H5 - H O E W E R K T D E A R B E I D S M A R K T?



Vergelijkbare documenten
ECONOMIE. Begrippenlijst H6 VMBO-T2. PINCODE 5 e editie vmbo-kgt onderbouw. Bewerkt door D.R. Hendriks. Sint Ursula Scholengemeenschap, Horn

5,7. Samenvatting door een scholier 1664 woorden 2 januari keer beoordeeld 4.1

Boek 4 Hoofdstuk 7: De overheid en ons inkomen

Economie Pincode klas 3 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 5: Aan de slag! Exameneenheid: Arbeid en productie

De winkelier ontvangt dus meer btw dan dat hij betaald. Het verschil van 29,40 21,- = 8,40 draagt de winkelier af aan de belastingdienst.

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 4: Aan het werk! Exameneenheid: Arbeid en productie

Economie Pincode klas 4 VMBO-GT 5 e editie Samenvatting Hoofdstuk 7 De overheid en ons inkomen Exameneenheid: Overheid en bestuur

Economie Elementaire economie 3 VWO

3,6. Werkstuk door een scholier 1107 woorden 16 december keer beoordeeld

De overheid. Uitgaven: uitkeringen en subsidies. De overheid. Ontvangsten: belasting en premies. De grote herverdeler van inkomens

Iedereen betaalt btw. Daarnaast betaalt iedereen die werkt ook loon- of inkomstenbelasting.

Lesbrief Iedereen betaalt belasting

Samenvatting door een scholier 1202 woorden 10 januari keer beoordeeld. Hoofdstuk 4.3 t/m & 4.4 begrippen;

ECONOMIE. Begrippenlijst H5 VMBO-T2. PINCODE 5 e editie vmbo-kgt onderbouw. Bewerkt door D.R. Hendriks. Sint Ursula Scholengemeenschap, Horn

Samenvatting Economie Module 7 De Overheid

Particuliere sector: Bedrijven en gezinnen. Deze sector streeft naar winst, bijvoorbeeld supermarkten, bakkers en kledingwinkels.

7.7. Samenvatting door een scholier 2041 woorden 26 juni keer beoordeeld

Begrippen: - Overheid: Onder overheid verstaan we het Rijk en de overige publiekrechtelijke lichamen, zoals provincies en gemeenten.

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6

6,1. Samenvatting door een scholier 2162 woorden 3 juni keer beoordeeld. De collectieve sector blauwe boekje H1 + H2

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en arbeidsmarkt? (openstaande)vacatures. 2)Noem een ander woord voor Werkenden werkgelegenheid.

5.2 Wie is er werkloos?

5.1 Wie is er werkloos?

Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te vinden. Het gaat dan om een diploma, havo, vwo of mbo.

4.1 Klaar met de opleiding

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Werkstuk Economie Belastingstelsel 2001

7,2. Samenvatting door een scholier 1510 woorden 30 maart keer beoordeeld

A. Collectieve lastendruk (overheidsinkomsten) = Belastingen en soc. Premies/Nationaal inkomen X 100%

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4, De collectieve sector

Samenvatting door een scholier 1905 woorden 16 maart keer beoordeeld. Economie Hoofdstuk 4

1) Wat krijgt een werknemer, een ambtenaar, huisarts, boekenschrijvers, makelaars en soldaten?

5,6. Praktische-opdracht door een scholier 2583 woorden 20 december keer beoordeeld

7,5. Samenvatting door een scholier 1363 woorden 7 februari keer beoordeeld. Lesbrief: Arbeidsmarkt. Hoofdstuk 1: De arbeidsmarkt op

Leuker kunnen we het niet maken

Opdrachten belastingstelsel

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4.1 t/m 4.6

ALGEMENE ECONOMIE /04

Inkomsten en uitgaven vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Kan de overheid dat regelen?

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5, Arbeidsmarkt

Dé arbeidsmarkt bestaat niet. Het bestaat uit een groot aantal deelmarkten die min of meer met elkaar in verbinding staan.

Geboorteoverschot: Bij een geboorteoverschot worden er per jaar meer mensen geboren dan er sterven.

