Leerbanen: kansen voor jongeren, investering voor werkgevers



Vergelijkbare documenten
Vakantiewerkonderzoek 2014 FNV Jong

Inventarisatie medewerkers met een arbeidsbeperking in openbare bibliotheken

Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 2014

Opzet en uitvoering onderzoek 'Motie Straus'

Uitkomsten BPV Monitor 2017

Werkend leren in de jeugdhulpverlening

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015

Uitkomsten BPV Monitor 2016

Resultaten Conjunctuurenquete 2014

M Scholing in het MKB. Waarom, hoe gevonden en bekostigd en wat knelt er? drs. W.D.M. van der Valk

Inleiding. In deze rapportage staan de belangrijkste uitkomsten uit de landelijke BPV Monitor 2018.

Onderzoek Passend Onderwijs

Openingstijden Stadswinkels 2008

BPV-monitor vragenlijst praktijkopleiders leerbedrijven [definitief]

KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK SCHOONMAAKDIENST GEMEENTE HAREN

M Vrouwen aan de start. Een vergelijking tussen vrouwelijke en mannelijke starters en hun bedrijven. drs. A. Bruins drs. D.

Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015

Dip in aantal bedrijven dat aan bewegingsstimulering doet.

Life event: Een nieuwe baan

WERKNEMERS EN ARBEIDSONGESCHIKTHEID

Vakantiewerk onderzoek 2015 FNV Jong. Hans de Jong & Leon Pouwels Juni 2015

MENSENRECHTEN & BEDRIJFSLEVEN. ICCO Onderzoek 2015

Erkend leerbedrijf. dáár wordt het vak geleerd. horeca bakkerij reizen recreatie facilitaire dienstverlening

Bijlage. Behoeftepeilingen Haven- en Transportdagen Maasbracht en Nijmegen

A.J.E. de Veer, R. Verkaik & A.L. Francke. Stagiairs soms slecht voorbereid op praktijk. Zorgverleners over de aansluiting

Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2012 Wmo-hulpmiddelen onder de loep. Gemeente Ubbergen Juni 2013

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017

Onderzoek Inwonerspanel: Maatschappelijke stage (MAS)

Samenvatting uit het Tevredenheidsonderzoek 2012 / 2013

OOM Marktmonitor 2001

Werken aan morgen We gaan langer doorwerken, maar willen en kunnen we dat wel?

Hoge werktevredenheid geen garantie voor doorwerken tot pensioen

Erratum Jaarboek onderwijs 2008

Onderzoek Alumni Bètatechniek

HR & Participatie

Huidig economisch klimaat

Onderzoek: Studiekeuze

6.1 De Net Promoter Score voor de Publieke Sector

Arbeidsmarkt Noord. Onderzoek onder de ondernemers van het Digitaal Panel Noord. Oudezijds Voorburgwal 300 Postbus 658

Meting tevredenheid werkgevers AANSLUITING MBO-ARBEIDSMARKT [ ]

M Mix and Match. Het gebruik van digitale media in het MKB. drs. R van der Poel

Onderzoek Zondagopenstelling Gemeente Borger-Odoorn

Zzp ers in de provincie Utrecht Onderzoek naar een groeiende beroepsgroep

Gemeente Nederweert. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 30 juni 2017

Het Nationale Stage Onderzoek 2012

Evaluatie hinder bij wegwerkzaamheden

Uw bedrijf een leerbedrijf?

Personeel op peil. Onderzoek naar de positie van mkb-werknemers

Marktonderzoek naar de markt van personeelsplanningssystemen, tijdregistratiesystemen en urenverantwoordingssystemen.

INFORMATIEVOORZIENING URENAFTREK DOOR ZELFSTANDIGEN VANUIT WW

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017

Grafiek 26.1a Het vóórkomen van verschillende vormen van discriminatie in Leiden volgens Leidenaren, in procenten 50% 18% 19% 17% 29%

Werving van kandidaten met een afstand tot de arbeidsmarkt UITKOMSTEN ENQUÊTE

LelyStadsGeluiden. De mening van de jongeren gepeild. School en werk 2007

KOOPZONDAGEN De mening van burgers en ondernemers

Meting economisch klimaat, november 2013

ENERGIE ENQUÊTE VOORJAAR 2012

FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE. Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek mei 2016

Samenstellers: J.P. van Spronsen G. Verschoor L. Rietveld N. Timmermans E. Termote HORECA PERSONEELSONDERZOEK 2006

Tabellenboek 'Bekendheid van verzekerden met de polisvoorwaarden en de inhoud van de zorgverzekering

Vakantiewerk onderzoek 2016 FNV Jong. Hans de Jong & Anouk Vermeulen Juni/juli 2016

Regelgeving Horeca Maastricht 2005

Werktijden van de werkzame beroepsbevolking

Vakantiewerk onderzoek 2017 FNV Jong. Hans de Jong & Robin Koenen Juni 2017

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs.

PMLF Arbeidsmarktmonitor. Jeugdwerkloosheid Met speciale aandacht voor de leeftijdsgroep tot 27 jaar

Duurzame ontwikkeling

Meer Lauwe on Light?

Rapport Onderzoek Evenementenbeleid Kampen 2015

Vraag naar Arbeid 2015

Evaluatie Back to Basics: De Nieuwe Koers

Zorgbarometer 7: Flexwerkers

Ondernemingspeiling Foto: Jan van der Ploeg

M Vooral anders. De kwaliteit van het personeel van de toekomst. Frans Pleijster

Resultaten 3e peiling Provinciale Statenverkiezingen februari 2011

Inkoopgedrag van het MKB in geliberaliseerde markten

ONDERZOEK LANGDURIG ZIEKTEVERZUIM Onder werkgevers klein MKB (2 tot 20 werknemers)

ONDERZOEKSRAPPORT CONTENT MARKETING EEN ONDERZOEK NAAR DE BEHOEFTE VAN HET MKB IN REGIO TWENTE AAN HET TOEPASSEN VAN CONTENT MARKETING

Onderzoek Passend Onderwijs

Monitor naleving rookvrije werkplek 2006

Monitor Volwaardige Arbeidsrelaties

Vakantiewerk onderzoek 2018 FNV Jong. Hans de Jong & Marieke Kooiman Juli 2018

Peiling Flexibel werken in de techniek 2015

De kwaliteit van educatieve activiteiten meten. Universiteitsmuseum Utrecht

ERVARINGEN VAN INSTELLINGEN NA EEN JAAR DECENTRALISATIE

Enquête SJBN

Re-integratie door Keerpunt. Effectiviteit bij het voorkomen van WGA-instroom en ervaringen van werkgevers

Opzet van het onderzoek. A.1 Achtergrond van het AVP. A.2 Beoogde onderzoekspopulatie

Wijkbezoeken. persoonlijke contacten persoonlijke meningen

rapportage Producentenvertrouwen kwartaal 1. Deze resultaten zijn tevens gepubliceerd in de tussenrapportage economische barometer (5 juni 2002)

Onderzoek burgerinitiatief. Tevredenheid van indieners

Nationaal Stage Onderzoek Studenten 2013

Schoolverlaters uit het Beroepsonderwijs

Hondenvoorzieningen in t Hout, Binnenstad en Helmond-Oost

Samenvatting Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor. Metropoolregio Amsterdam. Oktober amsterdam economic board

Onderzoek naar de restauratiebehoefte bij eigenaren van gemeentelijke monumenten

Klantonderzoek: de laatste inzichten!

