een longfunctiemedewerker. Er werd een uitgebreide, gestandaardiseerde anamnese afgenomen (met onder andere kortademigheid, exacerbatiefrequentie, 56 huisartspraktijken uitgenodigd 16 huisartspraktijken interventie 16 huisartspraktijken controle 31 wilden niet deelnemen: persoonlijke redenen (8); geen vervoer (2); geen interesse (2) geen tijd (1); andere redenen (4); geen reden gegeven (4); geen reactie (10) 132 patiënten benaderd 101 deelnemers 154 patiënten benaderd 112 deelnemers 42 wilden niet deelnemen: persoonlijke redenen (10); gebrek aan tijd (5); andere redenen (6); geen reden gegeven (6); geen reactie (15)benaderd 10 geëxcludeerd: eerste vragenlijst te laat ingevuld (6); ontbrekende vragenlijst (2); teveel ontbrekende gegevens in vragenlijst (2) 92 patiënten gestart 82 patiënten in analyse 97 patiënten gestart 88 patiënten in analyse 9 geëxcludeerd: eerste vragenlijst te laat ingevuld (4); ontbrekende vragenlijst (3); teveel ontbrekende gegevens in vragenlijst (2) FIGUUR Vereenvoudigd stroomdiagram van rekrutering en deelnemersaantallen in een onderzoek naar het nut voor patiënten met COPD van periodieke controles door een huisartsenlaboratorium. Een stroomdiagram volgens CONSORT-richtlijnen is elders weergegeven.3. 2 NED TIJDSCHR GENEESKD. 2010;154:A2123

luchtwegklachten, medicatiegebruik). Daarnaast werd pre- en post-bronchodilatoir een longfunctiemeting verricht. 5 Tenslotte werd de BMI bepaald. Deze gegevens werden, gecombineerd met gegevens van de voorgaande jaren, beoordeeld door een longarts of kaderhuisarts astma-copd volgens een protocol dat was gebaseerd op de toen geldende versies van de NHG-standaarden en consensussen. 6,7 Kaderhuisartsen hebben een speciale opleiding en bekwaamheid op het gebied van zorg voor astma-/copd-patiënten en ondersteunden collega-huisartsen in deze patiëntenzorg. Afhankelijk van de bevindingen werden aanbevelingen opgesteld. Stringente aanbevelingen konden gegeven worden voor: niet-medicamenteuze behandeling (bijvoorbeeld stoppen met roken, controleren van therapietrouw, aandacht voor lichaamsbeweging en voeding), medicamenteuze behandeling (bijvoorbeeld het toevoegen van langwerkende luchtwegverwijders en adequate exacerbatiebehandeling) en aanvullende diagnostiek en verwijzing. De aanbevelingen van de longarts/kaderhuisarts werden gestuurd naar de behandelend huisarts welke op basis van de aanbevelingen het zorgbeleid kon aanpassen. Daarnaast vond er eens per half jaar een bezoek van een astma-copd-consulente aan de praktijk plaats. Tijdens dit bezoek werd de huisarts geïnformeerd over de beweegredenen om de aanbevelingen te doen en kreeg de huisarts eventueel tips over hoe de aanbevelingen opgevolgd zouden kunnen worden. De huisartspraktijken in de controlegroep werden niet ondersteund bij hun COPD-beleid door het huisartsenlaboratorium. De patiënten konden bij klachten of vragen een afspraak maken bij de huisartspraktijk. Indien de huisarts het voor de behandeling van de patiënt nodig achtte, kon eenmalig spirometrie-onderzoek aangevraagd worden. Dataverzameling en analyse Deelnemende patiënten en huisartsen vulden vragenlijsten in aan het begin, na 1 jaar (enkel ingevuld door patiënten) en aan het einde van de studie (2 jaar). De primaire uitkomstmaat was kwaliteit van leven. Naast ziektespecifieke kwaliteit van leven (CRQ-vragenlijst, met de domeinen dyspneu, vermoeidheid, emoties en beheersing), werd van de patiënten gevraagd om informatie te geven over algemene kwaliteit van leven (EuroQol-5D, Short form (SF)12-vragenlijst), dyspneuklachten ( Modified Medical Research Council (MMRC)-score), leefstijl (onder andere rookgedrag), exacerbaties, en zorggebruik. Daarnaast verzamelde de astma-copd-consulente informatie over de geleverde zorg en implementatie van aanbevelingen. De patiënten ondergingen aan het begin en einde van de studie allemaal een longfunctieonderzoek. De analyses waren gebaseerd op het intention-to-treat TABEL 1 Uitgangskenmerken van patiënten met COPD in een onderzoek naar het nut van periodieke controles door een huisartsenlaboratorium kenmerk principe. Er werden herhaalde-metingenanalyses verricht waarbij gecorrigeerd werd voor de clustering per huisartspraktijk (PROC MIXED procedure SAS), uitgezonderd voor exacerbaties (multilevel logistische regressieanalyse). Resultaten interventiegroep (n = 82) controlegroep (n = 88) leeftijd in jaren; gemiddelde (SD) 62 (10,5) 64 (10,5) aantal mannen 56* 47 na bronchodilatatie als % van 70 77 voorspeld /FVC na bronchodilatatie 61* 65 kortwerkende bronchusverwijders; n 33 26 langwerkende bronchusverwijders; n 52 58 inhalatieglucocorticoïden 59 65 roken; n ja 53 40 nee, nooit 6 18 nee, gestopt 23 30 MMRC-score (mate van dyspneu); n 0 11 16 1 36 30 2 26 35 3 6 5 4-5 2 2 ten minste 1 zelfgerapporteerde exacerbatie in het afgelopen jaar; n 16 17 = geforceerde expiratoire volume in de eerste seconde; FVC = geforceerde vitale capaciteit; MMRC = modified medical research council. *Significant verschil tussen interventie- en controlegroep: p < 0,05. Significant verschil tussen interventie- en controlegroep: p < 0,01. 1 ontbrekende waarde. 2 ontbrekende waarden. Een stroomschema van de rekrutering en deelname van huisartspraktijken en COPD-patiënten is gegeven in de figuur. Van de benaderde patiënten was 74% bereid om deel te nemen aan het project. Van de 213 COPD-patiënten die toegestemd hadden om deel te nemen aan het project, konden van 170 de uitkomsten gebruikt worden voor de analyses (zie de figuur). Kenmerken van de interventie- en controlegroep staan in tabel 1. De toename in CRQ-score in de interventiegroep was 0,004 punten groter dan de toename in de controlegroep (95%BI: -0,172-0,180). In tabel 2 zijn alle resultaten weergegeven. We vonden geen klinisch relevante verschillen. NED TIJDSCHR GENEESKD. 2010;154:A2123 3

TABEL 2 Verandering in klinische uitkomstmaten bij patiënten met COPD na 2 jaar halfjaarlijkse periodieke controles (interventiegroep) en gebruikelijke zorg (controlegroep) en het verschil in verandering tussen beide groepen (significante waarden rood) gemiddelde (95%-BI) interventiegroep controlegroep verschil in verandering* klinisch minimaal belangrijk verschil (n = 82) verandering in 2 jaar (n = 76) (n = 88) verandering in 2 jaar (n = 80) continue variabele CRQ-score totaal 5,1 (4,9-5,3) 0,12 (-0,02-0,26) 5,3 (5,2-5,5) 0,12 ( 0,00-0,24) 0,004 (-0,17-0,18) 0,5 domein dyspneu 4,9 (4,6-5,3) 0,30 ( 0,10-0,50) 5,4 (5,1-5,7) 0,29 ( 0,07-0,50) 0,018 (-0,24-0,27) 0,5 domein vermoeidheid 4,9 (4,7-5,2) -0,09 (-0,32-0,13) 5,1 (4,9-5,3) 0,13 (-0,09-0,34) -0,236 (-0,54 0,07) 0,5 domein emoties 5,4 (5,2-5,6) 0,08 (-0,11-0,27) 5,5 (5,3-5,7) 0,09 (-0,06-0,24) -0,005 (-0,26-0,25) 0,5 domein beheersing 4,8 (4,7-5,0) 0,17 ( 0,02-0,33) 5,1 (4,9-5,3) -0,03 (-0,16-0,11) 0,223 (0,02-0,42) 0,5 SF12-score domein fysiek 44,5 (43,0-46,1) -1,44 (-2,98-0,10) 43,8 (42,3-45,4) -0,16 (-1,73-1,42)** -1,323 (-3,40-0,75) 3-5 SF12-score domein mentaal 52,2 (50,2-54,1) 0,09 (-1,85-2,03) 52,7 (51,1-54,2) -0,23 (-1,94-1,49)** 0,324 (-2,24-2,89) 3-5 EuroQol-5D-score 0,89 (0,86-0,92) -0,02 (-0,05-0,01) 0,87 (0,84-0,89) 0,00 (-0,03-0,03) -0,022 (-0,07-0,02) 0,07 aantal (%) oddsratio (95%-BI) interventiegroep controlegroep (n = 82) 2-jaar follow-up (n = 76) (n = 88) 2-jaar follow-up (n = 80) categoriale variabele MMRC-score 2 (dyspneu) 8 (9,9) 12 (15,8) 7 (8,0) 10 (12,7) 1,05 (0,34-3,24) tenminste 1 zelfgerapporteerde exacerbatie in het afgelopen jaar 16 (20,0) 12 (15,8) 17 (19,8) 10 (12,7) 0,87 (0,38-2,11) CRQ = Chronic respiratory questionnaire; SF-12 = Short form 12 ; MMRC = Modified Medical Research Council. * Interventie- versus controlegroep gebaseerd op multilevel herhaalde-metingenanalyses waarbij gecorrigeerd is voor geslacht, leeftijd, sociaal-economische status, uitgnagswaarde voor rookstatus, reversibiliteit, voor exacerbaties, gebruik van inhalatieglucocorticoïden, gebruik van langwerkende luchtwegverwijders en geforceerde expiratoire volume in 1 seconde als percentage van de voorspelde waarde. Verschil tussen interventie- en controlegroep significant; p < 0,05. 2 ontbrekende waarden. Verschil tussen interventie- en controlegroep significant; p < 0,01. 1 ontbrekende waarde. 3 ontbrekende waarden. ** 7 ontbrekende waarden Interventie- versus controlegroep gebaseerd op multilevel logistische regressieanalyses, gecorrigeerd voor covariaten. Procesevaluatie In totaal vonden er 292 periodieke controles plaats in de interventiegroep (n = 82). Hiermee was de opkomst van COPD-patiënten voor periodieke controles 89%. De helft van de periodieke controles leidde tot aanbevelingen om de behandeling te optimaliseren. In totaal werden 290 aanbevelingen gegeven (tabel 3). Volgens de huisartsen werd 46% van de aanbevelingen opgevolgd dan wel geïmplementeerd, zoals verwijzing naar longarts en de patiënt het advies geven om te stoppen met roken. Als er een praktijkondersteuner aanwezig was in de huisartspraktijk dan werden de aanbevelingen vaker opgevolgd (p < 0,05). De belangrijkste reden dat aanbevelingen niet opgevolgd werden, was dat de patiënt na de periodieke controle bij het huisartsenlaboratorium niet op consult was geweest in de huisartspraktijk. Aanbevelingen om de leefstijl te veranderen werden zelden opgevolgd door patiënten. Zo stopten bijvoorbeeld slechts 3 patiënten uit de interventiegroep met roken naar aanleiding van het advies van de huisarts, maar in dezelfde periode startten 3 andere patiënten opnieuw met roken, terwijl op advies van de huisarts in de controlepraktijken niemand stopte met roken. 4 NED TIJDSCHR GENEESKD. 2010;154:A2123

TABEL 3 Aanbevelingen uit periodieke controles voor het optimaliseren van de behandeling van COPD-patiënten, en opvolging van die aanbevelingen aanbeveling aantal adviezen aantal geëvalueerd met huisarts* aanbeveling opgevolgd totaal POHer in dienst geen POHer in dienst adviseer de patiënt om te stoppen met roken 82 78 44 25/47 19/31 adviseer patiënt om de lichamelijke conditie te 21 20 6 2/5 4/15 verbeteren adviseer patiënt om prikkels te vermijden 4 4 3 1/1 2/3 controleer de inhalatietechniek 47 45 21 15/23 6/22 controleer de therapietrouw 49 46 29 18/25 11/21 verminder lichaamsgewicht 4 3 1 1/2 0/1 start inhalatieglucocorticoïden 15 14 5 2/7 3/7 verhoog dosering inhalatieglucocorticoïden 6 6 3 1/2 2/4 verlaag of stop inhalatieglucocorticoïden 10 10 6 6/10 0/0 start met kortwerkende luchtwegverwijders 1 1 1 1/1 0/0 start met langwerkende luchtwegverwijders 10 8 0 0/4 0/4 voer aanvullende diagnostische test uit 3 3 0 0/2 0/1 maak thoraxröntgenfoto 14 13 