Hanzehogeschool Groningen

Vergelijkbare documenten
Besluit. College van bestuur. Hanzehogeschool Groningen. Postbus RM GRONINGEN

Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs [hbo-bachelor]: uitwerking voor Associate degree-programma s tijdens de pilotfase

Concept Beoordelingskader voor het bijzondere kenmerk residentieel onderwijs

Teamscan op accreditatiewaardigheid

Besluit. College van Bestuur van de Hanzehogeschool Groningen Postbus RM GRONINGEN

PEER REVIEWS. Managementgroep Interactum September 2014

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Bewegingstechnologie van De Haagse Hogeschool

Hogeschool INHOLLAND, Alkmaar. Visitatiedata: 16 en 17 maart 2005

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag om accreditatie van de opleiding hbo-bachelor Chemie van de Hogeschool Drenthe

Hogeschool Zuyd, Heerlen

Besluit. College van Bestuur van de. Hogeschool INHOLLAND. Postbus CN DEN HAAG

Besluit. College van Bestuur. Hogeschool van Amsterdam. Postbus AX AMSTERDAM

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag Toets nieuwe opleiding hbo-bachelor Game Architecture and Design van de NHTV

Hanzehogeschool Groningen

Hogeschool Rotterdam. Chemie, Chemische Technologie, Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek. Visitatiedata: 6 en 7 oktober 2004

Besluit. Aan het Bestuur van de Leidse Onderwijsinstellingen (LOI) Postbus CA LEIDERDORP

Breakout sessie 2-5. Stelsel 3.0 Accreditatie op Maat: Opleidingsbeoordeling. Introductie

AVANS Hogeschool, s-hertogenbosch

{nvao. Uit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Technische Informatica van de Hogeschool Dirksen B.V.

De NVAO beoordeelt het onderwerp doelstellingen opleiding derhalve voldoende.

Besluit. College van Bestuur Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Postbus EJ ARNHEM

Hanzehogeschool Groningen, Groningen

Hanzehogeschool Groningen

Hogeschool Zeeland te Vlissingen

Christelijke Hogeschool Windesheim

Naam/Datum/Versie document advies/verbeterpunten. Avans documenten

Avans Hogescholen, s-hertogenbosch

Bijlage 2. Protocol toetsing Associatedegreeprogramma. 15 december 2009

2. Bevindingen met betrekking tot het VBI-rapport

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor

Handreiking bij het beoordelingskader voor het bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Opleiding: Financial Services Management HBO bachelor, locatie Arnhem Croho: Varianten: voltijd & deeltijd

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Informatievergadering. Hervisitatie Specifieke lerarenopleiding

Fontys Hogescholen, locatie Eindhoven Opleiding: Fiscale Economie, hbo bachelor Croho: Varianten: voltijd/deeltijd

Hogeschool Diedenoort, Wageningen. Visitatiedata: 17 en 18 mei 2004

Hogeschool INHOLLAND, School of Agriculture and Technology

Besluit. College van bestuur. Hogeschool van Amsterdam. Postbus AX AMSTERDAM

Fontys Hogescholen. Opleiding: Financial Services Management hbo bachelor Varianten: voltijd, deeltijd, duaal Croho: Locatie: Eindhoven

Conceptkaders HBO5 3 november 2009

College van Bestuur Hogeschool Rotterdam Postbus HA ROTTERDAM. 1. Inleiding

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag om accreditatie van de opleiding hbo-bachelor Bouwkunde van de Haagse Hogeschool

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Avans Hogeschool, Tilburg

Hogeschool Zuyd, Heerlen Faculteit Bouw

Fontys Hogeschool Werktuigbouwkunde

Opleidingsstatuut Bacheloropleiding Automotive Studiejaar Regeling Externe toezichthouders bij examens

Hogeschool Zuyd, Sittard

REGELING EXTERNE TOEZICHTHOUDERS BIJ EXAMENS Instituut voor Toegepaste Biowetenschappen en Chemie. studiejaar

Besluit. College van bestuur. Hogeschool Leiden. Postbus AJ LEIDEN

Hogeschool Rotterdam Cluster Paramedisch Opleidingen: Ergotherapie, Fysiotherapie en Logopedie; hbo-bachelor Variant: voltijd

Bachelor of Business Administration (MER opleiding)

Hogeschool van Utrecht

Fontys Hogescholen. Visitatiedata: 15 en 16 april NQA (Netherlands Quality Agency)

Hogeschool Rotterdam. Visitatiedata: 16 en 17 september Netherlands Quality Agency

Fontys Hogescholen, Eindhoven

Hogeschool Zeeland, Vlissingen

Christelijke Hogeschool Windesheim

Hogeschool INHOLLAND. Opleiding: Bedrijfskundige Informatica

Hanzehogeschool Groningen

Bedrijfskunde (AVD) Bedrijfskunde MER (AVD) Financiële Dienstverlening (AVD)

Hogeschool Zuyd. Bedrijfskundige Informatica. Visitatiedata: 21 en 22 oktober 2004

Besluit. Raad van bestuur. Saxion Hogescholen. Postbus KB ENSCHEDE

Fontys Opleidingscentrum Speciale Onderwijszorg

Hanzehogeschool Groningen

Avans Hogeschool, Breda

Avans Hogeschool, s Hertogenbosch

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Hogeschool Journalistiek, Fontys Tilburg. Visitatiedata: 15 en 16 maart 2005

Hogeschool Rotterdam. Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, hbo-bachelor; Visitatiedatum: 10 oktober 2006

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Hanzehogeschool Groningen

AVANS Hogeschool, Tilburg

Besluit. Hogeschool Schoevers. T.a.v. mevrouw drs. R. van t Klooster Algemeen directeur Europalaan KR UTRECHT

es Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor

Hanzehogeschool Groningen

2. Bevindingen met betrekking tot het VBI-rapport

Hogeschool INHOLLAND, Delft

Hanzehogeschool Groningen

Besluit. Aan het Bestuur van de Leidse Onderwijsinstellingen (LOI) Postbus CA LEIDERDORP

Hanzehogeschool Groningen

Hogeschool van Utrecht

Hogeschool Zuyd, Maastricht

Hogeschool Zuyd, Sittard. Opleiding: Commerciële Economie Niveau: hbo bachelor Croho: Varianten: voltijd

Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs

Hogeschool Rotterdam, Rotterdam

Bijlage 1: Toetsingskader opleidingsschool

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Communicatie van de NHL Hogeschool

Hanzehogeschool, Groningen

Besluit. College van Bestuur. Hogeschool Rotterdam. Postbus HA ROTTERDAM

Deze versie treedt in werking op 1 september 2016 en vervangt alle voorgaande versies.

