Fontys Hogeschool, Eindhoven

Vergelijkbare documenten
Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs [hbo-bachelor]: uitwerking voor Associate degree-programma s tijdens de pilotfase

Fontys Hogescholen, locatie Eindhoven Opleiding: Fiscale Economie, hbo bachelor Croho: Varianten: voltijd/deeltijd

Concept Beoordelingskader voor het bijzondere kenmerk residentieel onderwijs

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag om accreditatie van de opleiding hbo-bachelor Chemie van de Hogeschool Drenthe

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Teamscan op accreditatiewaardigheid

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Opleiding: Financial Services Management HBO bachelor, locatie Arnhem Croho: Varianten: voltijd & deeltijd

Fontys Hogescholen, Eindhoven

Fontys Hogeschool Eindhoven

Christelijke Hogeschool Windesheim

PEER REVIEWS. Managementgroep Interactum September 2014

Fontys Hogescholen, Eindhoven

Bachelor of Business Administration (MER opleiding)

Fontys Hogescholen. Opleiding: Financial Services Management hbo bachelor Varianten: voltijd, deeltijd, duaal Croho: Locatie: Eindhoven

Besluit. College van Bestuur van de Christelijke Hogeschool Windesheim Postbus GB ZWOLLE

Hogeschool INHOLLAND, School of Agriculture and Technology

Christelijke Hogeschool Windesheim

INHOUDSOPGAVE ALGEMEEN Aard van dit document Informatie en communicatie Inwerkingtreding en duur

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING Bijlage, Bachelor Opleiding Docent Muziek

Hogeschool INHOLLAND Opleiding: Sociaal Juridische Dienstverlening, hbo bachelor; Varianten: voltijd/deeltijd/duaal Locaties: Rotterdam/Den Haag

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag Toets nieuwe opleiding hbo-bachelor Game Architecture and Design van de NHTV

Fontys Hogeschool, Venlo

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Locatie: Arnhem Opleiding: Bedrijfseconomie, hbo bachelor; Croho: Varianten: voltijd en deeltijd

Ontwerpkaders: Onderwijs. Versie 1.0/november 2016

Fontys Hogescholen Opleiding: Hogere Kaderopleiding Pedagogiek (HKP) RAPPORTAGE

Besluit. College van bestuur. Hogeschool van Amsterdam. Postbus AX AMSTERDAM

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag om accreditatie van de opleiding hbo-bachelor Bouwkunde van de Haagse Hogeschool

Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel)

Fontys Hogescholen, locatie Eindhoven

Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel)

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Bewegingstechnologie van De Haagse Hogeschool

{nvao. Uit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Technische Informatica van de Hogeschool Dirksen B.V.

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor

AVANS Hogeschool, Tilburg

Besluit. Raad van bestuur. Saxion Hogescholen. Postbus KB ENSCHEDE

Besluit strekkende tot een positief oordeel van een aanvraag toets nieuwe opleiding van de hbo-bachelor HBO-Rechten van Capabel Hogeschool

Fontys Hogeschool Werktuigbouwkunde

Hogeschool Rotterdam. Opleiding: Werktuigbouwkunde, hbo bachelor Varianten: voltijd/deeltijd/duaal. Visitatiedata: 28 september 2005

Breakout sessie 2-5. Stelsel 3.0 Accreditatie op Maat: Opleidingsbeoordeling. Introductie

Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Opleiding: Commerciële Economie, hbo bachelor Croho: Varianten: voltijd, deeltijd

Avans Hogeschool, Breda

Hogeschool Rotterdam Cluster Paramedisch Opleidingen: Ergotherapie, Fysiotherapie en Logopedie; hbo-bachelor Variant: voltijd

Naam/Datum/Versie document advies/verbeterpunten. Avans documenten

Fontys Hogescholen, Tilburg en Sittard

Hogeschool INHOLLAND, Delft

Besluit. College van bestuur. Hogeschool Leiden. Postbus AJ LEIDEN

Visitatiedatum: 11 september 2007

Hogeschool INHOLLAND. Opleidingen: Voedingsmiddelentechnologie, bachelor Varianten: voltijd/duaal. Visitatiedata: 2 en 3 juni 2005

Hogeschool Journalistiek, Fontys Tilburg. Visitatiedata: 15 en 16 maart 2005

Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel)

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Hogeschool Rotterdam, Rotterdam

Hogeschool Arnhem en Nijmegen

Hogeschool Rotterdam. Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, hbo-bachelor; Visitatiedatum: 10 oktober 2006

Hogeschool Avans, Breda / Tilburg Academie voor Technologie en Management

Fontys Opleidingscentrum Speciale Onderwijszorg

Opleiding: Bedrijfskunde & Agribusiness, bachelor

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Opleiding: Culturele en Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor Varianten: voltijd, duaal

Conceptkaders HBO5 3 november 2009

Hogeschool INHOLLAND, Rotterdam

Avans Hogeschool, Breda

AVANS Hogeschool, s-hertogenbosch

Hogeschool INHOLLAND, Delft

ASSESSMENTS VAN DE BACHELOR LGL en GPW

Hanzehogeschool Groningen

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen VDO

Besluit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Business IT & Management van de Hogeschool Rotterdam

Besluit. College van Bestuur van de. Hogeschool INHOLLAND. Postbus CN DEN HAAG

Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 3 Opleidingsdeel LVO

Avans Hogeschool, s-hertogenbosch

Besluit. College van Bestuur. Hogeschool van Amsterdam. Postbus AX AMSTERDAM

Hogeschool Rotterdam, Rotterdam

Besluit. College van Bestuur Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Postbus EJ ARNHEM

Handreiking bij het beoordelingskader voor het bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs

Fontys Hogescholen, Eindhoven

Hogeschool HBO Nederland

Hanzehogeschool Groningen, Groningen

Hogeschool INHOLLAND, Delft

EC berekening studielast en normen

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

FINANCE & CONTROL - BEDRIJFSECONOMIE

Hogeschool INHOLLAND, Alkmaar

Handreiking aanvraag Toets Nieuwe Opleiding Nederland

Fontys Hogescholen. Visitatiedata: 15 en 16 april NQA (Netherlands Quality Agency)

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor Biologie van de Vrije Universiteit Amsterdam

Curriculumevaluatie BA Wijsbegeerte

Hogeschool INHOLLAND, Rotterdam

Hanzehogeschool Groningen

Besluit. College van bestuur. Hanzehogeschool Groningen. Postbus RM GRONINGEN

College van Bestuur Hogeschool Rotterdam Postbus HA ROTTERDAM. 1. Inleiding

Fontys Hogeschool Tilburg

Hogeschool INHOLLAND, Alkmaar. Visitatiedata: 16 en 17 maart 2005

HBO Bedrijfskunde Bachelor of Business Administration (BBA)

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Avans Hogeschool s-hertogenbosch

AVANS Hogeschool, Breda

Hogeschool Rotterdam. Opleiding: Vrijetijdsmanagement, hbo bachelor Croho: Varianten: voltijd. Visitatiedatum: 4 juni 2007

Transcriptie:

Fontys Hogeschool, Eindhoven Opleiding: Bedrijfseconomie, hbo bachelor Croho: 34401 Varianten: voltijd en deeltijd Visitatiedatum: 28 februari 2007 Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, oktober 2007

2/65 NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt)

Inhoud Inhoud 3 Deel A: Onderwerpen 5 1.1 Voorwoord 7 1.2 Inleiding 7 1.3 Werkwijze 8 1.4 Oordeelsvorming 9 1.5 Oordelen per onderwerp 10 1.6 Schematisch overzicht oordelen 11 1.7 Totaaloordeel 11 Deel B: Facetten 13 Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 15 Onderwerp 2 Programma 17 Onderwerp 3 Inzet van personeel 27 Onderwerp 4 Voorzieningen 31 Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 33 Onderwerp 6 Resultaten 37 Deel C: Bijlagen 41 Bijlage 1: Onafhankelijkheidsverklaring panelleden 42 Bijlage 2: Deskundigheden panelleden 49 Bijlage 3: Bezoekprogramma 52 Bijlage 4: Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal 58 Bijlage 5: Eindkwalificaties van de opleiding 61 Bijlage 6: Domeinspecifiek referentiekader 65 NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt) 3/65

4/65 NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt)

Deel A: Onderwerpen NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt) 5/65

6/65 NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt)

1.1 Voorwoord Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Bedrijfseconomie van de Fontys Hogescholen heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in januari 2007, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij NQA heeft aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek was er een panelbezoek aan de opleiding. Dit bezoek vond plaats op 28 februari 2007. In het panel hebben de volgende personen zitting genomen: Dhr. drs. T. van Duinen (voorzitter en domeinpanellid Bedrijfseconomie); Dhr. prof.dr. J. Klaassen (domeinpanellid Bedrijfseconomie); Mevr. E. Jongenelen (studentpanellid); Dhr. drs. L.S. van der Veen (NQA auditor); Mevr. A.H.F. Klandermans (NQA junior-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2 Inleiding Bij de Fontys Hogescholen staan ruim 35.000 studenten ingeschreven. De school biedt, verspreid over het hele land, onderdak aan 200 bacheloropleidingen en 10 masteropleidingen op de gebieden communicatie, economie, educatie, gezondheidszorg, informatica, kunsten, logistiek, mens en maatschappij en techniek. Er werken circa 3.600 personen, die samen 2.800 fte s bezetten. Fontys profileert zich als een moderne hogeschool met innovatieve onderwijsproducten. Het strategisch beleid heeft zij vastgelegd in de nota Idealisme in Learning Communities (2002). NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt) 7/65