3 1/8 2/5 verwijs naar longarts 24 23 3 1/9 2/14 totaal 290 274 125 74/146 51/128 POHer = praktijkondersteuner huisarts. *11 aanbevelingen werden niet besproken met de huisarts en van 3 aanbevelingen was geen reactie van de huisarts bekend. Aantal opgevolgd/aantal geëvalueerd. Beschouwing Uit dit onderzoek bleek dat de periodieke controles door een huisartsenlaboratorium geen klinische voordelen hadden voor COPD-patiënten in vergelijking tot reguliere zorg. Ondanks de hoge opkomst voor de periodieke controles bleken veel patiënten nadien geen afspraak te maken met de huisarts om de uitslagen en aanbevelingen te bespreken. Verder volgden patiënten leefstijladviezen zelden op. COPD-patiënten werden gerekruteerd op basis van gegevens die bekend waren bij het huisartsenlaboratorium. Met andere woorden: alle deelnemers hadden minimaal 1 keer een longfunctieonderzoek ondergaan bij het diagnostisch centrum (voor diagnostiek of periodiek controlebezoek). Om die reden nemen we aan dat de kans om effecten te bereiken kleiner was dan wanneer voor de studie patiënten waren gerekruteerd die niet bekend waren bij het huisartsenlaboratorium. Echter, kenmerkend voor periodieke controles is het terugkerend patroon van bezoeken gedurende talrijke jaren. In deze studie werd dat patroon doorbroken bij de controlegroep, zonder negatieve consequenties. Het lijkt er daarom op dat het jarenlang in stand houden van een dergelijk zorgmodel voor alle COPD-patiënten geen toegevoegde waarde had. Dit is een belangrijke bevinding, mede omdat dit vaak wel de dagelijkse praktijk is. In ons onderzoek werd echter het initiële effect van periodieke controles niet geëvalueerd. Een beperking van onze studie was dat de oorspronkelijke opzet was om de zin van periodieke controles van COPD-patiënten en astmapatiënten met een chronische luchtwegobstructie te evalueren, (http://clinicaltrials. gov/ct2/show/nct00542061). Echter, na de rekrutering bleek dat op een enkeling na, alle deelnemers voldeden aan het belangrijkste criterium van COPD, namelijk /FVC < 70% post-bronchodilatoir ( = geforceerd expiratoir 1-secondevolume; FVC = geforceerde vitale capaciteit). Om die reden beschreven wij de resultaten gefocust op COPD. Daarnaast was het niet mogelijk om de studie volledig geblindeerd uit te voeren. Huisartsen en COPD-patiënten konden weten dat ze ingedeeld waren in de interventiegroep en vervolgens de studieresultaten beïnvloeden door hun verwachtingenpatroon. Dit is met name van belang omdat de primaire uitkomstmaat (kwaliteit van leven) gevoelig is voor subjectiviteit. Niettemin leidde dit niet tot hogere kwaliteit-van-leven-scores in de interventiegroep dan in de controlegroep. Dit is de eerste keer dat het systeem van periodieke con- NED TIJDSCHR GENEESKD. 2010;154:A2123 5

Leerpunten Volgens richtlijnen nemen periodieke controles een belangrijke plaats in bij de behandeling van COPD-patiënten. Veel huisartsenlaboratoria in Nederland ondersteunen huisartsen bij het verrichten van deze periodieke controles. Het periodiek blijven vervolgen van eerstelijns-copd-patiënten door een huisartsenlaboratorium had op de lange termijn geen klinische voordelen voor de patiënt. troles van COPD-patiënten door een huisartsenlaboratorium, met aanbevelingen voor de huisarts, geëvalueerd werd in een gerandomiseerd wetenschappelijk experiment. Echter, zorgmodellen die elementen bevatten van het onderzochte zorgmodel zijn wel al eerder geëvalueerd, zoals een eerstelijnszorgmodel voor COPD-patiënten gebaseerd op het chronic care model, een systeem waarbij huisartsen feedback kregen op de geleverde zorg van astma- en COPD-patiënten en het monitoren van astma- en COPD-patiënten aan de hand van een kwaliteit-van-leven-vragenlijst. 