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Christelijke Hogeschool Windesheim

Hanzehogeschool, Groningen. Visitatiedatum: 26 april 2005

Avans Hogeschool, Breda

Hogeschool INHOLLAND School of Technology

Ontwerpkaders: Leeruitkomsten. Versie 1.0/ november Ontwerpkaders: Leeruitkomsten/versie 1.0/november

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-master

Hogeschool INHOLLAND Opleiding: Sociaal Juridische Dienstverlening, hbo bachelor; Varianten: voltijd/deeltijd/duaal Locaties: Rotterdam/Den Haag

Transcriptie:

Hanzehogeschool Groningen Opleiding: Facility Management Visitatiedata: 18 en 19 maart 2004

2

Inhoud 3 Deel A: Onderwerpen 5 1.1 Voorwoord 7 1.2 Inleiding 7 1.3 Werkwijze 8 1.4 Oordeelsvorming 9 1.5 Oordelen per onderwerp 10 1.6 Schematisch overzicht oordelen 14 1.7 Totaaloordeel 14 Deel B: Facetten 15 Onderwerp 1 Doelstellingen van de opleiding 17 Onderwerp 2 Programma 20 Onderwerp 3 Inzet van personeel 26 Onderwerp 4 Voorzieningen 29 Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 31 Onderwerp 6 Resultaten 33 Deel C: Bijlagen 37 Bijlage 1 Onafhankelijkheidsverklaring panelleden 39 Bijlage 2 Beknopt CV Panelleden 41 Bijlage 3 De zelfevaluatie in verband met NVAO accreditatie Vragen en Aanwijzingen 49 Bijlage 4 Beoordelingsprotocol van NQA 67 Bijlage 5 Handreiking voor oordeelsvorming 87 3

4

Deel A: Onderwerpen 5

6

Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord In dit rapport doet het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Facility Management van de Hanzehogeschool heeft gevisiteerd, verslag van zijn werkwijze, bevindingen en conclusies. Het onderzoek vond plaats in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart op het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij de NQA aanleverde. Een visitatiebezoek vond plaats op donderdag 18 en vrijdag 19 maart en werd uitgevoerd door een panel dat bestond uit de volgende personen: De heer dr. L. Frederix (voorzitter) De heer drs. D.W. Righters MBA De heer D.A.G. Griffioen (student-lid) Mevrouw drs. T.J.S. Broekmeulen (NQA-auditor) Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Vragen en Aanwijzingen van NQA. Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2 bij dit rapport) Het rapport bestaat uit drie delen: deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken en de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie voldoende/onvoldoende. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. deel B: een detailrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan hier uit van de vierpuntsschaal zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit detailrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2 Inleiding De Hanzehogeschool Groningen (HG) is in 1993 ontstaan door een fusie van de Rijkshogeschool Groningen en de Hanzehogeschool Groningen. De HG bestaat uit ruim 60 opleidingen, verdeeld over vier faculteiten: Economie, Gamma, Techniek en Kunsten. De facultaire laag zal per 1 september 2004 verdwijnen, waarvoor 17 instituten (Schools met inhoudelijk verwante bacheloropleidingen) in de plaats komen. De opleiding Facility Management maakte ten tijde van de visitatie nog deel uit van de faculteit Economie, en zal als Instituut voor Facility Management een eigen School vormen. 7

De opleiding is in 1999 voor het laatst gevisiteerd. De opleiding wordt aangeboden met een voltijd- en een deeltijdvariant, en leidt op tot het bachelordiploma Facility Management. Bij de opleiding FM zijn in studiejaar 2003-2004 903 studenten ingeschreven, waarvan 802 bekostigde FM studenten. Daarvan volgen 644 studenten de voltijd en 106 studenten de deeltijdopleiding. De opleiding beschikt over 46 medewerkers ( 42,7 fte) en de student/docentratio bedraagt 1/24,6. 1.3 Werkwijze De visitatie van de opleiding Facility Management door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het beoordelingsprotocol van NQA (zie bijlage 4) en die hieronder kort wordt beschreven. Dit houdt tevens in dat het panel heeft vastgesteld dat het zelfevaluatierapport plus de bijlagen en de aanvullende informatie een voldoende basis bood voor het visitatiebezoek en dat de visitatie plaats vond op basis van een voor de opleiding Facility Management geldend domeinspecifiek referentiekader (zie hieronder). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke visitatiebezoek en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft de NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de screening) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Nadat het zelfevaluatierapport in orde was bevonden, zijn de panelleden zich inhoudelijk gaan voorbereiden op het bezoek. Zij lazen het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een Beoordelingsformat voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten, die doorgegeven werden aan de NQA-auditor. Hoewel ieder panellid alle onderwerpen en facetten onder de loep nam, is er sprake geweest van een taakverdeling, waarbij bepaalde onderwerpen en facetten door een bepaald panellid extra grondig bestudeerd zijn. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het visitatiebezoek concreet voorbereid. Het domeinspecifiek referentiekader is gekoppeld aan de beroeps- en opleidingsprofielen voor de opleiding Facility Management. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundige(n) in het panel vastgesteld dat sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen. In het detailrapport is meer concreet aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het visitatiebezoek NQA heeft een Raamwerk bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het visitatiebezoek dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding. In het raamwerk dat voor de bezoeken aan de Hanzehogeschool was afgesproken besloeg het visitatiebezoek één dag (19 maart). In het voorbereidingstraject heeft het panel besloten 8

reeds in de middag van 18 maart bijeen te komen, en de opleiding heeft ingestemd met het verzoek op die middag reeds materialen in te kunnen zien op de opleiding. Tijdens het visitatiebezoek is gesproken met (een representatieve) vertegenwoordiging van: docenten, studenten, werkveld en afgestudeerden. Daarnaast vonden er aan het begin en aan het eind van het visitatiebezoek gesprekken plaats met het management van de opleiding (het operationeel management). Voor alle in 2004 te visiteren opleidingen van de faculteit Economie gezamenlijk vond bovendien een gesprek plaats met het College van Bestuur van de hogeschool en de faculteitsdirectie. Aan het begin van het bezoek is er ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. In het raamwerk bezoekprogramma kende het ochtendprogramma een vaste structuur, maar was het middagprogramma vrij. In deze tijd heeft het panel zogenaamde schakelmomenten ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn, volgens de afgesproken taakverdeling, door ieder panellid, schriftelijk beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling aan het management gegeven van de bevindingen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren De NQA-auditor heeft, op basis van de bevindingen van het panel, een conceptrapportage opgesteld en die voorgelegd aan de panelleden. Het panel heeft vervolgens het definitieve concept vastgesteld. In het visitatie- of beoordelingsrapport is expliciet ingegaan op de deeltijdvariant. Het definitieve conceptrapport is aan de opleiding voorgelegd ter correctie van feitelijke onjuistheden. Naar aanleiding daarvan zijn door de NQA-auditor enkele wijzigingen aangebracht en is het definitieve rapport door het panel vastgesteld. Het visitatie- of beoordelingsrapport is uiteindelijk ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4 Oordeelsvorming In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het beoordelingsprotocol (zie bijlage) zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming (zie bijlage 5) een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere FM-opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als er sprake is van: weging van de oordelen op facetniveau; benchmarking; generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; bepaalde accenten respectievelijk best practices. 9

