RAADSVOORSTEL 11.0078 Inclusief erratum d.d. 13 september 2011 Rv. nr.: 11.0078 B en W-besluit d.d.: 30-8-2011 B en W-besluit nr.: 11.0863 Naam programma: Stedelijke ontwikkeling Onderwerp: Aanwijzing wet voorkeursrecht gemeenten Oostvlietpolder Aanleiding: In verband met de gewijzigde visie met betrekking tot de inrichting van de Oostvlietpolder is de grondslag van de (vorige) aanwijzing van de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) vervallen. Voorgesteld wordt om opnieuw bepaalde percelen in het kader van de Wvg aan te wijzen. Doel: De aanwijzing heeft ten doel dat indien een eigenaar zijn perceel wil verkopen hij door de Wvg aanwijzing verplicht is deze eerst aan de gemeente te koop aan te bieden zodat de gemeente beter kan sturen op een gewenste invulling. Kader: De reden waarom de aanwijzing thans wordt voorgesteld is het voornemen om de gewijzigde Structuurvisie 2025 vast te stellen. Overwegingen: Het college heeft in de bestuursovereenkomst 2010-2014 genaamd Samen Leiden het beleid in het beleidsakkoord vastgelegd dat er geen bedrijventerrein in de Oostvlietpolder wordt gerealiseerd (beleidsakkoord nummer 7). Uw raad heeft op 9 september 2010 het besluit genomen om het college opdracht te geven om met een voorstel te komen tot het wijzigen van de gemeentelijke Structuurvisie Leiden 2025 ten aanzien van de Oostvlietpolder met de intentie invulling te geven aan de bestuursovereenkomst 2010-2014. Met het besluit van 9 september 2010 verandert de functie van de Oostvlietpolder van een groene verbindingszone met een substantieel bedrijventerrein in een groene verbindingszone. Gezien de context waarin het besluit is genomen, moet het groen in de Oostvlietpolder ook duurzaam zijn. Hiermee wordt derhalve invulling gegeven aan de bestuursovereenkomst 2010-2014 waarin is op genomen dat het bedrijventerrein in de Oostvlietpolder niet wordt gerealiseerd. De betrokken percelen waren in het kader van het bestemmingsplan "Oostvlietpolder" reeds in 2004 aangewezen met toepassing van de Wvg. Vanwege het besluit van het college van 28 juni 2011 om de herziening van de Structuurvisie 2025 vrij te geven voor inspraak, kon deze aanwijzing niet gehandhaafd blijven. Om wel ook via het privaatrechtelijk spoor grip te houden op de ontwikkelingen in de Oostvlietpolder heeft het college op 28 juni 2011 de in voorliggende aanwijzing betrokken percelen, voorlopig aangewezen in het kader van de Wvg, vooruitlopende op de vaststelling van de herziene Structuurvisie 2025. Wegens deze nieuwe voorlopige aanwijzing zijn de voorkeursrechten, als gevestigd in 2004, ingetrokken. Omdat 1
het huidig feitelijk gebruik van de percelen agrarisch is en daarmee afwijkt van de toegedachte bestemming zoals aangegeven in de door het college behandelde gewijzigde Structuurvisie 2025, wordt thans voorgesteld om een aantal percelen gelegen in de Oostvlietpolder opnieuw aan te wijzen in het kader van de Wet voorkeursrecht gemeenten. Eerdere aanwijzingen De percelen zoals vermeld op de bij dit besluit behorende lijst zijn eerder in een aanwijzing op grond van de Wvg betrokken geweest en wel voor het laatst op grond van het besluit van de burgemeester en wethouders op grond van artikel 6 Wvg d.d. 28 juni 2011. Met de voorliggende nieuwe aanwijzing door uw raad komt de aanwijzing door het college van rechtswege te vervallen. De bij het besluit behorende perceelslijst bevat de kadastrale aanduiding, grootte, en gegevens van de eigenaren en rechthebbenden van de daarop rustende beperkte rechten, een en ander volgens de openbare registers per 20 juni 2011. Gevolgen De aanwijzing heeft als gevolg dat de eigenaar bij een gewenste verkoop zijn eigendommen eerst aan de gemeente moet aanbieden. De aanwijzing Wvg door het college op 28 juni 2011 kent een werkingsduur van drie maanden. Het raadsbesluit, met als grondslag aanwijzing zonder grondslag ex artikel 5 Wet voorkeursrecht