ALPHENPANEL OVER ZONDAGSOPENSTELLING

Rapportage tevredenheidsonderzoek onder BPV-bedrijven/instellingen van ROC Friese Poort 2015

1. Inleiding Methode van onderzoek Responsverantwoording Leeswijzer 2

Transcriptie:

Leerbanen: kansen voor jongeren, investering voor werkgevers Onderzoek naar motieven en ervaringen van werkgevers Eindrapport Een onderzoek in opdracht van de Taskforce Jeugdwerkloosheid Patricia van Echtelt Mechelien van der Aalst B3125 Leiden, 10 augustus 2006

Voorwoord Erkende leerbedrijven: een wereld te winnen. In de aanpak van de jeugdwerkloosheid en de jacht op leerbanen het fundament onder het 2 e Kans Beroepsonderwijs spelen werkgevers een belangrijke rol. Werkgevers kunnen besluiten om een zogenoemd leerbedrijf te zijn. Dat houdt in dat ze gekwalificeerd zijn om jongeren via stages of leerbanen aan de combinatie van een MBO-opleiding en werkervaring te helpen. Hoe kijken werkgevers die erkend leerbedrijf zijn tegen leerbanen aan en hoe zit dat met bedrijven die geen erkend leerbedrijf zijn? Hebben leerbanen toegevoegde waarde voor werkgevers? Zijn ze bereid jongeren op een leerbaan aan te nemen, en helpen financiële en fiscale maatregelen hen daarbij? Deze en andere vragen hebben wij gesteld in het werkgeversonderzoek waarvan de uitkomsten voor u liggen. Uit het onderzoek blijkt dat er een groot potentieel is aan leerbedrijven. Er zijn eigenlijk veel meer leerbanen beschikbaar dan we vaak hebben gedacht. Dat is mooi, vooral omdat we dit nodig hebben bij de aanpak van de structurele werkloosheid, waarvoor we nu het project 2 e Kans Beroepsonderwijs hebben opgestart. Maar tegelijkertijd wijst het onderzoek uit dat een deel van de erkende leerbedrijven nooit wordt gevraagd jongeren te plaatsen. Bovendien ziet een groot aantal niet-erkende bedrijven wel de voordelen van erkenning als leerbedrijf, maar weten ze niet wat een leerbaan inhoudt en ook niet tot wie ze zich moeten richten om leerbedrijf te worden. Daar is nog een wereld te winnen! Want de erkende leerbedrijven zijn er trots op leerbedrijf te zijn. Ze willen jongeren een kans bieden en zien leerbanen als een als een uitstekende manier om personeel te werven. Wat is er mooier dan via een leerbaan in je eigen kweek te voorzien en te zien of de jongens en meiden die je opleidt ook geschikt zijn om na hun opleiding door te stromen binnen je bedrijf. De vrees dat erkenning een hoop rompslomp met zich meebrengt is niet gegrond. De Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven kunnen in twee weken tijd een erkenning regelen. Met die erkenning krijgen de praktijkleermeesters binnen het bedrijf ook ondersteuning van opleidingsadviseurs die hen met tips en adviezen ter zijde staan over de aanpak en opleiding van jongeren binnen het bedrijf. Bedrijven hoeven ook niet meer uit te zoeken bij welk kenniscentrum ze een erkenning moeten aanvragen. Er is nu één Servicepunt Kenniscentra (telefoonnummer 088 5378288) en één website (www.stagemarkt.nl) waar werkgevers terecht kunnen met al hun vragen over erkenning als leerbedrijf. Ik roep alle werkgevers die nog geen erkend leerbedrijf zijn op telefoonnummer en website te gebruiken en zich aan te melden voor erkenning. Jongeren èn bedrijven winnen er mee! Hans de Boer Voorzitter Taskforce Jeugdwerkloosheid 3

4

Inhoudsopgave Samenvatting 7 1 Inleiding 11 1.1 Achtergrond en vraagstelling 11 1.2 Onderzoeksopzet 12 1.3 Leeswijzer 13 2 Achtergronden van leerbedrijven en niet-leerbedrijven 15 2.1 Aantal leerbedrijven en hun kenmerken 15 2.2 Hoe worden bedrijven benaderd voor een leerbaan 17 3 Motieven en ervaringen van leerbedrijven 21 3.1 Motieven om leerbedrijf te worden 21 3.2 Accreditatie 22 3.3 Begeleiding van jongeren 23 3.4 Opbrengsten voor het bedrijf 25 3.5 Toekomstverwachtingen 29 4 Motieven en ervaringen van bedrijven zonder leerbanen 31 4.1 Kennis van leerbanen 31 4.2 Verwachtingen ten aanzien van leerbanen 32 4.3 Motieven om geen jongeren in dienst te nemen 34 5 Voorwaarden voor meer leerbanen in de toekomst 37 5.1 Voorwaarden om wel jongeren in dienst te nemen 37 5.2 Maatregelen voor meer leerbanen 38 Bijlage 1 Achtergrondkenmerken van bedrijven 41 Bijlage 2 Steekproef en respons 43 5

6

Samenvatting Een belangrijke taak van de Taskforce Jeugdwerkloosheid is zoveel mogelijk leerbanen te realiseren. In een leerbaan kunnen jongeren werkervaring opdoen. Ze worden daarmee in de gelegenheid gesteld om een startkwalificatie te behalen. Bij een leerbaan in het kader van de Beroepsbegeleidende leerweg (BBL-plek) werken jongeren doorgaans vier dagen in de week bij een werkgever en gaan ze één dag in de week naar school. Voorheen heette dit het leerlingwezen. Om extra leerbanen te creëren is het van belang werkgevers hiertoe op de juiste manier te stimuleren. Hiervoor is meer inzicht nodig in de motieven van werkgevers om wel of geen leerbanen voor jongeren te realiseren. Welke motieven hebben bedrijven om leerbedrijf te worden en wat zijn hun ervaringen met jongeren op een BBL-plek? En zijn er aanknopingspunten om bedrijven die geen jongeren op een BBL-plek in dienst hebben over te halen dit wel te doen? Om antwoord te krijgen op deze vragen is een telefonische enquête gehouden onder Nederlandse bedrijven. Daarbij zijn zowel erkende leerbedrijven als bedrijven die geen erkend leerbedrijf zijn ondervraagd. In totaal hebben 605 werkgevers aan het onderzoek meegewerkt. Hieronder leest u de belangrijkste bevindingen. Aantal leerbedrijven met en zonder jongeren Nog groot aantal bedrijven te winnen voor leerbanen Een kwart van de bedrijven is naar eigen zeggen een actief leerbedrijf (geaccrediteerd en in de afgelopen twee jaar ook een jongere in dienst gehad). 13 Procent van de bedrijven is een passief leerbedrijf (wel geaccrediteerd, geen jongeren). 62 Procent van de bedrijven is geen leerbedrijf. Een meerderheid van de bedrijven (71 procent) heeft op dit moment geen jongeren in een leeromgeving (stage of BBL-plek). Leerbedrijven komen voor in alle sectoren en grootteklassen van bedrijven, maar relatief vaak in de grotere bedrijven en in bedrijven met functies in het middensegment. Een kwart van de bedrijven in dit onderzoek zegt actief leerbedrijf te zijn. Deze bedrijven zijn geaccrediteerd als erkend leerbedrijf en hebben nu of in de afgelopen twee jaar ook jongeren op een BBL-plek in dienst (gehad). Opvallend is de vrij grote groep bedrijven (13 procent) die wel erkend zijn als leerbedrijf, maar die de afgelopen twee jaar geen jongeren in dienst hadden. Ook voor leerbedrijven is het dus niet vanzelfsprekend om jongeren in dienst te hebben, meestal omdat er geen mogelijkheden zijn, maar ook omdat ze nooit benaderd worden voor een leerbaan. Wat betreft de mogelijkheden voor jongeren om werkervaring op te doen lijkt er in het algemeen nog wel wat terrein te winnen: 71 procent van de bedrijven heeft geen jongeren in een leeromgeving (op een BBL-plek of bijvoorbeeld een stage-plaats). Leerbedrijven komen voor in alle (geselecteerde) sectoren en onder zowel grote als kleine bedrijven. Geen enkele groep bedrijven lijkt dus te zijn uitgesloten voor de mogelijkheid om leerbedrijf te zijn. Toch zijn leerbedrijven in bepaalde groepen bedrijven nog ondervertegenwoordigd. Naarmate bedrijven kleiner zijn, zijn ze minder vaak een leerbedrijf. In de sectoren gezondheidszorg en horeca zijn ook relatief weinig leerbedrijven, terwijl de overheidssector en de bouwnijverheid relatief veel leerbedrijven kent. Ook bedrijven met functies in het middensegment (mbo/havo/vwoniveau) zijn relatief vaak een leerbedrijf. 7