In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De wegingen zullen in dit rapport niet diepgaand zijn, omdat de opleiding op alle facetten minimaal een voldoende heeft gehaald. De (uitgebreide) argumentatie daarvoor is te vinden in het detailrapport. Wat betreft de benchmarking is van belang op te merken dat een vergelijking met andere opleidingen op dit moment beperkt moet zijn, omdat het in het kader van accreditatie de eerste gevisiteerde opleiding is en er nog geen andere concrete resultaten bekend zijn. Tevens dient vermeld te worden dat een internationale vergelijking niet mogelijk is, omdat een dergelijke opleiding in het buitenland geen pendant heeft. 1.5 Oordelen per onderwerp 1.5.1 Doelstellingen opleiding Het facet Niveau bachelor is met een goed beoordeeld, en de facetten Domeinspecifieke eisen en Oriëntatie hbo-bachelor met een voldoende. Het oordeel op het onderwerp is derhalve positief. De opleiding sluit nauw aan op de landelijk vastgestelde beroeps- en opleidingsprofielen. De opleiding heeft de beoogde competenties vergeleken met de Dublin descriptoren, wil met het behalen van een IFMA-accreditatie aantonen op internationaal erkend niveau te opereren, en beschikt via de werkveldadviescommissie over een helder zicht op de wensen en behoeften van het omringende werkveld. Landelijk is gewerkt aan een onderzoek naar de actualiteit van profielen en competenties. 1.5.2 Programma Op zes van de acht tot dit onderwerp behorende facetten is het oordeel voldoende toegekend. Twee facetten: Eisen hbo en Duur zijn als goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is derhalve positief. Met het projectgecentreerd en competentiegericht onderwijs heeft de opleiding een duidelijk beroepsgericht karakter. Tien themablokken staan in het nieuwe curriculum centraal, met per blok één of meer integrale opdrachten. Zelfsturing van het leerproces door studenten is een belangrijk element in de beroepspraktijk. Studenten in het deeltijdonderwijs werken via het action learning principe. 1.5.3 Inzet van personeel Alle facetten binnen het onderwerp zijn met een voldoende beoordeeld. Het oordeel op dit onderwerp is derhalve positief. Flexibilisering van het personeelsbestand is een leidend beginsel in het personeelsbeleid. De opleiding heeft het afgelopen jaar acht vacatures kunnen vervullen; dit is grotendeels gebeurd door docenten met recente relevante werkveld ervaring. Nieuwe docenten worden aangenomen op basis van competentieprofielen. Zittende docenten worden gestimuleerd in verdergaande competentieontwikkeling. 1.5.4 Voorzieningen Het facet Begeleiding is als goed beoordeeld, het facet Materiële voorzieningen als voldoende. Het oordeel op het onderwerp is derhalve positief. De studieloopbaanbegeleiding is goed opgezet. In de propedeuse worden studenten goed 10

begeleid, met het oog op een goed doorstroomrendement. Daarnaast is studieloopbaanbegeleiding erop gericht, dat studenten een visie op het beroep ontwikkelen door middel van zelfreflectie. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg. Op alle drie de facetten van dit onderwerp is een voldoende gegeven. Het eindoordeel op dit onderwerp is daarom positief. De opleiding beschikt over duidelijke beleidsmatige kaders voor het systeem van interne kwaliteitszorg. De wijze waarop de verschillende groeperingen bij kwaliteitszorg betrokken worden is inzichtelijk. Het kwaliteitszorginstrumentarium is voldoende om het onderwijs adequaat te evalueren. De opleiding heeft voldoende aandacht voor kwaliteitsverbetering en gebruikt de uitkomsten van evaluaties als input voor verbetermaatregelen. 1.5.6 Resultaten. Op beide facetten heeft de opleiding een voldoende. Het eindoordeel op dit onderwerp is daarom ook positief. De opleiding heeft ten aanzien van de kwantitatieve resultaten een aantal uitgangspunten en streefcijfers geformuleerd. Voor de voltijd opleiding zijn deze streefcijfers nagenoeg gerealiseerd. Bij de deeltijd worden de streefcijfers nog niet op alle punten gehaald. Door intensivering van de marketingactiviteiten en het zwaarder aanzetten van studieloopbaanbegeleiding wil de opleiding haar rendement verhogen. De opleiding beschikt over voldoende instrumenten om het eindniveau van de opleiding te bewaken. De werkveldadviescommissie speelt een belangrijke rol bij het bewaken van het eindniveau. De alumni zijn tevreden over de aansluiting van de opleiding op de praktijk. In het navolgende worden de resultaten van de opleiding FM van de Hanzehogeschool afgezet tegen de landelijke kengetallen. De opleiding heeft in het zelfevaluatierapport rendementsgegevens aangeleverd. Het panel stelt vast dat een vergelijking op basis van de beschikbare gegevens lastig is, omdat sprake is van een afwijking tussen de gegevens die afkomstig zijn van de hogeschool en de gegevens van de HBO-raad (www.kengetallen.hbo.nl). Die verschillen hebben te maken met de definities die zijn gehanteerd bij het verzamelen van de gegevens. Het panel geeft er, op basis van een bestudering van de getallen en de bespreking van de getallen met de opleiding, de voorkeur aan te werken met de getallen van de opleiding. Belangrijke afwegingen daarbij zijn dat die getallen de meest recente inzichten bieden en dat die getallen ook in de interne beleidsvoering worden gehanteerd. Ten aanzien van het landelijk gemiddelde van het opleidingsrendement zijn echter geen andere gegevens beschikbaar dan die van de HBO-raad. In het onderstaande worden daarom de gegevens van de opleiding FM van de Hanzehogeschool gecontrasteerd met de gegevens van de HBO-raad omtrent het landelijk gemiddelde. Het panel tekent daarbij aan dat die vergelijking vooral indicatief moet zijn, in verband met de definitieverschillen waarop eerder is gewezen. 11

Afstudeerrendement Instelling 1994 1995 1996 1997 1998 Hanzehogeschool Groningen* 46% 49% Landelijk gemiddelde 61,5% 62,3% 59,1% 55,1% 55,0% Tabel 1: Rendement na 5 jaar voltijdvariant, op basis van inschrijvingsjaar Instelling 1994 1995 1996 1997 1998 Hanzehogeschool Groningen* 8% 44% Landelijk gemiddelde 48,6% 51,2% 35,4% 38,6% 54,2% Tabel 2: Rendement na 5 jaar deeltijdvariant, op basis van inschrijvingsjaar Uitval in propedeuse Instelling 1998 1999 2000 2001 2002 Hanzehogeschool Groningen* 30% 36% 26% 20% 18% Landelijk gemiddelde 28,0% 32,1% 28,7% 27,9% 30,2% Tabel 3: Uitval na 1 jaar voltijdvariant, op basis van inschrijvingsjaar Instelling 1998 1999 2000 2001 2002 Hanzehogeschool Groningen* 31% 47% 8% 29% 27% Landelijk gemiddelde 22,9% 33,1% 24,6% 25,8% 25,1% Tabel 4: Uitval na 1 jaar deeltijdvariant, op basis van inschrijvingsjaar Uitval na 3 jaar Instelling 1996 1997 1998 1999 2000 Hanzehogeschool Groningen* 42% 37% 43% 39% Landelijk gemiddelde 29,8% 34,9% 37,1% 40,3% 36,6% Tabel 5: Uitval na 3 jaar voltijdvariant, op basis van inschrijvingsjaar Instelling 1996 1997 1998 1999 2000 Hanzehogeschool Groningen* 62% 38% 53% 15% Landelijk gemiddelde 38,9% 49,2% 34,4% 41,9% 35,4% Tabel 6: Uitval na 3 jaar deeltijdvariant, op basis van inschrijvingsjaar Gemiddelde inschrijfduur afgestudeerden en uitvallers Instelling 1998 1999 2000 2001 2002 Hanzehogeschool Groningen** 53 51 49 49 49 Landelijk gemiddelde 49,3 49,9 52,7 53,5 53,4 Tabel 7: Gemiddelde inschrijfduur afgestudeerden in maanden, voltijdvariant, naar jaar van afstuderen Instelling 1998 1999 2000 2001 2002 Hanzehogeschool Groningen** 28 36 18 44 25 Landelijk gemiddelde 38,4 44,7 41,5 46,8 41,6 Tabel 8: Gemiddelde inschrijfduur afgestudeerden in maanden, deeltijdvariant, naar jaar van afstuderen 12

