De wijziging van het erfrecht: wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het erfrecht

Vergelijkbare documenten
HERVORMING ERFRECHT ESTATE PLANNING. PHILIPP BOLLEN 1 februari 2018

HET (NIEUWE) ERFRECHT ANNO 2018

HOOFDSTUK 4. De reserve

Beknopte inhoudstafel

HERVORMING ERFRECHT ESTATE PLANNING. PHILIPP BOLLEN 26 april 2018

Successieplanning met verzekeringsproducten in nieuw samengestelde gezinnen

De hervorming van het erfrecht. Grote lijnen van de wet van 31 juli 2017 en aandachtspunten Vlaamse registratie- en erfbelasting

Beknopte inhoudstafel

Inhoud. Deel 1 Huwelijksvermogensrecht 17. Inleiding 13

Impact hervorming van het federale erfrecht op de Vlaamse erfbelasting

Het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende en de problematiek van de inbreng en de inkorting

Het nieuwe erfrecht. Prof. dr. Charlotte Declerck

INHOUD. Woord vooraf... v Over de auteurs... vii Algemene bibliografie... ix ERFRECHT

1. HET ERFRECHT VAN DE LANGSTLEVENDE ECHTGENOOT EN HET WETTELIJK OF CONVENTIONEEL RECHT VAN TERUG- KEER 2

TETRALERT FISCAAL RECHT

Het nieuwe erfrecht. Prof. dr. Charlotte Declerck

Enkele belangrijke begrippen en afkortingen

HET ENE VRUCHTGEBRUIK IS HET ANDERE NIET.

Het nieuwe erfrecht. Rudi Mattheus. CEO AXIS Finance

MAAK IK EEN TESTAMENT? Erven en onterven. Prof. Walter Pintens

Hoe beveilig ik mijn partner?

Erfrecht. Wie erft wat?

INHOUD VOORWOORD... KRONIEK FAMILIAAL VERMOGENSRECHT Coördinatie Prof. Dr. JOHAN DU MONGH Primair huwelijksvermogensstelsel VEERLE ALLAERTS...

Je rechten bij erfenis


Deel 1. Naar wie gaat uw nalatenschap?

INHOUDSOPGAVE ADLOCUTIO ROGERUM DILLEMANS HONORIFICANS FAMILIAAL VERMOGENSBEHEER IN RECENTE NATIONALE EN EUROPESE RECHTSPRAAK

privé-vermogenvermogen

ERFENIS, SCHENKING EN SUCCESSIERECHTEN. Advocaten Meersman & Van Keer Willem Tellstraat GENT

DE INBRENG VAN GIFTEN IN HET NIEUWE ERFRECHT

Inhoud. Deel 1 Analyse van de situatie 17. Woord vooraf 3 Inleiding 11

De hervorming van het erfrecht: grotere vrijheid om uw nalatenschap te regelen

Samenvatting. Familiale vermogensplanning

HANDBOEK BURGERLIJK RECHT

Hof van Cassatie van België

BEGINSELEN VAN BELGISCH PRIVAATRECHT VI ERFRECHT DEELI OPENVALLEN EN TOEWIJZING VAN DE NALATENSCHAP, ERFOVEREENKOMSTEN, RESERVE EN INBRENG

SAMENWONING RELEVANTE ARTIKELS UIT HET BELGISCH BURGERLIJK WETBOEK

VEERTIG JAAR INSTITUUT VOOR FAMILIAAL VERMOGENSRECHT Prof. Em. ROGER DILLEMANS... xi

Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar

VOORWOORD...v. KRONIEK FAMILIAAL VERMOGENSRECHT Coördinatie Prof. Dr. JOHAN DU MONGH...1. Primair huwelijksvermogensstelsel VEERLE ALLAERTS...

Lezing nieuw erfrecht door Minister van Justitie Koen Geens

INHOUD. Hoofdstuk IV. Ongeldigheid van het huwelijkscontract TITEL II DE VERSCHILLENDE HUWELIJKSSTELSELS... 51

Wettelijk erfrecht Duitsland

ACTUELE KNELPUNTEN FAMILIAAL VERMOGENSRECHT

Mr H.M.L. Simons, notaris Notariskantoor Kunderlinde Voerendaal

ACTUALIA VERMOGENSRECHT

Hoofdstuk 3. Erven als huwelijkspartner

1. De wetgever heeft reeds in uw plaats gedacht

Bedenkingen bij schenkingen van onroerende goederen tussen echtgenoten. Hoe verrekenen ten tijde van de afwikkeling van de nalatenschap?

Hoofdstuk V Overige aanpassingen in het erfrecht bijzonder voor wettelijke samenwoners. Erfrecht na gewone adoptie

UPDATE SUCCESSIEPLANNING PIETER VAN DE SIJPE

1. Onterven. 2. Generatiesprong

De omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote: waarderingsperikelen

Begripsbepaling H OOFDSTUK

INHOUD. VOORWOORD... v. KRONIEK FAMILIAAL VERMOGENSRECHT Prof. Dr. Johan Du Mongh Primair huwelijksvermogensstelsel Veerle Allaerts...

Ruimere beschikkingsvrijheid Houdt rekening met de veelheid aan familievormen in de nieuwe complexe maatschappelijke realiteit

Stéphanie Crombez. Promotor: Prof. dr. Annelies Wylleman Copromotor: Mevr. Lies Pottier. Aantal woorden: Studentennummer:

Successieplanning voor nieuw samengestelde gezinnen. Anne Vander Heyde, fiscaal-notarieel juriste 24 mei 2014

Maak gebruik van de overgangsperiode bij de hervorming van het erfrecht

DE IMPACT VAN HET NIEUWE ERFRECHT OP IN HET VERLEDEN UITGEWERKTE FAMILIALE VERMO- GENSPLANNINGEN.

Hof van Cassatie van België

FAMILIALE VERMOGENSPLANNING Prof. J.Bael

ENKELE PROBLEMEN INZAKE DE OMZETTING

Inhoud. Inhoud... Titel 1. Juridische aspecten Hoofdstuk 1. Algemeen... 1

De erfopvolging. auteurs: André Culot, belastingconsulent Pierre Culot, kandidaat-notaris. Intestaat nalatenschap of ab intestato = zonder testament

Hof van Cassatie van België

Het bijzonder statuut van de gezinswoning: een vergelijking tussen echtgenoten en wettelijk samenwonenden

VERGELIJKING HUWELIJK WETTELIJK SAMENWONEN FEITELIJK SAMEWONEN

Het nieuwe erfrecht. Inleiding De wet van31 juli 2017 tot hervormingvan het erfrecht. Belangrijkste krachtlijnen:

Omvang van de erfrechtelijke roeping

DE OORZAAK VAN EISBAARHEID VAN DE SUCCESSIERECHTEN...

hoofdstuk 12 Conclusie

Hoe afwijken van het wettelijk erfrecht? Fundamenten van het nieuwe erfrecht

Vermogensplanning. Het vernieuwde erfrecht

Het Nieuwe Erfrecht. Roel Deseyn Federaal Volksvertegenwoordiger CD&V.

DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK

RECHTSPRAAKFICHES FAMILIAAL VERMOGENSRECHT

Goed geven! Dirk Vercoutter van testament.be 20/09/14

ONTWERP VAN DECREET TEKST AANGENOMEN DOOR PLENAIRE VERGADERING

VR DOC.0453/2BIS

DE LANGSTLEVENDE ECHTGENOOT EN HET VRUCHTGEBRUIK: VAN DE HEMEL NAAR DE HEL?