Motieven en ervaringen van leerbedrijven Bedrijven willen jongeren kans bieden en hebben positieve ervaringen met leerbanen Het meest genoemde motief om leerbedrijf te worden (door 53 procent genoemd) is jongeren een kans te willen bieden, daarnaast is personeelswerving een belangrijk motief (43 procent). Accreditatie levert zelden knelpunten op en wordt door leerbedrijven meestal nuttig gevonden. Meerderheid (62 procent) bedrijven vindt leerbaan zinvolle manier van personeelswerving. Voor meerderheid actieve leerbedrijven voldoet BBL-plek aan de verwachtingen. Er is weinig begeleiding vanuit externe instanties, maar de behoefte daaraan is ook beperkt. Het meest genoemde motief (door 53 procent) voor het in dienst nemen van jongeren op een BBL-plek is dat bedrijven jongeren een kans willen bieden. Geaccrediteerd zijn voor het opleiden van jongeren is blijkbaar ook iets wat bedrijven een goed gevoel geeft: bijna 90 procent van de leerbedrijven is trots een leerbedrijf te zijn. Het tweede meest genoemde motief is het werven van personeel (door 43 procent genoemd). Uit de resultaten blijkt ook dat een meerderheid (62 procent) van de actieve leerbedrijven vindt dat BBL-plekken een zinvolle manier van personeelswerving zijn. Over het algemeen zijn bedrijven met leerbanen redelijk tevreden. De accreditatie levert weinig knelpunten op en wordt nuttig bevonden; de begeleiding van jongeren loopt doorgaans zonder problemen; de kosten en opbrengsten van een leerbaan zijn voor de grootste groep actieve leerbedrijven in evenwicht en de bijdrage van jongeren is voldoende. De ervaringen van de grootste groep leerbedrijven is dus positief. Ongeveer een vijfde van actieve leerbedrijven is ontevreden over de bijdrage van jongeren en vindt de kosten van een BBL-plek hoger dan de opbrengsten. Een punt van aandacht zou het grote aantallen bedrijven kunnen zijn dat geen of onvoldoende begeleiding ervaart van externe instanties. Ook de communicatie met school laat soms te wensen over: ruim een derde van de leerbedrijven geeft aan dat de communicatie met de school (bijvoorbeeld met de praktijkbegeleider) matig of slecht verloopt. Bedrijven geven echter zelf niet aan meer behoefte te hebben aan begeleiding. Achtergronden van bedrijven zonder jongeren De kennis over leerbanen is beperkt. Bedrijven zien voordelen, maar vinden zich ongeschikt. Meerderheid niet-leerbedrijven (61 procent) weet niet (precies) wat een leerbaan is. Ruim de helft wist niet van accreditatie. Meerderheid niet-leerbedrijven weet niet welke instantie te benaderen voor leerbaan. Bijna de helft van alle bedrijven is niet op de hoogte van subsidies. 42 procent bedrijven zonder jongeren ziet voordelen van BBL-plek. Bedrijven denken vooral dat ze niet geschikt zijn als leerbedrijf. Waarom kiezen bedrijven niet voor leerbanen? Een eerste opvallend resultaat is dat de bekendheid onder bedrijven erg beperkt is. Meer dan de helft van de niet-leerbedrijven (61 procent) heeft nog nooit van leerbanen gehoord of weet het fijne er niet van. Ruim de helft van de nietleerbedrijven wist niet dat bedrijven geaccrediteerd moesten worden om leerbedrijf te worden. Bijna de helft van alle bedrijven (leerbedrijven en niet-leerbedrijven) weet niet dat er subsidies zijn om jongeren in dienst te nemen. Bijna 60 procent van de niet-leerbedrijven heeft geen idee met welke instantie ze contact zouden moeten opnemen als ze een BBL-er in dienst zouden willen 8

nemen. De meeste bedrijven noemen in dit verband de school, terwijl het meer voor de hand zou liggen contact op te nemen met een kenniscentrum. De kennis van leerbanen is dus beperkt en meer bekendheid zou het aantal leerbanen wellicht kunnen verhogen. Een tweede belangrijke bevinding is dat veel bedrijven in principe positief staan tegenover leerbanen: 42 procent van de bedrijven zonder jongeren verwacht voordelen van een BBL-plek voor het bedrijf. Dit duidt dus op een groot potentieel aan leerbedrijven. Ook de verwachting ten aanzien van de accreditatie, de kennis en vaardigheden van de jongeren en de houding van de jongeren is voor een redelijk grote groep bedrijven positief. De motieven die werkgevers zelf vaak aangeven om geen jongeren op een BBL-plek in dienst te nemen liggen op het terrein van de interne bedrijfsvoering. Veel bedrijven geven aan niet geschikt te zijn voor leerbanen. Vaak houdt dit in dat er geen werk voor handen is dat de jongeren zou kunnen doen of dat er geen tijd is om de jongere te begeleiden. Het is onduidelijk of dit een gevoel is of op een daadwerkelijke analyse van de mogelijkheden gestoeld is. Kortom: een grote groep bedrijven staat positief tegenover leerbanen, maar voor veel werkgevers is het moeilijk een concrete invulling te geven aan leerbanen binnen het bedrijf. Maatregelen Confrontatie en Policy Mix kan deel bedrijven over de streep trekken Kwart leerbedrijven wordt nooit benaderd voor leerbaan. 71 Procent niet-leerbedrijven wordt nooit benaderd voor leerbaan. De rol van kenniscentra is beperkt. 28 Procent van de bedrijven is over te halen door een instrument uit een Policy Mix. Met name middelgrote bedrijven zijn gevoelig voor maatregelen. Welke maatregelen kunnen bedrijven over de streep trekken om jongeren op een BBL-plek in dienst te nemen? Aansluitend op het gebrek aan kennis over leerbanen, is het opvallend dat een grote groep bedrijven nooit wordt benaderd voor een leerbaan. Van de erkende leerbedrijven geeft ruim een kwart aan nooit te worden benaderd voor een leerbaan, van de niet-leerbedrijven is dit 71 procent. Als een bedrijf wordt benaderd is dit meestal door een school of een jongere. Opvallend is dat kenniscentra in dit kader weinig worden genoemd. Meer confrontatie met leerbanen zou de bereidheid om een jongeren op een BBL-plek in dienst te nemen kunnen vergroten. Een kleine groep bedrijven laat zich door bepaalde maatregelen overhalen leerbanen aan te bieden. De volgende percentages bedrijven laten zich overhalen door de genoemde maatregelen: No Risk Polis: 16% Subsidies: 11% Meer begeleiding: 11% Start BBL-plek het hele jaar door: 13% Op basis van de resultaten is niet te verwachten dat de afzonderlijke maatregelen zullen leiden tot een grote toename van leerbedrijven. Toch laat 28 procent van de bedrijven zich in het geval van een Policy Mix door tenminste één van de genoemde maatregelen over de streep trekken. Middelgrote bedrijven (10 tot 100 werknemers) zijn het meest gevoelig voor de maatregelen. 9

Conclusie Op basis van dit onderzoek kunnen we voorzichtig concluderen dat er waarschijnlijk nog een redelijk groot aantal potentiële leerbedrijven te winnen is. Dit potentieel is op de eerste plaats te vinden onder bedrijven die nog onbekend zijn met leerbanen. Veel bedrijven worden op het moment nooit geconfronteerd met de vraag of ze een leerbaan willen of kunnen openstellen voor een jongere en op dit punt is nog veel winst te behalen. Kenniscentra zouden hierin een belangrijk(er) rol kunnen spelen. Bedrijven zijn aan te spreken op zowel ideële motieven als het bedrijfsbelang. Een leerbaan biedt de mogelijkheid een jongere een kans te bieden, maar wordt ook ervaren als een goede manier van personeelswerving. Subsidies en andere maatregelen kunnen positief ingestelde bedrijven misschien net over de streep trekken. Bij middelgrote bedrijven is hiermee waarschijnlijk het meeste succes te boeken. 10