Instelling 1998 1999 2000 2001 2002 Hanzehogeschool Groningen** 17 20 19 23 25 Eindtotaal 15,9 17,4 17,4 19,6 19,9 Tabel 9: Gemiddelde inschrijfduur uitvallers in maanden, voltijdvariant, naar jaar van uitval Instelling 1998 1999 2000 2001 2002 Hanzehogeschool Groningen** 23 16 38 22 20 Landelijk gemiddelde 21,8 19,8 22,6 19,9 18,9 Tabel 10: Gemiddelde inschrijfduur uitvallers in maanden, deeltijdvariant, naar jaar van uitval * Bron: De Bron, de bedding, de rivier. Zelfevaluatierapport opleiding Facility Management, Hanzehogeschool Groningen ** Bron: De Bron, de bedding, de rivier. Zelfevaluatierapport opleiding Facility Management, Hanzehogeschool Groningen. De gegevens van de Hanzehogeschool zijn gegroepeerd naar opleidingsjaar: voor 1998 zijn de gegevens 1998-1999 opgenomen, voor 1999 de gegevens van 1999-2000, en zo verder. De hogeschool geeft de gemiddelde inschrijfduur in jaren; die zijn omgerekend naar gegevens in maanden. Op basis van de weergegeven resultaten is het panel van oordeel dat de opleiding een acceptabel rendement vertoont. Het is enigszins lager dan het landelijk rendement, maar een deel daarvan wordt verklaard door definitieverschillen in kengetallen. Bovendien ontwikkelt het rendement zich in de goede richting. Geconstateerd is dat de opleiding de geformuleerde streefgetallen nog niet op alle punten heeft bereikt, maar dat maatregelen zijn getroffen die binnen de voltijdopleiding zichtbaar vruchten afwerpen (met name voor wat betreft de afname van de uitval in het eerste jaar). Van een situatie waarin de uitval zich boven het landelijk gemiddelde bevond, is nu sprake van een uitval die beduidend lager is dan het landelijk gemiddelde (voltijd) of vrijwel gelijk is aan dat gemiddelde. De uitval na 3 jaar bevindt zich voor de voltijdopleiding ongeveer gelijk met het landelijk gemiddelde; voor de deeltijdopleiding fluctueren de gegevens voor Groningen en voor het landelijk gemiddelde. De gemiddelde inschrijfduur van afgestudeerden heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt, ook in relatie tot het landelijk gemiddelde. Dat geldt niet voor de inschrijfduur van uitvallers, maar de effecten van het gevoerde beleid die al zichtbaar zijn in de terugloop van de uitval in de propedeuse bieden zicht op een positieve ontwikkeling in deze. Voor de deeltijdopleiding is het moeilijk deugdelijke uitspraken te doen, aangezien de gegevens over de jaren sterk fluctueren. 13

1.6 Schematisch overzicht oordelen Totaaloverzicht oordelen op facet- en onderwerpniveau Opleiding: Facility Management Onderwerp/Facet Voltijd Deeltijd Doelstellingen 1.1 G G 1.2 V V 1.3 V V Totaaloordeel Positief Positief Programma 2.1 G G 2.2 V V 2.3 V V 2.4 V V 2.5 V V 2.6 G G 2.7 V V 2.8 V V Totaaloordeel Positief Positief Personeel 3.1 V V 3.2 V V 3.3 V V Totaaloordeel Positief Positief Voorzieningen 4.1 V V 4.2 G G Totaaloordeel Positief Positief Kwaliteitszorg 5.1 V V 5.2 V V 5.3 V V Totaaloordeel Positief Positief Resultaten 6.1 V V 6.2 V V Totaaloordeel Positief Positief 1.7 Totaaloordeel Op grond van bovenstaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in de paragrafen 1.4 en 1.5 waaruit blijkt dat de opleiding op alle zes de onderwerpen een voldoende scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding een VOLDOENDE oplevert. De opleiding voldoet op alle facetten aan de basiskwaliteit en gaat daar op meerdere facetten binnen de onderwerpen Doelstellingen, Programma en Voorzieningen bovenuit. 14

Deel B: Facetten 15

16

Deel B: Facetten Onderwerp 1 DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING Facet 1.1 Niveau bachelor Goed Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. De bachelor-eindkwalificaties van de opleiding worden als goed beoordeeld. Dit oordeel wordt als volgt gemotiveerd: De opleiding sluit met haar eindkwalificaties aan bij het door het Landelijk Overleg Opleidingen Facilitaire Dienstverlening (LOOFD) vastgestelde Beroeps- en opleidingsprofiel Facilitaire Dienstverlening HBO. Het gaat hier om een uitgave van het onderwijskundig adviesbureau Edutec in Enschede. Dit bureau heeft in opdracht van het LOOFD het beroepsprofiel in 1999 geactualiseerd. De 88 eindkwalificaties in het Beroeps- en opleidingsprofiel Facilitaire Dienstverlening HBO heeft de opleiding vastgelegd in 32 competenties in Opleidingsprofiel Facilitaire Dienstverlening (HBO). De opleiding stelt zich ten doel studenten op te leiden tot professionele managers die functioneel opereren binnen de domeinen Huisvesting en Services. Het panel heeft in de gesprekken met de vertegenwoordigers van het werkveld, de afgestudeerden en docenten en studenten, vastgesteld dat zij bekend zijn met de competenties uit het opleidingsprofiel. Zij geven tevens aan dat het nieuwe onderwijsconcept - het onderwijs is projectgecentreerd vormgegeven - een belangrijke bijdrage levert aan de realisatie van de generieke hbo-kwalificaties. De opleiding heeft om te bepalen of zij voldoet aan de eisen die gesteld worden aan een hbo-bachelor opleiding de Dublin-descriptoren als referentiekader gebruikt. In een overzicht in het zelfevaluatierapport De bron, de bedding, de rivier geeft zij per descriptor de in het opleidingsprofiel beoogde competentie-ontwikkeling aan. Het panel heeft vastgesteld dat de Dublin-descriptoren in voldoende mate afgedekt worden. De opleiding beschikt over een internationaal referentiekader en past dit - naar de mening van het panel - consequent toe. Door middel van het behalen van de IFMAaccreditatie (International Facility Management Association, de wereldwijde beroepsvereniging) wil de opleiding aansluiten bij de eisen die internationaal gesteld worden aan een bacheloropleiding op het gebied van Facility Management. Hiervoor dient de opleiding haar curriculum echter in het Engels te vertalen. In studiejaar 2004-2005 start de opleiding met een Engelstalige variant, de accreditatie zal dan opnieuw aangevraagd worden. 17

