1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en (openstaande)vacatures. arbeidsmarkt? Werkenden 2)Noem een ander woord voor

Transcriptie

1 1)Waaruit bestaat de vraag op de arbeidsmarkt? 2)Noem een ander woord voor werkgelegenheid. 3)Wat houdt het arbeidsvolume in? 4)Met welk woord wordt het aanbod van arbeid ook aangeduid? 5)Geef de omschrijving van beroepsgeschikte bevolking. 6)Wat houdt potentiële beroepsbevolking in? 7)Geef de omschrijving van beroepsbevolking. 1) Werkenden en (openstaande)vacatures. 2) Werkenden 3) Werkgelegenheid gemeten in arbeidsjaren. 4) Beroepsbevolking 5) Iedereen tussen 15 en 65 jaar. 6) Beroepsgeschikte bevolking, Iedereen tussen 15 en 65 jaar. 7) Iedereen tussen jaar die 12 uur of meer per week wil en kan werken.

2 1)Uit welke 2 onderdelen bestaat de beroepsbevolking? 2)Waarom is de geregistreerde werkloosheid kleiner dan de feitelijke werkloosheid? 3)Wat houdt een arbeidsjaar in? 4)Geef in woorden weer wat bruto participatiegraad betekent. 5)Geef de formule van bruto participatiegraad. 6)Geef in woorden weer wat netto participatiegraad betekent. 7)Geef de formule van netto participatiegraad. 8)Wat is het verschil tussen bruto en netto participatiegraad? 1) Werkenden en (geregistreerd) werklozen. 2) Niet iedereen die werkloos wordt laat zich registreren bij het CWI. 3) Het aantal uur dat een voltijder per jaar werkt. 4) Welk gedeelte van de beroepsgeschikte bevolking zich aanbiedt op de arbeidsmarkt. 5) Beroepsbevolking/ beroepsgeschikte bevolking * 100%. 6) Welk gedeelte van de beroepsgeschikte bevolking werkt. 7) Werkgelegenheid/ beroepsgeschikte bevolking * 100%. 8) Werklozen

3 1)Wat betekent p/a-ratio? 2)Wat is het omgekeerde van de p/aratio? 3)Waarom is de p/a-ratio groter dan 1? 4)Als er 5 mln mensen werken en er zijn 3 miljoen voltijdbanen, hoe hoog is de p/a-ratio?(tenminste 2 decimalen) 5)Waarom gaat de p/a-ratio stijgen als er meer vrouwen gaan werken? 6)Wanneer is er sprake van een krappe arbeidsmarkt? 7)Wat houdt het aanzuigeffect in? 8)Waarom zal bij een krappe arbeidsmarkt de lonen (=loonvoet) stijgen? 1) Personen per arbeidsjaar 2) Deeltijdfactor (hoeveel arbeidsjaar per persoon) 3) Deeltijdwerk 4) 5 mln / 3 mln = 1,67. 5) Vrouwen werken meer in deeltijd. 6) Er is meer vraag naar arbeid(ers) dan aanbod van arbeid(ers). 7) Mensen die niet tot de beroepsbevolking horen gaan zich ook aanbieden op de arbeidsmarkt. 8) Er is meer vraag dan aanbod en dan zal door het marktmechanisme de loon(voet) stijgen.

4 1)Wat houdt het ontmoedigingseffect in? 2)Wat zijn verborgen werklozen? 3)Leg uit of het aantal verborgen werklozen toeneemt of afneemt als er sprake is van het aanzuigeffect. 4)Zal er in tijden van crisis eerder sprake zijn van een aanzuigeffect of van een ontmoedigingseffect? Licht kort toe. 5)Leg uit dat het aanzuigeffect kan leiden tot een stijging van de werkloosheid. 1) Door de slechte arbeidsmarktsituatie zullen mensen zich afkeren van de arbeidsmarkt. De beroepsbevolking neemt af. 2) Dat gedeelte van de beroepsgeschikte bevolking die niet tot de beroepsbevolking hoort maar wel wil werken. 3) Bij aanzuigeffect gaan meer mensen zich aanbieden, de verborgen werkloosheid daalt. 4) Bij een crisis daalt de vraag op de arbeidsmarkt. Mensen zullen afwenden van de arbeidsmarkt. Verborgen werkloosheid stijgt. 5) De toename van de beroepsbevolking is groter dan de toename van de vraag naar arbeid. Hierdoor zal de werkloosheid kunnen stijgen.