Successieplanning. Jan Van Ermengem Notaris te Meerhout

Hoofdstuk 1 - Het huwelijksvermogensrecht

HET VERBOD VAN ERFOVEREENKOMSTEN BIJ DE

BEGINSELEN VAN EUROPEES FAMILIERECHT BETREFFENDE VERMOGENSRECHTELIJKE RELATIES TUSSEN ECHTGENOTEN

DE WEERSLAG VAN DE HERVORMING VAN HET ERFRECHT OP NIEUWE SAMENGESTELDE

Ons erfrecht. Vandaag en morgen

De erfopvolging. auteurs: André Culot, fiscaal adviseur Pierre Culot, kandidaat-notaris

RECHTSVERGELIJKENDE BEDENKINGEN BIJ HET VERBOD VAN ERFOVEREENKOMSTEN IN HET NIEUWE ERFRECHT

Het nieuwe erfrecht Servais Verherstraeten Voorzitter CD&V-Kamerfractie

Het nieuwe erfrecht Servais Verherstraeten Voorzitter CD&V-Kamerfractie.

Inhoud De "wettelijke erfgenamen" als begunstigden van een levensverzekering...

Huwelijk, wettelijk samenwonen of feitelijk samenwonen voor partners met kinderen uit een vorige relatie: de voor- en nadelen afgewogen

7. Hoe vermijdt u dat uw vermogen bij uw schoonfamilie terechtkomt?

Voor wat betreft de heffing van schenkbelasting gelden dezelfde, hierboven genoemde grondslagen.

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. Geregistreerde schenkingen om successierechten te vermijden. Copyright and disclaimer

NIEUWSFLASH SUCCESSIERECHTEN OP AFKOOPWAARDE LEVENSVERZEKERINGEN

De hervorming van het erfrecht. Carina VAN CAUTER Federaal volksvertegenwoordiger Open Vld

Redactie van begunstigingsclausules van levensverzekeringen = maatwerk

Rouwenhorst & Rouwenhorst Notarissen te Delden

Transcriptie:

Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-14 De wijziging van het erfrecht: wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het erfrecht Masterproef van de opleiding Master in het notariaat Ingediend door Zoë Ramakers (studentennr: 00700005) Promotor: Prof. dr. Jan Bael Commissaris: Elise Maes

2

DANKWOORD Deze Masterproef kwam tot stand in het kader van het behalen van het diploma Master in het notariaat aan de Universiteit van Gent. Mijn dank gaat uit naar de vele mensen die mij bij het schrijven hiervan hebben bijgestaan en gesteund. Zo zou ik onder meer mijn ouders en vriend willen bedanken voor hun luisterend oor en de steun wanneer het nodig was. Mijn vader wens ik in het bijzonder te bedanken voor het grondige nazichtwerk van deze Masterproef. Mijn dankbaarheid gaat ook uit naar notaris Edgard Van Oudenhove en notaris Joni Soutaer die mij de kans gaven om werk en studie te combineren. Ik wens hen en mijn collega s dan ook te bedanken voor hun flexibiliteit en enthousiasme. Tot slot dank ik professor Jan Bael en commissaris Elise Maes voor het aanreiken van dit onderwerp en de begeleiding bij deze masterproef. 3

4

INHOUDSTAFEL I. INLEIDING II. WETSVOORSTEL 1. Devolutie A. Langstlevende echtgenote in samenloop met afstammelingen: gewijzigde regels inzake inbreng en de omzetting van het levenslang vruchtgebruik van de langstlevende B. Langstlevende echtgenote zonder afstammelingen: het begrip aanwinsten C. De wettelijke samenwoners D. Overlijden zonder afstammelingen: nieuwe regels inzake de wettelijke terugkeer 2. De verdeling A. De verdeling in natura niet langer een dwingende regel B. De inbreng van schenkingen als voorschot op erfdeel: voorstel tot uniformisering 3. Reserve A. Afschaffing van de ascendentenreserve B. Langstlevende echtgenote: behoud van de concrete reserve, nuancering van de abstracte reserve C. Kinderen D. Verzaken aan de Reserve 4. Zorgenkinderen 5. Erfovereenkomsten A. Het bestaande verbod op erfovereenkomsten B. Het verbod op erfovereenkomsten zorgt in de praktijk voor grote problemen C. Het wetsvoorstel op het gebied van de erfovereenkomsten 6. Uitbreiding van de Wet Valkeniers III. EVALUATIE 1. Het begrip aanwinsten onvoldoende uitgewerkt 5

2. Foutief waarderingsmoment van schenkingen 3. De reserve blijft een pijnpunt 4. De erfovereenkomsten: een uitgekiende regeling? A. Het algemeen verbod op erfovereenkomsten blijft behouden B. Erfovereenkomsten ten bijzondere titel vallen voortaan niet meer onder het verbod op de erfovereenkomsten C. De mogelijkheid tot het verzaken aan de reserve IV. SLOT V. BIBLIOGRAFIE 6

I. INLEIDING 1. Dat het huidige erfrecht aan hervorming toe is zal niemand betwisten. De manier waarop dit echter dient te gebeuren doet menige tongen rollen. Desalniettemin zette professor Doctor Hélène Casman haar schouders onder dit project. Op 5 augustus 2013 werd het wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het erfrecht ingediend door mevrouw Martine Taelman. 1 2. Dit wetsvoorstel dient in een breder kader van reeds gerealiseerde of geplande hervormingen geplaatst te worden. Een eerste fase van deze hervorming werd gerealiseerd door de wet van 10 december 2012 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Strafwetboek en het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de onwaardigheid om te erven, de herroeping van giften, het verval van huwelijksvoordelen en de plaatsvervulling. 2 Door deze wet werd o.a. het begrip onwaardigheid om te erven geactualiseerd en werden de mogelijkheden tot plaatsvervulling uitgebreid. Een tweede fase van de geplande hervormingen betreft de hervorming van ons huwelijksvermogensrecht. Hiertoe werd op 20 augustus 2013 het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 301 van het Burgerlijk Wetboek en van diverse bepalingen inzake het huwelijksvermogensrecht, in het bijzonder met betrekking tot de levensverzekering, de vergoedingsregelingen en de gevolgen van de echtscheiding ingediend. 3 Dit wetsvoorstel werd ingediend naar aanleiding van rechtspraak van het Hof van Cassatie waarbij de artikelen 127 en 128 van de wet Landverzekeringsovereenkomsten ongrondwettig werden bevonden. 4 Ook de 1 Wetsvoorstel tot wijziging van het burgerlijk wetboek met betrekking tot het erfrecht, Parl.St.Senaat 2012-13, nr. 5-2207/1. 2 Wet van 10 december 2010 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Strafwetboek en het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de onwaardigheid om te erven, de herroeping van giften, het verval van huwelijksvoordelen en de plaatsvervulling, BS 11 januari 2013. 3 Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 301 van het Burgerlijk Wetboek en van diverse bepalingen inzake het huwelijksvermogensrechten, in het bijzonder met betrekkin tot de levensverzekering, de vergoedingsregelingen en de gevolgen van de echtscheiding, Parl. St. Kamer 2012-13, nr. 2998/001. 4 GwH 26 mei 1999, nr. 54/99 en GwH 27 juli 2011, nr. 136/2011. 7

vergoedingsregeling in stelsels van gemeenschap wordt door dit wetsontwerp op een aantal punten gewijzigd. 5 In de derde fase tenslotte, die specifiek gericht is op de hervorming van het erfrecht, worden een aantal belangrijke hervormingen vooropgesteld. Zo worden de regels in verband met de devolutie onder de loep genomen en op een aantal belangrijke punten hervormd. Ook de regels m.b.t. de verdeling van de nalatenschap en de reserve worden niet ongemoeid gelaten. Zeer verregaand is ook dat komaf wordt gemaakt met het veelbesproken absolute verbod op erfovereenkomsten en zelfs een specifieke soort erfovereenkomst, het zogenaamde familiepact, uitdrukkelijk geregeld wordt in dit wetsvoorstel. Discussiemateriaal genoeg dus! 3. In deze bijdrage zal ik mij specifiek beperken tot dit derde en laatste wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het erfrecht, hierna wetsvoorstel. Hierbij zal ik mij focussen op de, naar mijn inzicht, belangrijkste hervormingspunten die in dit wetsvoorstel worden opgenomen. De lijst van de hervormingen die in deze bijdrage worden opgesomd, is dus geenszins limitatief. Hiervoor kan ik enkel verwijzen naar de integrale tekst van het ingediende wetsvoorstel. Na deze inleiding vatten we meteen aan bij de uitgebreide bespreking van het wetsvoorstel (II). Hierbij zal ik ook telkens aandacht besteden aan de discussiepunten die met betrekking tot deze thema s bestaan en op welke manier in het wetsvoorstel hiermee wordt omgesprongen. In een derde luik zal ik tenslotte uitgebreider ingaan op enkele van deze thema s en dit wetsvoorstel kritisch onder de loep nemen (III). 5 Een eerste belangrijke commentaar op dit wetsvoorstel kan terug gevonden worden in: A.L. VERBEKE en R. BARBAIX, Nieuw huwelijksvermogensrecht (eerste deel), RW 2013-14, afl. 3, 82. 8