Facet 1.2 Domeinspecifieke eisen Voldoende Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). De domeinspecifieke eindkwalificaties van de opleiding worden als voldoende beoordeeld. Dit oordeel wordt als volgt gemotiveerd: Het landelijk door het LOOFD vastgestelde Beroeps- en opleidingsprofiel Facilitaire Dienstverlening HBO waar de opleiding zich op baseert, is tot stand gekomen door documentanalyse en gesprekken met sleutelfiguren uit de verschillende werkvelden waar de opleidingen Facility Management toe opleiden. In LOOFD verband bezien de opleidingen ook of de profielen nog aansluiten op de actualiteit, en komt men zonodig tot bijstellingen. In 2002-2003 is in opdracht van LOOFD en FMN een onderzoek uitgevoerd naar de aansluiting tussen opleidingen en beroepspraktijk. Het panel heeft vastgesteld dat de opleiding over een betrokken en pro-actieve werkveldadviescommissie (WAC) beschikt. In deze commissie hebben vertegenwoordigers van de verschillende sectoren binnen het werkveld Facility Management zitting. In het gesprek met het panel hebben zij hun betrokkenheid nader toegelicht. De opleiding heeft leden van de WAC toegevoegd aan de multidisciplinaire onderwijsteams. Hierdoor zijn zij expliciet betrokken bij de ontwikkeling en evaluatie van het nieuwe curriculum. Zij geven - evenals de overige vertegenwoordigers van het werkveld en de afgestudeerden met wie het panel gesproken heeft - aan dat de opleiding er in voldoende mate in slaagt met de beoogde eindkwalificaties aan te sluiten op de eisen die de beroepspraktijk stelt. Als internationaal referentiepunt voor domeinspecifieke eindkwalificaties gebruikt de opleiding de IFMA standards for recognized programs, First-Professional facility management degree programs. Voor de aansluiting bij internationale actuele ontwikkelingen maakt zij gebruik van de verslagen van de Conferences on Facility Management van Euro FM en IFMA. Het panel is van mening dat de opleiding een goede balans realiseert tussen haar geografische positie en de werkomgeving van de facility manager, die steeds internationaler wordt. Met ingang van studiejaar 2005-2006 wordt in het curriculum een Engelstalig semester opgenomen waarin buitenlandse gastdocenten worden ingezet. Het panel heeft van de voorbereidingen hiertoe kennis kunnen nemen. Uit de HBO-monitor 2002 blijkt 69% van de afgestudeerden van de voltijdopleiding van mening is, dat de opleiding voldoende tot goed aansluit bij de functie. Bij de deeltijd zijn alle acht respondenten deze mening toegedaan. De hogeschool is in 2003 gestart met een werkgeverstevredenheidsonderzoek. Het betreft in eerste instantie een pilot waar de opleiding Facility Management niet aan deelgenomen heeft. De hogeschool is voornemens dit onderzoek regelmatig voor alle opleidingen uit te voeren. 18

Facet 1.3 Oriëntatie hbo-bachelor Voldoende Criteria: - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hboopleiding vereist is of dienstig is. De oriëntatie op het hbo-bachelorniveau van de eindkwalificaties wordt als voldoende beoordeeld. Dit oordeel wordt als volgt gemotiveerd: Het concept van het landelijk Beroeps- en opleidingsprofiel Facilitaire Dienstverlening HBO is tijdens een conferentie voorgelegd aan vertegenwoordigers van het werkveld en het onderwijsveld. Dit heeft geresulteerd in een beroepsprofiel waarin de taken van een beginnend beroepsbeoefenaar zijn beschreven. Op basis van het 1999 geactualiseerde beroepsprofiel en opleidingsprofiel heeft de opleiding een nieuw competentiegericht en projectgecentreerd opleidingsprogramma ontwikkeld. In studiejaar 2002-2003 zijn jaar 1 en 2 geïmplementeerd, in studiejaar 2003-2004 jaar 3. Het programma van jaar 1 tot en met jaar 3 is een FM-breed competentiegericht basisprogramma. Het vierde jaar heeft een verdiepingsfunctie op een specifiek facultatief actueel (deel-) aspect. Om het hbo-eindniveau te garanderen werkt de opleiding met niveauaanduidingen. Voor elke onderwijseenheid staat in de studiegids beschreven aan welke kerncompetenties deze eenheid een bijdrage levert. In de betreffende themamap is daarnaast tevens het niveau aangegeven. Het eindniveau wordt getest door de meesterproef in de vorm van een afstudeeropdracht. Nieuwe ontwikkelingen en veranderingen in het beroepenveld worden via de werkveldadviescommissie, stages, literatuur en congresbezoeken gesignaleerd. Leden van de WAC, vierdejaars studenten en afgestudeerden hebben het panel bevestigd dat de opleiding met haar eindkwalificaties in voldoende mate aansluit bij de taken van een op hbo-niveau beginnend beroepsbeoefenaar. Het panel heeft vastgesteld dat de WAC voldoende breed is samengesteld om dit te kunnen beoordelen. Uit HBO-monitor, 2002 blijkt dat het merendeel van de afgestudeerden van de voltijd en de deeltijdopleiding tevreden is over de aansluiting tussen opleiding en functie. 19

Onderwerp 2 PROGRAMMA Facet 2.1 Eisen hbo Goed Criteria: - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleent studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het programma voldoet in ruime mate aan de hbo-eisen; dit facet wordt daarom beoordeeld als goed. Dit oordeel wordt als volgt gemotiveerd: De kennisontwikkeling van de studenten wordt naar de mening van het panel ruim voldoende gestimuleerd door het nieuwe curriculum dat de nadruk legt op projectgecentreerd en competentiegericht onderwijs. De leerstof wordt integratief en thematisch aangeboden en studenten oefenen binnen een bepaalde taaksituatie. Het thema is ontleend aan de beroepspraktijk van een beginnend facilitair manager. De opleiding heeft - onlangs - met de invoering van het nieuwe curriculum de eisen voor de afstudeeropdrachten aanzienlijk verzwaard. Het panel heeft vastgesteld dat deze opdrachten - op deze wijze gerealiseerd - een daadwerkelijke en zinvolle bijdrage leveren aan de integratie van theorie en praktijk. De opleiding heeft in meer dan voldoende mate aannemelijk gemaakt dat vakliteratuur (literatuurlijst) een actieve rol speelt gedurende de gehele opleiding. In de themamappen staat de verplichte literatuur vermeld. Uit de SSA-enquête 2003 blijkt dat de studenten meer dan tevreden zijn over de kwaliteit van het schriftelijke studiemateriaal. Het panel heeft vastgesteld dat de opleiding in ruime mate voeling met de actuele beroepspraktijk houdt. Dit gebeurt met name via de actieve relatie met de leden van de WAC, de stages van de studenten, deelname van docenten aan congressen en lidmaatschap van de beroepsverenigingen IFMA en Facility Management Nederland. De opleiding zet regelmatig gastdocenten in die werkzaam zijn in de beroepspraktijk. Hierdoor krijgen de voltijdstudenten naast theoretische kennis ook ruim voldoende praktijkvoorbeelden aangereikt. Uit de SSA-enquête 2003 blijkt dat de studenten van mening zijn dat de opleiding in het studieprogramma voldoende inspeelt op nieuwe ontwikkelingen. Het is hen duidelijk hoe de studieonderdelen bijdragen aan de beroepsvoorbereiding. Dit is overtuigend bevestigd in de gesprekken die het panel met de studenten gevoerd heeft. De opleiding heeft meer dan voldoende aannemelijk gemaakt zich in te zetten voor een actuele en scherpe relatie met het beroepenveld. Dit blijkt vooral uit de activiteiten van de WAC. Zo zijn de leden als consultant toegevoegd aan de multidisciplinaire onderwijsteams, ontwerpen praktijkcases, geven gastcolleges en initiëren 20