8-10 Ook deze modellen bleken niet in staat om significante verbeteringen van klinische uitkomstmaten te bewerkstelligen, al werd soms een toename in de tevredenheid met de geleverde zorg gevonden of procesverbeteringen. Het uitblijven van klinisch relevante verschillen tussen patiënten die periodieke controles ondergingen en patiënten bij wie dat niet het geval was, kan veroorzaakt zijn door: (a) een gebrekkige implementatie van de periodieke controles en (b) gebrek aan effectiviteit van de controles. 11 We hebben aanwijzingen dat de implementatie van het zorgmodel verbeterd kan worden, bijvoorbeeld door het inschakelen van praktijkondersteuners in de huisartspraktijk en het actief oproepen van patiënten voor consulten in de huisartspraktijk na een periodieke controle. Echter, bij elke stap in dit complexe zorgmodel zal altijd iets van het effect verloren gaan. Er moet namelijk een groot aantal stappen worden genomen om het interventie-effect te bereiken; als één stap niet wordt genomen, blijft het effect uit (de patiënt vergeet een afspraak te maken bij het diagnostisch centrum, de longfunctielaborante vergeet bepaalde informatie na te vragen of te noteren, de longarts vergeet bepaalde adviezen te geven, enzovoort). Daarbij vormen leefstijladviezen een cruciale rol in de behandeling van COPD, naast beperkte medicamenteuze mogelijkheden. 1 Het bleek moeilijk om de noodzakelijke leefstijlveranderingen bij COPD-patiënten te bewerkstelligen zoals het stoppen met roken, net als bij andere studies. 12,13 Tot slot, is het belangrijk om te noemen dat deze eerstelijnspopulatie COPD-patiënten, in tegenstelling tot patiënten die onder behandeling van een longarts staan, overwegend een mild tot matige vorm van COPD hebben. De eerstelijnspopulatie COPD-patiënten is echter aan verandering onderhevig omdat er op steeds meer plaatsen in Nederland COPD-ketenzorg geïmplementeerd wordt waarbij de huisarts, door de samenwerking tussen de eerste- en de tweedelijn, steeds langer zorg kan blijven verlenen aan COPD-patiënten, ook als de ernst van de aandoening toeneemt. Door eerstelijns diagnostische centra worden niet alleen monitoringsdiensten voor COPD aangeboden, maar ook voor andere aandoeningen zoals astma, diabetes mellitus en hartfalen. Ook bij deze aandoeningen spelen leefstijlinterventies zoals stoppen met roken, voldoende bewegen en het nastreven van een gezond lichaamsgewicht een cruciale rol en ook bij deze chronische patiëntengroepen blijkt het lastig om leefstijlveranderingen te bewerkstellingen. Echter, in tegenstelling tot COPD bestaan er voor deze aandoeningen ook medicamenteuze behandelingen die de ziekte onder controle kunnen houden of de progressie kunnen vertragen. Vandaar dat periodieke controles van deze aandoeningen mogelijk wel zin hebben. Gezien de grote schaal waarop periodieke controles voor deze aandoeningen al aangeboden worden, zou het nuttig zijn om ook het periodiek vervolgen van deze patiënten wetenschappelijk te evalueren. Overigens, de mogelijkheid om spirometrie te laten verrichten bij astma- en COPD-patiënten door eerstelijns diagnostische centra heeft wel potentiële voordelen. Zo kunnen huisartspraktijken ontlast worden en ontstaat er een laagdrempelig communicatiekanaal tussen de eerste- en tweedelijn. Daarnaast kan daardoor de kwaliteit van