II. WETSVOORSTEL 1. Devolutie 4. In het wetsvoorstel worden heel wat belangrijke hervormingen vooropgesteld op het vlak van de regels van de devolutie. Zonder volledigheid na te streven worden de belangrijkste hervormingen die men wil doorvoeren hieronder opgelijst en besproken. A. Langstlevende echtgenote in samenloop met afstammelingen: gewijzigde regels inzake inbreng van schenkingen en de omzetting van het levenslang vruchtgebruik van de langstlevende 5. Een groot contrast met het verleden is dat wij vandaag in ons erfrecht een prominente rol toe toekennen aan de langstlevende echtgenote. 6 Soms gaan de rechten van de langstlevende echter zo ver, dat dit vaak leidt tot ongewenste gevolgen. Deze ongewenste gevolgen situeren zich voornamelijk op het gebied van de inbrengregeling voor schenkingen, maar ook op het vlak van het zogenaamde omzettingsrecht van het vruchtgebruik. In deze twee materies brengt het wetsvoorstel dan ook wijzigingen aan. Zo wordt de inbrengverplichting voor schenkingen die door de erflater werden gedaan voor het huwelijk met de langstlevende afgeschaft en wordt het omzettingsrecht van het levenslang vruchtgebruik van de langstlevende beperkt. 6. Het erfrecht van de langstlevende is vandaag afhankelijk van het antwoord op de vraag met wie zij tot de nalatenschap van de erflater komt. Komt de langstlevende op samen met afstammelingen van de erflater, dan erft zij het vruchtgebruik over de gehele nalatenschap, zijnde: de eigen goederen van de erflater, diens aandeel in het gemeenschappelijk vermogen, de ingekorte goederen, en in beginsel ook de goederen die als voorschot op erfdeel werden geschonken. 7 Komt de langstlevende echter tot de nalatenschap in samenloop met andere bloedverwanten dan de afstammelingen, dan erft zij het vruchtgebruik op de eigen goederen van de erflater en de volle eigendom 6 R. BARBAIX, De inbrengverplichting en de langstlevende echtgenote: Inbreng aan en door de langstlevende echtgenote., TEP 2006, 1-2. 7 W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal Vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 769-771. 9

van het gemeenschappelijk vermogen. 8 In een laatste scenario komt de langstlevende tot de nalatenschap zonder bloedverwanten. In dit laatste geval zal zij de volle eigendom van de gehele nalatenschap erven. 9 7. Hierna zullen we het nog uitvoerig hebben over de inbrengregeling inzake schenkingen. Zonder hier nu al zeer uitgebreid op in te gaan kunnen we kort stellen dat schenkingen gedaan door de erflater als voorschot op erfenis, steeds dienen te worden ingebracht in de nalatenschap. Dit betekent dus ook dat afstammelingen van de erflater die dergelijke giften ontvingen, dit bij het overlijden opnieuw dienen in te brengen in de nalatenschap. Op deze ingebrachte goederen, zowel roerende als onroerende, zal de langstlevende echtgenote haar vruchtgebruik kunnen uitoefenen. 10 Op zich is dit geen probleem in de situatie waarbij de langstlevende in samenloop komt met gemeenschappelijke afstammelingen van de overledene. Deze inbrengverplichting zal echter vaak moeilijker liggen in situaties waarbij de langstlevende in samenloop komt met niet gemeenschappelijke kinderen. We denken hierbij bijvoorbeeld aan de hersamengestelde gezinnen. Ook schenkingen door de erflater gedaan aan zijn kinderen voor zijn huwelijk met zijn nieuwe partner zullen immers bij het overlijden opnieuw dienen te worden ingebracht. In het wetsvoorstel tracht men dan ook specifiek aan deze situatie tegemoet te komen. Wanneer de erflater reeds goederen heeft weggeschonken vooraleer hij met deze echtgenote is gehuwd, dan kan de langstlevende daar geen erfrechtelijk vruchtgebruik meer op verkrijgen, ook niet via de inbreng van deze schenking. 8. Een ander en even verregaand recht van de langstlevende is deze van het omzettingsrecht van het vruchtgebruik voorzien in artikel 745quater Burgerlijk Wetboek. Wanneer de langstlevende in samenloop komt met afstammelingen van de erflater dan kan zij, net zoals de andere erfgenamen, de omzetting vragen van het vruchtgebruik. Specifiek in deze situatie is echter dat de langstlevende een zogenaamd 8 W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal Vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 771-773. 9 J. VERSTRAETE, Erfrecht en familierecht. De toestand van de nieuw samengestelde gezinnen., T.Not 2010, 375-376 en W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal Vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 773. 10 Zie hierover o.m.: R. BARBAIX, De inbrengverplichting en de langstlevende echtgenote: inbreng aan en door de langstlevende echtgenote, TEP 2006, afl. 4, 248-284. 10

vetorecht kan uitoefenen wanneer de omzetting wordt gevraagd van het vruchtgebruik van de gezinswoning. 11 Concreet betekent dit dat men aan de rechter kan vragen om het vruchtgebruik te laten omzetten in: de volle eigendom van een ander onroerend goed, een kapitaal, of een gewaarborgde en geïndexeerde rente. De rechter beschikt dan over een discretionaire bevoegdheid en kan met name rekening houden met alle objectieve criteria, inkomen, financiële draagkracht, enz. Komt de langstlevende echter in samenloop met andere dan afstammelingen van de erflater, dan kan zij zelfs gedurende vijf jaar de omzetting van het vruchtgebruik eisen. 9. In vele situaties, maar voornamelijk bij hersamengestelde gezinnen is het vaak niet wenselijk dat men de omzetting van dit vruchtgebruik kan vragen. We kunnen ons perfect situaties voorstellen waarbij het niet de wil is van de erflater dat diens nieuwe partner, in ruil voor dat levenslang genotsrecht, een som geld bekomt van zijn afstammelingen. Er worden dan ook vaak clausules opgesteld in huwelijkscontracten, testamenten en contractuele erfstellingen ter uitsluiting van dit omzettingsrecht. Het feit echter dat dergelijke bedingen enkel uitwerking kunnen hebben ten belope van het beschikbaar deel, beperkt in belangrijke mate het toepassingsgebied van dergelijke clausules. Vooreerst dient immers rekening gehouden te worden met artikel 745quinquies 2 van het Burgerlijk Wetboek. Dergelijke bedingen mogen immers niet de rechten ontnemen, noch beperken, van de afstammelingen uit het vorig huwelijk van de erflater, noch de rechten van de langstlevende echtgenote voor wat betreft de preferentiële goederen. Voorts dient er volgens sommigen ook rekening gehouden te worden met de reserve of het voorbehouden erfdeel. Een eerste stelling, die onder meer wordt verdedigd door professor CHRISTIAN DE WULF, meent dat men dit omzettingsrecht, voor zover zij de reserve bezwaart, nooit kan afnemen van de langstlevende. De reserve of het voorbehouden erfdeel is immers onbeschikbaar. Het komt aan de erfgenamen toe, vrij en onbelast van alle bedingen. Wanneer men dit omzettingsrecht zou beperken of uitsluiten met betrekking tot de gezinswoning en de daarin aanwezige huisraad, dan is dit in strijd met de reserve van de langstlevende. Haar reserve bestaat immers uit het 11 M. COENE en A. VERBEKE, Artikel 745 quater B.W. in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 1-21 en C. DE WULF, Het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot- het recht van omzetting en de toewijzing in volle eigendom, T. Not. 2006, afl. 3, 115-125. 11