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3

Aanvullende toelichting Belasting berekenen bij emigratie of immigratie in 2016

Wet werk en bijstand. Zo snel mogelijk weer aan het werk

Rendement = investeringsopbrengst/ investering *100% Reëel rendement = Nominaal rendement / CPI * Als %

Overheid in ruime zin - centrale overheid + lagere overheden (provincies en gemeenten)

Werken of vrije tijd?

Inkomstenbelasting. Module 7 hoofdstuk 2

6,9. Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari keer beoordeeld. Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1. Actieven en inactieven:

Als u gaat scheiden. Let op! PA 960-1Z71FD (1019)

Oefenen voor de toets

Aanvullende toelichting Belasting berekenen bij emigratie of immigratie in 2016

Eindexamen economie vwo I

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2

7,9. Samenvatting door een scholier 1248 woorden 29 september keer beoordeeld. Economie Samenvatting; de arbeidsmarkt

4,3. Samenvatting door een scholier 2003 woorden 31 oktober keer beoordeeld

5,7. Samenvatting door een scholier 1259 woorden 5 april keer beoordeeld. Economie hoofdstuk 1 van module 1

Netto toegevoegde waarde: loon + huur + rente + winst Bruto toegevoegde waarde: waarde van verkopen waarde van productiebenodigdheden

Computeropdracht 'de overheid'

3 De overheid geeft veel geld uit. Het geld daarvoor ontvangt de overheid van burgers en bedrijven die aan de overheid belasting moeten betalen.

Inkomsten en uitgaven vmbo-b34

Aanvullende toelichting Belasting berekenen bij emigratie of immigratie in 2015

Levensloopregeling Informatie voor werknemers

JAN PELLEGROM ORGANISATIEADVIES Info voor gastouders over inkomen en belastingen in 2008

H1: Economie gaat over..

Levensloopregeling. Spaar voor uw verlof

Het primaire inkomen is de beloning voor het ter beschikking stellen van productiefactoren.

Indexcijfer productie= indexcijfer werkgelegenheid x indexcijfer arbeidsproductiviteit 100

Inkomsten en uitgaven vmbo-b34

Eindexamen economie havo I

3 Oudere kinderen brengen hogere kosten met zich mee (bijvoorbeeld voor school, sportclub, hun kleding is duurder).

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Het spaargeld uit de levensloopregeling kunt u gebruiken om de periode van onbetaald verlof te financieren.

6,6. Samenvatting door een scholier 768 woorden 3 maart keer beoordeeld. Economie in context. Hoofdstuk Bruto- en nettoloon

5.5 a. Een bezit: Natascha heeft nog geld van de klant tegoed. b. Er is nog niets verkocht, dus ook niet op rekening.

Wet werk en bijstand. Zo snel mogelijk weer aan het werk

Als u gaat scheiden. Let op! PA 960-1Z81FD (2126)

Eindexamen economie havo II

MEER WETEN OVER BELASTINGEN

WHITE PAPER AANGIFTE INKOMSTENBELASTING

Belastingpakket 2019: huishoudens krijgen meer te besteden

2.1 De keuze tussen werk en vrije tijd

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en (openstaande)vacatures. arbeidsmarkt? Werkenden 2)Noem een ander woord voor

Aanvulling Management en organisatie in Balans vwo in verband met de expliciteringen van de examencommissie

7.6. Inkomen HOOFDSTUK 5 SOCIALE ZEKERHEID 5.1 GESCHIEDENIS VAN DE SOCIALE ZEKERHEID 5.2 COLLECTIEF OF PARTICULIER?

Signalen uit de praktijk in vraag en antwoord Nummer 2, december 2006

Heffingskortingen 2016

Afdeling Samenleving Richtlijn 330 Ingangsdatum:

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II

Nieuwsbrief kwartaal 4 Prinsjesdag Bron: Dukers & Baelemans Pagina 1. U als particulier: Algemene heffingskorting en de arbeidskorting

6,9. Samenvatting door een scholier 1342 woorden 12 augustus keer beoordeeld. Hoofdstuk 4