gemeenten, kent een werkingsduur van drie jaar. Indien een bestemmingsplan, inpassingsplan of structuurvisie wordt vastgesteld zal de aanwijzing opnieuw moeten worden gedaan. De werkingsduur is dan 10 jaar, gelijk met de geldigheidsduur van het bestemmingsplan. Zienswijzen Vanaf eind juni tot begin augustus heeft het raadsvoorstel voor een ieder ter inzage gelegen. Ingevolge het bepaalde in artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht zijn belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om gedurende de termijn van terinzagestelling schriftelijke en/of mondelinge zienswijzen naar voren te brengen ten aanzien van het voornemen om de gemeenteraad voor te stellen het voorkeursrecht op voornoemde wijze te bestendigen. Gedurende voornoemde termijn zijn door de volgende belanghebbenden schriftelijke zienswijzen naar voren gebracht: 1. C.P. Lagerberg, namens deze Rentmeesterkantoor Overwater BV, Postbus 5715 3290 AA Strijen, ingekomen op 26 juli 2011, betreffende de percelen sectie V nummers 2278, 2283, 2284, 2285 en 2313, alle gelegen aan of nabij de Vlietweg te Leiden; 1. aangevoerd wordt dat de onderhavige aanwijzing in strijd is met artikel 9c van de Wet voorkeursrecht gemeenten. Hierin is opgenomen dat gronden die zijn aangewezen ingevolge artikel 2 in samenhang met artikel 3, 4 of 5, artikel 6 of artikel 9a eerste of tweede lid, niet binnen twee jaar na het intrekken of het van rechtswege vervallen van zodanige aanwijzing, opnieuw ingevolge zodanig besluit kunnen worden aangewezen. Beoordeling van de zienswijze ad 1: Artikel 9c Wvg kent inderdaad een herhalingsverbod. Op basis van jurisprudentie en literatuur blijkt dat artikel 9c Wvg toeziet op een verbod op aanwijzingen die gedaan worden met als grondslag een zelfde planologisch figuur. In 2004 was sprake van een aanwijzing gebaseerd op het bestemmingsplan Oostvlietpolder. Thans is gekozen voor een tijdelijke aanwijzing ex artikel 6 Wvg welke gevolgd gaat worden door een besluit van de raad op grond van artikel 4 (structuurvisie) dan wel, indien de structuurvisie niet tijdig is vastgesteld, op grond van artikel 5 (aanwijzing zonder grondslag). 2
Er is dus geen sprake van een aanwijzing gebaseerd op een zelfde planologisch figuur en derhalve geen sprake van een herhaling zodat geen sprake is van besluitvorming in strijd met artikel 9c Wvg. Gezien vorenstaande wordt reclamant ontvankelijk verklaard voor zover zijn zienswijze betreft de percelen sectie V 2278, 2283, 2284, 2285 doch niet gegrond geacht en niet-ontvankelijk verklaard voor zover zijn zienswijze betreft het perceel sectie V 2313 wegens het ontbreken van enig belang nu het perceel geen eigendom is van reclamant. 2. erven Van Haastert, namens deze La Gro advocaten, Postbus 155 2400 AD Alphen aan den Rijn, ingekomen op 10 augustus 2011, betreffende het perceel sectie V nummer 2313, gelegen aan of nabij de Vlietweg te Leiden; 1. uitgebreid wordt ingegaan op de voorgeschiedenis van voorgaande Wvg-aanwijzingen. 2. het conceptraadsbesluit gaat ten onrechte uit van een aanwijzingsbesluit op grond van artikel 5 van de Wvg. 3. aangevoerd wordt dat de opeenvolgende aanwijzingen leiden tot een langdurige blokkade en een onaanvaardbare inbreuk zijn op het eigendomsrecht. 4. ten onrechte wordt geen rekening gehouden met het doel van het herhalingsverbod ex artikel 9c van de Wvg. 5. het besluit is onvoldoende gemotiveerd. Het besluit wordt gebaseerd op het gegeven dat het huidige agrarische gebruik afwijkt van de in de Structuurvisie toegedachte bestemming. Speculatieve aankopen door ontwikkelaars zijn niet aan de orde gezien de toegedachte bestemmingen van natuur en recreatie. 6. het voorkeursrecht wordt te vroeg gevestigd. Een voorkeursrecht kan ook later gevestigd worden zodra de besluitvorming omtrent de verkeersontsluitingen aan de zuidoostzijde van Leiden is afgerond. 