vruchtgebruik van de nalatenschap met daarin minstens het vruchtgebruik van de gezinswoning en de huisraad. 12 Een tweede strekking, zoals onder meer GRÉGOIRE en VERSTRAETE, verwerpt deze eerste stelling en verwijst hiervoor naar de parlementaire voorbereiding van deze wet. Hieruit leiden zij af dat enkel het vruchtgebruik op de gezinswoning en de huisraad wordt beschermd en niet het omzettingsrecht hiervan. 13 In het huidige wetsvoorstel wordt duidelijk het tweede standpunt naar voor geschoven. Wanneer de erflater er zelf niet van afgeweken is, gaat de wetgever er van uit dat de erflater de rechten van zijn langstlevende echtgenote heeft willen beperken tot dit levenslang vruchtgebruik. Het zijn dan ook enkel nog de afstammelingen die de omzetting kunnen vragen, tenzij de erflater het uitdrukkelijk anders voorziet. B. Langstlevende echtgenote zonder afstammelingen: het begrip aanwinsten 10. Een andere belangrijke hervorming die in het wetsvoorstel werd opgenomen is de invoering van het begrip aanwinsten en het uitdrukken van de erfrechtelijke aanspraken van de langstlevende in deze termen wanneer deze opkomt in de nalatenschap met andere dan afstammelingen van de erflater. 11. Wanneer de erflater geen kinderen nalaat, doch enkel een langstlevende echtgenote en andere erfgenamen, dan bekomt de langstlevende meer dan enkel het vruchtgebruik. Zij bekomt dan de volle eigendom van het gemeenschappelijk vermogen en het vruchtgebruik van het eigen vermogen. 14 Tot het eigen vermogen behoren de goederen die werden verkregen voor het huwelijk of deze die werden verkregen om niet tijdens het huwelijk door erfenis, schenking of testament. 15 Men achtte het dan ook wenselijk, en nu nog trouwens, dat de blote eigendom van deze 12 C. DE WULF, Het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot. Het recht van omzetting en de toewijzing in volle eigendom., T.Not 2006, 123-124. 13 J. DU MONGH, Ontwikkelingen inzake het erfrecht van de langstlevende echtgenoot - De 'Wet Valkeniers' dd. 22 april in W. PINTENS en J. DU MONGH (eds.), Familiaal vermogensrecht, Themis 2003-2004, Brugge, Die Keure, 2004, 94. 14 Art. 745bis, 1, 1ste lid. 15 W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal Vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 153-181. 12

goederen geërfd worden door de bloedverwanten van de erflater. Het gemeenschappelijk vermogen echter, dat werd opgebouwd tijdens het huwelijk door de echtgenoten, dient in volle eigendom toe te komen aan de langstlevende. Dit vermogen hebben zij immers samen opgebouwd tijdens het huwelijk. 12. Desalniettemin is deze situatie vandaag de dag niet ideaal. Enerzijds is de logica achter het onderscheid eigen vermogen - gemeenschappelijk vermogen in vele situaties niet langer correct. Denken we maar aan de situatie waarin een koppel reeds geruime tijd samenwoont vooraleer ze in het huwelijksbootje stappen. In deze periode zullen zij immers ook al aanwinsten genereren die niettemin bij het sluiten van het huwelijk in het eigen vermogen zullen vallen. En zo zijn er nog tal van situaties denkbaar waarbij deze opdeling niet langer correct is en er in het eigen vermogen aanwinsten van het koppel zullen zitten net zoals er in het gemeenschappelijk vermogen niet steeds exclusief aanwinsten zullen zitten. 13. Bovendien is deze regeling niet billijk wanneer we de erfaanspraken van de langstlevende gehuwd met de erflater onder het wettelijk stelsel gaan vergelijken met de langstlevende die gehuwd was met de erflater onder het stelsel der scheiding van goederen. 16 Nemen we de situatie waarbij een stel gehuwd onder het wettelijk stelsel een gezinswoning aankoopt tijdens het huwelijk. Deze gezinswoning zal aldus deel uitmaken van het gemeenschappelijk vermogen. In deze situatie zal de langstlevende wanneer zij in samenloop komt met andere dan afstammelingen van de erflater aanspraak kunnen maken op de volle eigendom van de gezinswoning. De langstlevende gehuwd onder het stelsel van scheiding der goederen echter, zal slechts het vruchtgebruik op de helft van de gezinswoning erven en dus in samenloop komen met de bloedverwanten van de erflater. 14. Teneinde deze discriminatoire situatie op te lossen, worden de erfaanspraken van de langstlevende in het wetsvoorstel uitgedrukt in termen van de aanwinsten. De langstlevende die in samenloop komt met andere dan afstammelingen verkrijgt dan, naast het vruchtgebruik van de eigen goederen, de volle eigendom van het aandeel van de erflater in de aanwinsten die tijdens dit huwelijk zijn opgebouwd, tenzij de 16 A.VERBEKE, Hervorming van het Belgisch erfrecht., TEP 2011, afl. 1-2, 6. 13

erflater het anders voorziet. Op die manier zou de langstlevende echtgenoot die in samenloop komt met andere erfgerechtigden dan afstammelingen de volle eigendom van de aanwinsten erven, of de echtgenoten nu gehuwd waren onder een stelsel met gemeenschap dan wel zonder. 17 De vraag die we ons hier evenwel kunnen stellen is hoe we dit begrip aanwinsten dienen te definiëren? Nergens in het wetsvoorstel wordt immers een duidelijke afbakening van dit begrip uiteengezet? In de toekomst kunnen we dan ook verwachten dat hieromtrent nog vele problemen zullen opduiken. Hier kom ik nog uitgebreid op terug in het derde deel van deze uiteenzetting. C. De wettelijke samenwoners 15. Voor wat betreft de regels met betrekking tot de erfrechtelijke aanspraken van de langstlevende wettelijk samenwonende partner worden in het wetsvoorstel enkele kleinere aanpassingen van de voormalige tekst van de wet voorgesteld. Dit om verschillende onduidelijkheden die zijn gerezen in de rechtsleer uit te klaren. De erfregels van de wettelijk samenwonende partner op zich blijven echter ongewijzigd. 16. In de huidige wettekst wordt in het artikel 745octies Burgerlijk Wetboek voor de langstlevende wettelijk samenwonende partner een niet-reservatair erfrecht voorzien dat bestaat uit het vruchtgebruik op het onroerend goed dat tijdens het samenwonen het gezin tot gemeenschappelijke verblijfplaats diende en het daarin aanwezige huisraad. Werd deze gemeenschappelijke verblijfplaats gehuurd, dan treedt deze wettelijk samenwonende partner in de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de huurovereenkomst en uit het vruchtgebruik van de daarin aanwezige huisraad. Is de langstlevende wettelijk samenwonende partner echter een afstammeling van de erflater, dan zijn deze erfaanspraken niet van toepassing. 18 17. De terminologie die wordt gebruikt in de wet zorgt evenwel voor heel wat discussie en polemiek. Terwijl de wetgever voor de erfaanspraken van de langstlevende echtgenote kiest voor de formulering in termen van: de gezinswoning bij het openvallen van de nalatenschap, wordt in de wettekst van 28 maart 2007 een 17 Zie hierover ook: C. DE WULF, Bedenkingen bij de voorstellen tot wijziging van ons familiaal vermogensrecht, T.Not 2012, 11, 584-585. 18 J. VERSTRAETE, Erfrecht en familierecht. De toestand van de nieuw samengestelde gezinnen., T.Not 2010, 379. 14