De nota beschrijft wat Fontys voor haar studenten, medewerkers en haar omgeving wil zijn: een learning community, een plaats voor waardeneducatie, een kennispoort en een organisatie die groot is in kleinschaligheid. In Fontys is in 2004 een omvangrijk veranderprogramma van start gegaan. Het programma heeft de naam Biloba meegekregen. De twee doelen ervan zijn: (1) de inrichting van bacheloropleidingen volgens een major/minormodel en (2) de transformatie van de huidige leeren onderwijsprocessen naar competentiegericht en flexibel leren, beoordelen en onderwijzen. Elke bacheloropleiding van Fontys bestaat na afloop van het programma in principe uit een major van 180 ec in de hoofdrichting en een minor van 60 ec in een andere studierichting. De opleiding Bedrijfseconomie is in 2005-2006 gestart met een nieuw onderwijsprogramma volgens het Biloba-model. Fontys heeft haar opleidingen ondergebracht in 37 instituten. De Fontys Hogeschool Financieel Management (HFM) is één van de instituten en herbergt de opleidingen Accountancy, Bedrijfseconomie en Fiscale Economie. De drie opleidingen kennen allen een voltijd- en een deeltijdvariant en leiden op voor de titel Bachelor of Economics. Alle drie de opleidingen worden in Eindhoven aangeboden. De opleidingen kennen een gemeenschappelijk eerste jaar, waarna er gekozen wordt voor één van de drie opleidingen. Het tweede jaar komt voor de opleidingen Bedrijfseconomie en Accountancy bovendien overeen. De opleiding Bedrijfseconomie telt in oktober 2006 303 voltijd studenten en 84 deeltijd studenten. De opleiding beschikt over 17 docenten, waarvan 10 vaste docenten. De docent-student ratio is 1:19,5. 1.3 Werkwijze De beoordeling van de opleiding door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. De visitatie vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereiden de panelleden zich in de periode januari 2007 inhoudelijk voor op het bezoek 28 februari 2007. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel concreet voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel 8/65 NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt)

bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek is ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel zogenaamde schakelmomenten ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport wordt door de opleiding accreditatie aangevraagd bij de NVAO. In het facetrapport wordt door NQA gerapporteerd op facetniveau. De opleiding heeft in april 2007 een concept van dit rapport voor een check op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het onderwerprapport wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in juni 2007 voor een check op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in juni 2007. Het visitatierapport is uiteindelijk in juli 2007 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4 Oordeelsvorming In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: weging van de oordelen op facetniveau; benchmarking; generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; bepaalde accenten respectievelijk best practices. NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt) 9/65

In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. Daar, waar een argumentatie/beoordeling voor de deeltijd afwijkt van de voltijd, is dit expliciet vermeld. Indien niet vermeld, gelden voor de deeltijdopleiding dezelfde argumentatie/oordelen als voor de voltijdopleiding, aangezien de deeltijdopleiding inhoudelijk voornamelijk zijn gebaseerd op dezelfde module-inhouden als de voltijdopleiding. Volgorde en onderwijsmethodieken kunnen daarbij verschillen. 1.5 Oordelen per onderwerp 1.5.1 Doelstellingen opleiding Het facet Domeinspecifieke eisen is met een voldoende beoordeeld. De andere twee facetten zijn met een goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp Doelstelling opleiding is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.2 Programma De facetten Eisen HBO en Beoordeling en toetsing zijn met een voldoende beoordeeld. Het facet Duur is met een voldaan beoordeeld. De andere vijf facetten zijn met een goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp Programma is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.3 Inzet van personeel Het facet Eisen HBO is met een voldoende beoordeeld. De andere twee facetten zijn met een goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp Inzet van personeel is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.4 Voorzieningen Het facet Materiele voorzieningen is met een goed beoordeeld. Het facet Studiebegeleiding is met een voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp Voorzieningen is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg Het facet Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld is met een goed beoordeeld. De andere twee facetten zijn met een voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp Interne kwaliteitszorg is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.6 Resultaten Het facet Gerealiseerde niveau is met een voldoende beoordeeld, het facet Onderwijsrendement met een onvoldoende. Het panel is ervan overtuigd dat studenten het hbo-bachelor niveau behalen en dat de gerealiseerde eindkwalificaties overeenstemmen met de nagestreefde kwalificaties. In de afweging van de facetten binnen het onderwerp is het 10/65 NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt)

panel van mening dat het gerealiseerde niveau zwaarder moet wegen dan het onderwijsrendement. Het oordeel op het onderwerp Resultaten is voor de opleiding derhalve positief. 1.6 Schematisch overzicht oordelen Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Voltijd Deeltijd Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen Voldoende Voldoende 1.2 Niveau bachelor Goed Goed 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Goed Goed Totaaloordeel Positief Positief Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO Voldoende Voldoende 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma Goed Goed 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma Goed Goed 2.4 Studielast Goed Goed 2.5 Instroom Goed Goed 2.6 Duur Voldaan Voldaan 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud Goed Goed 2.8 Beoordeling en toetsing Voldoende Voldoende Totaaloordeel Positief Positief Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO Voldoende Voldoende 3.2 Kwantiteit personeel Goed Goed 3.3 Kwaliteit personeel Goed Goed Totaaloordeel Positief Positief Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen Goed Goed 4.2 Studiebegeleiding Voldoende Voldoende Totaaloordeel Positief Positief Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten Voldoende Voldoende 5.2 Maatregelen tot verbetering Voldoende Voldoende 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en Goed Goed het beroepenveld Totaaloordeel Positief Positief Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerde niveau Voldoende Voldoende 6.2 Onderwijsrendement Onvoldoende Onvoldoende Totaaloordeel Positief Positief 1.7 Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5 waaruit blijkt dat de opleiding op de zes de onderwerpen positief scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding POSITIEF is. NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt) 11/65

12/65 NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt)

Deel B: Facetten NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt) 13/65

14/65 NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt)

Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen Voldoende Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding Bedrijfseconomie heeft haar pre-biloba curriculum gebaseerd op het Landelijke Beroeps- en opleidingsprofiel 1999. Dit profiel is onder verantwoordelijkheid van het Landelijk Overleg Opleidingen Bedrijfeconomie (LOOBE) in 2000 vastgesteld en is gevalideerd door het beroepenveld. Het Landelijk Beroeps- en Opleidingsprofiel 1999 onderkent 3 rollen bij 6 beroepsspecifieke competenties. De combinatie van de rollen en de beroepsspecifieke competenties leiden in het profiel tot 40 beroepsspecifieke deelcompetenties. Daarnaast worden nog 4 algemene competenties en 4 reflectieve- en gedragscompetenties onderscheiden. De opleiding Bedrijfseconomie heeft besloten het Biloba-onderwijs te baseren op het profiel uit het document HBO Domeinen en Domeincompetenties 2005, domein Bachelor of Economics. Binnen het LOOBE is overeenstemming over de hantering van dit profiel. Het profiel HBO Domeinen en domeincompetenties 2005 bestaat uit 6 specifieke en 2 algemene domeincompetenties. Deze 8 competenties zijn door de opleiding nader uitgewerkt. Elke competentie is uitgewerkt in een algemene beschrijving, een taak en een context. De taak geeft aan wat de student moet doen en de context beschrijft de factoren die de omgeving bepalen waarin de bedrijfseconoom functioneert. Vervolgens worden de drie te bereiken niveaus beschreven met de onderliggende kennis, vaardigheden en attitude en met prestatieindicatoren. Het panel is goed te spreken over de competenties en de uitwerking daarvan door de opleiding. Het valt het panel op dat de competentie (8) zelfsturing en leidinggeven meer betrekking heeft op de zelfsturing dan op het leidinggeven. Het Landelijk Beroeps- en opleidingsprofiel 1999 is vergeleken met de Domeincompetenties Bachelor Economics major FM om na te gaan of er grote verschuivingen zitten in de te behalen competenties. Het panel stelt vast dat het opleidingsprofiel 1999 en de Domeincompetenties Bachelor Economics major FM goed op elkaar aansluiten. Uit de resultaten van het Startbekwaamhedenonderzoek 2006 blijkt dat afgestudeerden tevreden zijn over de relevantie van de inhoud van de opleiding. De opleiding heeft doelstellingen opgesteld met betrekking tot internationalisering (Managementcontract 2007). Zij wil onder andere contacten leggen met vergelijkbare instellingen in de EU. Het panel stelt vast dat de opleiding niet stuurt op internationalisering en het aantal Engelstalige modules mager is. Ook is er weinig internationale, Engelstalige literatuur voorgeschreven. Hierdoor wordt het studeren in NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt) 15/65

het buitenland bemoeilijkt. Er is wel een mogelijkheid tot het volgen van een stage of minor in het buitenland, maar dit wordt te weinig gestimuleerd door de opleiding. Het panel is van mening dat daarmee studenten niet voldoende worden voorbereid op een baan bij een internationaal bedrijf. Op grond hiervan komt het panel tot het oordeel voldoende in plaats van goed. Facet 1.2 Niveau bachelor Goed Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: In het Biloba-onderwijs is gekozen om naast de Domeincompetenties Bachelor of Economics major FM uit te gaan van de tien generieke HBO-kernkwalificaties. In het zelfevaluatierapport worden de Dublin descriptoren, de 10 generieke HBOkernkwalificaties en de 8 competenties op schematische wijze met elkaar in verband gebracht. Om na te gaan of de Dublin descriptoren en de 10 generieke HBO-kernkwalificaties in het programma geborgd zijn, is een match gemaakt tussen de Dublin descriptoren, de 10 generieke HBO-kernkwalificaties en de 14 beroepscompetenties van 1999 aan de hand van een tabel (Zelfevaluatierapport). De 8 domeincompetenties zijn door de opleiding in het nieuwe curriculum uitgewerkt op 3 niveaus. Per competentie is het niveau uitgewerkt naar onderliggende kennis, vaardigheden en attitude en naar prestatie indicatoren (vergelijk facet 1.1). Het panel is van mening dat de koppeling tussen competenties, generieke HBOkwalificaties en Dublin descriptoren goed is weergegeven (Opleidingsplan Bedrijfseconomie). De domeincompetenties zijn goed vertaald naar niveaus (Domeincompetenties Bachelor of Economics major FM). Per domeincompetentie wordt aangegeven welk niveau bereikt moet worden en wat dit niveau inhoudt. Dit wordt bevestigd in het materiaal dat het panel heeft gezien. Facet 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Goed Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een HBO-opleiding vereist is of dienstig is. 16/65 NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt)

