Het opzettelijk verlagen van het bewustzijn van een patiënt in de laatste levensfase met als doel anderszins onbehandelbaar lijden te verlichten en niet het leven te bekorten.
Op verzoek van de regering tot stand gekomen door een commissie van de KNMG in 2005 en herzien in 2009
In 10,4 % van alle sterfgevallen in 2010 werd diepe sedatie toegepast ( 8,2% in 2005) voorafgaande aan het overlijden
Acute sedatie Continue sedatie tot het moment van overlijden Kortdurende of intermitterende sedatie
47% kanker 17% hart- en vaatziekten 6% longziekten 4% ziekten van het zenuwstelsel 26% overige
1) Het bestaan van 1 of meer refractaire, dat wil zeggen onbehandelbare,symptomen 2) overlijden is binnen 1-2 weken te verwachten
In Nederland meest genoemde redenen voor continue en diepe sedatie tot het moment van overlijden in 2001: Pijn 51% Delier/onrust in terminale fase 38% Dyspnoe ( kortademigheid) 38% Angst 11% Overige 29%
In de internationale literatuur: 57% delier/onrust terminale fase 23% dyspneu 17% pijn 4% braken
Vermoeidheid 55% Kortademigheid 48% Verlaagd bewustzijn 47% Pijn 42%
terminaal onrustig delier levensbedreigende bloeding dreigende verstikking
Als de mogelijkheid van acute sedatie door de arts besproken is met patiënt, familie en verpleging mag een verpleegkundige starten met palliatieve sedatie in de acute situatie De medicatie moet dan klaarliggen
Uitgangspunt bij continue en diepe sedatie is dat er geen vocht kunstmatig wordt toegediend Bij een levensverwachting langer dan 1-2 weken zal diep en continu sederen het moment van overlijden beïnvloeden: de patiënt zal door uitdroging eerder overlijden dan anders het geval zou zijn geweest
In de nieuwe richtlijn wordt existentieel lijden bij een levensverwachting van 1-2 weken ook als een refractair symptoom gezien.
47% overlijdt binnen 24 uur 47% binnen 1-7 dagen 4% binnen 1-2 weken
Palliatieve sedatie is normaal medisch handelen en daarom is het geen voorwaarde dat voorafgaande aan de beslissing tot palliatieve sedatie een deskundig arts moet worden geconsulteerd. Consultatie van een palliatief consulent is wel zeer wenselijk bij het instellen van palliatieve sedatie bij patiënten waarbij het moeilijk is in te schatten of de patiënt in de laatste levensfase verkeerd zoals bij spierdystrofie, ALS, cardiale of respiratoire insufficiëntie
Kans geven afscheid te nemen Doorspreken dat start sedatie meestal niet onmiddellijk tot overlijden leidt Kans op wakker worden Toevoegen ander sedativum Vertellen dat er een catheter wordt ingebracht kort nadat patiënt effectief gesedeerd is
Palliatieve sedatie: is een uiterste vorm van behandeling heeft geen levensbekorting als doel vraagt tijdige en heldere communicatie - met patiënt en naasten - betrokken zorgverleners multidisciplinaire samenwerking: noodzaak
Uitgangspunten: proportionaliteit stapsgewijze benadering van toe te passen middelen 3 stappen: 1. Midazolam 2. Levomepromazine (nozinan) in combinatie met 20mg dormicum/uur 3. Propofol
Start met bolus 10 mg s.c. gevolgd door dormicum 1,5-2,5mg/uur Bij onvoldoende effect om de 2 uur 5mg bolus, onafhankelijk van de onderhoudsdosering Om de 4 uur onderhoudsdosering met 50% verhogen in combinatie met een bolus van 5 mg.
Afwijkend schema indien: - 60+ - Gewicht lager dan 60kg - NF en/of LF stoornissen - Sterk verlaagd serumalbumine - Co medicatie Dan: onderhoudsdosering 0,5-1,5 mg / uur onderhoudsdosering na 6-8 uur evt verhogen
Halfwaardetijd Dormicum: 1,5-2,5 uur Toediening s.c. met pomp, heeft de voorkeur als de levensverwachting langer dan 1-2 dagen is. Toediening s.c. met butterfly Kan samen met Morfine in 1 spuit Door korte halfwaardetijd snel aan te passen
Morfine : dyspnoe en pijn Dormicum (c.s.): angst en onrust
De gewenste mate van symptoombestrijding bepaalt de hoeveelheid medicatie en niet de mate van bereikte bewustzijnsdaling
Palliatieve sedatie als zodanig heeft geen levensverkortend effect Palliatieve sedatie is in principe omkeerbaar Palliatieve sedatie is normaal medisch handelen