spirometrische bepalingen mogelijk beter gegarandeerd worden, aangezien de longfunctie-medewerkers van deze diagnostische centra veel metingen verrichten, intercollegiale toetsmomenten hebben en goed getraind zijn. Echter, het routinematig jaarlijks of halfjaarlijks herhalen van zo n procedure voor COPD-patiënten lijkt op grond van onze bevindingen niet zinvol. Conclusie Wij concluderen dat het jarenlang in stand houden van periodieke controles door een huisartsenlaboratorium niet leidde tot klinische voordelen voor eerstelijns- COPD-patiënten. Deze uitkomst is het resultaat van de beperkte COPD-behandelmogelijkheden, het verdunnend effect van een dergelijk complex zorgmodel (hoe complexer het model, des te groter de kans dat door menselijke fouten en omissies het effect wordt verminderd) en problemen bij de implementatie van cruciale leefstijladviezen door COPD-patiënten, zoals het stoppen met roken. 6 NED TIJDSCHR GENEESKD. 2010;154:A2123

Dit onderzoek was niet mogelijk geweest zonder de inzet van de medewerkers van de Stichting Huisartsen Laboratorium (SHL), de deelnemende patiënten en huisartsen. Reinier Akkermans hielp met de analyses. Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: het project werd financieel mogelijk gemaakt door PICASSO ( Partners in care solutions for COPD ). Aanvaard op 17 juni 2010 Citeer als: Ned Tijdschr Geneeskd. 2010;154:A2123 > Meer op www.ntvg.nl/onderzoek Literatuur 1 Smeele IJM, van Weel C, van Schayck CP, et al. NHG-Standaard COPD. Huisarts Wet. 2007;50:362-79. 2 Glasziou P, Irwig L, Mant D. Monitoring in chronic disease: a rational approach. BMJ. 2005;330:644-648. 3 Bemt L van den, Schermer T, Smeele I, Boonman-de Winter L, van Boxem TJ, Denis J, et al. An expert-supported monitoring system for patients with chronic obstructive pulmonary disease in general practice: results of a cluster randomised controlled trial. Med J Aust. 2009;191:249-54. 4 Redelmeier DA, Guyatt GH, Goldstein RS. Assessing the minimal important difference in symptoms: a comparison of two techniques. J Clin Epidemiol. 1996;49:1215-9. 5 Schermer TR, Smeele IJ, Thoonen BP, et al. Current clinical guideline definitions of airflow obstruction and COPD overdiagnosis in primary care. Eur Respir J. 2008;32:945-52. 6 Geijer RMM, van Schayck CP, van Weel C, et al. NHG-Standaard COPD: behandeling. Huisarts Wet. 2001;44:207-19. 7 Geijer RMM, Thiadens HA, Smeele IJM, et al. NHG-Standaard COPD en Astma bij volwassenen: diagnostiek. Huisarts Wet. 2001;44:107-17. 8 Smeele IJM. Improving care for patients with asthma and COPD in general practice [proefschrift]. Nijmegen; 1999. 9 Meulepas MA, Jacobs JE, Smeenk FW, et al. Effect of an integrated primary care model on the management of middle-aged and old patients with obstructive lung diseases. Scand J Prim Health Care. 2007;25:186-92. 10 Jacobs JE. Patient-tailored monitoring of patients with asthma and COPD [proefschrift]. Nijmegen; 2006. 11 Craig P, Dieppe P, Macintyre S, Michie S, Nazareth I, Petticrew M. Developing and evaluating complex interventions: the new Medical Research Council guidance. BMJ. 2008;337:a1655. 12 Kotz D, Wesseling G, Huibers MJ, van Schayck OC. Efficacy of confronting smokers with airflow limitation for smoking cessation. Eur Respir J. 2009;33:754-62. 13 Anthonisen NR, Skeans MA, Wise RA, Manfreda J, Kanner RE, Connett JE. The effects of a smoking cessation intervention on 14.5-year mortality: a randomized clinical trial. Ann Intern Med. 2005;142:233-9. NED TIJDSCHR GENEESKD. 2010;154:A2123 7