1 Inleiding 1.1 Achtergrond en vraagstelling De Taskforce Jeugdwerkloosheid is op 31 oktober 2003 ingesteld door de staatssecretarissen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het doel van de Taskforce is voortijdig schoolverlaten te voorkomen en in vier jaar tijd 40.000 extra jeugdbanen te realiseren. Een belangrijke onderdeel van haar taak is zoveel mogelijk leerbanen te realiseren. In een leerbaan kunnen jongeren werkervaring opdoen en ze worden daarmee in de gelegenheid gesteld om een startkwalificatie te behalen. Leerbanen voor de Beroeps Begeleidende Leerweg Er zijn verschillende manieren om jongeren werkervaring op te laten doen binnen bedrijven. Een daarvan is het aanbieden van leerbanen voor de zogenoemde Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL). Vroeger heette dit het leerlingwezen. Hierbij werken jongeren doorgaans vier dagen in de week bij een werkgever en gaan ze één dag in de week naar school. Ze zijn in principe voor twee jaar bij het bedrijf in dienst en staan op de loonlijst. Voor het theoretisch gedeelte volgen ze een opleiding aan een Regionaal Opleidingencentrum (ROC), vakschool of Agrarisch Opleidingencentrum (AOC). Naast de BBL-plekken zijn er ook andere manieren om jongeren werkervaring te laten opdoen, zoals VMBO leerwerktrajecten, stages van enkele maanden in het kader van de Beroeps Opleidende Leerweg (BOL-stages), stages voor HBO of WO studenten en werkervaringsplaatsen. Dit onderzoek richt zich vooral op leerbanen in het kader van de Beroeps Begeleidende Leerweg. Bedrijven die een BBL-plek aanbieden aan jongeren moeten aan een aantal eisen voldoen. Het bedrijf moet de leerling een werkplek kunnen bieden die past binnen de dagelijkse bedrijfsvoering en er moeten voldoende faciliteiten zijn om een goede praktijkopleiding te kunnen bieden. Om een jongere in dienst te kunnen nemen op een BBL-plek moet een bedrijf geaccrediteerd worden als erkend leerbedrijf. De erkenning van leerbedrijven gebeurt door kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven. Er zijn achttien kenniscentra die elk bedrijfstakgewijs georganiseerd zijn. Alleen bedrijven die erkend zijn als leerbedrijf mogen een jongere in dienst nemen op een BBL-plek. Doel- en vraagstelling van het onderzoek Voor het creëren van extra leerbanen is het van belang werkgevers hiertoe op de juiste manier te stimuleren. Hiervoor is meer inzicht nodig in de motieven van werkgevers om wel of geen leerbanen voor jongeren te realiseren. Het onderzoek moet concrete aanknopingspunten bieden voor campagnes onder werkgevers die zich richten op de creatie van leerbanen. Het uitgangspunt hierbij is dat het voor werkgevers normaal moet zijn jongeren in het bedrijf te hebben. De centrale onderzoeksvragen van het onderzoek luiden: 1. Wat zijn de motieven van werkgevers om jongeren in dienst te nemen op een BBL-plek? Wat zijn de ervaringen van deze werkgevers met leerbanen en hebben zij bepaalde knelpunten ervaren? 2. Welke motieven hebben werkgevers om geen leerbanen aan te bieden? Zijn er aanknopingspunten om deze werkgevers te kunnen overtuigen toch jongeren op een BBL-plek in dienst te nemen? 11

1.2 Onderzoeksopzet Dit onderzoek is uitgevoerd door middel van een telefonische enquête onder een steekproef van werkgevers in Nederland. De telefonische enquête is afgenomen door het Callcenter van Stratus 1 in de periode van 25 januari t/m 8 februari 2006. Doelgroep In totaal zijn 1500 (bruto) bedrijven in Nederland benaderd om deel te nemen aan de enquête. Om uiteindelijk uitspraken over sectoren en grootteklassen te kunnen doen is de steekproef gestratificeerd getrokken. Dat wil zeggen dat er per sector en grootteklasse sprake was van een vooraf opgegeven aantal bedrijven. De steekproef is aangekocht bij Cendris. Voor een gedetailleerdere beschrijving van de steekproef verwijzen we naar de bijlage. Bij grote bedrijven is in de meeste gevallen gesproken met een medewerker van de afdeling personeelszaken. Bij kleinere bedrijven, zonder afdeling personeelszaken of personeelsfunctionaris, zijn de vragen over het algemeen voorgelegd aan de bedrijfsleider of directeur. Vragenlijst We hebben zowel erkende leerbedrijven als bedrijven die geen erkend leerbedrijf zijn geënquêteerd. In het steekproefbestand was niet duidelijk of het bedrijf een leerbedrijf was. De enquête startte daarom met een screening op dit punt. Aan beide groepen zijn deels andere vragen voorgelegd: de leerbedrijven zijn onder andere gevraagd naar ervaringen rond accreditatie en de begeleiding van jongeren, aan niet-leerbedrijven is gevraagd naar verwachtingen die ze hebben ten aanzien van leerbanen. Niet alle leerbedrijven hebben (recentelijk) jongeren in dienst (gehad) en daarom zijn voor sommige leerbedrijven vragen over ervaringen met jongeren niet zo relevant. Bij de opbouw van de vragenlijsten hebben we om die reden onderscheid gemaakt naar: 1. Erkende leerbedrijven met jongeren op een BBL-plek. 2. Erkende leerbedrijven zonder jongeren, maar die de afgelopen twee jaar wel jongeren op een BBL-plek in dienst hebben gehad. 3. Erkende leerbedrijven die tenminste al twee jaar geen jongeren meer op een BBL-plek in dienst hebben gehad. 4. Niet-leerbedrijven. In dit rapport worden de nummers 1 en 2 tot de actieve leerbedrijven gerekend. Bedrijven onder nummer 3 worden aangeduid met passieve leerbedrijven. Respons en weging 2 Van de 1500 benaderde bedrijven waren 605 werkgevers (40 procent) bereid deel te nemen aan het onderzoek. Een respons van 40 procent is conform de verwachtingen in dit type onderzoek. In het onderzoek waren bedrijven met meer dan 100 werknemers enigszins oververtegenwoordigd. De respons is redelijk evenredig verdeeld over de verschillende sectoren. De resultaten van het onderzoek zijn gewogen naar de feitelijke verdeling van bedrijven naar grootteklasse en sector binnen Nederland (op basis van gegevens van het CBS). Bij de weging zijn alleen de sectoren meegenomen die voor dit onderzoek zijn geselecteerd. Omdat sprake is van een gestratificeerd getrokken steekproef, zijn bepaalde branches en de grotere bedrijven in 1 Stratus is onderdeel van Panteia, de holding waartoe ook Research voor Beleid behoort. 2 Voor een overzicht van de respons naar sector en grootteklasse verwijzen we naar de bijlage. 12

deze steekproef oververtegenwoordigd ten opzichte van de verdeling in de totale populatie bedrijven en instellingen. Dit heeft een vertekening van de onderzoeksresultaten tot gevolg. Voor deze vertekening wordt gecorrigeerd door de resultaten van bepaalde branches of grootteklassen zwaarder te laten wegen in de uitkomsten. Het gewicht van de branche of grootteklasse wordt bepaald door de verhouding van het aantal bedrijven in de steekproef ten opzichte van de totale populatie in die branche of grootteklasse. De in dit rapport vermelde onderzoeksresultaten zijn gewogen weergegeven om een representatief beeld te geven van de totale populatie bedrijven en instellingen. 1.3 Leeswijzer Het volgende hoofdstuk gaat in op enkele achtergronden van leerbedrijven en niet-leerbedrijven. Het hoofdstuk begint met een kort overzicht van het aantal leerbedrijven en hun kenmerken. Vervolgens wordt besproken in welke mate en op welke wijze bedrijven worden benaderd voor leerbanen. In hoofdstuk drie inventariseren we de motieven van bedrijven om leerbedrijf te worden. Ook bespreken we de ervaringen van leerbedrijven met achtereenvolgens de accreditatieprocedure, de begeleiding van jongeren en de opbrengsten van leerbanen voor het bedrijf. In het vierde hoofdstuk komen de motieven en ervaringen van bedrijven zonder leerbanen aan de orde. Wat weten niet-leerbedrijven over leerbanen en wat zijn hun verwachtingen hierover? Ook wordt de vraag beantwoord wat de belangrijkste motieven zijn voor bedrijven om geen jongeren in dienst te nemen. Hoofdstuk vijf ten slotte gaat in op de voorwaarden en mogelijke oplossingen om in de toekomst meer leerbanen te realiseren. 13