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De eindkwalificaties van de opleiding zijn ontleend aan het Landelijk Beroeps- en Opleidingsprofiel 1999 en de HBO Domeinen en Domeincompetenties 2005, domein Bachelor of Economics. Beide zijn gevalideerd door het beroepenveld (vergelijk facet 1.1). De taakgebieden waar de bedrijfseconoom mee in aanraking komt, zijn Financieel Economisch Management en Bestuurlijke Informatieverzorging. In de thema' s die samen het totaal van het taakgebied vormen is een aantal ondersteunende kennisdomeinen verwerkt. De bedrijfseconoom vervult een drietal rollen in de dagelijkse praktijk: uitvoeren en informeren, beoordelen en adviseren, samenwerken en leidinggeven. Studenten komen in functies binnen bedrijven terecht waar deze rollen goed van toepassing zijn. Functies die studenten onder andere kunnen gaan vervullen zijn financial controller, financieel-administratief medewerker, consultant en krediet-/beleggingsadviseur. Daarbij behoren taken als financiële verslaglegging, opstellen van budgetten, begrotingen en calculaties. Tevens behoort daartoe het opzetten, beoordelen en onderhouden van de administratieve organisatie, planning en bevoorrading van een organisatie en het behandelen van financieringsvraagstukken. Het grootste deel van de studenten gaat na de studie werken in commerciële bedrijven in de handel, transport en industrie. Een gering aantal studenten van de opleiding komt terecht in de overheidssector. Het panel is van mening dat de eindkwalificaties het niveau weergeven van een beginnend beroepsbeoefenaar. Dit heeft het bevestigd gezien in de gesprekken met het werkveld en alumni. Onderwerp 2 Programma Facet 2.1 Eisen HBO Voldoende Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleent studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt) 17/65

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding heeft de volgende uitgangspunten voor beleid geformuleerd: - de kennisontwikkeling in het opleidingsprogramma vindt in belangrijke mate plaats door gebruik van actuele literatuur, in projecten en in contacten met de beroepspraktijk. - de ontwikkeling van de beroepsvaardigheden in het opleidingsprogramma vindt hoofdzakelijk plaats in aan de beroepspraktijk gerelateerde opdrachten en/of projecten, in practica en in stages. - het opleidingsprogramma wordt ontwikkeld in samenspraak met vakgenoten en de beroepspraktijk. Er wordt in dit verband geen onderscheid gemaakt tussen Biloba en pre-biloba beleid. Voor het onderwijs wordt gebruik gemaakt van studentenhandleidingen en modulewijzers. In de opleiding wordt uitgegaan van het meest recente lesmateriaal, aangevuld met actuele informatie uit periodieken, kranten en tijdschriften. Studenten worden gestimuleerd te werken met internet en de cd-rom bibliotheek. De gebruikte literatuur is samengesteld op basis van actualiteit, onderlinge samenhang en afstemming en aansluiting binnen het curriculum. De literatuur wordt vastgesteld binnen de vakgroepen en goedgekeurd door het coördinatorenoverleg. Het panel heeft de gebruikte literatuur en het lesmateriaal bestudeerd en concludeert dat het voldoende kwaliteit heeft en dat het voldoende actueel is. In het curriculum zijn methoden van onderzoek opgenomen, zoals statistiek, maar het panel vindt dat dit kan worden versterkt. Het opleidingsmanagement bevestigt dit in het gesprek. In de propedeuse (Biloba) worden studenten door middel van deelname aan 4 projecten in nagebootste praktijksituaties geplaatst. In het project Managementgame moeten de studenten als lid van een managementteam financiële beslissingen nemen. In De Onderneming zetten zij een informatiesysteem op. In het project Schoenendoos maken ze een bedrijfseconomische en fiscale jaarrekening voor een eenmanszaak. In het project Du Bois maken ze een resultatenrekening en eindbalans voor een kleine productieonderneming. Ook in de hoofdfase vervullen projecten een belangrijke rol. Studenten ontwerpen en implementeren in verschillende projecten een financieel-administratief systeem, ontwikkelen en bouwen een beheerssysteem, zetten een financiële planning op in Excel en verwerken een planning in Exact. Het panel stelt op basis van het bekeken materiaal vast dat de kwaliteit van de projecten van een relevant en goed niveau is. De student heeft in de hoofdfase (pre-biloba) in semester 5 een oriënterende stage van 18 weken. Tijdens deze stage werken studenten aan de beroepscompetenties en staat reflectie en rapporteren centraal. Tevens werken ze naast het stagerapport aan een Persoonlijk Ontwikkelingsplan. In semester 6 start aansluitend op de stage een leerweg waarbij studenten ongeveer eenderde van de beschikbare tijd besteden aan de 'demo-onderneming'. Opgedane kennis en vaardigheden worden in praktijk gebracht bij een aantal ondernemingen in de regio. In semester 8 volgt een afstudeerstage waarbij een bedrijfseconomische probleemstelling centraal staat. Het panel is positief over de inhoud van de stageverslagen. De zelfevaluatie van de student kan soms beter. 18/65 NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt)

Het curriculum van de deeltijdopleiding heeft een andere opzet dan dat van de voltijdopleiding. Het kenmerkt zich door modulair ingericht onderwijs, gebruikmakend van hoor- en werkcolleges en practica. De deeltijdopleiding is meer gericht op het verwerven van kennis en minder van vaardigheden en houding. Studenten zijn verplicht om vanaf het tweede jaar en bij voorkeur vanaf de aanvang van de opleiding werkzaam te zijn binnen een relevante beroepspraktijk. Vaardigheden en houding komen voornamelijk aan bod in drie projecten. Studenten worden daarin getoetst. Uit het gesprek met deeltijdstudenten is naar voren gekomen dat de eigen werkpraktijk in het onderwijs wordt gebruikt. Dit gebeurt onder andere door aangeleverde casussen uit eigen werkomgeving en door het uitvoeren van opdrachten in de werkpraktijk. De opleiding maakt gebruik van 2 lectoren, beiden aangesteld voor het lectoraat Bedrijfskundig Management MKB. Ze zijn deels verbonden aan de opleiding en deels aan andere hogescholen van Fontys. Uit de gesprekken blijkt dat de rol van het lectoraat met betrekking tot Bedrijfeconomie niet groot is. Om aan studenten meer expliciet de nieuwste ontwikkelingen te tonen wordt in het Biloba curriculum meer gebruik gemaakt van gastdocenten uit de beroepspraktijk. Tijdens de gesprekken van het panel met het werkveld, alumni en docenten is dit bevestigd. De opleiding Bedrijfseconomie borgt kennisontwikkeling door contacten met de actuele beroepspraktijk, zoals deelname aan het LOOBE-overleg, het inzetten van alumni en andere beroepsbeoefenaren uit de praktijk in het onderwijsproces, afstemming van programma's met vertegenwoordigers uit het beroepenveld, het organiseren van congressen over inhoudelijke onderwerpen door het Kenniscentrum Finance & Accounting en deelname van docenten aan seminars en cursussen. De opgedane kennis wordt met collega s gedeeld (vergelijk facet 3.3). Uit de stage- en afstudeerevaluaties komt naar voren dat stagebiedende organisaties de aansluiting tussen opleiding en stage als goed beschouwen. Uit de Periode evaluaties 2006 komt naar voren dat studenten over het algemeen de uit te voeren projecten interessant en realistisch vinden en tevreden zijn over de stages. Het panel beoordeelt het facet als voldoende. Het is van mening dat de aandacht voor methoden en technieken van onderzoek in het curriculum kan worden uitgebreid en dat de zelfevaluatie van de studenten in de stage kan worden verbeterd. Facet 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma Goed Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt) 19/65

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: In september 2005 is de opleiding, samen met Accountancy en Fiscale Economie, gestart met een nieuwe, competentiegerichte gemeenschappelijke propedeuse volgens het Biloba-programma, onder de naam Financieel Management. Realisatie van de beroepsspecifieke competenties van het Biloba programma krijgt gestalte via: - projectgericht onderwijs dat uitgaat van beroepsproducten; - ondersteunende hoor- en werkcolleges en practica, gericht op kennis, houding en vaardigheden; - twee praktijkstages; - studieloopbaanbegeleiding en - planmatige ontwikkeling van persoonlijke competenties. De opleidingen Bedrijfseconomie en Accountancy vormen de gezamenlijke major Finance & Accounting. In het eerste en tweede jaar is de major voor beide opleidingen gelijk. Na het tweede jaar kiest een student zijn afstudeerrichting (Accountancy of Bedrijfseconomie). De minoren mag de student zelf kiezen. De student dient een verzoek in bij de examencommissie waarin onderbouwd wordt dat de minor een relatie heeft met de competenties van de bachelor. De minorcompetenties dienen complementair te zijn en kunnen verdiepend en/of verbredend zijn. Het Landelijk Beroeps- en opleidingsprofiel 1999 is het uitgangspunt geweest bij de ontwikkeling van het curriculum van de opleiding. De eindtermen van het beroeps- en opleidingsprofiel zijn vanuit een beroepsgerichte insteek vertaald naar thema's en leerdoelen in het curriculum. Realisatie van de beroepsspecifieke competenties FM-profiel krijgt gestalte via: - projectonderwijs dat aan de praktijk is ontleend en gebaseerd is op duidelijk herkenbare beroepen uit de bedrijfseconomische werkpraktijk; - projectondersteunende vakken waarin de theoretische basis wordt gelegd; - twee praktijkstages; - mentoraat, onder andere gericht op studievoortgang en beroepskeuze en - planmatige ontwikkeling van persoonlijke competenties. De 8 domeincompetenties voor het Biloba-programma zijn op het niveau van de taken gekoppeld aan de onderwijseenheden in een matrix (Matrix Toetsplan Competenties HFM Propedeuse). In de propedeuse worden ze getoetst op niveau 1. De koppeling van beroepsspecifieke deelcompetenties aan onderwijseenheden en studiepunten pre-biloba vindt plaats in een matrix (Matrix Opleidingsprofiel 1999). De leerdoelen staan beschreven in de studiehandleidingen. Het panel heeft dit in het materiaal bevestigd gezien. De competenties worden naar de mening van het panel duidelijk vertaald in het lesmateriaal. Competenties bestaan uit een combinatie van kennis, vaardigheden en houding. Kennis wordt geborgd in drie verschillende vakgebieden: Control & Informatie, Accounting en Recht. Vaardigheden en houding worden geborgd in het vierde vakgebied, Tools en in de projecten (vergelijk facet 1.2). In de studentenhandleidingen en modulewijzers (deeltijd) worden per onderwijsperiode de deelcompetenties vermeld, verdeelt naar kennis, vaardigheden en houding. 20/65 NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt)