4 vmbo - (k)gt. ANTWOORDENboek

5.1 Het speelkwartier

Samenvatting door een scholier 1310 woorden 17 februari keer beoordeeld

Werkstuk Economie Lesbrief inkomen

Arbeidsmarkt Vraag naar arbeid Werkgelegenheid Aanbod van arbeid: b Marktmechanisme Loonkosten per product

Transcriptie:

H5 - H O E W E R K T D E A R B E I D S M A R K T? 1 WIE HEEFT ER WERK? Mensen die werken/werk zoeken, vormen samen het aanbod van arbeid. Dat is de beroepsbevolking. Die bestaat uit alle mensen tussen 15 en 65 jaar die: - minimaal 12 uur betaald werk per week verrichten - minimaal 12 uur per week willen werken en zich daarvoor hebben laten inschrijven bij het CWI (centrum voor werk en inkomen) Er is ongeveer 67,6% van de 11 miljoen mensen dat tot de beroepsbevolking behoort. De arbeidsparticipatiegraad of arbeidsdeelnamepercentage: het deel dat deelneemt of beschikbaar is voor de arbeidsmarkt. Dat is nooit 100% Alle banen samen vormen de werkgelegenheid: aantal arbeidsplaatsen dat beschikbaar is bij bedrijven en de overheid. Werkgelegenheid: stijgt: Als er nieuwe bedrijven starten, of als bedrijven uitbreiden daalt: Als bedrijven failliet gaan of krimpen. De werkgelegenheid wordt vastgesteld in arbeidsjaren: een volledige baan gedurende een vol jaar. Vraag naar werk(werkgelegenheid) en het aanbod(beroepsbevolking) vormen samen de arbeidsmarkt. Het is een abstracte markt. Als het aanbod groter is dan de vraag is er werkloosheid. Er is sprake van een krappe arbeidsmarkt als het moeilijk is om aan personeel te komen. Bij een ruime arbeidsmarkt is het aanbod van arbeid groter dan de vraag. De vraag naar arbeid zijn de bedrijven. Het aanbod zijn de werknemers. 2 IS ER WERK VOOR IEDEREEN? Het CWI(Centrum voor werk en inkomen) houdt bij hoeveel mensen opzoek zijn naar werk. Geregistreerde werkloosheid omvat alle mensen tussen 15 en 65 jaar die: - Als werkzoekende staan ingeschreven bij het CWI - Op zoek zijn naar werk voor minimaal 12 uur per week Het CWI is een overheidsinstelling voor arbeidsbemiddeling: het CWI helpt mensen bij het vinden van werk. Als je geen baan gevonden krijgt, kun je bij het CWI een uitkering aanvragen. Maar ze controleren wel goed of je die uitkering wel verdiend. Je verdient een uitkering als je : - Afspraken nakomt - Regelmatig solliciteert

