MARKETING / 08A HBO Marketing / Marketing management Raymond Reinhardt 3R Business Development raymond.reinhardt@3r-bdc.com 3R 1 Aspecten productbeleid M Product = belangrijkste marketinginstrument, waarop prijs-, distributie- en promotiebeleid worden gebaseerd M Product = tevens strategisch instrument: G productkeuze <----> doelgroep G organisatievorm, -inrichting, omvang, enz. G productiesysteem, technologie, enz. 2 Aspecten productbeleid M Doelgebieden binnen productbeleid: productmix G merkenbeleid G assortimentsbeleid G verpakkingsbeleid G servicebeleid G garantiebeleid G klachtenbeleid 3
Aspecten productbeleid M Wat is een product? het geheel van materiële en immateriële eigenschappen van een goed of dienst, bijv.: fruitsap, een fiets, een financiële dienst. M Beter gesteld: een verzameling van behoeftenbevredigingselementen. 4 Aspecten productbeleid M Producten hebben verschillende functies: G instrumenteel: het vervullen van functionele, technische behoeften van de afnemer (het nut van een tuinschop); G expressief: het vervullen van expressieve behoeften van de afnemer (dessin van een stropdas). 5 Termen productbeleid M Veel gehanteerde begrippen: G productklasse: verzameling van productgroepen die eenzelfde of vergelijkbare behoefte kunnen vervullen - denk aan generieke vraag (bijv. alle dorstlessers); G productgroep: verzameling van producten die nauw aan elkaar verwant zijn wat betreft het vervullen van eenzelfde of vergelijkbare behoefte (bijv. non-alcoholische dranken); G producten: (o.a.) wat tot een productgroep behoort (bijv. vruchtensappen); 6
Termen productbeleid M Veel gehanteerde begrippen: G productvariant: een specifiek en duidelijk te onderscheiden aanbodvorm van een product of productgroep (bijv. sinaasappelsap); G merk: (o.a.) wat product(variant) van andere producten onderscheidt (bijv. Appelsientje); G (product)lijn: het geheel van producten en productvarianten dat door een organisatie wordt aangeboden; G assortiment: het geheel van productgroepen, producten, productvarianten en merken dat door een organisatie wordt aangeboden. 7 Productniveau s Totaal productconcept model van Prof. Peter Leeflang 8 Productniveau s Totaal productconcept oorspronkelijk model van Philip Kotler 9
Productniveau s 1925-2006 Totaal productconcept model van Theodore Levitt 10 Productniveau s Totaal productconcept model van Philip Kotler 11 Indelingen van producten M Producten / productgroepen kunnen ingedeeld worden naar: G mate van abstractie G mate van duurzaamheid: gebruiksgoederen / verbruiksartikelen (FMCG s) G mate van vraag: productklasse (bv. alle soorten vervoer) / productvorm (bv. auto s) / merkproduct (bv. VW-Golf) G aard van bestemming: consumentenmarkt (finale vraag) / industriële markt (afgeleide vraag) / hybride bestemming (bv. lease-auto) 12
Indeling naar mate van abstractie 13 Indeling consumentenproducten 14 Indeling industriële producten M Gangbare classificatie van industriële producten: G industrial equipment (uitrusting): productiefaciliteiten waarmee wordt geproduceerd G industrial materials (grondstoffen): wat aantoonbaar verwerkt wordt in het eindproduct G industrial supplies (voorzieningen): wat het productieproces vergemakkelijkt, maar niet in eindproduct wordt verwerkt G industrial services (diensten): wat ook het productieproces vergemakkelijkt, maar op een minder tastbare manier dan industrial supplies. 15