heel andere formulering gebruikt. 19 Hier heeft men het over: het onroerend goed dat tijdens het samenwonen het gezin tot gemeenschappelijke verblijfplaats diende. Deze formulering doet dan ook diverse vragen rijzen. Door deze onnauwkeurige formulering wordt het immers ook mogelijk dat in geval van feitelijke scheiding waarbij de langstlevende vrijwillig deze gemeenschappelijke verblijfplaats heeft verlaten, maar er desalniettemin nog geen einde was gekomen aan de wettelijke samenwoning, deze laatste nu plots bij het overlijden wel het vruchtgebruik op de woning erft. Bovendien betekent deze formulering ook meteen dat wanneer er meerdere woningen in de nalatenschap zitten, zij kan kiezen op welke woning zij haar aanspraken wil laten gelden. 20 In het nieuwe wetsvoorstel kiest men nu gelukkig voor eenzelfde formulering als deze bij de gehuwde partner. 18. Voorts werden ook vragen gesteld over de juridische kwalificatie van deze erfaanspraken van de langstlevende. Zo hebben we de stelling CASMAN die meent dat het gaat om een anomale erfopvolging. 21 Deze kwalificatie heeft meerdere belangrijke consequenties. Kwalificeren we de erfaanspraken van de langstlevende wettelijk samenwonende partner als een anomaal erfrecht dan betekent dit enerzijds dat zij niet tot inbreng kan worden gedwongen wanneer zij de volle of blote eigendom van de gezinswoning geschonken heeft gekregen. Omgekeerd, kan zij de inbreng ook niet vorderen wanneer de gezinswoning zou weggeschonken zijn. Anderzijds betekent dit ook dat het vruchtgebruik van de gezinswoning en de inboedel buiten de berekening van de fictieve massa zal worden gehouden en dus ook buiten het beschikbaar deel. Anderen, waaronder onder meer BARBAIX, menen echter dat het erfrecht van de wettelijk samenwonende partner kan herleid worden tot een gewoon ab intestaat 19 Wet van 28 maart 2007 tot wijziging, wat de regeling van het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende betreft, van het Burgerlijk Wetboek en van de wet van 29 augustus 1988 op de erfregeling inzake landbouwbedrijven met het oog op het bevorderen van de continuïteit, BS 8 mei 2007. 20 N. LABEEUW, Notariële aandachtspunten bij de implementatie van het erfrecht van de langstlevende wettelijke partner, NNK 2008, afl. 3, 64. 21 Maar ook onder meer C. Castelein in C. CASTELEIN, De wet van 28 maart 2007 tot invoering van een erfrecht voor wettelijk samenwonende partners en andere erfrechtelijke innovaties, T.Fam. 2007, afl. 9,194-195. 15

erfrecht, zij het onder bijzondere titel. 22 Dit betekent dat de langstlevende wel tot inbreng verplicht is en zelf ook de inbreng zal kunnen vorderen. 23 19. In het wetsvoorstel krijgen we duidelijkheid over deze kwestie en wordt het standpunt ingenomen dat er geen sprake kan zijn van een inbrengverplichting. Er bestaat immers slechts een inbrengverplichting wanneer de schenking gebeurt als voorschot op erfenis. Gezien de langstlevende wettelijk samenwonende partner niet beschikt over een erfrecht in volle eigendom, noch in blote eigendom, kan de schenking nooit gedaan zijn als voorschot op erfenis en bestaat er dus zoals gezegd geen inbrengverplichting. 24 20. Ook voor wat betreft de vraag naar de bijdrage in de schulden dient er meer duidelijkheid te komen. In het wetsvoorstel wordt aangenomen dat de bijdrage in de schulden beperkt blijft tot de intresten van deze schulden en slechts naar evenredigheid van de waarde van de goederen waarop het vruchtgebruik wordt geërfd. 25 21. Een andere belangrijke vraag die in deze context was gerezen, is de vraag hoe dit vruchtgebruik van de langstlevende dient te worden aangerekend? In het geval van gehuwden bestaan hier immers duidelijke regels over. Het vruchtgebruik van de langstlevende dient proportioneel te worden aangerekend op het beschikbaar deel en op de reserve. Eenzelfde duidelijke regeling bestaat tot op heden nog niet voor de wettelijke samenwoners. In het wetsvoorstel luidt het nieuwe artikel 745octies 5 Burgerlijk Wetboek als volgt: Het vruchtgebruik waarop de langstlevende wettelijk samenwonende krachtens het eerste lid van de eerste paragraaf gerechtigd is bezwaart die goederen, ongeacht of ze bij de verdeling van de nalatenschap door reservataire erfgenamen of door andere erfgenamen of legatarissen zijn verkregen. Indien de met dit vruchtgebruik bezwaarde goederen echter aan één van de 22 De gewone erfopvolging impliceert steeds een roeping tot het geheel van de nalatenschap, terwijl er bij de anomale erfopvolging net wordt afgeweken van de gewone devolutieregels. 23 N. LABEEUW, Notariële aandachtspunten bij de implementatie van het erfrecht van de langstlevende wettelijke partner, NNK 2008, afl. 3, 64. 24 Wetsvoorstel tot wijziging van het burgerlijk wetboek met betrekking tot het erfrecht, Parl.St.Senaat 2012-13, nr. 5-2207/1, 25. 25 Voor meer toelichting zie: H.CASMAN, Wet van 28 maart 2007 tot regeling van het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende-een eerste commentaar., Not.Fisc. M. 2007, 127-128. 16

reservataire erfgenamen worden toegewezen, dan wordt de last die deze erfgenaam hierdoor ondergaat, tussen alle reservataire erfgenamen proportioneel in waarde omgeslagen. 26 22. In het wetsvoorstel wordt bovendien ook voorzien dat het recht van terugkeer zoals voorzien in artikel 747 1 Burgerlijk Wetboek, de uitoefening van dit vruchtgebruik in principe niet belet. Onder de huidige wettekst was dit immers, zij het door een vergetelheid, niet uitdrukkelijk in de wettekst opgenomen. Voorts wordt in het wetsvoorstel ook nog opgenomen dat het erfrecht van de wettelijk samenwonende enkel kan ingeroepen worden als er sprake is van een koppel met een intieme relatie. De uitsluiting van de afstammelingen van de erfrechtelijke aanspraken als wettelijk samenwonende lokte immers veel kritiek uit. D. Overlijden zonder afstammelingen: nieuwe regels inzake de wettelijke terugkeer 23. Een laatste situatie die nog dient besproken te worden is deze waarbij de erflater komt te overlijden zonder afstammelingen na te laten. In dit specifiek geval kan het recht van wettelijke terugkeer van artikel 747 B.W. spelen: De bloedverwanten in de opgaande lijn erven, met uitsluiting van alle anderen, de zaken door hen geschonken aan hun kinderen of afstammelingen die zonder nakomelingschap zijn gestorven, wanneer de geschonken zaken nog in natura aanwezig zijn in de nalatenschap. Indien de zaken zijn vervreemd, bekomen de bloedverwanten in de opgaande lijn de prijs die daarvoor nog verschuldigd mocht zijn. Zij erven ook de rechtsvordering tot terugneming die de begiftigde mocht hebben. 24. De regels met betrekking tot het recht van wettelijke terugkeer worden in het wetsvoorstel verruimd zodanig dat de regeling nu overeenkomt met het recht van wettelijke terugkeer zoals deze reeds in het artikel 353-16 Burgerlijk Wetboek werden geformuleerd. Zo keert niet enkel hetgeen tijdens het leven van de erflater werd geschonken terug, maar ook hetgeen werd geërfd. Bovendien kan de terugkeer niet 26 Wetsvoorstel tot wijziging van het burgerlijk wetboek met betrekking tot het erfrecht, Parl.St.Senaat 2012-13, nr. 5-2207/1, 63. 17