bedrijfsbezoeken. Ook worden zij uitdrukkelijk uitgenodigd om actief mee te denken over hoe de opleiding haar relatie met het beroepenveld kan intensiveren. Voltijd en deeltijdstudenten stellen in het gesprek met het panel dat de opleiding er goed in slaagt, de actualiteit in het programma te waarborgen. De deeltijdstudenten zijn zeer te spreken over van het concept action learning : zij brengen praktijkproblemen in als case study voor projecten. De opleiding vindt het wenselijk dat deeltijdstudenten relevante werkervaring hebben; het is echter niet noodzakelijk dat studenten een FMgerelateerde baan hebben. Bij aanvang van de studie wordt samen met de student een studietraject samengesteld. Dit studietraject is afhankelijk van vooropleiding en werkervaring. Studenten die geen relevante werkervaring hebben, dienen praktijkervaring op te doen in de vorm van één en of twee stages (afhankelijk van het gegeven of de student tijdens de studie een passende baan gevonden heeft). Het driejarige traject wordt dan maximaal met een jaar verlengd tot vier jaar. Het panel heeft vastgesteld dat een adequate cijfermatige onderbouwing van de stelling dat dit proces in alle opzichten goed beheerst wordt, nog ontbreekt. De ontwikkeling van de beroepsvaardigheden geschiedt onder andere door praktijkstages, casestudies, workshops, projectonderwijs. In het nieuwe curriculum tonen studenten bij het afstuderen middels hun portfolio aan over de benodigde beroepsvaardigheden beschikken. Facet 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma Voldoende Criteria: - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. De relatie doelstellingen en inhoud van het programma wordt als voldoende beoordeeld. Dit oordeel wordt als volgt gemotiveerd: De opleiding maakt in de competentiematrix zichtbaar hoe het programma de eindkwalificaties, qua niveau en domeinspecifieke eisen concretiseert. Voltijd- en deeltijdprogramma zijn inhoudelijk grotendeels aan elkaar gelijk. Het panel heeft vastgesteld dat deze matrix zowel bij studenten als docenten bekend is. In het basisprogramma staan tien themablokken centraal. In de Themamap, die zoals het panel vaststelde - volgens een vast stramien opgebouwd is, worden de doelstellingen (kerncompetenties en deelcompetenties) in concrete leerdoelen aangegeven. Naast de tien themablokken omvat het programma 2 blokken praktijk (managementstage in het derde jaar), twee keuzeblokken en een afstudeerfase/traject (in het vierde jaar). Wat betreft de algemene beroepscompetenties - zoals communicatieve vaardigheden en managementvaardigheden - werkt de opleiding nog aan een 21

blokoverstijgende niveauaanduiding en opbouw. Zij slaagt er - door middel van het persoonlijk ontwikkelingsplan, het portfolio en de invoering van studieloopbaanbegeleiding (zie ook facet 4.2) - steeds beter in, studenten zichtbaar te laten maken in hoeverre zij de beoogde eindkwalificaties realiseren. Dit wordt bevestigd door de studenten en de leden van de WAC met wie het panel gesproken heeft. Het afstudeertraject is onlangs uitgebreid met een onderzoeksopdracht. Dit mede naar aanleiding van de kritiek die de WAC twee jaar geleden op het toenmalige afstudeertraject heeft geuit. Het afstudeeronderzoek, dat aan specifieke voorwaarden dient te voldoen en beschreven is in de Handleiding Afstudeerstage en Checklist Afstudeeropdracht, wordt afgesloten met een eindexamengesprek waarbij ook vertegenwoordigers van het werkveld aanwezig zijn. Facet 2.3 Samenhang in het opleidingsprogramma Voldoende Criterium: - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. De samenhang in het programma wordt als voldoende beoordeeld. Dit oordeel wordt als volgt gemotiveerd: De opleiding beoogt een samenhangend curriculum aan te bieden verdeeld in tien themablokken die elk aan de ontwikkeling van de kerncompetenties gerelateerd zijn. De student moet door de studie heen op een steeds hoger niveau presteren. Het panel heeft vastgesteld dat in de competentiematrix de samenhang in het programma middels de niveauaanduidingen goed zichtbaar wordt gemaakt. In de Themamappen wordt de relatie van het themablok met andere themablokken en onderwijseenheden geëxpliciteerd. Binnen de themablokken vormt een project met een integrale projectopdracht de rode draad. De projectopdrachten borgen de samenhang tussen theorie en praktijk en de noodzakelijke integratie daarvan. De curriculumcommissie van de opleiding bewaakt de samenhang binnen de opleiding. In de SSA-enquête 2003 geeft 68% van de studenten aan dat er in het programma voldoende samenhang is tussen de studieonderdelen. Facet 2.4 Studielast Voldoende Criterium: - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. 22

Het programma wordt als voldoende studeerbaar beoordeeld. Dit oordeel wordt als volgt gemotiveerd: Om het regelmatig studeren te bevorderen heeft de opleiding bij de ontwikkeling van het nieuwe curriculum gekozen voor een systeem van samenhangende themablokken. De opleiding heeft in elke Themamap duidelijk beschreven wat de kernopgave van het blok is en aan welke kerncompetentie gewerkt wordt. Ook wordt de werkwijze, de weekplanning, de literatuur en de wijze waarop het blok getoetst en beoordeeld gaat worden helder uiteengezet. De studeerbaarheid wordt vergroot door niet alleen aan het eind van het blok te toetsen maar studenten ook tussentijds producten aan te laten leveren. Mede op basis van het gesprek met de studenten heeft het panel vastgesteld dat deze aanpak succesvol is. Alle blokken worden twee maal per jaar aangeboden; dit geeft studenten de kans de planning efficiënter in te richten; wanneer een blok niet op het geplande moment gevolgd of afgerond kan worden leidt dat tot minder vertraging. De studenten met wie het panel gesproken heeft, geven aan dat de programmaonderdelen goed te doen zijn in de tijd die er voor staat. Uit de SSA-enquête 2003 blijkt - zoals ook aangegeven bij facet 2.1 - dat de studenten tevreden tot zeer tevreden over het schriftelijke studiemateriaal zijn. De opleiding slaagt er op individueel niveau in voldoende mate in - door middel van de studievoortganggesprekken en POP s - de factoren die de studievoortgang belemmeren in een vroeg stadium te signaleren. Kanttekening: De opleiding heeft - op basis van de studievoortgangregistratie - nog geen analyse uitgevoerd op de vraag in hoeverre er voor bepaalde groepen studenten (mbo, havo, vwo of overigen) al dan niet structureel belemmerende factoren in het studieprogramma optreden. De opleiding geeft aan dat de Dienst Innovatie en Onderzoek en de Dienst Studentenadministratie van de hogeschool zich hierover buigen en met een voorstel komen hoe opleidingen hun studievoortgangsgegevens nader kunnen analyseren. Studenten en afgestudeerden met wie het panel gesproken heeft noemen bedrijfseconomie en marketing als notoire struikelvakken. De opleiding geeft aan dat de betreffende onderdelen belangrijke inhoudelijke componenten van de FM-opleiding zijn, en ziet het feit dat studenten de modulen als moeilijk ervaren deels ook als onderdeel van de selecterende functie van de propedeuse. Facet 2.5 Instroom Voldoende Criterium: - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. 23