Het CWI ondersteunt mensen die zich hebben ingeschreven een half jaar bij vinden van werk, als het na een half jaar niet is gelukt adviseren ze een vervolgtraject. Dat kan een opleiding zijn om de kansen op werk te vergroten of een sollicitatiecursus. Verborgen werkloosheid: alle mensen die wel werk zoeken, maar niet als werkzoekende zijn geregistreerd. Die hebben dus geen uitkering. Tijdelijke werkloosheid: term voor mensen die maar kort naar werk zoeken. Daarvan heb je twee vormen: - Frictie werkloosheid: ontstaat doordat mensen na een opleiding of tussen 2 banen tijdelijk geen werk hebben. - Seizoenswerkloosheid: ontstaat doordat je bepaald werk alleen in een deel van het jaar kunt doen. Langdurige werkloosheid: als mensen langer dan een jaar naar werk zoeken. Gemeentes hebben werkgelegenheidsplannen om de werkloosheid te bestrijden: - Subsidie aan bedrijven gegeven voor het in dienst nemen van een werkzoekende - Gemeente neemt zelf een werkzoekende in dienst - Gemeente betaald een deel van een opleiding zodat de werkzoekende meer kans heeft op een baan. 3 WAAR KOMT WERK VANDAAN? Werkloosheid is een fout in de arbeidsmarkt, de vraag en het aanbod sluiten niet goed op elkaar aan. De laatste jaren is het aanbod gegroeid: er bieden zich meer mensen aan op de arbeidsmarkt. Dat komt onder andere doordat meer vrouwen gaan werken/werk zoeken. Door groei van de beroepsbevolking stijgt de werkloosheid. Ze verwachten dat de beroepsbevolking steeds meer gaat krimpen, dat komt doordat er minder kinderen worden geboren. Zelfs als het aantal mensen dat zich beschikbaar stelt voor de arbeidsmarkt overeenkomt met het aantal beschikbare banen, kan er werkloosheid zijn. Dat kan komen doordat sommige banen minder populair zijn, of dat sommigen niet de juiste opleidingen hebben. Zulke werkloosheid : werkloosheid die is ontstaat door kwaliteitsverschil tussen aanbod en vraag van arbeid heet: kwalitatieve structurele werkloosheid. Belangrijke oorzaken van werkloosheid: - Mechanisatie - Automatisering - Het verplaatsen van de productie naar het buitenland Deze vormen van werkloosheid heten: kwantitatieve structurele werkloosheid. Als het slecht gaat met de economie, stijgt de werkloosheid ook. Dat komt omdat de vraag dan niet groot genoeg is, want mensen hebben minder geld te besteden. De werkloosheid die hierdoor ontstaat is: conjuncturele werkloosheid. Als de economische groei in een korte tijd sterk toeneemt noem je dat een hoogconjunctuur. Als de groei afneemt noem je dat een laagconjunctuur.

niet-werkende mensen worden ook wel inactieven genoemd. wel werkende mensen worden actieven genoemd. 4 HOE KOM JE AAN WERK? Werk waarvoor je geen opleiding nodig hebt, heet ongeschoold werk. Bijvoorbeeld: - Fabrieksarbeid - Schoonmaakwerk Werk waarvoor je wel een opleiding nodig hebt, heet geschoold werk. Het werk wat je later wilt doen, moet ook bij je passen. Vacature: is een baan waar iemand voor wordt gezocht. Die kan ontstaan doordat er iemand vertrekt. De werkgever zoekt dan een vervanger. Het kan ook ontstaan omdat het bedrijf erg veel werk heeft, of het gaat uitbreiden. In de vacatureomschrijving staan de functie-eisen waar de geschikte kandidaat aan moet voldoen. Solliciteren: jezelf presenteren aan een werkgever. Meestal zul je een sollicitatiebrief moeten schrijven. Daarnaast stuur je een lijst mee waarop staat wat je allemaal gedaan hebt. (opleiding en werkervaring) : cv Je kunt ook een open sollicitatie schrijven naar bedrijven. Dan is er geen vacature. Bij een open sollicitatie stuur je ook je cv mee. Scheppen van werk: een eigen bedrijf starten Als je werk zoekt kun je je ook inschrijven bij een uitzendbureau. Het uitzendbureau zoekt (tijdelijke) werknemers voor bedrijven. Je bent bij het uitzendbureau in dienst, niet bij de werkgever! Soms krijgt iemand die via een uitzendbureau is begonnen, een arbeidscontract bij het bedrijf.

