Samenvatting rapporten energieverkenning 2050 Inleiding Om de energiestrategie van de provincie te kunnen uitwerken voor de periode na 2020, vond de provincie het zinvol mogelijkheden voor energiebesparingen en opwekking van hernieuwbare energie te verkennen in relatie tot de mogelijke financiële en economische effecten, alsmede de effecten op de leefomgeving en de bredere effecten op de samenleving. In opdracht van de provincie Flevoland zijn drie bureaus aan de slag gegaan met het verkennen van mogelijke scenario s met zichtjaar 2050, waar de financiële en economische effecten, in aanmerking worden genomen. Er is voor 2050 gekozen omdat dan de tweede generatie windmolens economisch zijn afgeschreven en er in theorie weer een nieuwe situatie ontstaat. Deze energieverkenning 2050 is door de volgende bureaus uitgevoerd: - Posad vanwege ruimtelijk expertise, - ECN vanwege expertise op het terrein van energie, en - Ecorys, vanwege haar financiële expertise. (Maatschappelijke Kosten en Batenanalyse) 1 - Daarnaast heeft Ecofys de opdracht gekregen om een analyse te maken van de te verwachten situatie in 2020. De bureaus hebben in voortdurende samenwerking diverse theoretische scenario s ontwikkeld. Hierbij is gekeken naar scenario s waarbij voor Flevoland optimale resultaten worden behaald vanuit: Energetisch perspectief Economisch perspectief Ruimtelijk perspectief Vervolgens hebben de bureaus een aantal tussenvarianten uitgewerkt. 1 De Maatschappelijke Kosten Batenanalyse (MKBA) berekent - de financiële effecten (kosten en inkomsten) voor de initiatiefnemer van de productie van hernieuwbare energie of van de energiebesparingsmaatregel en - de overige maatschappelijke effecten voor Flevoland die invloed hebben op de welvaart van de provincie. Naast financiële effecten voor anderen dan de initiatiefnemers (bijvoorbeeld voor de netbeheerder) valt te denken aan effecten die het woon- en verblijfsklimaat beïnvloeden (zoals geluidsoverlast, zichthinder, etc.),werkgelegenheidseffecten of effecten die invloed hebben op de leefomgeving (uitstoot van broeikasgassen, luchtkwaliteit, etc.); - De maatschappelijke effecten voor Nederland als geheel. 1
Dit document geeft een samenvatting van de vier rapporten. Leeswijzer Deze samenvatting geeft in deel 1 de belangrijkste conclusies en aanbevelingen van de drie bureaus. In deel 2 volgt een toelichting op de verschillende basispaden die de bureaus hebben gehanteerd als onderlegger voor hun onderzoek. Deel 3 geeft een toelichting op de gekozen scenario s en belangrijkste uitkomsten per scenario. Tenslotte geven wij in deel 4 aan welke uitgangspunten door de bureaus zijn gehanteerd en waar de uitgangspunten op zijn gebaseerd. 2
1. De belangrijkste bevindingen en conclusies die de bureaus hebben getrokken Eind 2020 zijn de hernieuwbare energieprojecten in de provincie naar verwachting goed voor een totale hoeveelheid vermeden CO2 emissies van ruim 1.880.000 ton. De totale CO2 emissie zal in 2020 naar verwachting ca. 1.810.000 ton bedragen. ECN verwacht dat de energiebehoefte in 2050 51,4 PJ zal bedragen, rekening houdend met de volumegroei, de efficiencyverbetering (tot 2020) zoals in het Nationale energie akkoord is bepaald, het uitgebreide vliegveld en energieneutraal bouwen vanaf 2020. Na mogelijk extra te nemen besparingsopties van maximaal 18,7 PJ, zal de energiebehoefte in 2050 volgens de berekening 32,8 PJ bedragen. In alle scenario s is berekend dat in 2050 de opwekkingscapaciteit van hernieuwbare energie minimaal even groot kan zijn als de totale energiebehoefte inclusief vervoer. Het is ook mogelijk meer te produceren dan voor de totale energiebehoefte