enkel gebeuren in het geval waarbij de geschonken goederen zich nog in natura in de nalatenschap bevinden, maar ook de waarde van deze goederen kan terugkeren. 27 25. Een laatste punt, en waarschijnlijk het belangrijkste, is dat de al oude regel paterna paternis, materna maternis opnieuw wordt ingevoerd waardoor de geschonken goederen terugkeren naar diegene die de goederen heeft geschonken, of na zijn overlijden, naar diens erfgenamen. 26. Ook van belang hierbij is trouwens dat zéér recent het recht van wettelijke terugkeer werd vrijgesteld van successierechten door het decreet van 6 december 2013 houdende wijziging van het Wetboek der Successierechten, wat de wettelijke terugkeer betreft. 28 2. De verdeling In het wetsvoorstel worden diverse regels aangaande de verdeling van de nalatenschap grondig herzien. De meest uit het oog springende zijn onder meer deze inzake het principe van de verdeling in natura en de uniformisering van de inbrengregeling. A. De verdeling in natura niet langer een dwingende regel 27. Ons erfrecht is gebaseerd op een erfrecht in natura. Dit in tegenstelling tot vele landen die reeds overschakelden op een erfrecht in waarde. 29 Concreet betekent dit dat we erfgenamen zoveel als mogelijk rechten willen verlenen op de goederen zelf in de nalatenschap, dan wel op de geldwaarde van deze goederen. 30 28. Nu zien we ook in het huidige wetsvoorstel dat men wenst te evolueren naar een erfrecht in waarde. Hoewel nog steeds de verdeling van de nalatenschap in natura geldt als regel, is deze bepaling niet langer dwingend van aard. Zo wordt in het 27 Zie hierover o.a. A. VASTERSAVENDTS, Art. 747 B.W in M. COENE, W. PINTENS, A. VASTERSAVENDTS (eds.), Erfrecht, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 1-7. 28 Decreet 6 december 2013 houdende wijziging van het Wetboek der Successierechten, wat de wettelijke terugkeer betreft, BS 14 januari 2014. 29 R. BARBAIX, Het erfrecht in woelige wateren: crisis en opportuniteit, TEP 2011, 5. 30 A.L. VERBEKE, Hervorming van het Belgisch erfrecht., TEP 2011, 9-10. 18

wetsvoorstel bepaald dat: de verdeling in natura geen dwingend principe is: er wordt naar gestreefd in elke kavel goederen van gelijke aard, gelijke hoedanigheid en gelijke deugdelijkheid te vormen. Maar de gelijkheid die moet verwezenlijkt worden is vooral een gelijkheid in waarde. 31 Om volledig af te stappen van ons aloude principe van de verdeling in natura, is het duidelijk nog te vroeg. Met dit wetsvoorstel worden wel de eerste stappen gezet. B. De inbreng van schenkingen als voorschot op erfdeel: voorstel tot uniformisering 29. Een gift aan een erfgenaam wordt conform artikel 843 Burgerlijk Wetboek steeds geacht gedaan te zijn als voorschot op erfenis, tenzij vrijstelling van inbreng werd verleend. Dit betekent concreet dat het geschonkene dient terug te keren naar de te verdelen massa en dit om een ongelijke verdeling tussen de erfgenamen te vermijden. Hoe deze inbreng dient te gebeuren is afhankelijk van de vraag of het geschonkene roerend dan wel onroerend goed betrof. 30. De inbreng van roerende goederen gebeurt door mindere ontvangst volgens de waarde en de staat ten tijde van de schenking. Hebben we echter te maken met de schenking van onroerende goederen dan dienen deze goederen later in principe in natura te worden ingebracht volgens de waarde bij de verdeling maar volgens de staat op het ogenblik van de schenking. 32 De verschillende inbrengregeling voor roerende dan wel voor onroerende goederen vindt zijn oorzaak in het feit dat roerend goed in het verleden geen tot slechts geringe waarde had. Dit onderscheid is vandaag de dag echter niet langer opportuun, denken we bijvoorbeeld aan de schenking van een zeer waardevolle effectenportefeuille. 31. Niet enkel de manier waarop de inbreng dient te gebeuren is verschillend, ook het waarderingsmoment van de schenkingen is verschillend. Tussen bloedverwanten onderling wordt bij een schenking van roerende goederen het ogenblik van die 31 Wetsvoorstel tot wijziging van het burgerlijk wetboek met betrekking tot het erfrecht, Parl.St.Senaat 2012-13, nr. 5-2207/1, 29. 32 H. CASMAN, Actualia schenkingen, NjW 2011, afl. 249, 595. 19

schenking als uitgangspunt genomen voor de waardebepaling ervan. Ten opzichte van de langstlevende echtgenote is dit dan weer de waarde van de geschonken goederen op het ogenblik van het overlijden van de schenker. Over de waarderingsregels bij inbreng van onroerende goederen bestaat er heel wat discussie. Waar sommigen menen dat de waardebepaling dient te gebeuren op het ogenblik van de verdeling, zijn andere rechtsgeleerden dan weer de mening toegedaan dat dient gekeken te worden naar de datum van het openvallen van de nalatenschap. 32. Al geruime tijd klinkt er vanuit diverse hoeken kritiek op onze inbrengregeling. Niet enkel is de verschillende benadering bij inbreng van roerend dan wel onroerend goed niet meer te verantwoorden, het wordt ook hoogtijd om net zoals onze buurlanden af te stappen van het principe dat onroerende goederen in natura moeten worden ingebracht. Zo haalt RENATE BARBAIX in het tijdschrift voor privaatrecht de diverse manifest negatieve economische gevolgen aan van ons inbrengsysteem in natura. Zo heeft de begiftigde immers geen enkele garantie dat hij het geschonken goed zelf zal kunnen houden. Zij haalt dan ook terecht aan dat deze laatste bijgevolg niet geneigd zal zijn om het degelijk te onderhouden, laat staan om het op te waarderen. Ook de verhandelbaarheid van de geschonken goederen komt hiermee in het gedrang. Werd het geschonken goed immers vervreemd, dan wordt er in het artikel een uitzondering voorzien waardoor de inbreng in natura kan worden vervangen door de inbreng in waarde. Is de begiftigde echter insolvabel geworden, dan kan de derdeverkrijger alsnog worden aangesproken door de overige erfgenamen. 33 Het is dan ook uitermate belangrijk dat de notaris zijn cliënten hierover voldoende informeert. 33. Het is duidelijk dat deze complexe regeling niet langer opportuun is en dat de wetgever dringend dient in te grijpen. Gelukkig laat men deze kans in het wetsvoorstel niet liggen en gaat men voluit voor de uniformisering. Voortaan zou de inbreng steeds in waarde dienen te gebeuren en dit zonder onderscheid tussen roerende en onroerende goederen. Bovendien wordt ook het waarderingsmoment 33 R. BARBAIX, Het erfrecht in woelige wateren: crisis en opportuniteit, TEP 2011, 5. 20

geuniformiseerd. Alle schenkingen dienen gewaardeerd te worden op datum van de schenking. 34 Hoewel het uniformiseren van de inbrengregeling alleen maar kan toegejuicht worden, maak ik mij toch enige bedenkingen hierbij. Zo stel ik mij de vraag of men met deze regeling wel de filosofie respecteert van de inbrengregeling? Het ogenblik van de schenking kiezen als het waarderingsmoment voor de schenking draagt zeker het voordeel van de eenvoud in zich. Evenwel mag men de achterliggende idee van de inbrengregeling niet vergeten: na te gaan welke de erfrechtelijke of reservataire aanspraken van de verschillende erfgenamen zouden geweest zijn indien de erflater geen schenkingen zou hebben gedaan. De waarde vastpinnen op het ogenblik van de schenking is hiermee niet verzoenbaar. In het deel III wordt hier evenwel verder op ingegaan. 3. Reserve 34. De misschien wel meest bediscussieerde hervorming, is deze rond de reserve. De reserve, die in ons huidige recht wordt toegekend aan een zeer ruime groep van personen, behoort tot de sterkste ter wereld. Niet enkel aan de bloedverwanten, zijnde de ascendenten en de descendenten, maar ook aan de langstlevende echtgenote, wordt deze reserve toegekend. Al geruime tijd wordt de toekenning van dergelijke verregaande reservataire aanspraken bekritiseerd, te meer daar België nog één van de weinige landen is waar nog zo een verregaande regeling bestaat. A. Afschaffing van de ascendentenreserve 35. Wat betreft de categorie van de bloedverwanten, is de reserve die wordt toegekend aan de ascendenten het minst verregaand. Desalniettemin is België nog het enige land ter wereld die reservataire erfaanspraken toekent aan deze categorie van personen. 35 Alle ascendenten, in welke graad zij ook staan, worden reservataire aanspraken toegekend indien zij ab intestato tot de nalatenschap komen. 36 Dit betekent concreet 34 Daar het verbod op erfovereenkomsten in het wetsvoorstel wordt afgeschaft, wordt het ook echter mogelijk voor de schenker en de begiftigde, wanneer zij het eens zijn, om de waarde van de schenking in een dergelijke erfovereenkomst vast te leggen. 35 A-L. VERBEKE, To reserve or not to reserve, TEP 2013, afl.1, 5-6. 21