Op basis van bestudering van het materiaal vindt het panel dat de competenties en de drie niveaus in het programma van de opleiding en het studiemateriaal goed gedekt zijn. Uit de Keuzegids Hoger Onderwijs 2005-2006 en het Studenttevredenheidsonderzoek blijkt dat studenten tevreden zijn over diverse aspecten van de opleiding (vergelijk facet 6.1). De domeincompetenties zijn goed vertaald naar niveaus. Dit is bevestigd door het materiaal dat het panel heeft gezien. Facet 2.3 Samenhang in het opleidingsprogramma Goed Criteria - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Vanaf het tweede jaar volgt de student gezamenlijk het programma met de opleiding Accountancy. De opleiding BE borgt de inhoudelijke en verticale samenhang in het studieprogramma door: - het onderscheiden van de competenties in niveaus, waarbij een onderliggend niveau eerst beheerst moet worden voordat aandacht besteedt kan worden aan een hoger niveau; - in de propedeuse en in de hoofdfase zijn de vakken verticaal gerelateerd. Er vindt een stijging plaats van het niveau (van 1 tot 3) en een toename van de complexiteit van de thema's gedurende de hoofdfase. Elke onderwijsperiode is gegroepeerd rond een aan de beroepspraktijk ontleend project. De verticale samenhang krijgt tevens vorm binnen de leerlijnen (vergelijk facet 2.7). Het panel ziet dit bevestigd in het materiaal. De opleiding heeft ook een horizontale samenhang. Deze wordt gerealiseerd door praktijkgericht projectonderwijs, waarbij verschillende beroepscompetenties aan bod komen, en in practica, projecten, stages en de werkzaamheden voor demobedrijven. Parallel aan projecten worden projectondersteunende cursussen georganiseerd over de theoretische achtergronden. Daarnaast zijn er basiscursussen die de student volgt. Het panel ziet de horizontale samenhang in het materiaal bevestigd. In de deeltijdopleiding is sprake van verticale samenhang door een opbouw in de jaren binnen de verschillende leerstofonderdelen, bijvoorbeeld bedrijfseconomie. Er is sprake van horizontale samenhang doordat de kennis- en vaardighedencomponenten die in het eerste jaar zitten, terugkomen in het eerstejaars project. Uit de Fontys Studentenenquête 2006 komt naar voren dat de samenhang in het programma als goed ervaren wordt door studenten. Uit de Keuzegids Hoger Onderwijs 2005-2006 blijkt dat de opleiding een uitslag van 6,5 op het onderdeel samenhang heeft. Het panel concludeert uit de gesprekken en het materiaal dat de theorie goed gekoppeld is aan de praktijk door middel van casussen en dat de verticale opbouw en samenhang goed tot zijn recht komt, zowel bij voltijd als bij deeltijd. NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt) 21/65

Facet 2.4 Studielast Goed Criteria - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: In de propedeuse is voor elke periode een studiehandleiding beschikbaar. In de studiehandleiding is per onderdeel aangegeven: het project, aantal colleges, zelfstudie, week- of projectopdrachten, studiebelasting, vorm van toetsing en de wijze van beoordeling. In de hoofdfase (pre-biloba) wordt dit aangegeven in een modulewijzer. In de propedeuse en de hoofdfase is per onderdeel de studielast aangegeven in de Matrix Toetsplan & Competenties en in het Opleidingsplan Bedrijfseconomie. Het blijkt dat er een evenwichtige verdeling van de studielast is. Beide notities worden besproken in de opleidingscommissie die deze formeel goedkeurt. Studenten krijgen vroegtijdig het tentamenrooster te zien. Toetsroosters zijn zo opgezet dat nominaal studerende studenten tussen de toetsen minimaal één studiedag hebben. Het panel stelt vast dat studenten goed worden geïnformeerd omtrent de toetsroosters. Om de studeerbaarheid te vergroten is er een regeling die bepaalt dat een student die alle studieonderdelen heeft behaald op één vak na, recht heeft op een mondeling tentamen. Uit de Fontys Studentenenquête 2006 blijkt dat de studielast onvoldoende over het jaar is verspreid. De opleiding geeft aan dat dit gedeeltelijk wordt veroorzaakt door het uitstelgedrag van de student. Om de werkhouding te verbeteren en de studielast te verminderen worden in de propedeuse huiswerkbegeleidinguren ingezet. De student wordt hierin begeleid bij de ontwikkeling van studievaardigheden. De spreiding van de studielast wordt door de opleidingscommissie geëvalueerd. Het panel vindt dat de opleiding adequate maatregelen neemt om de spreiding van de studielast te bevorderen en de klachten van studenten te verhelpen. Uit de gesprekken blijkt dat er geen andere belemmeringen zijn ten aanzien van de studeerbaarheid. Er zijn geen struikelvakken en er zijn voldoende contacturen. Facet 2.5 Instroom Goed Criteria - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. 22/65 NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt)

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding organiseert meeloopdagen, oriëntatiedagen en open dagen. Het panel heeft het voorlichtingsmateriaal gezien en stelt vast dat dit in orde is. HFM werkt samen met vrijwel alle ROC's in de regio's Brabant en Limburg in het NEO-HEO project om de aansluiting te bevorderen van de mbo-opleiding Administrateur op de propedeuse van de drie opleidingen. Jaarlijks vindt er een intervisie plaats met docenten uit het voortgezet onderwijs en het mbo met betrekking tot aansluiting tussen havo/vwo, mbo en de propedeuse van de opleiding. Studenten zijn toelaatbaar tot de opleiding met een havo- of vwo diploma met de profielen Economie & Maatschappij, Cultuur & Maatschappij (met aanvulling wiskunde A 1,2/wiskunde B1), Natuur & Techniek en Natuur & Gezondheid (met beiden aanvulling van economie 1) (OER 2006-2007). Havo-studenten volgen het gehele curriculum. Studenten vwo en mbo met het juiste profiel krijgen vrijstelling van een halfjaar in de propedeuse. Vwo-studenten met profiel Economie & Maatschappij en het keuzevak Management en Organisatie kunnen kiezen voor een maatwerkprogramma. Dit start in het tweede jaar. Naast het programma 2e jaar repareert de student deficiënties van de propedeuse. Studenten in de deeltijd zijn verplicht om vanaf het tweede studiejaar en bij voorkeur vanaf aanvang van de opleiding werkzaam te zijn binnen de relevante beroepspraktijk. Zij kunnen op diverse momenten instromen en hebben altijd een intake-assessment. Zij krijgen een aangepast programma en vrijstellingen op basis van evc's. Het panel stelt vast dat deeltijd studenten alleen vrijstelling krijgen voor stages. Van een echt maatwerkprogramma is momenteel nauwelijks sprake. Voor deeltijd studenten wordt vanaf 2007 door de opleiding wel een maatwerkprogramma samengesteld (Managementcontract 2007). De instaptoetsen zijn volgens het panel van goede kwaliteit. In de propedeuse worden werkvormen gebruikt die overeenkomen met de vooropleiding, zoals werkcolleges en projecten. De werkvormen helpdesk, terugkoppelcolleges en het maken van Persoonlijk Ontwikkelplannen (POP s) zijn voor vwo ers en havisten minder bekend. Studenten geven in de gesprekken aan dat ze tevreden zijn over de werkvormen. In de deeltijd worden hoor- en werkcolleges gebruikt. Deze sluiten goed aan op de studievraag van de studenten. Deeltijdstudenten zijn zeer tevreden over deze werkvormen. In de studieloopbaanbegeleiding wordt in het eerste semester aandacht gegeven aan de aansluiting, oriëntatie van de student en de opleiding (Handleiding Studieloopbaanbegeleiding). Het huidige instroombeleid wordt tweemaal per jaar geëvalueerd conform een activiteitenplan. Tevens vindt evaluatie plaats door de in 2006 ingestelde instroomcommissie. Deze heeft jaarlijks overleg met vertegenwoordigers van het toeleverende beroepenveld. Uit de periode-evaluaties, de representatieve Curriculumevaluatie 2005 en klankbordbijeenkomsten, blijkt dat studenten aangeven dat er relatief weinig inhoudelijke aansluitingsproblemen zijn. Het panel constateert dat de opleiding veel aandacht besteedt aan de aansluiting. NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt) 23/65

Facet 2.6 Duur Voldaan Criteria - De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De propedeuse bestaat uit 60 studiepunten (pre-biloba en Biloba). De hoofdfase bestaat uit 180 studiepunten. In het Biloba programma zijn daarvan 2x30 ec gereserveerd voor minoren. De opleiding voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. De studieduur is gelijkmatig verdeeld over de verschillende onderwijsperiodes. De studiepunten zijn per studiejaar, periode en onderwijseenheid verantwoord in de Onderwijs- en Examenregeling (OER). De studiepunten worden voor het Bilobaprogramma gekoppeld aan de competenties. Wanneer studenten een competentie op een bepaald niveau hebben behaald (voor de propedeuse op niveau 1) worden daar studiepunten voor toegekend. Voor het pre-biloba programma worden studiepunten toegekend voor onderwijseenheden. Facet 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud Goed Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De voltijdopleiding kent als basis voor haar onderwijskundige opbouw de Nota van Wijnen betreffende Hoger Leren ( Te doen of niet te doen, 1992). In het programma komt naar voren dat studenten enerzijds begeleid worden naar een betekenisgerichte leerstijl, terwijl studenten anderzijds kennis moeten maken met de dominante leerstijl in het beroepenveld. Dit heeft geleid tot een keuze in de opbouw van de stof als volgt: - Fase 1: Oriëntatie op het thema - Fase 2: Verwerken van de stof - Fase 3: Toepassen van de verworven kennis - Fase 4: Bewustwording/ reflectie De didactische inrichting bestaat uit vijf leerlijnen, welke geïntegreerd zijn in de werkwijzen: - de conceptuele leerlijn. Hierbij staat het verwerven van kennis centraal voornamelijk via hoor- en werkcolleges; - de vaardigheden leerlijn. Het oefenen van een praktijksituatie staat hierin centraal voornamelijk via projecten en stages; - de ervaringsreflectie leerlijn. Tijdens het hele curriculum wordt de student begeleid in het ontwikkelen van sociale en communicatieve competenties onder andere via Persoonlijke Ontwikkeling Plannen (POP s); 24/65 NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt)