nodig is, waardoor Flevoland netto leverancier zou kunnen worden van hernieuwbare energie. In alle uitgewerkte scenario s zijn wind en zon (PV) de grootste leverancier van hernieuwbare energie. Volgens de MKBA van Ecorys is de business case voor het bereiken van energieneutraliteit in 2050 positief. Dat wil zeggen dat volgens de berekeningen, de strategie om energieneutraal te worden in principe realiseerbaar is door marktpartijen vanwege het te verwachten rendement van de investeringen. (tabel blz. 10 van deze samenvatting) De invulling van de strategie om energieneutraal te worden heeft een positief effect op de welvaart van Flevoland en van Nederland. Inzetten op hernieuwbare energie en energiebesparing is dus potentieel welvaartsverhogend; Hierbij dient te worden aangetekend dat een belangrijk deel van de baten voor Nederland bestaat uit het voorkomen van de uitstoot van CO2 door fossiele energieproductie. De omvang van deze bate is erg afhankelijk waardering van de voorkomen schade. Als deze baten in het geheel niet worden meegenomen is de uitkomst voor Nederland negatief. Ook een lagere waardering van deze effecten kan al gauw leiden tot een negatief saldo van maatschappelijke kosten en baten. In de analyse is op basis van internationale literatuur gerekend met maatschappelijke schadekosten van 85 mln. euro/megaton CO2; Het saldo van de overige effecten in Flevoland is voor alle alternatieven negatief. (Hiermee worden de welvaartseffecten bedoeld voor andere stakeholders in Flevoland dan de initiatiefnemers voor zover deze ontstaan of optreden in Flevoland) 3
Deze effecten kunnen in principe uit de winst van de business cases worden gecompenseerd, zolang de totale MKBA Flevoland businesscase -/- overige effecten- positief is. Het kan wenselijk zijn om gericht beleid te ontwikkelen om dit te bevorderen. Optimalisering van de locatiekeuze voor windenergie is cruciaal om hoge maatschappelijke kosten door afnemend woongenot te voorkomen. De optimale locatiekeuze hangt onder meer af van de grondprijs, de verwachte energieopbrengsten op een bepaalde locatie en de impact op het woongenot. Het vereist maatwerk om tot de beste keuzen te komen vanuit een maatschappelijk perspectief. Het combineren van verschillende perspectieven (economisch, ruimtelijk en energetisch) heeft meerwaarde. Zo kan bijvoorbeeld verdergaande uitrol van maatschappelijk aantrekkelijke opties het kosten-batensaldo verbeteren. Dit heeft als consequentie dat in de provincie meer wordt geproduceerd dan nodig is voor energieneutraliteit. Verder kunnen economische en ruimtelijke belangen uitgeruild worden. Zo verlaagt de uitrol van elektrisch vervoer (in plaats van wind en zon) de ruimtelijke impact aanzienlijk, maar geeft een minder goed economisch resultaat. Maatregelen die economisch rendabel zijn en een verwaarloosbare ruimtelijke impact hebben (de zgn. no regret maatregelen) zijn o Biogas, o Zon-PV op woningen, o Zon-PV op gebouwen van Handel, Dienst en Overheid, o Laag-thermische geothermie in de Noordoostpolder en o diverse energiebesparingsmaatregelen. Deze maatregelen zijn het waar om te worden uitgerold, onafhankelijk van de voorkeur voor economische of ruimtelijke optimalisatie. Er zijn ook maatregelen die volgens geen van de drie prestatieladders (de economische, ruimtelijke en energetisch maximaliserende) worden uitgerold. Door conflicterend ruimtegebruik en/of vraagbediening moet dan gekozen worden tussen opties en verdient een andere technologie in alle gevallen de voorkeur. Dit betreffen de opties: o Zon-thermisch (conflicterend ruimtegebruik met zon-pv) o Hoog thermische geothermie (conflicterende vraagbediening met laag thermische geothermie). 4