2 Achtergronden van leerbedrijven en nietleerbedrijven 2.1 Aantal leerbedrijven en hun kenmerken Schatting: een kwart van de bedrijven is actief leerbedrijf Op basis van onze (gewogen) resultaten zegt 37 procent van de bedrijven een erkend leerbedrijf te zijn 1. Niet alle leerbedrijven hebben ook daadwerkelijk jongeren op een BBL-plek in dienst. We maken daarom onderscheid naar actieve en passieve leerbedrijven. Actieve leerbedrijven hebben nu of in de afgelopen twee jaar jongeren in dienst (gehad). Passieve leerbedrijven zijn wel erkend als leerbedrijf, maar hebben al zeker twee jaar geen jongeren meer op een BBL-plek in het bedrijf gehad. Figuur 2.1 Percentage actieve en passieve leerbedrijven (577 bedrijven) 2 25% 62% 13% Actief leerbedrijf Passief leerbedrijf Geen leerbedrijf Op basis van onze resultaten is een kwart van de bedrijven actief leerbedrijf. De meerderheid van de bedrijven (62 procent) is geen leerbedrijf en 13 procent is passief leerbedrijf. Welke motieven bedrijven hebben om leerbedrijf te worden komt in het volgende hoofdstuk aan de orde. De motieven om geen jongeren in dienst te nemen worden beschreven in hoofdstuk 4. Bijna een derde van de leerbedrijven weet overigens niet de naam van het kenniscentrum te noemen waar het geaccrediteerd is. Bij passieve leerbedrijven komt dit vaker voor (bij 44 procent) dan bij passieve leerbedrijven (bij 24 procent). Elk bedrijf kan leerbedrijf zijn Leerbedrijven komen voor in alle (geselecteerde) sectoren en onder zowel grote als kleine bedrijven. Toch zijn leerbedrijven in bepaalde groepen bedrijven nog ondervertegenwoordigd (zie bijlage). Het percentage geaccrediteerde leerbedrijven loopt af met de grootteklasse van bedrijven: 1 Daarbij gaan we af op hetgeen de respondent in de enquête heeft aangegeven. Bij de start van de enquête werden eerst kort de belangrijkste kenmerken van een BBL-plek en de accreditatie genoemd en werd vervolgens gevraagd of het bedrijf een leerbedrijf was. 2 Bij het berekenen van de percentages zijn de bedrijven die weet niet hebben geantwoord op de betreffende vragen buiten beschouwing gelaten. 15

kleinere bedrijven zijn dus minder vaak erkend als leerbedrijf dan de grotere bedrijven. In de sectoren gezondheidzorg en horeca zijn ook relatief weinig leerbedrijven, terwijl de overheidssector en de bouwnijverheid relatief veel (actieve) leerbedrijven kent. Leerbedrijven komen relatief vaak voor onder bedrijven met veel medewerkers op MBO/Havo/Vwo- niveau. Niet-leerbedrijven hebben juist vaker een hoogopgeleid personeelsbestand (WO). Vaak één jongere per leerbedrijf, het niveau is nogal eens onduidelijk De meerderheid van de leerbedrijven met jongeren heeft één jongere op een BBL-plek in dienst (61 procent). Toch is er ook nog een redelijk grote groep bedrijven die twee of drie jongeren in dienst hebben (respectievelijk 17 en 16 procent). Meer dan drie jongeren op een BBL-plek komt in leerbedrijven niet zo vaak voor. Leerbedrijven die op het moment van interviewen jongeren in het bedrijf hebben, is gevraagd op welk niveau de jongeren een MBO-opleiding volgen. Behalve informatie over het niveau van de opleiding, geven de antwoorden ook een beeld van de kennis die bedrijven hebben over de opleiding. De meeste bedrijven hebben jongeren in dienst op niveau 1 (35 procent) of niveau 2 (38 procent). Het blijkt dat een kwart van de bedrijven die jongeren in dienst heeft niet weet op welk niveau de jongere in dienst is. Tabel 2.1 Op welk niveau volgen jongeren een MBO-opleiding Percentage niveau 1 35% niveau 2 38% niveau 3 18% niveau 4 7% Weet niet/geen antwoord 25% Totaal (ongewogen) 191 Meerdere antwoorden mogelijk, percentering op totaal aantal cases Meerderheid van bedrijven heeft op dit moment geen stageplaats of BBL-plek Naast de BBL-plekken zijn er ook andere manieren om jongeren werkervaring te laten opdoen, zoals VMBO-leerwerktrajecten, BOL-stages van enkele maanden, stages voor HBO of WO studenten en werkervaringsplaatsen. We hebben bedrijven gevraagd of ze op dit moment jongeren op een BBL-plek of een andere plek in het bedrijf hebben. Een meerderheid van de bedrijven (71 procent) heeft op het moment van interviewen geen jongeren in het bedrijf die door een stage of BBL-plek werkervaring op kunnen doen 1. 1 Ook actieve leerbedrijven die op het moment van interviewen geen jongeren in dienst hebben (maar in de afgelopen twee jaar wel jongeren op een BBL-plek gehad hebben) vallen hier dus onder. Hierdoor valt het totaal aantal bedrijven met een BBL-plek wat lager uit dan het aantal actieve leerbedrijven uit de vorige figuur. 16

Figuur 2.2 Percentage bedrijven met jongeren in leeromgeving (578 bedrijven) 14% 10% 6% 70% Geen jongeren in bedrijf BBL en andere vorm Alleen BBL Alleen andere vorm Bedrijven in de sector financiële instellingen en in de bouwnijverheid hebben relatief weinig jongeren in een leeromgeving. Bedrijven in de horeca, de industrie en de handel geven juist vaak aan jongeren in het bedrijf te hebben die werkervaring opdoen. Hoe groter het bedrijf, hoe vaker het jongeren in een leeromgeving heeft. De meest voorkomende werkplek voor jongeren in leerbedrijven is de BOL-stage, terwijl niet-leerbedrijven wat vaker zijn gericht op stages voor hoger opgeleiden. 2.2 Hoe worden bedrijven benaderd voor een leerbaan Bedrijven zijn meestal bekend met leerbanen door de scholen Aan actieve en passieve leerbedrijven is gevraagd via welke weg het bedrijf wist van het bestaan van leerbanen 1. Onderstaande figuur geeft hiervan een overzicht. Figuur 2.3 Via welke weg weten leerbedrijven van het bestaan van leerbanen 2 (127 bedrijven) Via school Via jongeren Via kennissen/collega-bedrijven Via kenniscentrum Onbekend Anders 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 1 Deze vraag is alleen gesteld aan bedrijven die minder dan zes jaar geleden zijn geaccrediteerd. 2 Meerdere antwoorden mogelijk, percentering op totaal aantal cases 17