Assortimentsaspecten M Assortiment: G het geheel van productgroepen, producten, productvarianten en merken dat door een organisatie wordt aangeboden G productverwantschap in assortiment veelal op basis van herkomst (gemeenschappelijke oorsprong, bijv. zuivel), productie (producten afkomstig van zelfde productieproces, bijv. olieproducten), consumptie (samenhang in gebruik, bijv. hard- en software), gebruikersgroep, koopkenmerken (bijv. aankoopfrequentie) 16 Assortimentsaspecten M Assortimentsdimensies: G breedte: aantal verschillende productgroepen (Praxis: bouw- en tuinmaterialen, sanitair, auto-/fietsenaccessoires) G diepte: aantal varianten binnen een productgroep (fietsenassortiment Praxis is minder diep dan bij fietsenvakhandel) G hoogte: gemiddeld prijsniveau van producten/ -groepen (fietsen-prijsniveau Praxis vs. merkfietsenvakhandel) G consistentie: aard en mate van samenhang tussen de gevoerde productgroepen (vuurwerk bij fietsenvakhandel?) G lengte: aantal producten in het assortiment; ook wel de gemiddelde voorraad bij distributiepunten 17 18
Assortimentsaspecten M Assortimentsstrategieën: G met het oog op de continuïteit van verkoop en winst, zal een onderneming meestal een meerproductenbeleid voeren, resulterend in verschillende assortimentsstrategieën, w.o.: F productdifferentiatie: het aanbrengen van (geringe) veranderingen in het basisproduct, zoals de diverse modellen van een type auto; " horizontale productdifferentiatie : productvarianten met dezelfde kwaliteit " verticale productdifferentiatie : productvarianten met verschillende kwaliteitsniveaus. 19 Assortimentsaspecten M Assortimentsstrategieën: G andere assortimentsstrategieën, o.a.: F line stretching, in de vorm van: " trading up (upward stretching): het toevoegen aan het assortiment van één of meer artikelen met een relatief hoge prijs en/of kwaliteit " trading down (downward stretching): het toevoegen aan het assortiment van één of meer artikelen met een relatief lage prijs en/of kwaliteit " ook een combinatie van trading up en trading down komt voor: two-way stretching. 20 Assortimentsaspecten M Assortimentsstrategieën: G trading down kan soms leiden tot kannibalisatie, wat kan worden voorkomen door een andere merknaam te hanteren, of door andere verkrijgbaarheid, andere distributie- en/of andere promotiemethoden. In dit verband wordt vaak line filling ingezet: het toevoegen van productvarianten binnen de oorspronkelijke productlijn, bijv. de gewone blikken soep van Unox: naast tomatensoep en groentesoep wordt de productlijn verder opgevuld met erwtensoep, champignonsoep, enz. 21
Merkaspecten M Merk: G juridisch bekeken: benamingen, tekeningen, afdrukken, stempels, cijfers, letters, vormen van waren of van verpakking, en alle andere tekens die dienen om de producten van een onderneming te onderscheiden G en ook: deel van het merk dat kan worden herkend, maar niet kan worden uitgesproken (merkteken); merk in marketingbetekenis 22 Merkaspecten M Onderscheiden wordt: G merknaam: wat uitspreekbaar is (Camel, Verkade, Fanta) G beeldmerk (merkteken): deel van het merk dat kan worden herkend, bijv. een symbool of een logo. Niet te verwarren met merkbeeld, het beeld dat afnemers hebben van een merk G handelsmerk (trade mark): wat wettelijk is beschermd, bijv. via een merkenbureau ( registered trade mark ) 23 Aspecten merkenbeleid M Functies van het merk: G herkomst van een product (geel/blauw van NS) G onderscheid t.o.v. concurrentie G uitstraling van een bepaalde image (Intel inside) G klantenbinding verwezenlijken (merkbinding) G kwaliteitsgarantie (Kema, Tüv, Intel) G wettelijke bescherming 24
Aspecten merkenbeleid M Merkbeslissingen: G wordt product van merk voorzien, of naamloos? G wat voor soort merk wordt gekozen? G welke merknaam, welke merkbeleid? en dan: O moet product als fabrikantenmerk duidelijk herkenbaar zijn? O moet het product onder distribuantenmerk worden verkocht (private label)? O of deels onder fabrikantenmerk, deels onder distribuantenmerk? 25 Merken van multinationals 26 Merken van multinationals 27