- de studieloopbaanbegeleiding. Het doel is dat de student grip krijgt op zijn studie van begeleiding naar probleemgericht werken en - de integrale leerlijn: het uitvoeren van beroepswerkzaamheden waarbij competenties als kennis, vaardigheden, reflectie en houding in onderlinge samenhang van belang zijn. Hieraan wordt invulling gegeven door projecten en stages. Het panel is van mening dat het gekozen didactisch concept aansluit bij de doelstellingen van de opleiding. In de propedeuse (Biloba) wordt gestart met projectonderwijs. Binnen de projecten vervullen de studenten verschillende rollen: administrateur, assistent-controller, controller en consultant. Naast de projecten worden hoor- en werkcolleges aangeboden. In jaar twee tot en met vier is gekozen voor verschillende werkvormen en studieactiviteiten: hoorcolleges, zelfstudie en werkcolleges. Voor een aantal onderdelen zijn er practica. De deeltijdopleiding is meer gericht op het verwerven van kennis en in mindere mate op vaardigheden en houding. De werkvormen, hoor- en werkcolleges, zijn hierop afgestemd. Studenten in de deeltijd zijn verplicht om vanaf het tweede studiejaar en bij voorkeur vanaf aanvang van de opleiding werkzaam te zijn binnen de relevante beroepspraktijk. In het onderwijs wordt gebruik gemaakt van cases uit de eigen beroepspraktijk. Studenten kunnen de theorie in de praktijk toepassen. Uit de Periode evaluatie 2005-2006 en de representatieve Curriculumevaluatie 2006 blijkt dat de diverse onderwijsvormen worden gewaardeerd met een positief oordeel op een vijfpuntsschaal, onder andere de projecten en de hoor- en werkcolleges. Het panel heeft het studiemateriaal bestudeerd en stelt vast dat de opleiding gebruik maakt van gevarieerde werkvormen en dat deze goed aansluiten bij de leerdoelen, de leerstof en het didactisch concept. De werkvormen zijn expliciet vermeld in de studiehandleidingen. Op basis van het materiaal en van de gesprekken is het panel van mening dat de afstemming tussen vormgeving en inhoud goed is. In de deeltijdopleiding worden situaties in de beroepspraktijk van de studenten goed in het onderwijs gebruikt. Facet 2.8 Beoordeling en toetsing Voldoende Criteria - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Toetsing heeft drie functies: selectie, diagnose en sturing van het leerproces. Volgens de opleiding moeten toetsen deze drie functies vervullen, voldoen aan kwaliteitseisen en bijdragen aan de studeerbaarheid van het programma. De student wordt gedurende de studie niet alleen beoordeeld door docenten, maar ook door medestudenten (peer-assessment). NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt) 25/65

Het studieprogramma kent verschillende onderwijseenheden en de toetsing sluit daarop aan. De opleiding hanteert een mix van toetsvormen: schriftelijke en mondelinge toetsen, toetsen gebaseerd op casussen, practica, dossierbeoordelingen, presentaties, werkstukken en rapporten, projectbeoordelingen, peerbeoordelingen bij projecten, praktijkbeoordelingen en afstudeerproducten. In het pre-biloba programma wordt, overeenkomstig de opbouw van de studie, in de beginfase vooral kennis getoetst. Vervolgens is het project- en werkdeel groter, zodat competenties meer geïntegreerd en vanuit de beroepspraktijk worden ontwikkeld en getoetst. Gedurende de studie worden de onderdelen die worden getoetst steeds groter: aanvankelijk kleine eenheden, in het laatste studiejaar grotere gehelen in de vorm van de praktijk- en stagebeoordeling en het eindwerkstuk. Naast schriftelijke toetsen worden de competenties getoetst tijdens de voortgang en de afronding van stages en projecten, soms in reële bedrijfssituaties. Dit gebeurt in de vorm van het schrijven van rapportages, een POP, samenwerking in projectgroepen, het houden van presentaties en het verdedigen van projectresultaten. In het Biloba-programma is nadrukkelijk gekozen voor minder toetsmomenten ten aanzien van kennistoetsen. In de afsluitende toetsen per periode wordt rekening gehouden met een integratie van de studieonderdelen. De student werkt tijdens de periode aan zijn competenties en verzamelt daarvan bewijs in de vorm van practicabeoordelingen, werkstukken, presentaties, peerbeoordelingen, beoordeling in praktijkcontacten, resultaten van kennistoetsen, het projectresultaat et cetera. Deze worden samen met het reflectieverslag opgenomen in een portfolio. De opleiding onderscheidt in het Biloba-onderwijs drie categorieën van toetsen: formatieve toetsing, summatieve toetsing en competentie-examens. Gedurende de studie worden drie competentie-examens afgelegd: aan het eind van de propedeuse, na het vijfde semester en aan het eind van de studie. Deze examens worden afgenomen door twee assessoren (docenten) van de bacheloropleiding BE en bestaan uit een portfolio-assessment en een performance-assessment of een combinatie van beide. Studenten moeten aantonen dat ze de competenties op het gewenste niveau hebben ontwikkeld en een overkoepelend inzicht hebben. Zonodig kunnen (kleine) hiaten in het portfolio tijdens het examen aanvullend worden getoetst. Op basis van een goed afgelegd competentie-examen worden EC toegekend. Tijdens de derdejaarsstage staat kennismaking met het beroepenveld en het herkennen van de theorie centraal. Tijdens deze stage maakt de student een productverslag en een procesverslag. De stage wordt beoordeeld door de praktijkbegeleider aan de hand van een in te vullen formulier. Diverse aspecten worden beoordeeld: het stageproces, het stageproduct (productverslag) en het functioneren van de student (Stagebrochure 2006). Het panel stelt op basis van het materiaal vast dat de beoordeling goed gebeurt. Tijdens de afstudeerstage staat het toetsen van de student centraal en wordt getoetst of de student zelfstandig een probleem uit het beroepenveld kan beschrijven, analyseren en oplossen. Hieruit vloeit een productverslag (of rapport) en een scriptie voort. De stage wordt beoordeeld door de afstudeerbegeleider aan de hand van een in te vullen formulier. Bij de beoordeling van de afstudeerstage zijn vier partijen betrokken: de stagementor, afstudeerbegeleider, tweede docent en de extern 26/65 NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt)

deskundige (afkomstig uit het beroepenveld). Diverse aspecten worden beoordeeld: het stageproces, het stageproduct (scriptie), het functioneren van de student, de presentatie en verdediging van de student. De scriptie telt voor 75% mee in het cijfer en de presentatie en verdediging voor 25%. Er is geen verschil in het afstudeertraject bij de voltijd en deeltijd variant. Het panel stelt op basis van het materiaal vast dat er goede criteria zijn opgesteld om de afstudeerstage te beoordelen, echter de criteria worden door de begeleiders globaal gehanteerd. Er zijn regels voor de processen rondom de toetsing voor het borgen van de kwaliteit. Een examinator ontwerpt de toetsen en construeert een schriftelijke toets met standaarduitwerking en normering. Vervolgens wordt de toets beoordeeld door een vakgenoot. Toetsingscriteria liggen vast in het Opleidingsplan Bedrijfseconomie en de Onderwijs- en Examenregeling. Examinatoren beoordelen de toetsen. In 2007 wil de opleiding een toetscommissie aanstellen welke het toetsbeleid op regelmatige basis actualiseert. Uit de Fontys Studentenenquête 2006 en de representatieve Curriculumevaluatie 2006 blijkt dat studenten vinden dat de toetsen aansluiten op de bestudeerde stof. Het panel is op basis van bestudering van het materiaal van mening dat de inhoud, het niveau en de beoordeling van (kennis)toetsen goed zijn. Het panel is van mening dat het systeem van competentie examens een goede wijze is van toetsing en passend binnen het competentiegericht onderwijs, de uitvoering kan echter worden vervolmaakt. Bij de afstudeerbeoordeling kunnen de criteria zorgvuldiger worden gehanteerd. Om deze reden komt het panel tot een voldoende in plaats van een goed. Onderwerp 3 Inzet van personeel Facet 3.1 Eisen HBO Voldoende Criteria - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding houdt bij de selectie van docenten nadrukkelijk rekening met de beroepservaring. Het panel heeft op basis van CV's vastgesteld dat docenten voldoende actuele beroepservaring hebben, aangevuld met cursussen en conferenties. Daardoor mogen ze in staat geacht worden de verbinding met de beroepspraktijk te kunnen leggen. De opleiding heeft twee lectoren aangesteld voor het (gedeelde) lectoraat Bedrijfskundig Management MKB. Aan de kenniskring nemen geen docenten BE meer deel. Daarnaast zijn er een Kenniscentrum Financiële Planning (KCFP) en een Kenniscentrum Finance & Accounting (KCFA) in ontwikkeling, waarbij diverse docenten zijn betrokken. Binnen de kenniscentra ligt de nadruk op Research & NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt) 27/65

Development en externe contacten. Er bestaat een mogelijkheid voor lectoren, docenten, promovendi en onderwijs- en onderzoeksassistenten zich te profileren op de terreinen van onderwijsontwikkeling, onderzoek en zakelijke dienstverlening en externe contacten. Binnen kenniskringen gaan externe deskundigheden functioneren. Het panel is van mening dat op dit moment de betrokkenheid van de lectoren nog te gering is. De opleiding wil in 2007 meer aandacht besteden aan de kenniscentra, zodat lectoren een actievere rol kunnen aan spelen binnen BE (Managementcontract 2007). Het onderwijsgevend personeel onderhoudt structureel contact met de beroepspraktijk via projecten, stage en afstudeerbegeleiding en door betrokkenheid bij zakelijke dienstverlening. De opleiding streeft er naar dat meer docenten voor een deel van hun taak betrokken worden bij zakelijke dienstverleningen bij toegepast onderzoek. Uit het gesprek met het werkveld blijkt dat tijdens stagebezoeken alleen wordt ingegaan op de voortgang van de student en niet structureel op actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk die voor het onderwijs van belang kunnen zijn. De opleiding maakt gebruik van een controllerpanel. In dit panel zijn mensen uit het werkveld en docenten van de opleiding betrokken en wordt de aansluiting met het werkveld en de inhoud van de opleiding besproken. Ontwikkelingen in het beroepenveld komen in dit overleg aan de orde. Uit de Fontys Studentenenquête 2006 komt naar voren dat de opleiding weinig gebruik maakt van gastdocenten vanuit de praktijk. Uit de gesprekken blijkt dat dit één keer per semester voorkomt. Het opleidingsmanagement geeft in de gesprekken aan dat het vaker gebruik wil maken van gastdocenten (vergelijk facet 2.1). Uit de Fontys Studentenenquête 2006 onder voltijd en deeltijdstudenten blijkt dat zij vinden dat de docenten voldoende deskundigheid bezitten op hun vakgebied en dat ze op de hoogte zijn van de nieuwste ontwikkelingen. Uit de gesprekken van het panel blijkt dat studenten, alumni en werkveld tevreden zijn over de kwaliteit van de docenten. Werkveldvertegenwoordigers en afgestudeerden zijn wel van mening dat de opleiding de oriëntatie op het beroepenveld verder kan versterken. Het panel is van mening dat de docenten in voldoende mate in staat zijn de beroepspraktijk in het onderwijs in te brengen. De opleiding kan de oriëntatie op het werkveld verder verbeteren en meer gebruik maken van gastdocenten. De opleiding scoort op dit facet dan ook een voldoende in plaats van een goed. Facet 3.2 Kwantiteit personeel Goed Criteria - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. 28/65 NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt)