De grootste groep leerbedrijven (45 procent) geeft aan dat hun kennismaking met leerbanen via de school is gegaan. Ook noemt een grote groep leerbedrijven dat ze via jongeren (20 procent) en via kennissen of collega-bedrijven (17 procent) op de hoogte zijn gebracht van het bestaan van leerbanen. Opvallend is dat de kenniscentra in dit kader minder vaak genoemd worden (12 procent). Als we de antwoorden bekijken per bedrijfssector 1, dan blijkt dat kenniscentra een relatief grote rol spelen in de industrie (bij 51 procent van de leerbedrijven), de gezondheidszorg (48 procent), de vervoerssector (38 procent) en de sector overheidsdiensten (27 procent). In andere sectoren worden kenniscentra nauwelijks genoemd. De school speelt juist een kleine rol in de industrie en de gezondheidszorg. Overigens verschillen grote en kleine bedrijven nauwelijks in de manier waarop ze wisten van het fenomeen leerbaan. Het kan natuurlijk zo zijn dat bedrijven van het bestaan van leerbanen op de hoogte zijn omdat de werkgever zelf via die weg het bedrijf is binnengekomen. We hebben bedrijven met minder dan 20 werknemers gevraagd of dit het geval is. In 16 procent van de kleine leerbedrijven is het inderdaad zo dat degene die in het bedrijf verantwoordelijk is voor het in dienst nemen van jongeren op een BBL-plek, zelf ook via een BBL-plek (of het leerlingwezen) in dienst is gekomen. In de meeste bedrijven is hier dus geen sprake van. Grote groep bedrijven wordt nooit benaderd voor leerbaan We hebben aan alle bedrijven (zowel leerbedrijven als niet-leerbedrijven) gevraagd of ze wel eens benaderd worden voor een leerbaan. Van de erkende leerbedrijven geeft ruim een kwart aan nooit te worden benaderd voor een leerbaan. Van de niet-leerbedrijven is dit 71 procent. Als een bedrijf wordt benaderd is dit meestal door een school of een jongere. Bedrijven worden zelden benaderd door het CWI of door MKB actieteams. Ook kenniscentra worden in dit kader weinig genoemd. Tabel 2.2 Wordt het bedrijf wel eens benaderd voor een leerbaan en zo ja, door wie 2 Leerbedrijf Nietleerbedrijf Leerbedrijf Nietleerbedrijf Ja 73% 29% Jongere 61% 50% Nee (niet dat ik weet) 27% 71% School 80% 38% CWI 5% 7% Kenniscentrum 4% 0% MKB actieteams 3 0% 0% Anders 1% 3% Weet niet 0% 18% Totaal (ongewogen) 328 252 Totaal (ongewogen) 272 88 1 Het aantal bedrijven per sector is klein en de resultaten dienen daarom voorzichtig te worden geïnterpreteerd. 2 Meerdere antwoorden mogelijk, percentering op aantal cases. 3 MKB actieteams is door een enkel bedrijf genoemd. 18

Sectoren die relatief weinig worden benaderd voor een leerbaan zijn de zakelijke dienstverlening (70 procent wordt niet benaderd), de handel (53 procent) en de horeca (53 procent). In de bouwnijverheid, de overheid en de gezondheidszorg worden bedrijven wat vaker benaderd voor een leerbaan. Verder worden grote bedrijven vaker benaderd voor een leerbaan dan kleinere bedrijven. Bedrijven worden naar eigen zeggen dus niet vaak benaderd door kenniscentra. We kunnen de uitkomsten van de leerbedrijven opsplitsen naar het kenniscentrum waar ze zijn geaccrediteerd. Hieruit blijkt dat bedrijven die geaccrediteerd zijn bij het kenniscentrum VTL relatief vaak door het kenniscentrum worden benaderd (47 procent van de bedrijven). Ook bedrijven die geaccrediteerd zijn bij Bouwradius en het kenniscentrum Handel worden relatief vaak door het kenniscentrum benaderd (13 en 11 procent). Overigens is in dit onderzoek het aantal bedrijven per kenniscentrum beperkt, waardoor de resultaten voorzichtig geïnterpreteerd moeten worden. Weinig klachten over de manier waarop bedrijven worden benaderd Aansluitend hebben we bedrijven die wel eens benaderd zijn de vraag voorgelegd wat ze vinden van de manier waarop dat is gebeurd. De meerderheid (81 procent) is tevreden over de wijze waarop ze benaderd zijn. Slechts 10 procent van de bedrijven geeft aan dat ze niet op een goede manier zijn benaderd. De bedrijven die zich hadden gestoord aan de wijze van benadering, noemden daarvoor de volgende redenen (totaal 29 bedrijven): Te weinig (persoonlijke) informatie van bijvoorbeeld de school (10) Als de school haar doel heeft bereikt (een stageplaats) dan moet je het als werkgever maar verder zelf uitzoeken en overal achteraan gaan. Leraren zijn niet geschikt om contacten te leggen. Ik kreeg de indruk dat ze dat er even bij deden. Worden pas op het laatste moment benaderd, moet te snel geregeld worden (4) Het moet altijd binnen nu en twee weken geregeld zijn. Dat is niet prettig. Jongeren die contact opnemen en meteen willen weten of er een stageplek is, zo werkt het niet. Lakse houding jongeren (3) De mentaliteit en de houding van de jongeren: ze komen binnen met de handen in de zak, petje op en een bonk kauwgom in de mond. Jongeren zien het als een makkelijke manier om een baan te vinden, maar beseffen niet hoe belangrijk het is. Slechte sollicitatievaardigheden jongeren (2) Sollicitatiebrieven zijn erg lang en sollicitatiegesprekken worden slecht voorbereid. Jongeren zijn onvoldoende voorbereid om het bedrijf te benaderen (onvolledige sollicitaties). 19

20

3 Motieven en ervaringen van leerbedrijven Een aantal bedrijven heeft de weg al gevonden om leerbedrijf te worden. De ervaringen van leerbedrijven kunnen dienen als aanknopingspunt om ook andere bedrijven over de streep te trekken. De resultaten in dit hoofdstuk hebben, tenzij anders vermeld, betrekking op de ervaringen van passieve en actieve leerbedrijven. 3.1 Motieven om leerbedrijf te worden Bedrijven willen jongeren een kans bieden en via leerbaan personeel werven Wat zijn de motieven van werkgevers om leerbedrijf te worden? Deze vraag is voorgelegd aan zowel passieve als actieve leerbedrijven. We hebben hen gevraagd aan te geven wat voor hun bedrijf de belangrijkste reden 1 was om een leerbedrijf te worden. Onderstaande figuur geeft hiervan een overzicht. Figuur 3.1 Belangrijkste motief om leerbedrijf te worden 2 (328 bedrijven) Omdat we jongeren een kans willen bieden Omdat het een goede manier is om personeel te werven en te selecteren op de langere termijn Omdat het extra menskracht levert Omdat het normaal is in onze branche om jongeren in het bedrijf op te leiden Omdat het goedkope arbeidskrachten levert 0 10 20 30 40 50 60 Het meest genoemde motief (door 53 procent) om leerbedrijf te worden is dat het bedrijf jongeren een kans wil bieden. Op de tweede plaats (door 43 procent genoemd) noemen bedrijven dat BBL-plaatsen een goede manier zijn om personeel te werven en te selecteren voor de langere termijn. De antwoorden op deze vraag zijn nog eens gecheckt door werkgevers mogelijke motieven voor te leggen met de vraag in hoeverre dit een belangrijk aspect was bij de beslissing leerbedrijf te worden. De antwoorden op de vraag bevestigen het beeld uit bovenstaande figuur. 1 Werkgevers konden maximaal twee redenen noemen. 2 Meerdere antwoorden mogelijk, percentering op totaal aantal cases. 21