7. Het voorkeursrecht mag niet gevestigd worden, indien het besluit is ingegeven door de gedachte dat in de toekomst wellicht toch een (beperkt) bedrijventerrein gerealiseerd zou kunnen worden. Beoordeling van de zienswijze ad 1: De uiteenzetting van de voorgeschiedenis wordt voor kennisgeving aangenomen. Beoordeling van de zienswijze ad 2: Vanwege de herziening van de Structuurvisie Leiden 2025 voor de Oostvlietpolder, waarbij de in het aanwijzingsbesluit betrokken gronden een natuur- en/of groene recreatiebestemming wordt toegedacht, dient artikel 4 van de Wvg als grondslag voor de aanwijzing gehanteerd te worden mits de Structuurvisie ten tijde van de aanwijzing is vastgesteld. Indien dat niet zo is zal inderdaad als grondslag dienen artikel 5 van de Wet voorkeursrecht gemeenten. De gronden zijn in ieder geval betrokken in een voorgenomen wijziging van de structuurvisie, waarbij aanwijzingen zijn gegeven voor de bestemming en waaraan bij de structuurvisie een niet-agrarische bestemming is toegedacht en waarvan het gebruik afwijkt van de toegedachte bestemming. Beoordeling van de zienswijze ad 3: Niet ontkend kan worden dat sprake is van een langdurige periode dat op het perceel een Wvg aanwijzing rust. Kennelijk heeft de wetgever dit niet als onaanvaardbaar beschouwd. Ontkend wordt dat de Wvg een onaanvaardbare inbreuk op het eigendomsrecht is. De eigenaar wordt niet gedwongen tot verkoop; de aanwijzing is slechts een verplichting om een registergoed eerst aan de gemeente aan te bieden. De gemeente is verplicht een marktconforme prijs te betalen zodat de eigenaar sec door de aanwijzing niet in een nadelige positie verkeerd. Indien de gemeente en de eigenaar het niet eens worden over de te betalen prijs, heeft de grondeigenaar bovendien de mogelijkheid om zich tot de rechter te wenden. De 3
rechtbank bepaalt in de een dergelijke procedure, na raadpleging van deskundigen, de te betalen prijs, die geacht moet worden marktconform te zijn. Ook voor het overige wordt een eigenaar niet beperkt in zijn eigendomsrecht. Van een onaanvaardbare inbreuk is dan ook geen sprake. Beoordeling van de zienswijze ad 4: Het herhalingsverbod staat in casu niet in de weg aan de aanwijzing (zie ook de beantwoording van de zienswijzen van Lagerberg). Aangezien de wetgever expliciet "een zodanige aanwijzing" in de betreffende wetstekst heeft opgenomen, kan de redenering niet gevolgd worden dat de bedoeling van het herhalingsverbod in casu aan hernieuwde aanwijzing in de weg staat. De grondslag voor de hernieuwde aanwijzing is immers een nieuwe/andere planologische figuur, waardoor het herhalingsverbod juist expliciet niet van toepassing is. Beoordeling van de zienswijze ad 5: Voor een aanwijzing op grond van artikel 5 van de Wvg is een aanwijzing zonder een planologische grondslag. Vereist dat de gronden, betrokken bij de aanwijzing, zijn begrepen in een structuurvisie en dat op grond van die structuurvisie een andere dan een agrarische bestemming is toegedacht én dat de toegedachte bestemming afwijkt van het huidige gebruik. Of sprake is van speculatieve grondaankopen in het betreffende gebied of dat in het licht van het door de gemeente te behartigen algemeen belang gevreesd moet worden voor dergelijke speculatieve aankopen en die speculatieve aankopen de plannen van de gemeente zouden kunnen frustreren, doet in het kader van de vestiging niet terzake. Een motivering van dien aard wordt door de wetgever niet verlangd. In het besluit RV 10.0149 is krediet beschikbaar gesteld voor de aankoop van de percelen die in het voorliggende aanwijzingsbesluit zijn betrokken. De wens van de gemeente om tot aankoop over te gaan is ongewijzigd. Zulks past in de visie van openbare, groene recreatieve ontwikkeling van de Oostvlietpolder. Beoordeling van de zienswijze ad 6: Het voorkeursrecht wordt thans ten behoeve van de groene recreatieve en/of natuurbestemmingen gevestigd. Deze beoogde ontwikkelingen staan los van