dat zij slechts over reservataire erfaanspraken zullen beschikken, voor zover de erflater geen afstammelingen nalaat. Voor de toebedeling van de reserve dienen de regels in verband met de kloving in acht genomen te worden. Dit betekent dat zowel de vaderlijke als de moederlijke lijn aanspraak kan maken op een vierde dat, overeenkomstig de principes van de kloving, toekomt aan de ascendent die in die lijn het dichtst in graad staat, zelfs al staat hij in een verdere graad dan de ascendent die opkomt in de andere lijn. De grootvader langs vaderszijde die samen met de moeder van de erflater tot de nalatenschap komt, kan dus aanspraak maken op een reserve van een vierde als hij in die vaderlijke lijn het dichtst in graad staat. Komen in een lijn verschillende ascendenten van dezelfde graad op, dan verdelen ze onderling het vierde dat aan die lijn toekomt. Zo er in één lijn geen ascendent opkomt, wast zijn reserve niet aan bij de andere lijn maar komt dit vierde het beschikbare deel ten goede dat dan niet de helft, maar drie vierden bedraagt. 37 36. Het belang van deze ascendentenreserve moet vandaag echter gerelativeerd worden daar deze reserve zeer makkelijk kan uitgeschakeld worden en dit door middel van een eenvoudige gift aan de langstlevende echtgenote. Sinds 1981 kunnen ascendenten immers hun reservataire aanspraken niet langer inroepen tegen giften die gebeurd zijn aan de echtgenote van de erflater. In 2007 werd deze regel ook van toepassing voor de wettelijke samenwoners. 37. Hoewel deze belangrijke afzwakking van de ascendentenreserve in vele situaties dus soelaas kan bieden om, in gevallen waar de erflater die geen afstammelingen nalaat, de reserve van zijn ouders uit te sluiten in het voordeel van zijn langstlevende echtgenote, bestaat deze reserve in se nog en dient er dus ook nog rekening mee gehouden te worden. Zoals hiervoor reeds uiteengezet is België vandaag immers nog het enige land die dergelijke reserve toekent. 38. In het huidige wetsvoorstel wordt hier komaf mee gemaakt en de tekst is op dit vlak ook zeer duidelijk én kort: de reserve van de ascendenten mag afgeschaft 36 W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal Vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 982-985. 37 M. PUELINCKX-COENE, Commentaar bij artikel 915 BW in M. COENE, W., PINTENS en A., VASTERSAVENDTS (eds.),, Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, II, Mechelen, Kluwer, 15. 22

worden. 38 Hiertegenover staat echter een verruiming van de onderhoudsaanspraken voor het geval de ascendent behoeftig zou worden. Dit alternatief voor het verlies van de ascendentenreserve is een oplossing die reeds door meerdere auteurs, waaronder A. VERBEKE, werd naar voor geschoven. Zo verdedigde hij in zijn bijdrage in het tijdschrift voor Estate planning dat op het niveau van het erfrecht veel minder met dwingend recht dient gewerkt te worden en dat men in de plaats daarvan dient te werken met het begrip behoefte gekoppeld aan de verantwoordelijkheid van de erflater. Onderhoudsvorderingen tegen de nalatenschap zijn dan ook de enige aangepaste remedie, zo stelt hij. 39 B. Langstlevende echtgenote: behoud van de concrete reserve, nuancering van de abstracte reserve 39. Ons huidig recht voorziet voor de langstlevende echtgenote twee soorten reservataire erfaanspraken: de concrete en de abstracte reserve. Niettegenstaande elk andersluidend beding verkrijgt de weduwe het vruchtgebruik op de helft van de goederen van de nalatenschap, wat de abstracte of kwantitatieve reserve genoemd wordt. Maar giften mogen, hoe dan ook, niet tot gevolg hebben dat ze het vruchtgebruik verliest van het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap het gezin tot voornaamste woning diende en van het daarin aanwezige huisraad, wat de concrete, bijzondere of kwalitatieve reserve genoemd wordt. 40 40. De concrete reserve, bestaande uit het vruchtgebruik op de gezinswoning en de erin aanwezige huisraad, wordt in het huidige wetsvoorstel behouden omdat men van oordeel is dat dit soort aanspraken er enkel toe strekken de langstlevende het recht te verlenen om, na het overlijden van haar echtgenoot, in haar vertrouwde omgeving te blijven wonen. Bovendien bestaan er in het huidige recht, teneinde een billijke 38 Wetsvoorstel tot wijziging van het burgerlijk wetboek met betrekking tot het erfrecht, Parl.St.Senaat 2012-13, nr. 5-2207/1, 8. 39 A-L. VERBEKE, To reserve or not to reserve, TEP 2013, afl.1, 10-11. 40 E. VAN HOVE, De reserve van de langstlevende echtgenoot, in M. COENE (ed.)., Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot, Antwerpen, 1982, Kluwer, 87-102; J. VERSTRAETE, Erfrecht en familierecht. De toestand van de nieuw samengestelde gezinnen, T. Not. 2010, 376-377; M. COENE, Art. 915bis B.W. in X., Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, losbl., 83 p. en W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal Vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 985-991. 23

regeling mogelijk te maken, voldoende mogelijkheden om deze erfaanspraken hetzij te temperen, hetzij volledig uit te sluiten. 41. Een van de mogelijkheden waar men hier op doelt is deze van de onterving van de langstlevende echtgenote door middel van het ontervend testament zoals voorzien in artkel 915bis 3 Burgerlijk Wetboek. Wil men immers alle erfaanspraken, ook de reservataire, van de langstlevende echtgenote ontnemen, dan dienen drie voorwaarden cumulatief vervuld te zijn: (1) de echtgenoten moeten sinds meer dan zes maanden onophoudelijk feitelijk gescheiden leven en zich dus intussen niet verzoend hebben, (2) de vooroverleden echtgenoot moet een afzonderlijke verblijfplaats gevorderd hebben en (3) zelf bij testament zijn wil zijn weduwe te onterven te kennen gegeven hebben. 42. De vooroverleden echtgenoot moet een afzonderlijke verblijfplaats gevorderd hebben. Nergens in de wet wordt er evenwel bepaald dat deze afzonderlijke verblijfplaats ook dient te worden toegekend. Deze bijkomende voorwaarde heeft aldus op deze manier weinig nut en wordt in het huidige wetsvoorstel dan ook weg gelaten. Zo zou het dus volstaan om meer dan zes maanden onophoudelijk feitelijk gescheiden te leven en een ontervend testament op te stellen. Maar ook wat betreft dit ontervend testament bestaat er vandaag discussie. Zo dient uitdrukkelijk bepaald te worden dat de langstlevende onterfd wordt en kan dit niet impliciet afgeleid worden door de bewoordingen van het testament. Ook dit zou worden verholpen: de aanstelling van een algemene legataris wordt geacht te wijzen op de wil om de langstlevende deze rechten te ontnemen. Voorts wordt in paragraaf 3 van het nieuwe artikel 915bis Burgerlijk Wetboek het interpretatievraagstuk opgelost met betrekking tot het tijdstip van uitwerking van het erfrechtelijk beding bij echtscheiding door onderlinge toestemming. Hoewel het Hof van Cassatie in haar arrest van 6 maart 2009 oordeelde dat een dergelijk beding uitwerking krijgt vanaf het ogenblik van de neerlegging van het verzoekschrift betekende dit echter dat hierdoor een hiaat ontstond tussen het opstellen van de 24