Merkenbeleid Gemengde merkenstrategie (Unilever s-ah huismerkhalvarine Fabrikantenmerken Distribuantenmerken ( private labels) A-merk (Seiko, Douwe Egberts) B-merk (Pulsar, Kanis & Gunnink) Huismerk (AH s Brouwers Bier, Hema s Miss Helen) Eigen merk (Hema producten) Wit merk / merkloos ( generic) (blikgoed, wc-papier) Collectief fabrikantenmerk Individueel fabrikantenmerk Gecombineerd fabrikantenmerk Familiemerk / paraplumerk (blanket family brand) (Heinz, Campbell) Individueel merk (Unilever s Blue Band, Becel, Omo, Sunil) Gecombineerd individueel / collectief fabrikantenmerk (Opel Corsa, Opel Astra / Kellogg s corn flakes, Kellogg s rice crispies) Meerdere familie- / paraplumerken (separate family brands) (Unilever s Calvé-producten, Ola-ijsproducten) 28 Fabrikantenmerken: A-, B- en C-merken M Voordelen fabrikantenmerken: G onderscheidend karakter t.o.v. andere merken G meer kracht aan reclame G middel om imago aan onderneming te geven G grote druk op wederverkopers mogelijk: de vraag van afnemers dwingt hen het artikel te verkopen (pull-effect) G betere onderhandelingspositie bij retailer m.b.t. schapruimte, hoewel...? 29 Fabrikantenmerken: A-, B- en C-merken M Kenmerken A-merken: G landelijk gevoerde reclamecampagne G hoge distributiespreiding (> 80%) G hoge landelijke bekendheid (nagenoeg 100%) G merkvoorkeur en merktrouw bij groot publiek G sterke marktpositie, groot marktaandeel G verkrijgt betere schapruimte, hogere marges G Unox, Van Nelle, Heineken 30
Fabrikantenmerken: A-, B- en C-merken M Kenmerken B-merken: G minder reclame G minder bekendheid G beperkte distributiespreiding G minder emotionele meerwaarde G lagere prijzen, lagere producentenmarges G boksen op tegen lagere prijzen van huismerken G dekken met name de onderkant van de markt G Lupack, Kanis & Gunnink, Brand bier 31 Fabrikantenmerken: A-, B- en C-merken M Kenmerken C-merken: G onbekend, vaak als witte merken aangeduid G geen reclame G zeer lage distributiespreiding G geen marketinginspanning vanuit fabrikant naar consument G vaak fancy-merken 32 Distribuantenmerken M Kenmerken distribuantenmerken (D-merken) : G ook wel: distributor-owned brand, eigen merk, handelsmerk, huismerk of winkelmerk G vaak gevoerd als paraplu-merk (Hema) G ook voorkomend als collectief winkelmerk, dat door meerdere winkels wordt gevoerd (Euro Shopper) G sommige winkels hanteren meerdere categorieën van huismerken, zoals AH: AH-eigen merken (zoals Perla, Allerhande, Brouwers bier), AH Excellent, AH Puur, en AH-huismerk. 33
Brand equity (merkwaarde) M Brand equity: G = de strategische en financiële waarde die een merk kan hebben voor een producent. G Prof. David Aaker stelt dat merkwaarde -brand equity- wordt bepaald door vijf factoren die onderling samenhangen: F brand loyalty (merkloyaliteit) F brand awareness (merkbekendheid) F brand associations (merkassociaties) F perceived quality (waargenomen kwaliteit) F other proprietory assets (overige eigendomsaspecten (patenten e.d.) 34 Brand equity (merkwaarde) M Brand equity: G de waarde die afnemers toekennen aan een merk, houdt sterk verband met merktrouw (brand loyalty). Brand loyalty niveaus volgens David Aaker: F geen merktrouw; afnemer verandert van merk, vooral op basis van prijs F afnemer is tevreden, verandert niet van merk F afnemer is tevreden, verandering brengt kosten met zich mee F afnemer waardeert merk, beschouwt het als een vriend F afnemer is verknocht aan het merk 35 Brand equity (merkwaarde) M Belang van brand loyalty: 36