de onderzoeken naar een mogelijke aansluiting tussen de rijksweg 4 en rijksweg 44. Indien blijkt dat de besluitvorming omtrent de mogelijke aansluiting tussen rijksweg 4 en rijksweg 44 gevolgen heeft voor (de grondslag van) onderhavige aanwijzing, zal op dat moment beoordeeld worden welke invloed die besluitvorming op onderhavige aanwijzing heeft. Overigens is thans niet bekend of de besluitvorming omtrent deze infrastructuur wel binnen de vestigingsduur van de voorkeursrecht plaats zal hebben. Beoordeling van de zienswijze ad 7: De wens om tot realisatie van een bedrijventerrein in de Oostvlietpolder te komen is losgelaten. De aanpassing van de gemeentelijke structuurvisie is in voorbereiding. Inmiddels is op basis van de conceptstructuurvisie welke voor inspraak is vastgesteld, het verzoek gedaan aan Gedeputeerde Staten om de provinciale structuurvisie overeenkomstig aan te passen. De zienswijzen van reclamanten nopen niet tot wijziging van het besluit ten opzichte van het ontwerp. De zienwijzen worden in het licht van het voorgaande ontvankelijk doch ongegrond verklaard. Financiën: De voorliggende aanwijzing kent geen directe financiële gevolgen. Op het moment dat een aanbod tot koop wordt gedaan door een eigenaar zal een besluit moeten worden genomen of 4
het perceel gekocht wordt. Bij het besluit RV 10.0149 is het krediet Aankoop percelen met de bestemming Uit te werken bedrijvenpark beschikbaar gesteld voor deze aankopen. Evaluatie: Geen. Bijgevoegde informatie: Kaart en perceelslijst. RAADSBESLUIT De raad van de gemeente Leiden: Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders (raadsvoorstel 11.0078 van 2011), mede gezien het advies van de commissie, BESLUIT: 1. Op grond van artikel 5 Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) aan te wijzen de percelen kadastraal bekend gemeente Leiden sectie V nummers 2278, 2283, 2284, 2285 en 2313 zoals aangegeven op de bij dit besluit behorende kadastrale tekening en perceelslijst, als percelen waarop de artikelen 10 tot en met 24 en 26 Wvg van toepassing zijn voor de duur van maximaal drie jaar; 2. de zienswijzen ontvankelijk, doch ongegrond te verklaren. Gedaan in de openbare raadsvergadering van, de Griffier, de Voorzitter, 5
TECHNISCHE INFORMATIE Opsteller: A.M. Kluit Organisatieonderdeel: Vastgoedontwikkeling en grondzaken Telefoon: 5832 E-mail: a.kluit@leiden.nl Portefeuillehouder: 6
Ruimtelijke Ordening, Binnenstad en PubliekszakenB&W.nr. 11.0863, d.d. 30-8-2011 Onderwerp Aanwijzing wet voorkeursrecht gemeenten Oostvlietpolder Besluiten:Behoudens advies van de commissie 1. de gemeenteraad voor te stellen om op grond van artikel 4 Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) aan te wijzen de percelen kadastraal bekend gemeente Leiden sectie V nummers 2278, 2283, 2284, 2285 en 2313 zoals aangegeven op de bij dit besluit behorende kadastrale tekening en perceelslijst, als percelen waarop de artikelen 10 tot en met 24 en 26 Wvg van toepassing zijn. Van rechtswege vervalt deze aanwijzing na drie jaar; 2. het voorgenomen besluit als bedoeld onder 1 met bijbehorende stukken gedurende zes weken ter inzage te leggen; 3. de uitvoeringshandelingen en de te nemen beslissingen op grond van de artikelen 7,8,9 lid 4, 12, 13 en 14 Wvg te mandateren aan de afdelingsmanager VAG. Perssamenvatting: Aan de raad wordt voorgesteld percelen in de Oostvlietpolder her aan te wijzen als percelen waarop de Wet voorkeursrecht gemeenten van toepassing blijft. Door de gewijzigde visie ten aanzien van het bedrijventerrein Oostvlietpolder kan het vigerend bestemmingsplan niet langer de planologische grondslag zijn voor de (huidige) aanwijzing. Voor de (her) aanwijzing geldt de gewijzigde Structuurvisie 2025 als planologische grondslag. De aanwijzing Wet voorkeursrecht gemeenten verplicht eigenaren die voornemens zijn hun eigendommen te verkopen, deze eerst aan te bieden aan de gemeente. 7
8