overeenkomst en het neerleggen van het verzoekschrift. Terecht stelt het nieuwe artikel de uitwerking vanaf de ondertekening van de akte voorop. 41 43. Waar de regeling met betrekking tot de concrete reserve dezelfde blijft in het huidige wetsvoorstel, is dit helemaal anders voor wat betreft de abstracte reserve. De abstracte reserve van de langstlevende echtgenote bestaat vandaag uit het vruchtgebruik van de helft van de nalatenschap. Hierbij wordt er dus geenszins een onderscheid gemaakt naar gelang de samenstelling van deze nalatenschap. Denk hierbij aan het hierboven gemaakte onderscheid: gemeenschappelijk vermogenaanwinsten. Dit heeft vandaag als grote nadeel dat, wanneer de erflater er zou voor kiezen om eigen goederen bijvoorbeeld aan zijn afstammelingen te laten toekomen, deze goederen steeds met een levenslang vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote zullen zijn bezwaard. 44. In het wetsvoorstel acht men het verkieselijk dat het onderscheid dat hiervoor reeds aan bod is gekomen tussen de aanwinsten, die tijdens het huwelijk zijn opgebouwd, en de niet-aanwinsten of het eigen vermogen, dat werd verkregen voor het huwelijk of tijdens het huwelijk bij erfenis of testament, ook in deze context verder zou worden doorgetrokken. Men zou dus de abstracte reserve van de langstlevende herleiden naar het vruchtgebruik van de aanwinsten. Voor het eigen vermogen van de erflater moet deze immers over een volledige beschikkingsbevoegdheid beschikken ten aanzien van zijn langstlevende echtgenote en dit dus, wanneer hij dit wenselijk acht, aan zijn afstammelingen of andere bloedverwanten laten toekomen in volle eigendom. Opnieuw wordt dit gecompenseerd, net zoals we hiervoor reeds zagen bij de ascendentenreserve, door een onderhoudsvordering tegen de nalatenschap mocht dit nodig blijken. 41 Cass. 6 maart 2009, C.07.0451.N, www.cass.be; F. BUYSSENS, Het lot van de bij artikel 1287, derde lid Ger.W. bepaalde erfrechtafspraken bij EOT in geval van overlijden vóór de inleiding van de eis, T. Fam. 2009, afl. 6, 108-113; G. VERSCHELDEN, Uitwerking van het beding inzake wettelijk erfrecht en reserve van de langstlevende in geval van overlijden van een echtgenoot na de ondertekening van de regelingsakte, maar vóór de (inleiding van de procedure) echtscheiding door onderlinge toestemming (art. 1287 lid 3 Ger.W.), NJW 2008, afl. 190, 781-782 en K. BOONE, Overlijden van één van de echtgenoten vóór de neerlegging van het verzoekschrift tot echtscheiding door onderlinge toestemming: controverse beslecht?, TBBR 2009, afl. 7, 358. 25

C. Kinderen 45. Het artikel 43 van het wetsvoorstel tot wijziging van het artikel 913 van het Burgerlijk Wetboek die de reserve van de afstammelingen hervormt, is misschien wel het artikel die het meeste ophef heeft veroorzaakt. Zowel de voor- als tegenstanders van een dergelijke reserve lieten zich hier al over uit in diverse media. 42 46. De categorie van de kinderen is de categorie die de sterkste reservataire aanspraken geniet. Waar we bij de reserve van de ascendenten zagen dat deze kon worden uitgeschakeld door een eenvoudige gift aan de langstlevende echtgenote of wettelijk samenwonende partner, of de reserve van de langstlevende die door een ontervend testament kon worden uitgeschakeld, zijn de reservataire erfaanspraken van de kinderen ijzersterk. Zo kan niet alleen het beschikbaar deel door de reserve van de kinderen worden herleid tot slechts één vierde van de fictieve massa bij drie kinderen of meer, ook moeten bovendien alle reservataire aanspraken in natura worden bekomen: De giften, hetzij bij akten onder de levenden, hetzij bij testament, mogen de helft van de goederen van de beschikker niet overschrijden, indien hij bij zijn overlijden slechts één kind achterlaat; een derde, indien hij twee kinderen achterlaat; een vierde, indien hij er drie of meer achterlaat. 43 47. Tegenstanders van deze erfrechtelijke reserve halen onder meer aan dat dergelijke reserve het onmogelijk maakt om rekening te houden met de concrete omstandigheden. Zo kan een kind dat elk contact tijdens het leven van de erflater heeft geweigerd, nadien, bij het overlijden wel gewoon diens reservataire aanspraken claimen. Ook wanneer we te maken krijgen met mindervalide kinderen, vormt het reservataire deel vaak een grote hinderpaal voor de ouders om net dat kind maximaal te gaan beschermen. A. VERBEKE stelt in deze context dat een reserve, puur op grond van bloedverwantschap, waarbij een forfaitair breukdeel van de nalatenschap gegeven wordt niet verdedigbaar is. 44 Anders is het met een aangepaste claim op de nalatenschap om te voldoen aan een welbepaalde geleverde bijdrage, of een concrete 42 http://www.mensenrecht.be/node/3852; http://www.cdenv.be/actua/cdv-wil-hervorming-vanerfrecht-en-successierechten en http://www.knack.be/nieuws/belgie/open-vld-wil-verder-gaan-inhervorming-erfrecht/article-normal-116900.html. 43 Art. 913 B.W; W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal Vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 981-982. 44 A.-L. VERBEKE, Hervorming van Belgisch erfrecht, TEP 2011, 8. 26

behoefte of verzorgingsaanspraak. Een ander belangrijk argument is de beschikkingsvrijheid van de erflater die, niettegenstaande het recht op eigendom, heel sterk wordt ingeperkt. Een erflater die drie kinderen nalaat ziet zijn beschikkingsrecht tot één vierde beperkt worden inclusief de schenkingen die met vrijstelling van inbreng mochten gedaan zijn! Voor Jan met de pet die een normaal inkomen geniet en waarbij de gezinswoning de grootste bezitting is, is dit een serieuze inperking. 48. In het huidige wetsvoorstel wordt echter niet gekozen voor de afschaffing van de reserve, maar wel voor een belangrijke inperking ervan. De rechtvaardiging in het wetsvoorstel voor het behoud van de reserve voor de kinderen luidt als volgt: de voortzetting van de opvoedingsplicht na het overlijden, de bevestiging van de familiale solidariteit, die los staat van behoefte maar eerder een bevestiging inhoudt van een zelfs abstract beleefde familieband, het minstens gedeeltelijk behoud van het familievermogen in de familie, een waarborg voor een minimale gelijkheid tussen alle kinderen van de erflater, enz.. 45 Evenwel oordelen de indieners van het huidige wetsvoorstel, dat de reserve van de kinderen niet in dergelijke mate mag worden doorgetrokken zoals vandaag het geval is. Vooreerst dient het in omvang te verminderen. Zo dient het beschikbaar deel van de nalatenschap steeds de helft van de nalatenschap te omvatten, ongeacht het aantal kinderen die de erflater nalaat. Op deze manier, oordeelt men, is er nog voldoende ruimte voor de erflaters om zelf de schikkingen te treffen die zij nuttig achtten. Bovendien dienen de reservataire erfaanspraken niet langer in natura te zijn. Na de inbreng, zoals hiervoor reeds uiteengezet, die voortaan in waarde zou moeten gebeuren, moet nu ook de inkorting in waarde gebeuren. Dit moet evenwel meteen genuanceerd worden. Als de begunstigde geen familielid is, dan moet de inkorting in natura gebeuren. Dit moet toelaten de goederen in de familie te houden. 46 Tenslotte worden de reservataire aanspraken ook nog verder beperkt door het feit dat de reserve voortaan bezwaard zou kunnen worden met restrictieve 45 Wetsvoorstel tot wijziging van het burgerlijk wetboek met betrekking tot het erfrecht, Parl.St.Senaat 2012-13, nr. 5-2207/1, 11. 46 H. DU FAUX, Art. 913 B.W., in M., COENE, W. PINTENS, W. en VASTERSAVENDTS A. (eds.),, Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, losbl., 16 p. 27