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: HFM beschikt in oktober 2006 over 48,74 fte s onderwijsgevend personeel, de opleiding BE beschikt in 2006 over 17 docenten. In 2005 is een vijftal onderwijsassistenten en studentassistenten aangesteld ter ondersteuning van het onderwijsproces. Docenten worden binnen HFM breed ingezet. Voor de meeste docenten geldt dat de hoofdtaak binnen het eigen team ligt, buiten het eigen team worden ze ingezet onder andere voor kennisuitwisseling. In 2005 en 2006 is 6,7 fte s aangetrokken. De opleiding Bedrijfseconomie beschikt binnen de huidige formatie over voldoende personeel om de deelgebieden binnen het domein bachelor of Economics af te dekken. Voor bepaalde expertise leent de opleiding regelmatig personeel bij de opleiding Fiscale Economie en Accountancy. In 2006/2007 is de student/docent ratio voor de opleiding 1:19,5. Alle onderwijstaken zijn genormeerd en de opleiding houdt zich aan deze normen. Op deze manier wordt de belasting van de docenten gespreid. In de functioneringsgesprekken wordt de inzet en werkdruk besproken en worden eventueel te ondernemen acties vastgesteld. Het panel concludeert op basis van het materiaal dat het personeelsbeleid er in dit opzicht goed uitziet. Uit de Personeelsenquêtes 2006 blijkt dat docenten de werksfeer als goed ervaren, maar de werkdruk relatief hoog vinden. Uit het gesprek van het panel met docenten blijkt dat zij de werkdruk niet als onaanvaardbaar hoog ervaren. Dit komt onder andere door de goede samenwerking binnen het team. Het ziekteverzuim geeft in dit opzicht geen aanleiding tot zorg. Studenten geven aan dat er voldoende docenten aanwezig zijn om kennis over te brengen. Docenten zijn goed bereikbaar. Als ze niet aanwezig zijn op de hogeschool kunnen studenten mailen en krijgen ze snel een reactie terug. Studenten geven aan geen hoge drempel te ervaren om naar een docent te gaan en vinden dat docenten open staan voor kritiek. Facet 3.3 Kwaliteit personeel Goed Criteria - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Uit de CV s blijkt dat de docenten voldoende gekwalificeerd zijn voor de opleiding. Ze hebben allemaal een opleiding in het Hoger Onderwijs genoten. De opleiding maakt gebruik van het systeem van competentiemanagement en voert in dit kader met alle medewerkers competentieontwikkelingsgesprekken. In 2004-2005 zijn competentieontwikkelingsgesprekken gevoerd door teamleiders en de directeur en zijn CV's ingevuld aan de hand van het format Portfolio medewerker HFM zodat binnen de teams kan worden nagegaan welke competenties ontbreken of ondervertegenwoordigd zijn. In de cyclische contracterings- en beoordelingsgesprekken (voorheen functionerings- en beoordelingsgesprekken) NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt) 29/65

komen eveneens ontwikkelingen van de docent aan de orde. Er dienen minimaal twee ontwikkelactiviteiten te worden afgesproken. Dit levert informatie voor een gericht scholingsbeleid. Uit gesprekken blijkt dat docenten het competentiemanagement en de gesprekscyclus als positief ervaren. Het scholingsbeleid en de deskundigheidsbevordering van de docenten zijn in de afgelopen jaren binnen de opleiding ten dele generiek ingevuld. Vanaf 2006 zijn in het kader van het Personeelsformatieplan (2006-2010) het scholingsbeleid en de deskundigheidsbevordering nog gerichter ingevuld, waarbij de persoonlijke ontwikkeling van de docenten en de strategische doelen van de hogeschool nadrukkelijk met elkaar verbonden worden. Uit het gesprek met docenten blijkt dat zij de afgelopen tijd scholing op diverse terreinen hebben gevolgd, zoals softwarecursussen, een training studieloopbaanbegeleiding en een assessortraining. Tevens hebben zij conferenties bezocht en volgt een docent een masteropleiding. Uit de gesprekken met het opleidingsmanagement blijkt dat docenten kennis delen door werkdagen, teamdagen en vaktechnisch overleg. Uit de Fontys Studentenenquête 2006 (zowel voltijd als deeltijd) blijkt dat de deskundigheid en kwaliteit van de docenten voldoende is om de vereiste kwaliteit van de opleiding neer te zetten. De studenten zijn tevreden over de inhoudelijke deskundigheid van de docenten en over de mogelijkheid om de studenten te boeien, te stimuleren en te begeleiden. In de Keuzegids Hoger Onderwijs 2006-2007 worden docenten van de opleiding voldoende gewaardeerd en uit de Curriculumevaluatie 2006 blijkt eveneens een positieve waardering. Uit de Personeelsenquête 2005 blijkt onder meer dat docenten de mogelijkheden tot het volgen van opleidingen/cursussen en congressen/ seminars positief waarderen. Docenten hebben meer behoefte aan intercollegiaal advies met betrekking tot het eigen functioneren. Het panel stelt op basis van de gesprekken vast dat de opleiding bezig is aan de behoefte van de docenten tegemoet te komen. Vanaf januari 2007 wordt intervisie toegepast en wordt intercollegiale raadpleging meer gestimuleerd. De docententeams ontwikkelen zich richting resultaatverantwoordelijke teams. Vanaf 2006 wordt geëxperimenteerd met het budgetteren van taakgebieden, bijvoorbeeld de propedeuse. Docenten ervaren het werken in resultaatverantwoordelijke teams als positief. De teamontwikkeling wordt besproken in het MT. Het panel concludeert op basis van het materiaal en de gesprekken dat docenten goed gekwalificeerd zijn voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. 30/65 NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt)

Onderwerp 4 Voorzieningen Facet 4.1 Materiële voorzieningen Goed Criteria - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding is gevestigd op de locatie Rachelsmolen te Eindhoven. De opleiding heeft een verdiepingsvloer in één van de gebouwen waar studenten gebruik kunnen maken van ICT-voorzieningen. Er zijn ongeveer 200 werkplekken welke zijn voorzien van stroomvoorziening en een draadloos netwerk. Via informatiezuilen kunnen de studenten het intranet en internet raadplegen. Aanwezig zijn verder leslokalen, één computerlokaal, studielandschap, spreekkamers waar studenten met een projectgroep kunnen werken, studentenservicebalie, studentenkantine, college lokalen, een mediatheek, talenlab, boekhandel en copyshop. Op de open studieplekken zijn computers aanwezig waarvandaan geprint kan worden. Alle studenten beschikken over een persoonlijk Fontys e-mailadres en hebben vanaf iedere werkplek toegang tot een aantal basisapplicaties, opleidingsspecifieke software en internet. Per september 2005 is de opleiding gestart met de leeromgeving N@tschool. In deze leeromgeving wordt voornamelijk gebruik gemaakt van het showdossier en het portfolio. Studiemateriaal wordt verspreid via de softwareapplicatie Webboard. Het panel heeft de leeromgeving bekeken en heeft geconstateerd dat deze goed wordt gebruikt. Uit de Fontys Studentenenquête 2006 blijkt dat studenten tevreden zijn over de mediatheek en bibliotheek, intranet, de studentenservicebalie en de algemene huisvesting van de opleiding. De HBO-Monitor 2005 laat zien dat op het onderwerp voorzieningen hoog wordt gescoord ten opzichte van het landelijke gemiddelde. Uit de gesprekken met studenten blijkt dat er voldoende computers aanwezig zijn, ook tijdens piekuren. Het werken met het portfolio via N@tschool werkt goed en in de mediatheek en bibliotheek is voldoende informatie te vinden voor de studie. Studenten kunnen boeken uit een ander filiaal van Fontys lenen. Docenten zijn tevreden over hun werkplek en beschikken over voldoende voorzieningen. Wel zijn zij van mening dat ICT verbeteringen/ vernieuwingen langzaam gaan en dat er filters moeten komen op het ICT netwerk. Dit heeft echter geen gevolgen voor het goed uitoefenen van het werk. Op basis van een bezichtiging van de voorzieningen en van de gevoerde gesprekken beoordeelt het panel de voorzieningen als goed. NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt) 31/65

Facet 4.2 Studiebegeleiding Voldoende Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Studenten hebben gedurende de propedeuse (Biloba) een studieloopbaanbegeleider en in de hoofdfase (pre-biloba) een mentor. Bij de competentieontwikkeling en de studiebegeleiding van de studenten spelen, naast de mentor/studieloopbaanbegeleiding, ook tutoren, vakdocenten en stagebegeleiders, zowel intern als extern, een rol. De tutor coacht projectgroepen en geeft feedback op de samenwerking, beroepshouding, projectwerk en individuele taakvervulling. De vakdocent begeleidt het leren leren en geeft feedback op vakinhoudelijke kennis- en vaardigheidsontwikkeling. Naast de contacturen met de studenten worden wekelijks per vakgebied Helpdesks ingeroosterd. In deze uren wordt vakinhoudelijke ondersteuning door vakdocenten geboden tijdens practica en projecten. Zij leveren ook diagnostische toetsen aan die dienen ter voorbereiding van de eindtoetsen. De studieloopbaanbegeleider (SLB) heeft 4 individuele gesprekken met de student en daarnaast vindt er per periode minimaal 1 groepsgesprek plaats. De SLB heeft een coachende rol. De leidraad in de gesprekken is het Persoonlijk Ontwikkeling Plan (POP) van de student. Door de studieloopbaanbegeleider wordt na een halfjaar een pre-advies gegeven en na een jaar een Bindend Studie Advies (BSA). Een student moet in het eerste jaar minimaal 980 SBU halen en moet de propedeuse in twee jaar halen. Het eerste competentie-examen vormt de afsluiting van de propedeuse. Mocht de student dit niet halen, dan kan hij de opleiding niet verder vervolgen. Voor deeltijdstudenten volgt na driekwart jaar een preadvies. In de hoofdfase (pre-biloba) wordt de student gedurende de studie begeleid door een mentor. Voor de deeltijd wordt de rol van stage- en afstudeerbegeleider vervuld door de deeltijdcoördinator. Op verzoek van de mentor of student wordt een afspraak gemaakt voor een gesprek over studievoortgang. De mentor voert gesprekken over de studievoortgang en de competentieontwikkeling. In semester 3 en 4 reflecteert de student op de eigen ontwikkeling op basis van een vragenformulier. Reflecties worden vastgelegd in een POP, dat per semester wordt besproken met de mentor. Aan de hand van de stagebeoordeling (semester 5) en feedback daarop, formuleert de student SMART leerdoelen voor semester 6 en 7. De manier waarop de student hieraan werkt, wordt door de mentor gemonitord. In semester 8 reflecteert de student op leerdoelen van dat laatste semester. Studenten die studievertraging oplopen hebben extra gesprekken met de mentor. Per periode ontvangt de mentor van het secretariaat informatie over studenten met studievertraging. 32/65 NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt)

