Auteur VO-content Laatst gewijzigd Licentie Webadres 20 October 2016 CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/62263 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van Kennisnet. Wikiwijs Maken is een onderdeel van Wikiwijsleermiddelenplein, hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, vergelijkt, maakt en deelt.
Inhoudsopgave Economie en welvaart Vooraf Stap 1 Stap 2 Stap 3 Stap 4 Stap 5 Over dit lesmateriaal Pagina 1
Economie en welvaart Vooraf Stel je voor...... je bent jarig en je krijgt van een oom 100,-. Wat ga je kopen?... je krijgt geen 100,- maar 1000,-. Wat koop je nu?... je wint in de Staatsloterij 100.000,-. Wat is het eerste dat je koopt? In het vak economie gaat het om kiezen. Economen bestuderen hoe gezinnen, bedrijven en de overheid kiezen uit verschillende mogelijkheden. Wat denk jij? Moet iedereen keuzes maken? Wat bepaalt welke keuzes je maakt? Is veel geld keuze nummer één. Of gaat het juist niet om geld, maar alleen om wat je met dat geld kunt doen? Bespreek je antwoorden met een klasgenoot. Aan het eind van deze opdracht kun je: een definitie geven van de begrippen behoeften en middelen en weet je waarom je moet kiezen. uitleggen wat bedoeld wordt met welvaart en weet je het verschil tussen welvaart en welzijn. voorbeelden geven van vrije- en economische producten. uitleggen wanneer economen producten schaars noemen. Activiteiten Stap Groepsgrootte Activiteit Stap 1 Alleen + samen Informatie lezen, vragen beantwoorden en vergelijken over primaire en secundaire behoeften. Stap 2 Alleen + samen Vraag beantwoorden en vergelijken over primaire producten. Pagina 2
Stap 3 Alleen Vragen beantwoorden over keuzes maken. Stap 4 Alleen Vragen beantwoorden over welvaart. Stap 5 Alleen Vragen beantwoorden over verschillende soorten producten. Benodigdheden Voor deze opdracht heb je een rekenmachine nodig. Tijd Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig. Stap 1 In het vak economie staat kiezen centraal. Economen bestuderen hoe gezinnen, bedrijven en de overheid kiezen uit verschillende mogelijkheden. Bestudeer uit de Kennisbank het volgende onderdeel. KB: Primaire en secundaire behoeften Bekijk de volgende producten. Bedenk van ieder product of het tot de primaire of tot de secundaire behoeften behoort. Vergelijk jouw antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot. Hebben jullie dezelfde antwoorden? Bespreek eventuele verschillen. Stap 2 Pagina 3
Behoeften In de tabel zie je de jaaruitgaven van een gezin. Uitgaven bedrag Voeding 4.430,- Kleding en schoenen 9.600,- Hygiëne en geneeskundige verzorging 2.120,- Ontspanning 6.420,- Overige bestedingen 1.030,- Totaal 23.600,- Bereken hoeveel procent van de totale uitgaven wordt uitgegeven aan primaire producten. Rond je antwoord af op een geheel getal. Wat denk je? Heeft iedereen in de klas hetzelfde antwoord? Leg uit waarom er verschillende antwoorden mogelijk zijn. Stap 3 Pagina 4
Kiezen Omdat je behoeften groter zijn dan je middelen moet je keuzes maken. Verschillende mensen hebben verschillende behoeften en zullen daarom andere keuzes maken. Ouderen hebben veelal andere behoeften dan jongeren. 1. Bedenk nog twee voorbeelden waarbij behoeften verschillen tussen groepen mensen. Jij bent niet de enige die steeds moet kiezen. Ook de overheid moet voortdurend keuzes maken. Uit de krant: 2. Waarom moet de overheid steeds kiezen? 3. Waar moet de regering, volgens jou, het extra geld dat binnenkomt aan uitgeven. Leg je antwoord uit. Niet ieder keuzeprobleem is een economisch probleem. Zijn de volgende keuzeproblemen, volgens jou, economische problemen? Leg je antwoord uit. 4. Je twijfelt tussen het kopen van een trui of een cd. 5. Je twijfelt tussen naar de film gaan of thuisblijven. 6. Je twijfelt tussen huiswerk maken of televisie kijken. Stap 4 Pagina 5
Welvaart Een bekend spreekwoord luidt: "Geld maakt niet gelukkig." Soms wordt het spreekwoord als volgt uitgebreid: "Geld maakt niet gelukkig, maar het is wel handig als je er veel van hebt." 1. Ben jij het eens met de uitbreiding van het spreekwoord? De mate waarin jij in je behoeften kunt voorzien, noem je je welvaart. Je welvaart wordt voor een deel bepaald door de hoeveelheid geld waarover je beschikt. Met het geld dat je hebt, kun je producten kopen die je wilt hebben. Een ander deel van je welvaart wordt bepaald door je geluksgevoel, je welzijn. 2. Gebruik de woorden 'middelen' en 'behoeften' om uit te leggen dat de meeste mensen in Nederland welvarender zijn dan de meeste mensen in een arm land in Afrika. Stap 5 Pagina 6
Hieronder zie je twee rijtjes producten: lucht zonlicht vriendschap regenwater aardappelen cd-speler kapper vliegreis 1. Wat is het verschil tussen de producten in beide rijtjes? Producten kun je onderverdelen in: vrije producten: producten waar je vrij over kunt beschikken, zoals bijv. zonlicht. economische producten: producten die geld kosten. Economische producten worden door de overheid of door bedrijven geleverd. Bij het kopen van economische producten moet je keuzes maken. Economische producten zijn daarom schaars. 2. Gaat het in de economie vooral over vrije producten of over economische producten? Leg je antwoord uit. 3. Is drinkwater in Nederland een schaars product? Leg je antwoord uit. Pagina 7
Over dit lesmateriaal Colofon Auteur VO-content Laatst gewijzigd 20 October 2016 om 16:12 Licentie Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om: het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden. Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie Aanvullende informatie over dit lesmateriaal Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar: Leerniveau VMBO gemengde leerweg, 3; VMBO theoretische leerweg, 3; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 3; Leerinhoud en Consumptie en consumenten-organisaties; Arbeid, productie en bedrijfsleven; doelen Economie; Eindgebruiker leerling/student Moeilijkheidsgraad gemiddeld Studiebelasting 2 uur en 0 minuten Pagina 8