Tabel 3.1 Hoe belangrijk zijn deze aspecten bij de keuze leerbedrijf te worden (328 bedrijven) Erg belangrijk Enigszins belangrijk Niet belangrijk Geen antwoord Omdat we jongeren een kans willen bieden. 81% 17% 1% 1% Omdat het een goede manier is om personeel te werven en te selecteren voor de langere termijn. 70% 14% 15% 1% Omdat het normaal is in onze branche om jongeren in het bedrijf op te leiden. 37% 30% 31% 2% Omdat het goed is voor de innovatie in het bedrijf. 31% 34% 34% 1% Omdat het extra menskracht levert. 28% 37% 33% 1% Omdat het goedkope arbeidskrachten levert. 13% 33% 52% 1% Kleine bedrijven (met minder dan 10 werknemers) worden relatief vaker leerbedrijf omdat ze jongeren een kans willen bieden, terwijl de overige bedrijven vaker aangeven dat het hen om het werven van personeel gaat. Ook lijken er kleine verschillen te zijn tussen sectoren: in de horeca en industrie is het werven van personeel een belangrijker motief, terwijl bijvoorbeeld in de gezondheidszorg jongeren een kans bieden het meest genoemde motief is om leerbanen open te stellen. Een substantieel aantal werkgevers (37 procent) geeft overigens aan dat ze het belangrijk vinden leerbanen open stellen omdat het normaal is in de branche. In de gezondheidszorg wordt deze reden relatief vaak belangrijk gevonden (door 84 procent), terwijl het in de handel en zakelijke dienstverlening veel minder vaak als belangrijk motief wordt genoemd. Trots Jongeren een kans bieden is dus blijkbaar een belangrijk motief om jongeren in het bedrijf op te leiden. Geaccrediteerd zijn om jongeren te mogen opleiden is blijkbaar ook iets wat bedrijven een goed gevoel geeft: bijna 90 procent van de leerbedrijven geeft aan trots te zijn een leerbedrijf te zijn. 3.2 Accreditatie Accreditatie levert weinig knelpunten op en wordt nuttig gevonden Aan leerbedrijven die de accreditatie nog redelijk vers in het geheugen hebben liggen (die minder dan zes jaar geleden zijn geaccrediteerd) is gevraagd naar hun ervaringen. Uit ons onderzoek blijkt dat 90 procent van de leerbedrijven geen duidelijke knelpunten heeft ervaren in het accreditatieproces. Slechts 8 procent van de leerbedrijven geeft aan wel duidelijke knelpunten te hebben ervaren. Voorbeelden van knelpunten die in dit kader werden genoemd zijn dat er te weinig begeleiding heeft plaatsgevonden, dat bepaalde facetten van het onderwijstraject onuitvoerbaar bleken en dat het evaluatiegesprek te lang op zich liet wachten. Het merendeel van de leerbedrijven (75 procent) vindt het absoluut zinvol dat bedrijven door een kenniscentrum geaccrediteerd moeten worden om een erkend leerbedrijf te worden. Slechts 4 procent van de leerbedrijven vindt dit niet zo zinvol. Als bedrijven erkend zijn als leerbedrijf staan zij dus zeer positief tegenover accreditatie. 22

Tabel 3.2 Hoe zinvol vinden leerbedrijven de accreditatie Percentage Absoluut zinvol 75% Enigszins zinvol 18% Niet zo zinvol 4% Weet niet 3% Totaal (ongewogen) 127 3.3 Begeleiding van jongeren 1 Begeleiden van jongeren verloopt meestal zonder problemen Actieve leerbedrijven geven aan dat het vrijwel altijd lukt (bij 95 procent van de bedrijven) de jongere de benodigde begeleiding te bieden. Ook is er in de meeste actieve leerbedrijven (78 procent) altijd werk voor handen dat door de jongere gedaan kan worden. Tabel 3.3 Lukt het actieve leerbedrijven jongeren te begeleiding en is er werk voor handen Lukt het voldoende Percentage Is er voldoende werk Percentage begeleiding te bieden Ja 95% Meestal wel 78% Soms wel, soms niet 4% Soms wel, soms niet 21% Nee 2% Meestal niet 1% Totaal (ongewogen) 242 Totaal (ongewogen) 242 Op de vraag of de werkgever duidelijke knelpunten heeft ervaren bij het begeleiden van de jongere antwoordt de meerderheid (72 procent) dat dit niet het geval is. Ruim een kwart van de actieve leerbedrijven heeft echter wel knelpunten ervaren. Bedrijven die duidelijke knelpunten hebben ervaren bij de begeleiding noemden hierbij de volgende redenen (door totaal 65 bedrijven): Motivatie en houding van de jongere is onvoldoende (20) De instelling van de jongere zelf is laatste jaren veranderd, in negatieve zin. De jongere heeft nog geen voldoende werkmotivatie. Aansluiting school en werkplek (9) De jongeren worden op school te nonchalant aangepakt. Verwachtingen die op school gecreëerd worden en de werkelijkheid. Lesprogramma (theorie) strookt niet altijd met de praktijk. Te weinig begeleiding vanuit de school (5) Geen medewerking vanuit school bij problemen. Te weinig begeleiding vanuit school. 1 De resultaten in deze paragraaf hebben betrekking op de actieve leerbedrijven. 23

Begeleiding kost te veel tijd en inspanning (7) Er moet een hoop tijd in zo n jongere worden geïnvesteerd. De tijd om er vrij voor te maken is een moeilijke factor. Wij moeten een BBL-er continue controleren. Kennisniveau van de jongere is onvoldoende (5) Taal en rekenvaardigheid gaan naar beneden de laatste jaren. Het kennisniveau is op bepaalde vlakken onvoldoende. Meerderheid leerbedrijven ervaart geen of onvoldoende begeleiding Ongeveer de helft van de actieve leerbedrijven geeft aan dat er vanuit andere instanties geen begeleiding wordt gegeven aan de jongere. De andere helft van de leerbedrijven geeft wel aan begeleiding van buiten te ontvangen. Het grootste deel daarvan is hierover tevreden. Toch is nog een kwart van deze bedrijven ontevreden. Onderstaande figuur geeft hiervan een totaalbeeld. Figuur 3.2 Tevredenheid actieve leerbedrijven over begeleiding andere instanties (231 bedrijven) 12% Geen begeleiding 37% 51% Tevreden over begeleiding Niet tevreden over begeleiding De school wordt het meest genoemd als instantie die betrokken is bij de begeleiding (bij 40 procent van de leerbedrijven). Ook wordt het kenniscentrum door een aantal bedrijven genoemd (door 16 procent). Ontevredenheid over de begeleiding betreft bijna altijd (95 procent van de ontevreden bedrijven) de begeleiding vanuit de school. Overigens is de ontevredenheid relatief groot onder bedrijven in de gezondheidsector en naarmate een bedrijf kleiner is. De behoefte aan meer begeleiding is beperkt Ondanks het feit dat een groot aantal bedrijven aangeeft geen of onvoldoende begeleiding te ontvangen is er maar een beperkt aantal bedrijven (16 procent) dat aangeeft behoefte te hebben aan meer begeleiding. Werkgevers die meer begeleiding willen, doelen dan meestal op begeleiding vanuit de school en, in mindere mate, op begeleiding vanuit de kenniscentra. Communicatie met school is bij ruim een derde van de bedrijven matig of slecht Bijna de helft van de actieve leerbedrijven geeft aan dat de communicatie met de school, bijvoorbeeld met de praktijkbegeleider, over het algemeen goed verloopt. Toch is er een aanzienlijk deel van de bedrijven die hier minder tevreden over is: bijna een kwart vindt dat de communicatie met de school matig verloopt en nog eens 12 procent noemt de communicatie slecht. Ontevredenheid 24

komt vooral voor in de sectoren zakelijke dienstverlening, de handel en de horeca. Naarmate bedrijven groter zijn, zijn ze in de regel positiever over de communicatie met de school. Tabel 3.4 Hoe verloopt communicatie tussen actief leerbedrijf en de school Percentage Goed 48% Redelijk goed 17% Matig 23% Slecht 12% Weet niet 1% Totaal (ongewogen) 242 3.4 Opbrengsten voor het bedrijf Kosten en opbrengsten van een leerbaan zijn meestal in evenwicht Voor ruim de helft van de actieve leerbedrijven zijn de kosten en opbrengsten van een BBL-plek ongeveer in evenwicht. Slechts een kleine groep bedrijven (14 procent) geeft aan dat een BBLplek een bedrijf meer opbrengt dan het kost. Bijna een vijfde van de werkgevers geeft aan dat een BBL-plek het bedrijf meer kost dan het opbrengt. Tabel 3.5 Hoe verhouden de kosten en opbrengsten van een BBL-plek zich tot elkaar Percentage Kosten zijn groter 19% In evenwicht 53% Opbrengsten zijn groter 14% Weet niet 14% Totaal (ongewogen) 242 Bedrijven die aangeven dat de kosten van een BBL-plek groter zijn dan de opbrengsten geven hiervoor de volgende redenen (totaal 36 bedrijven): Kosten zijn groter want: de begeleiding kost veel tijd en geld (21) De investering in begeleiding is hoog en de kosten komen er bij een BBL-plek niet altijd uit. Begeleiding kost veel tijd en geld. Die mensen zijn verder niet meer inzetbaar. Jongeren hebben een stuk begeleiding nodig. Het rendement is indirect. Kosten zijn groter want: geringe productiviteit, kennis en inzetbaarheid (7) Ze zijn niet zelfstandig genoeg en hebben nog niet genoeg kennis. Leermeesters moeten ze aan het werk houden. De jongere kan nog niet de volle productiviteit hebben als een volleerde kracht. Jongeren zijn beperkt inzetbaar. 25