De studievoortgang kan op elk moment bekeken worden in het studentenregistratiesysteem (Progress). Studenten kunnen bij de instituutsstaf terecht met vragen. Uit de gesprekken met studenten blijkt dat zij elk moment op de hoogte kunnen zijn van hun studievoortgang. De begeleiding van de stage en het afstuderen bestaat uit procesbegeleiding door de stagedocent en inhoudelijke begeleiding door de bedrijfsmentor (Stagebrochure en Afstudeerbrochure). Uit de Periode-evaluaties 2005-2006 en Fontys Studentenenquête 2006 blijkt dat studenten tevreden zijn over de begeleiding en ondersteuning bij de studie en bij de stage. Een aantal studenten vindt echter dat er te weinig gesprekken met de mentor plaatsvinden aan de hand van een POP. Tevens is een aantal keer aangegeven dat studenten niet het gevoel hebben terecht te kunnen bij de mentor voor eventuele problemen. Stages worden periodiek geëvalueerd. De begeleiding van stages werd in 2005-2006 positief beoordeeld. Studiemateriaal en overige studie informatie voor studenten wordt weergegeven op Webboard. De student kan via de applicatie N@tschool zijn cijfers, portfolio en voortgang zien. In de gesprekken uiten studenten en alumni hun tevredenheid over de informatievoorziening, studiebegeleiding en stage- en afstudeerbegeleiding. Het panel heeft de informatievoorziening bekeken en is van mening dat dit in orde is. Het panel is van mening dat de begeleiding goed is vormgegeven, maar dat de uitvoering van de begeleiding beter kan. Omdat het mentoraat niet optimaal functioneert, is het panel tot het oordeel voldoende gekomen in plaats van goed. Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg Facet 5.1 Evaluatie resultaten Voldoende Criteria - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De uitgangspunten voor interne kwaliteitszorg staan beschreven in de Handleiding voor het inrichten van kwaliteitszorg Fontys Hogescholen 2003. In het Kwaliteitsmanagementplan 2006-2010 van HFM staan de visie, de onderzoeken en de organisatie en planning weergegeven. Het Activiteitenplan HFM 2006-2007 wordt jaarlijks vastgesteld na inspraak van Opleidingscommissie en teams. Het panel stelt op basis van het materiaal vast dat het beleid ten aanzien van de kwaliteit geborgd is. In het zelfevaluatierapport geeft de opleiding een opsomming van de verschillende meet- en evaluatie-instrumenten (zowel intern als extern). De opleiding hanteert als evaluatie-instrument onder andere de onderzoekskalender. Daarop staat NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt) 33/65

aangegeven op wie het onderzoek betrekking heeft en met welke frequentie dit onderzoek plaatsvindt. Voor de uitvoering van het kwaliteitsbeleid binnen de opleiding is een kwaliteitskring samengesteld. Deze kring bestaat uit drie opleidingskwaliteitszorgmedewerkers, een propedeuse kwaliteitszorgmedewerker en de portefeuillehouder kwaliteitszorg namens het MT. De kwaliteitskring zorgt ervoor dat het activiteitenplan jaarlijks wordt opgeleverd. Maandelijks komt de kring bijeen om de PDCA-cyclus te bespreken. De studenttevredenheid over de relevante facetten van het onderwijs wordt twee keer per jaar door middel van semesterevaluaties gemeten en het algemene beeld van het onderwijs en de organisatie eens per twee jaar via de Fontys Studentenenquête. Bij studieverlaters wordt een exitenquête afgenomen om in beeld te krijgen wat de reden van het staken van de studie is. De tevredenheid over stages wordt gemeten door middel van de stage-evaluaties. Aan het eind van elke periode wordt met een aantal studenten klankbordgesprekken gevoerd waarvan een verslag wordt gemaakt en aangegeven wordt hoe problemen opgelost kunnen worden. Onder medewerkers wordt de tevredenheid over de kwaliteit van de opleiding en de personeelsvoorzieningen door middel van een personeelsenquête gemeten. Het startbekwaamhedenonderzoek, een analyse van het afstuderen en de werkgeversenquête geven inzicht in de tevredenheid van alumni en hun werkgevers over het beheersen van de eindkwalificaties door studenten en de kwaliteit van het afstuderen. Opleidingsbreed vindt er nog een toetsanalyse, studiemateriaal onderzoek en rendementsanalyse plaats. Bij de uitvoering van de werkzaamheden voor kwaliteitszorg is het activiteitenplan leidend. Uit de Fontys Studentenenquête 2006 blijkt dat studenten over 2006 tevreden zijn met de onderwijsevaluaties, alleen de deeltijdstudenten geven onvoldoende respons. De samenvatting van een evaluatie wordt beschreven in het Kwaliteit Actie Rapport (KAR). De diverse evaluaties (incl. KAR) worden besproken en vastgesteld in de opleidingscommissie en/ of de IMR. Met ingang van het studiejaar 2006/2007 heeft de opleiding zich ten doel gesteld de KAR'ren beter te monitoren, niet alleen binnen de opleidingscommissie maar ook in kwaliteitskringbijeenkomsten. In de Managementcontracten staan prestatie-indicatoren ten aanzien van diverse beleidsonderdelen, zoals de instroom, de zakelijke dienstverlening, het scholingsplan, de competentiegesprekken, het ziekteverzuim en het studie- en onderwijsresultaat. De indicatoren zijn echter niet altijd concreet en scherp geformuleerd. De norm voor evaluaties ligt bij een vijfpuntsschaal op 3 en bij een tienpuntsschaal op een 5.5. De respons voor evaluaties heeft een norm van 50%. Het panel is van mening dat de opleiding veel meet en daarbij op systematische wijze te werk gaat. De kwaliteit van de meetinstrumenten is goed. In de KAR ren worden de resultaten goed vastgelegd. De prestatie-indicatoren zijn echter niet altijd scherp geformuleerd. Daarom komt het panel tot het oordeel voldoende in plaats van goed. 34/65 NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt)

Facet 5.2 Maatregelen tot verbetering Voldoende Criteria - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: In het zelfevaluatierapport beschrijft de opleiding hoe zij de PDCA-cyclus invult. In de Plan-fase wordt het activiteitenplan vastgesteld door de opleidingscommissie, het team en de kwaliteitskring. In de Do-fase zet de kwaliteitsmedewerker de evaluaties uit en analyseert deze. In de Check-fase wordt de analyse voorgelegd aan de periodecoördinator die een KAR schrijft. De KAR wordt voorgelegd aan de opleidingscommissie en deze adviseert. In de Act-fase worden docenten en studenten geïnformeerd over de KAR en voeren medewerkers verbeteracties uit in opdracht van de opleidingscommissie. De opleidingscommissie en de kwaliteitsmedewerker checken de uitvoering. Binnen het MT is één persoon in het bijzonder verantwoordelijk voor de kwaliteit: de kwaliteitscoördinator. Kwaliteit is een wekelijks terugkerend agendapunt. Evaluaties worden besproken. De opleiding is in 2000 gevisiteerd in het kader van de proefaccreditatie. Naar aanleiding daarvan heeft de opleiding een overzicht opgesteld van de verbeterpunten en acties. Het panel heeft zich op basis van dit overzicht een beeld gevormd van de kritiekpunten van de toenmalige visitatiecommissie en stelt vast dat de opleiding zich die ter harte heeft genomen. Voor beide varianten zijn verbeteringen doorgevoerd ten aanzien van de selectie, de studeerbaarheid en studiebelasting, de toetsing en beoordeling, de aandacht voor creativiteit en complexiteit in het curriculum en de rendementsnormen. Voor de voltijdvariant zijn bovendien verbeteringen doorgevoerd ten aanzien van de inhoudelijke onderbouwing van de vrijstellingen. Voor de deeltijd zijn voorts verbeteringen aangebracht ten aanzien van onderdelen van het programma, de studiebegeleiding en evaluaties. Uit de Fontys Studentenenquête 2006 en Curriculumevaluatie 2006 blijkt dat studenten niet tevreden zijn over de terugkoppeling van de evaluaties (2.5 bij VT studenten en 2.3 bij DT studenten op een 5-puntsschaal). Uit de gesprekken met studenten blijkt echter dat de resultaten van evaluaties wel leiden tot merkbare verbeteringen. Het opleidingsmanagement geeft in het zelfevaluatierapport en in het gesprek aan dat de terugkoppeling van verbeteringen naar aanleiding van de evaluaties verbeterd moet worden, onder andere door middel van vermelding ervan in de studiehandleidingen en modulewijzers. Vanaf januari 2006 worden studentassistenten ingezet om de terugkoppeling van evaluaties efficiënter te laten verlopen. Het panel stelt op basis van de gesprekken met studenten vast dat er inderdaad studentassistenten zijn ingezet en dat via de opleidingscommissie en de klankbordgesprekken evaluaties beter worden teruggekoppeld. NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt) 35/65