De aansluiting van het programma op de instroom wordt als voldoende beoordeeld. Dit oordeel wordt als volgt gemotiveerd: De toelatingscommissie onder verantwoordelijkheid van de examencommissie beoordeelt of de student aan de instapvoorwaarden voldoet. Met de studenten die de deeltijdopleiding willen volgen voert de toelatingscommissie standaard een beoordelend en toetsend gesprek. Hierin wordt naast de vooropleiding (minimaal mbo-niveau) ook naar de motivatie en de aard en het niveau van de werkzaamheden gekeken. Studenten met mbo-fd als vooropleiding volgen een verkorte studieroute van drie jaar. Studenten met vwo of MHS als vooropleiding kunnen kiezen voor een versneld (driejarig) onderwijsprogramma. Binnen de opleiding worden in het kader van het Project MBO-HBO gewerkt aan het ontwikkelen van trajecten voor mbo ers om de aansluiting te verbeteren en rendementen te verhogen. De examencommissie FM evalueert expliciet de studievoortgang van de studenten aan wie vrijstellingen worden verleend. Vervolgens overlegt zij met de docenten over de juistheid van de verleende vrijstellingen. De opleiding hanteert de landelijk door het LOOFD vastgestelde vooropleidingseisen. De Faculteit Economie biedt een deficiëntiecursus Elementaire Economie met een afsluitende toets aan om eventuele deficiënties op te heffen. Uit de SSA-enquête 2003 blijkt dat 77% van de bevraagde studenten van mening is dat de opleiding goed aansluit op de vooropleiding. Facet 2.6 Duur Goed Criterium: - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. De studieduur wordt als goed beoordeeld. Dit oordeel wordt als volgt gemotiveerd: De opleiding voldoet aan de formele eis voor de omvang van het curriculum van de hbo-bachelor: 240 credits. De verdeling van deze credits over de leerjaren staat beschreven in Examenregeling voor de propedeutische fase en post-propedeutische fase in de Studiegids FM 2003-2004. In deze studiegids is ook de verdeling van de credits over de verschillende programmaonderdelen terug te vinden. Facet 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud Voldoende Criteria: - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. 24

De afstemming tussen vormgeving en inhoud wordt als voldoende beoordeeld. Dit oordeel wordt als volgt gemotiveerd: De opleiding geeft de afstemming tussen vorm en inhoud gestalte met haar didactisch concept dat zij omschrijft als projectgecentreerd en competentiegericht. Het panel oordeelt dat dit didactisch concept in lijn is met de beoogde eindkwalificaties. Zij heeft vastgesteld dat de opleiding in het basisprogramma van haar nieuwe curriculum tien themablokken centraal heeft geplaatst. In elk themablok staan één of meer integrale opdrachten centraal die studenten zelfstandig en in groepsverband uitwerken. Zelfsturing, het formuleren van eigen leerbehoeften en in aansluiting daarbij informatie verzamelen zijn belangrijke elementen in het concept. Het panel constateert dat de opleiding hiermee zowel aansluit bij de generieke kernkwalificaties van een beginnend beroepsbeoefenaar op hbo-niveau, als bij de domeinspecifieke eisen die aan facility managers worden gesteld. Zij werken grotendeels projectmatig en in teamverband. Een belangrijk uitgangspunt in het nieuwe curriculum is dat de opdrachten ontleend zijn aan de beroepspraktijk. De studenten in het deeltijdonderwijs werken volgens het action learning principe. Zij brengen opdrachten vanuit hun beroepspraktijk in de opleiding. De opdrachten voor het voltijdonderwijs worden waar mogelijk in samenspraak met de leden van de WAC ontwikkeld. Studenten worden zo, naar de mening van het panel, op een adequate en activerende wijze geconfronteerd met de taken van een beginnend beroepsbeoefenaar. Het panel stelt vast dat docenten, studenten, afgestudeerden zich positief uitlaten over de gehanteerde werkvormen, het portfolio, de persoonlijke ontwikkelingsplannen en HELO (Hanze Elektronische Leeromgeving). Facet 2.8 Beoordeling en toetsing Voldoende Criterium: - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. De beoordeling en toetsing worden als voldoende beoordeeld. Dit oordeel wordt als volgt gemotiveerd: De opleiding maakt gebruik van verschillende toetsvormen: vaardigheidstoetsen, mondelinge en schriftelijke tentamens. Daarnaast hanteert zij criteria waaraan professionele producten en professioneel gedrag dienen te voldoen. Sinds de invoering van het nieuwe curriculum ligt het accent met name op de productie van professionele producten om het bereikte competentieniveau vast te stellen. Studenten krijgen integratieve opdrachten die moeten leiden tot een projectverslag, een onderzoeksverslag, een bedrijfspresentatie, een beleidstekst of een (beleids)presentatie. Alle toetsen worden in de onderwijsteams ontwikkeld. De beoordelingscriteria en de wijze van beoordeling worden in de onderwijsteams afgesproken. Ook bij de afname zijn steeds meerdere docenten betrokken. 25

De opleiding is zich bewust van de problemen bij de beoordeling van groepsprojecten en bezint zich op maatregelen. Dit aspect is door het panel met vrijwel alle geledingen tijdens het bezoek besproken. Om ongewenst meeliftgedrag te voorkomen kan studenten - ongeacht hun getoonde inzet en onvoorbereid - gevraagd worden hun bevindingen nader toe te lichten. Op deze manier nodigt de opleiding alle bij het verslag betrokken studenten uit inhoudelijk verantwoordelijkheid te nemen voor de inhoud van het product. Studenten met wie de commissie gesproken heeft, hebben deze aanpak bevestigd. Het panel heeft vastgesteld dat er aldus voldoende aandacht is voor de validiteit van de beoordeling van individuele prestaties. Dit is ook het geval als de prestaties collectief worden geleverd. Studenten moeten door middel van hun portfolio duidelijk kunnen aantonen een bepaald niveau bereikt te hebben. Hierdoor zijn zij genoodzaakt zelf een actievere rol te spelen in het vergaren van de benodigde kennis. In coachingsgesprekken - in het kader van de studieloopbaanbegeleiding - worden de individuele vorderingen van de student besproken. De opleiding is hier nog maar sinds kort mee gestart. Het panel vindt het nog te vroeg om de resultaten hiervan op waarde te kunnen schatten. Uit de SSA-enquête 2003 blijkt dat 82% van de bevraagde studenten van mening is dat de toetsen goed aansluiten op de bestudeerde stof. 61% is het eens met de stelling: ik krijg bij opdrachten duidelijke feedback van docenten. Kanttekening: Bij groepsprojecten krijgt het verschil tussen het bereiken van inhoudelijke doelen (kennis) en procesmatige doelen en de consequentie daarvan voor de beoordeling naar de mening van het panel thans nog onvoldoende aandacht. Het gaat hier met name om de beoordeling van algemene beroepscompetenties zoals communicatieve vaardigheden en managementvaardigheden (zie ook facet 2.2 en facet 4.2.). Deze competenties zijn nog niet expliciet ontwikkelbaar - in niveaus - in het curriculum aangegeven. Dit maakt de beoordeling op dit punt nog enigszins ondoorzichtig. Onderwerp 3 INZET VAN PERSONEEL Facet 3.1 Eisen hbo Voldoende Criterium: - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. De verbinding die het personeel tussen opleiding en beroepspraktijk legt, wordt als voldoende beoordeeld. Dit oordeel wordt als volgt gemotiveerd: De opleiding geeft uitvoering aan het P&O-beleid van de Hanzehogeschool. Leidend daarin zijn begrippen als flexibilisering, lerende organisatie, marktgerichtheid, mobiliteit en employability. Het college van bestuur heeft het panel bevestigd dat het hierbij niet om vrijblijvend beleid gaat, maar dat zij er op toe ziet dat de faculteiten hier 26