2. Toelichting basispad als onderlegger voor de onderzoeken Door veel basisveronderstellingen gelijk te houden en alleen bepaalde factoren, bijvoorbeeld beleid, aan te passen kun je de invloed van die factoren op het eindresultaat in kaart brengen. De basisveronderstellingen worden vastgelegd in een basispad. Zij vormen gezamenlijk de onderlegger om later bouwstenen aan toe te kunnen voegen. Voor het ramen van de energiebehoefte in 2050 is ECN uitgegaan van een combinatie van Frozen efficiency 2 en Business as usual 3 als basispad. (zie voetnoot) Tot 2020 is het Business as usual -model gehanteerd en na 2020 het Frozen efficiency -scenario. Voor berekening van de Maatschappelijke Kosten en Baten van extra besparingen, naast de tot 2020 gerealiseerde maatregelen is Ecorys uitgegaan van een Frozen efficiency -scenario, na 2020. Dit betekent dat uitgangspunt is geweest dat er na 2020 geen verdere autonome ontwikkelingen plaatsvinden op het gebied van energie-efficiëntie. Dit heeft Ecorys gedaan om de effecten van verdere energiebesparingsmaatregelen inzichtelijk te kunnen maken Voor de scenario s met betrekking tot het opwekken van hernieuwbare energie is voor zowel de ruimtelijke invulling, als voor de MKBA uitgegaan van het Clean sheet -benadering 4. 2 Frozen-efficiency scenario Scenario waarbij de theoretische aanname wordt gehanteerd dat er in de toekomst geen efficiëntieverbetering optreedt in het energiegebruik van eindgebruikers en er geen hernieuwbare energie bij komt. Wel wordt in het scenario rekening gehouden met andere ontwikkelingen zoals de groei van het aantal woningen en dergelijke. Frozen-efficiency scenario s worden gebruikt om als basispad te dienen voor een technische potentieel studie van efficiencymaatregelen. 3 Business as usual scenario: Hierbij zijn korte en middellange termijn-ontwikkelingen, zoals geplande windmolens en activiteiten uit het (vorige) energieakkoord meegenomen in het basispad. Voor de lange termijn kan gekeken worden naar aanvullende opties 4 Clean sheet benadering In deze theoretische benadering is het mogelijk om in 2050 alle hernieuwbare energieopties, met de dan geldende kwalificaties op de meest gunstige plek neer te zetten. In deze benadering is geen rekening gehouden met belemmeringen die ontstaan door bestaande energietoepassingen en looptijdbeperkingen. Een dergelijk benadering is transparant, maar laat wel bepaalde praktische problemen buiten beschouwing. 5
3. Belangrijkste resultaten uitwerking scenario s Het is onmogelijk om een exacte voorspelling te maken van lange termijn ontwikkelingen. De resultaten van deze energieverkenning zijn daarom ook geen voorspellingen, maar mogelijke toekomstbeelden, uitgaande van bepaalde vooronderstellingen. De uitgewerkte scenario s zijn vooral interessant om verschillende uitgangspunten met elkaar te kunnen vergelijken. Energiebehoefte: Om te kunnen weten of Flevoland energieneutraal (gemeten in PJ 5 ) zou kunnen zijn in 2050, inclusief vervoer is het nodig om op de eerste plaats een raming te maken van de energiebehoefte in Flevoland. ECN verwacht dat de energiebehoefte in 2050 51,4 PJ zal bedragen, rekening houdend met de volumegroei, de efficiencyverbetering (tot 2020) zoals in het Nationale energie akkoord is bepaald, het uitgebreide vliegveld en energieneutraal bouwen vanaf 2020. Na mogelijk extra te nemen besparingsopties van maximaal 18,7 PJ, zal de energiebehoefte in 2050 volgens de berekening 32,8 PJ bedragen. Figuur 1 ontwikkeling finaal energiegebruik 2012, 2015, 2020 en 2050. Bepalen mogelijkheid energieneutraliteit in 2050 in diverse scenario s 5 Petajoule: Alle energie hoeveelheden worden uitgedrukt in petajoule (PJ) tenzij anders vermeld. 1 petajoule is genoeg energie om alle huishoudens in Flevoland (2020) ongeveer anderhalve maand van energie te voorzien 6
