Dit tentamen telt 8 vragen waarvoor 100 punten kunnen worden behaald Kies bij de vragen 1 t/m 3 het juiste antwoord Vraag 1 (5 punten) Hieronder volgen twee stellingen over typen problemen. Ze gaan over de tembaarheid van beleidsproblemen, d.w.z. de mogelijkheid deze problemen eenduidig te definiëren en een oplossing te vinden. I. Als een probleem verklaarbaar is, is het altijd tembaar. II. De overeenkomst tussen ethische problemen en politieke problemen is het bestaan van waardendiversiteit. a) Beide stellingen zijn juist. b) Alleen stelling I is juist. c) Alleen stelling II is juist. d) Beide stellingen zijn onjuist. Vraag 2 (5 punten) Het leggen van causale relaties is onderdeel van: a) Het opstellen van een doel-middelendiagram. b) Bemiddeling in conflicten tijdens beleidsvorming. c) Het uitdenken van een beleid als plan. d) De programmering van beleid. Vraag 3 (5 punten) Stel, buro Berengoed voor civieltechnisch managementadvies werkt in opdracht van de Provincie Groningen aan een oplossing voor het fileprobleem op de N360. Binnen het adviesteam van buro Berengoed blijkt echter verdeeldheid te bestaan over welke oplossing moet worden aanbevolen. Er wordt namelijk verschillend gedacht over de ethische aanvaardbaarheid van de meest besproken oplossingsalternatieven. Het adviesteam besluit hierover te stemmen. Welke typen van rationaliteit zijn hier achtereenvolgens aan de orde? Kies het juiste antwoord: a) Doelrationaliteit en waardenrationaliteit. b) Waardenrationaliteit en procedurele rationaliteit. c) Procedurele rationaliteit en doelrationaliteit. d) Analytische rationaliteit en doelrationaliteit. 1
Vraag 4 (16 punten) Geef bij elk van de volgende uitspraken aan of deze juist of onjuist is: a) Kennis in beleid kan ook sociaal-wetenschappelijk van aard zijn. b) Het stromenmodel betreft de implementatie van beleid. c) Satisficing is een strategie om met beperkte rationaliteit om te gaan. d) Een argumentatie-model is nuttig bij analyse van beleid, niet bij ontwerp. e) Formatieve evaluatie gaat vooraf aan de uitvoering van beleid. f) Positieve prikkels zijn als instrument alleen nuttig bij economisch beleid. g) Een maximumsnelheid van 160 km/uur is een beperkend instrument. h) Bij het organisatie-procesmodel gaat het om groepsdunk. Vraag 5 (9 punten) Als het rekeningrijden wel breed wordt geïntroduceerd en de uitvoering van dit beleid verloopt succesvol, is het dan mogelijk dat het tochj niet de gewenste effecten heeft? Licht het antwoord toe. Vraag 6 (20 punten) a) Beschrijf beknopt de elementen van het IGOP-perspectief. Doe dit aan de hand van wat je weet over de besluitvorming over de mond- en klauwzeerproblematiek. Hierbij mag je zelf aannames doen over de wijze waarop deze besluitvorming heeft plaatsgevonden (vul dus je eigen kennis hiervan aan; voor alle duideljkheid: de beoordeling van deze vraag hangt niet af van je feitenkennis over de MKZ-crisis, maar van de kwaliteit van de beschrijving van het IGOP-perspectief). (16 punten) 2
b) Gaat het bij de elementen van dit perspectief om rivaliserende theorieën? Motiveer het antwoord. (4 punten) Vraag 7 (20 punten) Lees onderstaand artikel uit De Volkskrant en geef bij de begrippen onder a t/m e aan of, en zo ja, waar, een voorbeeld staat genoemd. (4 punten per begrip). 3
(vervolg vraag 7) Dus zo: implementatie ja: Kabinet vreest hoge kosten rekeningrijden. Doe dit op dezelfde wijze voor de volgende begrippen (dus: citeer steeds de hele desbetreffende passage in het artikel!): a) beleidsvorming als uitdenken b) groepsdruk c) politiek bekrachtigd plan d) policy window e) negatieve prikkel Vraag 8 (20 punten) Onderstaand tekstfragment komt uit de Structuurnota Verkeer uit 1989 (Ministerie van V&W). Maak hiervan een doelboom. Let op het onderscheid in het stuk tussen rekeningrijden (betalen per afgelegde kilometer) en electronische tol (betalen per gebruik van de weg). Vanaf medio 1994 zal het nodig zijn additionele middelen te genereren voor de investeringen in de infrastructuur. Tegelijk is het nodig de automobiliteit verder terug te dringen, vooral in de spitstijden in de Randstad. Het moet daarbij echter wel gaan om een instrument dat niet valt onder de collectieve lastendruk. Gezien de huidige weerstanden tegen het rekeningrijden kiest het Kabinet voorshands voor invoering medio 1994 van fysieke tol, zo mogelijk gecombineerd met electronisch tol op een aantal toegangswegen en infrastructurele werken (tunnels) rond de Randstad. Eerdere invoering is niet mogelijk wegens de noodzakelijke planologische en wetgevende trajecten die moeten worden afgelegd. Het Kabinet constateert overigens dat de toename van de behoefte aan middelen vanaf 1994 voor een belangrijk deel wordt veroorzaakt door ( ) de start van de bouw van TGV-Zuid en de Betuwelijn. Gelet op het voorgaande wordt dus voorgesteld: 4
Een eenmalige verhoging van de benzine-accijns per 1 november 1990 van 8 ct. (incl. BTW). Zo snel als wettelijk en organisatorisch mogelijk is invoering van fysieke en electronische tol op een aantal toegangswegen tot de Randstad (incl. tunnels). Indien dit niet tijdig kan, wordt als tussenoplossing gekozen voor een gedifferentieerde Motor- Rijtuigen-Belasting. (Dit) zijn voorwaarden voor het beoogde tempo waarmee de eerdergenoemde investeringen kunnen worden uitgevoerd. Verder onderzoek naar een aantal technische componenten van het systeem van rekeningrijden samen met enkele andere EG-landen (een concreet verzoek van Franse tolmaatschappijen ligt voor), dit in verband met de verdere ontwikkeling van electronische tol (niet rekeningrijden). (teken hieronder de doelboom) 5
Einde van het tentamen 6