H 6 - W A T D O E T D E O V E R H E I D? 1 WAT IS DE OVERHEID? De overheid zorgt voor veel voorzieningen. Bijvoorbeeld: aanleg en onderhoud van wegen en sportvelden, onderwijs, brandweer, en politie. De overheid is werkzaam op 3 niveaus: - De gemeente: zorgt voor onderhoud van straten en parken, ophalen van het huisvuil en het bijhouden van het bevolkingsregister. - De provincie: zorgt voor rampenplannen, provinciale wegen en deel van het milieubeheer. - Het rijk: ookwel de rijksoverheid: zorgt voor het leger, gevangenissen. Het rijksoverheid is de centrale overheid. Provincie en gemeente heten de lagere overheden. Op al deze 3 dingen voert de overheid beleid, stelt wetten of regels vast en ziet erop toe dat die ook worden nageleefd. Elke gemeente heeft een gemeentehuis/stadhuis. Daar kun je terecht voor paspoorten, identiteitskaarten en rijbewijzen. De gemeente houdt ook het bevolkingsregister bij, als je verhuist, gaat trouwen of een kind krijgt moet je dat bij de gemeente aangeven. In alle provinciehoofdsteden van NL staat een provinciehuis, vanuit daar wordt de provincie geleid. De plannen die hier worden gemaakt, gaan meestal over de gemeentegrenzen heen, bijvoorbeeld over de indeling van de regio: waar gewoond en gewerkt kan worden, en waar natuur moet zijn. Dit heet ruimtelijke ordening. De rijksoverheid bestaat uit de regering, eerste- en tweede kamer en een aantal ministeries. Hier worden plannen gemaakt voor alle onderdelen van de maatschappij, van onderwijs tot gezondheidszorg en van natuurbeheer tot veiligheid. In Nederland heeft het bestuur van de overheid de vorm van een parlementaire democratie. Elk niveau van de overheid heeft een eigen parlement (volksvertegenwoordiging): in de gemeente de gemeenteraad, in de provincie de provinciale staten en bij het rijk de eerste- en tweede kamer. Verder bestaat de overheid uit een regering(de ministers) met een staatshoofd. Iedereen die belasting betaalt, betaalt mee aan voorzieningen zoals onderwijs, ouderenzorg etc. Ook al wordt niet elke voorziening door iedereen gebruikt. De overheid zorgt voor een aantal collectieve voorzieningen waar iedereen gebruik van kan maken. (wegen, afval- en sport voorzieningen etc. maar ook brandweer, politie etc.) De collectieve voorzieningen worden betaald uit de inkomsten van de belastingen. Het deel van de economie en de maatschappij dat wordt betaald en georganiseerd door de overheid, heet de collectieve sector, ook wel publieke sector. Het wordt naast de primaire, secundaire en tertiaire sector, ook wel de quartaire sector genoemd. In de quartaire sector gaat het om banen in de publieke dienstverlening, waarbij er geen winstoogmerk is. Er zijn veel mensen in de collectieve sector werkzaam: bij gemeenten, provincies en de rijksoverheid werken 10duizenden mensen. Ongeveer een derde van alle banen

bevindt zich in deze collectieve sector. Bedrijven en organisaties die niet bij de overheid horen, vormen samen de particuliere sector, ook wel marktsector. Zij moeten zich aan de wetten en regels van de overheid en ook moeten ze belasting betalen. Privatiseren: dat een staatsbedrijf wordt afgestoten door de overheid en in de particuliere sector komt. Bedrijven die gedeeltelijk bij de overheid horen heten semioverheidsbedrijven. De collectieve voorzieningen zijn er voor iedereen. toch maakt niet iedereen daar gebruik van. Een voorbeeld daarvan is de infrastructuur. Dat zijn alle basisvoorzieningen waardoor mensen kunnen wonen en werken, zoals wegen, bruggen, rioleringen, industrieterreinen en vliegvelden. Zelfs al vlieg je nooit, of rijd je geen auto, de infrastructuur is wel aanwezig! 2 WAT DOET DE OVERHEID VOOR MIJ? Het is een taak van de overheid om de openbare orde te handhaven, de criminaliteit te bestrijden en de veiligheid van de burgers te bewaken. De politie en justitie voeren deze taken uit. Ze bestrijden criminaliteit niet alleen door het oppakken en bestraffen van misdadigers, maar ook door preventie: het voorkomen van misdrijven. De overheid informeert mensen over preventie van inbraken, diefstal en brand. De brandweer en het leger zijn ook voorzieningen die door de overheid geregeld en betaald worden. Ook aan de gezondheidszorg betaald de overheid veel mee. Verpleeghuizen, zorg voor lichamelijk en verstandelijk gehandicapten en jeugdzorg worden door de overheid betaald. Maar veel medische hulp moet je zelf betalen. Om die kosten te kunnen betalen, ben je verplicht om je te verzekeren met een zorgverzekering. Een van de belangrijkste taken is het zorgen voor onderwijs. Tot je 16e geldt er in NL volledige leerplicht, vanaf je 17e moet je tenminste één dag per week naar school.(partiële leerplicht) Dit betekent dat de overheid verplicht is om onderwijs aan te bieden aan iedereen tot die leeftijd. Daarom betaald de overheid (bijna) alle kosten. Als je je inschrijft voor een opleiding, moet je die wel zelf betalen. Een andere taak van de overheid is het beschermen van het milieu. Er zijn al veel wetten en regels. Het principe daarbij is: de vervuiler betaalt. Het opruimen en schoonmaken kost veel geld, als de overheid dit betaalt, betaalt iedereen daar feitelijk aan mee. Daarom worden dit soort kosten ook wel maatschappelijke kosten genoemd. Daarbij hoort ook andere schade die wordt toegebracht aan de leefomgeving. (vandalisme etc) De overheid wil de welvaart in NL spreiden, ze willen bereiken dat de inkomens van mensen niet te veel uit elkaar gaan lopen. Zo betalen mensen met hoge inkomens meer belasting. Inkomensverdeling: de manier waarop de inkomens zijn verdeeld over de personen in een land. Bij een onevenwichtige inkomensverdeling zijn er veel mensen die in