daadwerkelijk uitvoering aan geven middels de managementcontracten waarin meetbare streefdoelen opgenomen zijn. Bij vacaturevervulling geeft de opleiding de voorkeur aan allround facility-managers en/of docenten met recente werkveld- en/of onderwijservaring. Op basis van dit uitgangspunt zijn in het afgelopen studiejaar acht vacatures vervuld. Het panel heeft vastgesteld dat de werkveldadviescommissie een belangrijke verbindende schakel tussen de opleiding en de praktijk is. Leden van de WAC treden regelmatig - naast andere vertegenwoordigers van het werkveld - op als gastdocent. Een aantal van hen is tevens toegevoegd aan een van de vijf onderwijsteams waarin zij een inhoudelijke bijdrage aan de ontwikkeling van een themablok leveren. De deeltijdstudenten brengen - via het action learning principe - praktijksituaties in. Docenten worden hier via hun begeleidende rol actief bij betrokken. Docenten geven zowel les aan de voltijd als aan de deeltijd zodat er kruisbestuiving plaats vindt. Alle docenten begeleiden studenten in de derde en vierdejaars stages. Daarnaast onderhouden zij contacten met het werkveld door lidmaatschappen van beroepsverenigingen en congresbezoek. Facet 3.2 Kwantiteit personeel Voldoende Criterium: - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. De kwantiteit van het personeel wordt als voldoende beoordeeld. Dit oordeel wordt als volgt gemotiveerd: Op peildatum 1 oktober 2003 had de afdeling 46 personeelsleden in vaste dienst of in tijdelijke dienst met uitzicht op vast (39,3 fte); daarnaast beschikt de afdeling over flexibele formatie. Het totale personeelsbestand in studiejaar 2003-2004 bedraagt 42,7 fte en er staan 903 studenten ingeschreven, waarvan 802 bekostigde FM studenten. Daarvan volgen 644 studenten de voltijd en 106 studenten de deeltijdopleiding. In het studiejaar 2003-2004 bedraagt de student/docentratio 1/24,6. Uit het Onderzoek Waardering Personeel (oktober 2003) blijkt dat 37% van de personeelsleden de werkdruk op de afdeling FM als hoog ervaart. Docenten vertellen in het gesprek met het panel dat het hierbij met name om piekbelasting gaat. Om hier beter mee om te kunnen gaan zijn de onderwijsteams autonoom in de verdeling van de hun toebedeelde hoeveelheid uren geworden. Docenten maken onderling afspraken over de verdeling van de werkdruk. Het ziekteverzuim is met name bij het onderwijsondersteunend personeel hoog geweest maar in de loop van 2003 gedaald naar 5,29%. Om tot een evenwichtige leeftijdsopbouw te komen is verjonging van het personeelsbestand een speerpunt in het FM jaarplan 2003-2004. De gemiddelde leeftijd van de nieuwe tijdelijke docenten ligt aanzienlijk lager dan die van de vaste personeelsformatie. De afdeling FM is grijzer dan andere afdelingen van de faculteit. 27

Er zijn op het moment van visitatie geen openstaande vacatures. Een kernbegrip in het P&O beleid van de Hanzehogeschool is flexibilisering. De flexibele formatie dient tenminste 5% te zijn, maar mag niet meer dan 15% van de totale fte s bedragen. Vacatures worden daarom ingevuld op tijdelijke basis. Op 1 oktober 2003 betrof het ongeveer 10 personen die samen bij benadering voor 5,5 fte in dienst waren. Dit betekent dat de opleiding op dat moment een flexibele formatie had van ruim 12%. Facet 3.3 Kwaliteit personeel Voldoende Criterium: - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. De kwaliteit van het personeel wordt als voldoende beoordeeld. Dit wordt als volgt gemotiveerd: Uit het Onderzoek Waardering Personeel (oktober 2003) blijkt dat 82% van de ondervraagden zich onderwijskundig voldoende gekwalificeerd acht. De Hanzehogeschool heeft een helder algemeen competentieprofiel voor onderwijsgevenden vastgesteld. Dit competentieprofiel beschrijft de eisen die zij aan hogeschooldocenten stelt. De opleiding maakt hier gebruik van bij het aannemen van nieuwe docenten. In het afgelopen studiejaar zijn acht vacatures ingevuld door docenten afkomstig uit het werkveld of met werkervaring in FM gerelateerde vakgebieden. Het panel oordeelt positief over het feit dat het management onderkent dat de curriculumvernieuwing andere competenties van docenten vraagt. In dit kader heeft het management een periodieke competentieschouw uitgevoerd. Hieronder verstaat zij een inventarisatie van bij personeelsleden aanwezige specifieke kennis, ervaring en interesses. De volgende stap is om op basis van een persoonlijk ontwikkelingsplan eventuele hiaten in competenties aan te vullen. De opleiding denkt daarbij met name aan scholingstrajecten noodzakelijk voor de invulling van de nieuwe rollen van docenten als instructeur, coach en begeleider. Binnen de afdeling is een uitgebreid plan voor competentieontwikkeling en stimulering van de kwaliteit van de medewerkers opgesteld: het Meerjarenpersoneelsplan FM. In gesprek met het opleidingsmanagement, de faculteitsdirectie en het lid van het college van bestuur heeft het panel vastgesteld dat de ambities hoog zijn. Het panel acht het echter nog te vroeg om te oordelen over de effecten van het nieuwe beleid. Vier keer per jaar organiseert de opleiding studiedagen rond actuele thema s. Op de studiedag gehouden in januari 2004 is competentiegericht toetsen aan de orde geweest. De docenten zijn de afgelopen twee jaar geschoold in het gebruik van Blackboard. Het panel heeft vastgesteld dat docenten en studenten intensief gebruik van de elektronische leeromgeving maken. Uit het Onderzoek Waardering Personeel (oktober 2003) blijkt dat de medewerkers van de afdeling FM slechts matig tevreden zijn over het scholings- en mobiliteitsbeleid. De 28