Het panel vindt dat de opleiding de PDCA-cyclus goed vormgeeft. Het proces is goed ingericht en de verantwoordelijkheden zijn duidelijk. Het KAR is een goed middel om de evaluatieresultaten en de maatregelen vast te leggen en het heeft in het proces van kwaliteitsbewaking een duidelijke functie. Het panel maakt daarbij de opmerking dat de verbetermaatregelen meer SMART kunnen worden geformuleerd. Voorts vraagt de terugkoppeling om verbetering, zoals ook het management zelf reeds heeft vastgesteld. Het panel is van mening dat het uitvoeren van verbeteracties nog niet goed verloopt en komt dan ook tot het oordeel voldoende in plaats van goed. Facet 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Goed Criteria - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemende beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Studenten en docenten worden betrokken bij de kwaliteitszorg van de opleiding via de opleidingscommissie en de IMR. Naast een schriftelijke evaluatie voor de groep studenten heeft de opleiding de zogenoemde klankbordbijeenkomsten geïntroduceerd. Met een afvaardiging van de studenten van de betreffende klas vindt per periode een tweetal klankbordbijeenkomsten plaats. Van deze bijeenkomsten worden notulen gemaakt en worden verwerkt in het KAR van de betreffende periode. Docenten worden betrokken door middel van enquêtes en door de bespreking van de periode- evaluaties en KAR'ren in de teamvergaderingen. Het stageproces wordt geëvalueerd door docenten en bedrijfsmentoren. De opleiding maakt gebruik van een controllerspanel, waarin mensen uit het werkveld en docenten van de opleiding zijn betrokken. In dit panel wordt de aansluiting met het werkveld en de inhoud van de opleiding besproken. Ontwikkelingen in het beroepenveld komen in dit overleg aan de orde (vergelijk 3.1). Het afnemende beroepenveld wordt voorts betrokken via de oriënterende- en afstudeerstages, de projecten in het 6e en 7e semester en de Raad van Advies. Daarnaast maakt de opleiding gebruik van een grote groep externe deskundigen bij de afstudeerstages. De externe deskundigen en de Raad van Advies vormen een brug tussen de beroepspraktijk en de opleiding. De Raad van Advies vervult voornamelijk een rol op instituutsniveau en overlegt met het instituut over strategische aangelegenheden. De Raad komt vier keer per jaar bijeen. Sinds 2003 heeft de opleiding een alumnibeleid. Met ingang van het jaar 2006 is in dit verband aansluiting gezocht bij de opleidingen Fiscale Economie en Accountancy. De opleiding heeft het alumnibeleid vastgelegd in het Alumnibeleid HFM. Uit de gegevens en de gesprekken blijkt dat studenten en docenten actief zijn betrokken bij de kwaliteitszorg. 36/65 NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt)

Onderwerp 6 Resultaten Facet 6.1 Gerealiseerd niveau Voldoende Criteria - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De bereikte eindkwalificaties worden beoordeeld aan de hand van diverse instrumenten: - iedere drie jaar een Startbekwaamhedenonderzoek onder werkgevers en alumni; - resultaten uit de HBO-Monitor; - ieder halfjaar een beoordeling van de afstudeerstage en - het opbouwen van een alumninetwerk. Voor de afstudeerstage en de beoordeling daarvan is een vaste procedure opgezet (vergelijk facet 2.8). Het panel heeft tien scripties gezien en heeft daarbij gelet op de volgende punten: opzet structuur/onderzoek, opbouw, vraagstelling, niveau, gebruikte methodes en een adequate beoordeling door de docent. Op basis hiervan concludeert het panel dat de inhoud van de scripties veelal gebaseerd is op praktijkonderzoek en dat de vraagstelling relevant is voor het werkveld. De scripties zijn van een redelijk tot goed niveau. Literatuur en theorie worden daarbij, afhankelijk van het niveau van de student, goed of minder goed gekoppeld aan het te onderzoeken probleem. De zelfevaluatie van de student en daarmee de zelfkritiek kan uitgebreider beschreven worden. De scripties worden adequaat beoordeeld. Het panel stelt vast dat de studenten het HBO-bachelor niveau behalen. Uit het Startbekwaamhedenonderzoek 2006 komt naar voren dat alumni goed zijn toegerust voor hun beroepsfunctie en dat zij de aansluiting met de beroepspraktijk als goed ervaren. Ze kunnen onder meer zelfstandig functioneren en complexe probleemsituaties definiëren en analyseren, kunnen hun kennis en vaardigheden goed toepassen, kunnen planmatig werken en kunnen reflecteren op het eigen beroepsmatig handelen. De toerusting met actuele kennis en ontwikkelingen en het uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken scoren gemiddeld. Uit de afstudeerevaluaties van juni 2006 blijkt dat studenten tevreden zijn met het eindresultaat en de inhoud van de opleiding. Uit de Fontys Studentenenquête 2006 blijkt dat studenten tevreden zijn over het niveau van de opleiding. Uit de HBO- Monitor blijkt dat de opleiding goed scoort ten opzichte van het landelijk gemiddelde. Het werkveld en alumni zijn van mening dat de opleiding goed aansluit op de beroepspraktijk, zo blijkt uit het gesprek met het panel. Het werkveld is tevreden over de studenten, zij zijn initiatiefrijk en kunnen zelfstandig aan het werk gaan. De praktijk die terugkomt in de opleiding heeft een positieve uitwerking op de start van een student na het afstuderen. Het werkveld mist soms wel de proactieve houding en NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt) 37/65

zelfkritiek bij studenten. Om deze reden en vanwege de kanttekeningen ten aanzien van de scripties komt het panel tot het oordeel voldoende in plaats van goed. Facet 6.2 Onderwijsrendement Onvoldoende Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding streeft er naar dat - de uitval zich zoveel mogelijk concentreert in het eerste studiejaar; - de propedeuse binnen 2 jaar behaald is; - het percentage studiestakers in de propedeuse maximaal 50% is; - de gemiddelde studieduur van studiestakers voltijd maximaal 1,5 jaar is, deeltijd maximaal 2 jaar; - de uitval na het 2e jaar hooguit 5% is en - de gemiddelde studieduur van afgestudeerden maximaal 4,5 jaar is (voltijd en deeltijd). Het percentage uitval na 1 jaar voor de voltijdopleiding BE is volgens het zelfevaluatierapport lager dan 50%. Na 2 jaar ligt het tussen 57% en 68% (cohorten 2002 en 2003). Dat is hoger dan de streefcijfers. Voor de deeltijd fluctueren de percentages sterk, respectievelijk 21-52% na 1 jaar en 28-61% na 2 jaar. Uit aanvullende informatie van de hogeschool blijkt dat het propedeuserendement 2005-2006 van de gezamenlijke propedeuse na 1 jaar 51% is (voltijd en deeltijd). Dat voldoet aan het streefcijfer. De hogeschool (HFM) meldt dat men stuurt op het rendement van de gezamenlijke propedeuse en niet op dat van de afzonderlijke opleidingen. De reden daarvan is dat er meer studenten na de propedeuse overstappen van BE naar een van de andere opleidingen dan andersom. Dat heeft geen nadelige gevolgen voor de hogeschool. De gemiddelde studieduur van studiestakers vertoont voor de voltijd een dalende tendens en voldoet vanaf 2002 aan de streefnorm van 1,5 jaar. Voor de deeltijd variëren de cijfers vanaf 2002 van 1,7 tot 2,8 jaar, dus boven het streven. De gemiddelde studieduur van geslaagden is voor de voltijd vanaf 2002 hoger dan het streven van 4,5 jaar (oplopend tot 5,1 jaar). Met het oog daarop zijn er, zo meldt hogeschool, extra mentorgesprekken gevoerd. Dat heeft geleid tot een daling van de gemiddelde studieduur naar 4,6 jaar. Voor de deeltijd varieert het van 3,5 tot 4 jaar, dus binnen de gestelde streefnorm. Het gerealiseerde diplomarendement na vijf jaar voor de voltijd (1999 en 2000) is 34% en voor de deeltijd (2000) 22%. Hoewel de opleiding hiervoor geen streefcijfers heeft geformuleerd, stelt het panel vast dat de rendementen laag zijn. Ter verklaring hiervan merkt de opleiding op, dat het lage rendement wordt veroorzaakt door de hoge uitval van propedeuse-studenten BE. De hogeschool vindt dit geen probleem, 38/65 NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt)

aangezien de meeste uitvallers overstappen naar andere opleidingen binnen de hogeschool HFM. Op verzoek van het panel heeft de opleiding aanvullende gegevens verstrekt over het hoofdfaserendement. Daaruit blijkt dat voor de instroomcohorten hoofdfase voltijd BE het hoofdfaserendement na vijf jaar voor de cohorten 1999 en 2000 respectievelijk 74% en 81% is. De hoofdfaserendementen na drie en vier jaar voor de daarop volgende cohorten (2001 en 2002) vertonen een dalende tendens. Het rendement na drie jaar (van 2000 naar 2002) daalt van 57% naar 32%, het rendement na vier jaar (2000 en 2001) van 76% naar 73%. Het streven voor het hoofdfaserendement van 95% wordt daarmee niet gehaald. Van de deeltijdvariant zijn geen hoofdfaserendementen bekend. De opleiding gaat een aanvullend onderzoek doen naar de gemiddelde studieduur in de deeltijd en de gemiddelde streefduur van studiestakers in de voltijd. Het onderzoek moet in juni 2007 afgerond worden en besproken worden in het teamoverleg. Aanvullende maatregelen worden verwerkt en uitgevoerd in het curriculum 2007/2008. Studievertraging wordt per half jaar door mentoren en studieloopbaanbegeleiders in kaart gebracht om zodoende grip te krijgen op het hoge percentage uitval van studenten. Het panel stelt vast dat de HFM ten aanzien van het uitvalpercentage in de propedeuse (voltijd en deeltijd) stuurt op gegevens voor de gemeenschappelijke propedeuse van de drie opleidingen en dat het uitvalpercentage na 1 jaar voldoet aan het streefcijfer. Voor de voltijdopleiding beoordeelt het panel de gemiddelde studieduur van studiestakers en van geslaagden positief. Het diplomarendement en het hoofdfaserendement vindt het panel laag. Het diplomarendement na vijf jaar ligt onder het landelijk gemiddelde van de opleidingen BE (42-41% voor de cohorten 1999 en 2000), het hoofdfase rendement ligt flink onder het streefrendement. Voor de deeltijdvariant voldoet de gemiddelde studieduur van studiestakers niet aan het streven, de gemiddelde studieduur van geslaagden wel. Het diplomarendement is laag en ligt onder het landelijk gemiddelde (24%). Op basis van de cijfers komt het panel tot een onvoldoende voor beide varianten. Daarbij speelt in belangrijke mate een rol dat de opleiding naar de mening van het panel te weinig op de rendementen stuurt. NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt) 39/65

40/65 NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt)

Deel C: Bijlagen NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt) 41/65

Bijlage 1: Onafhankelijkheidsverklaring panelleden 42/65 NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt)

NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt) 43/65

44/65 NQA - visitatie Fontys Hogescholen; hbo bacheloropleiding Bedrijfseconomie (vt/dt)