armoede leven en slechts enkelen met een heel hoog inkomen. In NL is de inkomensverdeling gematigd: er zijn veel middeninkomens. 3 WAT WIL DE OVERHEID VAN MIJ? De overheid heeft een aparte afdeling die de belastingsopbrengsten verzamelt: de belastingdienst. Belasting is een verplichte bijdrage aan de overheid. Bij iedereen met een salaris worden bedragen ingehouden op het loon (loonheffingen) Deze bestaan uit: - loonbelasting - premies voor werknemersverzekeringen - premies voor volksverzekeringen - inkomensafhankelijke bijdrage voor de verplichte zorgverzekering Inkomen kan ook uit andere bronnen komen dan alleen je loon. Daarom is de inkomstenbelasting verdeeld in drie soorten inkomen. box 1: inkomen uit werk en wonen box 2: inkomen uit aandelen box 3: inkomen uit vermogen, zoals spaargeld en beleggingen. Bij het bepalen van belasting, bestaan er allerlei kortingen. De algemene heffingskorting is een bedrag waarover je geen belasting hoeft te betalen. Heb je een uitkering of een inkomen uit arbeid, dan wordt de algemene heffingskorting verrekend met de te betalen inkomstenbelasting. Mensen die geen inkomsten hebben, krijgen de algemene heffingskorting op hun rekening gestort. Daarnaast zijn er nog meer kortingen te krijgen, die hangen af van je persoonlijke situatie. 3 WAT WIL DE OVERHEID VAN MIJ? (AANTEKENINGEN) Alle taken van de overheid moeten natuurlijk ergens van betaald worden. Daarom moet iedereen belasting betalen. Er zijn veel verschillende belastingen, die op verschillende manieren betaald worden. Je krijgt een overzicht van de belangrijkste belastingen: Inkomstenbelasting Eén keer per jaar moet iedereen belastingaangifte doen. Dan bereken je hoeveel inkomstenbelasting je moet betalen. Elke maand wordt er op je brutoloon alvast een bedrag ingehouden. Dit is de loonheffing: een voorheffing op de inkomstenbelasting. De belangrijkste inkomstenbron is voor veel Nederlanders loon. De te betalen loonbelasting bereken je met het schijventarief. In elke schijf wordt het tarief hoger. Hoe meer je verdient hoe meer belasting je in procenten moet betalen. In schijf 1 en 2 bereken je wat je moet betalen aan belasting én premies voor sociale verzekeringen. Als je méér verdient dan 30.631 betaal je over dát deel van je inkomen alleen belasting, en geen premies.