De bureaus hebben als basis allereerst drie extreme alternatieven gedefinieerd, waarmee de hoekpunten van het speelveld in kaart zijn gebracht (zie ook figuur 1.1): Alternatief 1 - Economisch optimaal: dit alternatief bestaat uit de maatregelen met het beste maatschappelijk rendement voor de provincie, voor zover die nodig zijn om energieneutraal te zijn; Alternatief 2 - Ruimtelijk optimaal: dit alternatief omvat de maatregelen die de minste ruimtelijk impact hebben, voor zover die nodig zijn om energieneutraal te zijn; Alternatief 3 - Energetisch maximaal: dit is een exercitie waarin is berekend hoeveel PJ er maximaal zou kunnen worden bespaard en hoeveel hernieuwbare energie in theorie maximaal kan worden opgewekt in Flevoland. 7
Onderstaande grafiek geeft de resultaten van het energiegebruik, besparing en hernieuwbare opwekking in de drie extreme scenario s In alle scenario s is de opwekkingscapaciteit minimaal even groot als het totale energieverbruik. Op basis van de inzichten die uit de resultaten van deze drie extreme alternatieven naar voren zijn gekomen zijn drie geoptimaliseerde scenario s geformuleerd. Deze scenario s liggen tussen de hoekpunten en langs de assen van bovenstaande driehoek. Alternatief 1a: Ruimtelijke optimalisatie bij economisch goede invulling: in dit alternatief is een optimalisering doorgevoerd waarbij het economisch rendement lager is dan in het economisch optimale alternatief, bij een kleiner ruimtebeslag. Maatregelen die veel ruimte innemen zijn vervangen door maatregelen met minder ruimtebeslag; (ruimtelijke quick wins) Alternatief 1b: Economisch optimale opschaling: in dit alternatief wordt elke productietechnologie uitgerold voor zover deze maatschappelijk rendabel is. In dit alternatief wordt meer geproduceerd dan strikt genomen nodig is voor energieneutraliteit en daarbij geen rekening gehouden met de ruimtelijke kwaliteit; Alternatief 2a: Economische optimalisatie bij laag ruimtebeslag: in dit alternatief is een optimalisering doorgevoerd waarbij het ruimtebeslag 8
groter is dan in het ruimtelijk optimale alternatief, door vervanging van de slechtst renderende maatregelen door economisch beter renderende maatregelen. (economische quick wins) Alternatief 2b: Ruimtelijke optimale opschaling; Er wordt in dit alternatief meer geproduceerd dan nodig is voor energieneutraliteit, zonder rekening te houden met economische consequenties. 3 1b 2b 1 1a 2a 2 9
Energie-opbrengsten in 2050 volgens theoretisch mogelijke scenario s. 10
De volgende tabel geeft een overzicht van de belangrijkste resultaten uitgedrukt in maatschappelijke kosten en baten van zes uitgewerkte alternatieven. Saldo van kosten en baten 2050-2089 per tussenscenario (in mld. Euro, discontovoet 5,5%) Overige Business effecten MKBA MKBA Energieproductie case Flevoland Flevoland Nederland (PJ) 1 1a Economisch optimaal, energieneutraal 3,6-0,3 3,3 4,8 51,4 Economisch wat minder optimaal, energieneutraal, ruimtelijk beter 3,9-1,2 2,7 4,8 51,4 1b Economisch optimaal, opgeschaald 3,7-0,3 3,4 6,5 80,4 2 Ruimtelijk optimaal, energieneutraal -1,0-1,0-2,0 0,5 51,4 Economisch beter bij laag 2a ruimtebeslag, energieneutraal 2,0-1,1 0,9 3,1 51,4 3 Energetisch maximaal. -17,6-1,6-19,2-8,5 195,6 Toelichting op de tabel: In de Businesscase zijn de volgende baten en lasten opgenomen: Baten Energieopbrengst Energiebesparing CO2 Luchtvervuiling Lasten Investering en exploitatie Ruimtegebruik Netverzwaring; aansluitkosten Onbalans Woongenot Belastinginkomsten Netverzwaring diepteinvesteringen EV infrastructuuur 11