Brand valuation M Brand valuation: G Betreft de totale financiële waarde van een merk voor de organisatie. G Volgens marktonderzoekbureau Millward Brown: de totale waarde van alle te verwachten (contant gemaakte) inkomsten van een merk, op basis van marktonderzoek naar >23.000 merken, onder >650.000 consumenten en experts in 31 landen. Aan de hand van deze uitkomsten kan de mate van merktrouw redelijk precies in kaart gebracht worden, en daarmee de groeipotentie van merken. 37 Brand valuation (x miljoen $, Millward Brown, 2015) 38 Verdere aspecten merkenbeleid M Battle of the brands G vóór periode 80-90 beheersten de producenten van consumentenproducten hun relatie met grote retailketens G sindsdien zijn retailers zoals Sainsbury (UK), Walmart (USA), Carrefour (F), Delhaize (B) en AH (NL) zich steeds meer als producenten gaan gedragen, waarbij hun private labels met A-merken concurreren G gevolg: grote overnames van moeilijk te negeren global brands (bijv. Unilever: Bestfood [Knorr, Hellmann s] / Ben & Jerry s / SlimFast), en ook: eigen distributiekanalen opzetten (winkels, internet, enz.) 39
Verdere aspecten merkenbeleid M Aspecten bij het kiezen van een merknaam : G merknaam suggereert voordelen of kwaliteit van het product (Locktite, Kleenex, Always, Quick n Brite) G merknaam kan makkelijk worden uitgesproken en/of onthouden (Dove, Bic, Lux, Dreft, Fa) G merknaam onderscheidt zich van andere merknamen (Shell, Kodak, Virgin) G merknaam is in internationaal verband goed bruikbaar (Exxon, Microsoft, Smart, Drum, Vodafone, maar niet: Fiat Croma, GM Nova, Mitsubishi Pajero) G merknaam moet geregistreerd kunnen worden ( Lite, Voicemail bijv. niet, i.v.m. algemeen gebruik daarvan) 40 Verdere aspecten merkenbeleid M En soms liggen merknamen voor de hand: G HEMA: Hollandsche Eenheidsprijzen Mij. Amsterdam G ETOS: Eendracht, toewijding, overleg & samenwerking G (Duo) Penotti: Peters Notenindustrie Tilburg G Page: Papierfabriek Gennep G FEBO: Ferdinand Bolstraat (= 1e vestiging) G Rucanor: (sportschoenen): Rubber Canvas Organisatie G Brinta: Breakfast Instant Tarwe G Kapla: (speelgoed): Kabouter Plankjes G Asito: Alle stof in (Twente) tempo opruimen G Remia: de Rooij s Electrische Melangeer Inrichting Amersfoort G Mitra: (SdB): van Cheerio naar Minder Trammelant 41 Verdere aspecten merkenbeleid M Andere ontwikkelingen binnen merkenbeleid : G (corporate) brand licensing: het tegen royalty-fee in bruikleen geven van een merknaam of logo aan andere organisaties (brand licensing: Coca-Cola met meer dan 240 licentiehouders en >10000 producten; corporate brand licensing: Caterpillar met licentiehouder Mattel) G endorsement strategie (dualistische merkenstrategie): strategie waarbij het ene merk als aanbeveling wordt gebruikt voor een ander merk ( Ssangyong, powered by Mercedes ; Spaarbeleg, onderdeel van Aegon ) 42
Verdere aspecten merkenbeleid M Andere ontwikkelingen binnen merkenbeleid : G multibranding: strategie waarbij een producent meerdere merken ontwikkelt voor hetzelfde product. De schappen worden zo volgemaakt met flankeermerken naast bastionmerken (Seiko / Pulsar; DE / K&G). Soms worden hiertoe merken aangekocht (Elektrolux (S) met Frigidaire, Westinghouse, Zanussi) G co-branding (dual branding): strategie waarbij onafhankelijke merken samenwerken bij hun aanbieding (Volvo / Michelin; Renault / Elf; Häagen-Dazs /Bailey s Irish) 43 Ontwikkelingen binnen merkenbeleid 44 Ontwikkelingen binnen merkenbeleid M Andere ontwikkelingen binnen merkenbeleid : G naast de verschillende vormen van line extension, vindt ook het omgekeerde plaats: line pruning, het uitdunnen van het assortiment, vaak wanneer daarin een wildgroei is ontstaan G tegenwoordig kijken aanbieders vaak in mindere mate naar individuele merken, maar meer naar het complete, duurzame en samenhangende aanbod, waardoor sprake is van category management. G category management: de analyse, planning, implementatie en evaluatie van marketingactiviteiten door een organisatie met betrekking tot (deel)assortimenten of productgroepen. 45