Kosten zijn groter want: jongeren moeten nog naar school (3) De schooldag wordt doorbetaald. We moeten de hoge kosten aan de klant doorberekenen. Leerlingen gaan veel naar school en die uren worden doorbetaald. Veel genoemde redenen van bedrijven die aangeven dat de opbrengsten van een BBL-plek groter zijn dan de kosten zijn (totaal 29 bedrijven): Opbrengsten zijn groter want: het zijn goedkope krachten (13) Het verbetert onze concurrentiepositie met andere bedrijven omdat BBL-ers niet zo drukken op de loonkosten. BBL-ers zijn relatief goedkoop en werken goed mee. Als wij een soortgelijke kracht in dienst zouden nemen zijn we meer geld kwijt. Opbrengsten zijn groter want: productiviteit weegt op tegen kosten en begeleiding (7) Eerst veel investeren, maar na een paar maanden kun je profiteren van de productiviteit. De kosten van een BBL-er zijn in een goede verhouding tot de productiviteit. Ze kosten weinig en leveren een goede prestatie (onder begeleiding). Bijdrage van de jongere is meestal voldoende We hebben actieve leerbedrijven gevraagd hoe tevreden ze zijn over a) de vakbekwaamheid en kennis van de jongere, b) de werkhouding van jongere en c) de productiviteit van de jongere. Het blijkt dat de grootste groep werkgevers tevreden is over alle drie de aspecten. Een grote groep werkgevers geeft aan dat de kennis, houding en productiviteit heel wisselend is per jongere en voor hen is het dus niet goed mogelijk een algemeen oordeel te geven. (Bijna) een vijfde van de werkgevers is uitgesproken ontevreden over de vakbekwaamheid en kennis en over de werkhouding van de jongere. Ontevreden werkgevers zijn vooral te vinden in de zakelijke dienstverlening en de gezondheidszorg. Grotere bedrijven zijn over het algemeen meer tevreden over de bijdrage van de jongeren dan kleinere bedrijven. Tabel 3.6 Tevredenheid van actieve leerbedrijven over jongeren Vakbekwaamheid Werkhouding Productiviteit en kennis Tevreden 45% 43% 42% Niet tevreden, niet ontevreden 6% 12% 35% (neutraal) Ontevreden 18% 20% 6% Heel wisselend per jongere 30% 25% 17% Weet niet 2% 0% 0% Totaal (ongewogen) 242 242 242 Meerderheid vindt BBL-plek een zinvolle manier van personeelswerving Van de actieve leerbedrijven geeft een meerderheid (62 procent) aan dat BBL-plekken in de praktijk een zinvolle manier zijn van personeelswerving. Toch is er ook nog een grote groep bedrijven (30 procent) die BBL-plekken geen goede manier van personeelswerving vindt. Deze mening komt vooral onder bedrijven in de zakelijke dienstverlening en de overheidssector en onder de kleine bedrijven (minder dan 10 werknemers). Hetzelfde geldt voor bedrijven die ontevreden zijn 26

over de kennis, werkhouding en productiviteit van de jongeren. Ook bedrijven die leerbedrijf zijn geworden om jongeren eens kans te bieden, zien BBL-plekken minder vaak als zinvolle manier van personeelswerving. Tabel 3.7 Zijn leerbanen voor actieve leerbedrijven een zinvolle manier van personeelswerving Percentage Ja 62% Een beetje 5% Nee 30% Weet niet 2% Totaal (ongewogen) 242 BBL-plek voldoet doorgaans aan de verwachtingen Leerbedrijven (passief en actief) hebben van tevoren een aantal redenen gehad om een leerbedrijf te worden. Doorgaans was dat jongeren een kans bieden en de werving van personeel. We hebben gevraagd of het worden van een leerbedrijf ook voldaan heeft aan de verwachtingen. Een meerderheid van 56 procent geeft aan dat dit inderdaad zo is, 13 procent van de leerbedrijven geeft een ontkennend antwoord. Figuur 3.3 Heeft het voldaan aan de verwachtingen (328 bedrijven) 13% 3% 29% 55% Ja, absoluut Ja, deels/enigszins Nee, eigenlijk niet Weet niet In de volgende tabel is het percentage tevreden werkgevers afgezet tegen de motieven die ze hadden om leerbedrijf te worden. Voor bedrijven die aangeven een BBL-plek open te stellen omdat ze jongeren een kans willen bieden (de meest genoemde reden), heeft het resultaat het minst voldaan aan de verwachtingen. Waarschijnlijk speelde er toen ook andere maar wellicht minder concrete motieven een rol. Voor bedrijven die een minder ideëel doel hadden, heeft de BBLplek daarentegen vaker aan de verwachtingen voldaan. Overigens zijn bedrijven die een BBLplek openstellen als middel om personeel te werven (de tweede meest genoemde reden) relatief tevreden over het resultaat. 27

Tabel 3.8 Percentage bedrijven dat tevreden is over resultaat per motief om leerbedrijf te worden Ja, heeft absoluut aan verwachtingen voldaan Omdat het goed is voor de innovatie in het bedrijf. 94% Omdat het extra menskracht levert. 84% Omdat het normaal is in onze branche om jongeren 71% in het bedrijf te hebben Omdat het een goede manier is om personeel te 61% werven en te selecteren voor de langere termijn Omdat het goedkope arbeidskrachten levert. 50% Omdat we jongeren een kans willen bieden. 49% Totaal 56% 198 Op de vraag waarom het heeft voldaan aan de verwachtingen werden de volgende antwoorden gegeven (totaal 158 bedrijven): Het bedrijf heeft er goede werknemers aan overgehouden (54) Het is een makkelijke manier om mensen in dienst te krijgen. We hebben daar een aantal goede krachten aan overgehouden. De kwaliteit en motivatie van BBL-ers is hoog (17) We hebben tot nog toe altijd waardevolle krachten gehad. De jongeren hebben een positieve instelling ten aanzien van het bedrijf. Het is plezierig om met jongeren te werken en hen te helpen (11) Het is een mogelijkheid om mensen de kans geven theorie in de praktijk te laten brengen en dat bevalt goed. Het geeft veel voldoening om met dit soort jongeren te werken. Het heeft een positief rendement gehad (10) Het rendement komt tegemoet aan onze verwachtingen. Het was wel een investering, maar je krijgt er een goedkope kracht voor terug. Het levert het bedrijf nieuwe kennis en frisse ideeën (9) Wij krijgen een nieuwe wind binnen het bedrijf. Het niveau van werknemers wordt hierdoor verbeterd en men is meer alert op veranderingen. Het personeel is er actief mee bezig en het motiveert ook anderen. Bedrijven voor wie de leerbaan niet (helemaal) heeft voldaan aan de verwachtingen gaven hiervoor de volgende redenen (totaal is 91): Het kennisniveau is te laag of sluit niet aan bij de praktijk (18) De kwaliteit van het kennisniveau ligt onder druk bij de opleidingen. Er zit een kloof tussen het theoretisch gedeelte en de invulling in de praktijk in het bedrijf. 28