Onderstaande tabel geeft aan wat het saldo van kosten en baten is van energieopwekking bij een jaarlijkse productie van 1 PJ energie in 2050-2089 (netto contante waarde bij een discontovoet van 5,5%, in mln. Euro) Zolang overige kosten voor Flevoland (2 de kolom) gedekt kunnen worden uit de Business Case (1 e kolom), is de MKBA voor Flevoland (3 de kolom) positief. De baten van het vermijden van CO2 uitstoot zijn verwerkt in de MBKA Nederland. 12
De grafiek hierboven laat zien dat het uitrolpotentieel van de verschillende technieken voor twee technieken groot is in verhouding tot de overige technieken (daar waar de paarse lijn in de grafiek een sprong maakt): wind op land in de Noordoostpolder (28PJ) en wind op meer (93 PJ) Voor wind in de Noordoostpolder geldt dat de business case positief is maar de maatschappelijke effecten negatief. Het netto maatschappelijk effect in termen van de Netto Contante Waarde is daarmee positief voor de provincie. Voor wind op meer geldt dat zowel de maatschappelijke effecten voor Flevoland als ook de business case negatief is. Voor Nederland zijn de maatschappelijke effecten groot. Deze techniek zal niet door een private marktpartij opgepakt worden ivm de negatieve businesscase. Subsidie is hiervoor noodzakelijk. Verder laat de grafiek zien dat de technologieën die zowel een positieve BC hebben als ook een positief maatschappelijk effect een klein uitrolpotentieel kunnen hebben. Voorbeelden hiervan zij zon pv HDO en biogas. Vanuit financieel en maatschappelijk oogpunt interessante technieken voor Flevoland maar zij dragen relatief weinig bij aan het behalen van de hernieuwbare energie doelstellingen. 13
4. Belangrijkste uitgangspunten in de analyses: Bij de kosten-baten-analyse is er van uitgegaan dat subsidies zoals de SDE+ regeling niet meer bestaan in 2050. Technologische vooruitgang is deels meegenomen in deze studie, er wordt uitgegaan van de nieuwste techniek. Toch zal er naar 2050 technologisch nog veel verbeterd worden. Dit heeft absoluut invloed op de uitkomst van de energieberekening. In de beschreven potentiëlen is rekening gehouden met toenemende rendementen en dalende kosten voor hernieuwbare energieopties en besparingsopties. Technologisch onderzoek is gericht op het verbeteren van de kosten-baten-verhouding van hernieuwbare opwekkingstechnieken. Dit kan bereikt worden door een beter rendement van installaties waardoor eenzelfde installatie meer hernieuwbare energie oplevert en/of door de kosten van de techniek naar beneden te brengen. Vooral in de kosten en rendementen van zonnepanelen en windmolens wordt nog veel vooruitgang verwacht. Voor windmolens voor de periode 2015 2030 is in deze studie uitgegaan van een kostendaling van de investeringskosten van 18%. Deze kostenreductie is op een indicatieve manier doorgetrokken naar 2050, waarbij de aanname is dat de kostendaling van 2030 tot 2050 nog eens 30% zal bedragen. Daarnaast is de verwachting dat het vermogen verder zal kunnen toenemen. Op dit moment hebben de grootste windmolens een elektrisch vermogen van 7,5 MW, wat mogelijk tot 2050 toeneemt naar 15 MW. In principe kan dan met een zelfde aantal windmolens een dubbele opbrengst worden gehaald ten opzichte van nu. Energieopslag speelt in de beschreven scenario s geen rol. Er is als uitgangspunt gekozen dat er vrijelijk energie geïmporteerd en geëxporteerd kan worden naar en van buiten de provincie. Een goede afstemming van vraag en aanbod kan mogelijk kosten besparen. Provincie Flevoland in samenwerking met Ecorys, Posad en ECN 14