5 1)Ken jij het gele boekje? 2)Geef de omschrijving van conjunctuurwerkloosheid 3)Geef de omschrijving van de structuurwerkloosheid van kwantitatieve aard. 4)Op welke manier is structuurwerkloosheid van kwantitatieve aard in een opgave te herkennen. 5)Noem 3 manieren waarop kwantitatieve structuurwerkloosheid kan ontstaan. Licht kort toe. 1) Ja, vanzelfsprekend ken ik alles dat op beleid lijkt al heel lang uit mijn hoofd. 2) De werkloosheid die ontstaat door te weinig vraag op de goederenmarkt in vergelijking met de productiecapaciteit. 3) Het aanbod van arbeid is groter dan het aantal arbeidsplaatsen. 4) Het aantal vacatures is kleiner dan het aantal werklozen. 5) Diepte-investeringen: arbeid is vervangen door kapitaal. Outsourcing: productie (en dus arbeidsplaatsen zijn) is verplaatst naar het buitenland, omdat daar de loonkosten per product lager zijn. Fusies van bedrijven, gelijksoortige afdelingen worden opgeheven.

6 1)Waaraan herken je structuurwerkloosheid van kwalitatieve aard? Noem 2 mogelijkheden. 2)Op welke manier kan reiskostensubsidie de kwalitatieve werkloosheid verminderen? Licht kort toe. 3)Welk risico loop je als je vrijwillig werkloos wordt? 4)Als de winstgevendheid van bedrijven toeneemt, mag je dan aannemen dat bedrijven werklozen zullen aannemen? 5)Op welke manier kan scholing bijdragen tot vermindering van de kwalitatieve structuurwerkloosheid? Licht kort toe. 1) Er zijn zowel vacatures als werklozen. Het aanbod van arbeid sluit niet aan bij de vraag naar arbeid. 2) Door de reiskostensubsidie zijn werklozen eerder bereid te reizen naar dat deel van het land waar wel een baan te vinden is. 3) Er zal geen uitkering ontvangen worden. 4) Neen. 5) Als iemand geschoold wordt is het eerder te verwachten dat het aanbod op de vraag naar arbeid aansluit.

7 1)Wat is loonruimte? 2)Wat is loonmatiging? 3)Leg uit op welke manier loonmatiging zal leiden tot behoud van werkgelegenheid. 4)Wat is frictiewerkloosheid? 5)Op welke manier kan frictiewerkloosheid tegengegaan worden? 1) De optelling van het inflatiepercentage en het arbeidsproductiviteitsstijgingsper centage. 2) Lonen stijgen procentueel minder sterk dan de arbeidsproductiviteit. (In plaats van gap wordt ook wel de loonruimte gebruikt) 3) Door loonmatiging zullen de loonkosten per product dalen. De investeringen blijven rendabel. Er zal geen arbeidsbesparende diepte-investeringen gedaan worden en blijft de werkgelegenheid behouden. 4) Werkloosheid tussen 2 banen die korter duurt dan 3 maanden. 5) Informatie aan de vraag- en aanbod kant van de arbeidsmarkt verbeteren.

8 1)Het gecorrigeerde cijfer van de werkloosheid ligt hoger dan de feitelijke werkloosheid. Is er sprake van seizoenwerkgelegenheid of seizoenwerkloosheid? Licht kort toe. 2)De werkloosheid in juni 2009 ligt hoger dan in juni Kan hier sprake zijn van seizoenwerkloosheid? Licht kort toe. 3)Leg uit dat de loonprijsspiraal kan leiden tot een toename van de structuurwerkloosheid van kwantitatieve aard. 1) Een aantal werklozen zijn nu tijdelijk aan het werk en daarom nu niet werkloos. Dus seizoenwerkgelegenheid. 2) De werkloosheid wordt op hetzelfde moment in het jaar gemeten dus geen seizoenwerkloosheid. 3) Als de prijzen stijgen en de vakbonden gaan voor de werknemers looneisen stellen, kunnen die ingewilligd worden. Hierdoor zullen de loonkosten stijgen. Bedrijven (werkgevers) kunnen overgaan tot arbeidsbesparende diepteinvesteringen, waardoor arbeidsplaatsen vervallen en de kwantitatieve structuurwerkloosheid stijgt.