Als je de bedragen van alle schijven bij elkaar optelt weet je hoeveel belasting (en premies) je moet betalen. Van dit bedrag mag je altijd nog één of meer heffingskortingen afhalen. Algemene heffingskorting, arbeidskorting, kinderkorting, enz. Vermogensrendementsheffing Ook als je geld verdient door beleggingen of spaartegoeden moet je hierover belasting betalen. De Belastingdienst gaat niet controleren hoeveel rendement je precies haalt en hoeveel rente je precies ontvangt. Zij gaan uit van 4% rendement op je gemiddeld vermogen. Over deze 4% betaal je 30% belasting. Dat noem je de vermogensrendementsheffing. Je betaalt deze belasting trouwens alleen als je vermogen gemiddeld hoger was dan 17.600. Belasting voor bedrijven Ook over winst moet belasting worden betaald. Kleine bedrijven betalen inkomstenbelasting, grotere bedrijven (BV s en NV s) betalen vennootschapsbelasting. BV = besloten vennootschap NV = naamloze vennootschap Bedrijven moeten ook BTW afdragen aan de belastingdienst. Een groot deel van deze BTW hebben ze ontvangen van hun klanten. Er zit immers bijna altijd 6% of 19% BTW in de prijs van de producten die wij kopen. Via winkels komt deze belasting bij de belastingdienst terecht. Daarom noemen we BTW een indirecte belasting. Een ander voorbeeld van een indirecte belasting is accijns op alcohol, brandstof en tabak. Accijns: gebruiksbelasting. Verder moeten sommige bedrijven milieubelasting, grondwaterbelasting en wegenbelasting betalen. Gemeentelijke belastingen De gemeente waar je woont heeft het recht om de inwoners te laten meebetalen aan allerlei zaken. Zo kan hondenbelasting gebruikt worden voor nieuwe uitlaatplaatsen en rioolheffing voor onderhoud van de riolering. Dit zijn voorbeelden van directe belastingen omdat je het direct aan de overheid (gemeente) betaalt. De belangrijkste gemeentelijke belasting is de OZB; Dit betekent onroerende zaakbelasting (onroerende zaak = huis) Tj-biljet: een formulier voor jongeren om teveel betaalde belasting terug te vragen aan de Belastingdienst UWV: Overheidsinstelling die de werkgeversverzekeringen betaalt van de ontvangen premies. Kansspelbelasting: 25% belasting op grote geldprijzen (behalve de Staatsloterij, belastingvrij!) Successierechten: Belasting over een erfenis

BPM: Belasting op de aankoop van nieuwe auto s Gemeente- en Provinciefonds: Geld dat de lagere overheden krijgen van de Rijksoverheid 4 WAAR GEEFT DE OVERHEID HET AAN UIT? Om de taken van de overheid goed uit te voeren, hebben ze veel uitgaven. Al die uitgaven moeten voor alle burgers openbaar zijn, want zij betalen er aan mee. Daarom worden er jaarlijks begrotingen gemaakt door alle overheidslagen, de volksvertegenwoordigers moeten deze goedkeuren. De rijksoverheid maakt elk jaar een overzicht van de inkomsten en uitgaven die verwacht worden voor het komende jaar. De rijksbegroting is het overzicht van alle te verwachten inkomsten en uitgaven van de rijksoverheid. De rijksbegroting wordt opgesteld door het ministerie van Financiën. In de miljoenennota wordt de rijksbegroting verder toegelicht. Deze worden elk jaar op de 3e dinsdag in september gepresenteerd. Net als in een huishouden moet de overheid ervoor zorgen dat de uitgaven niet hoger zijn dan de inkomsten. Een begrotingstekort houdt in dat er meer geld wordt uitgegeven dan er inkomsten zijn. Om dat te verminderen kan het rijk drie maatregelen nemen: - uitgaven verlagen - inkomsten laten stijgen door hogere belastingen - meer geld lenen Het kan ook zijn dat er meer geld binnenkomt dan dat er wordt uitgegeven: overschot op de begroting. Een grote uitgavenpost is de aflossing op de staatsschuld. Financieringstekort = begrotingstekort - aflossing op de staatsschuld Dat geeft aan hoeveel geld de overheid moet lenen om de begroting te kunnen betalen, en dus hoeveel de staatsschuld zal toenemen. Het is ook mogelijk om geen financieringstekort te hebben maar een overschot, dit wordt dan het financieringssaldo genoemd.