Elburg. Ermelo. Heerde. Harderwijk. Hattem. Nunspeet. Oldebroek. Putten

Vergelijkbare documenten
Klimaatactieplan Noord-Veluwe Samenwerken aan klimaat. Elburg Ermelo Heerde Harderwijk Hattem Nunspeet Oldebroek Putten

Aan de raad AGENDAPUNT 3. Doetinchem, 15 april 2009 ALDUS BESLOTEN 23 APRIL Klimaatplan Doetinchem

Uitvoeringsprogramma Klimaatbeleid Vaals

Groen? Het is te doen! Audit.Tax.Consulting.Financial Advisory.

TER KENNISNAME. Onderwerp : Klimaatbeleid (energiebeleid) de commissie grondgebiedzaken

Een 10 puntenplan gemeenten die echt iets aan het klimaatprobleem willen doen

Duurzame ontwikkeling:

Deelname van gemeente Heusden aan landelijke Stimuleringsregeling voor lokale Klimaatinitiatieven (SloK)

Milieudienst West-Holland. Klimaatprogramma Holland Rijnland en Rijnstreek Gerrit Jan Schraa Programmaleider

Helmonds Energieconvenant

Betere energieprestaties met Nuon Stadswarmte. Kansen voor woningcorporaties, vastgoedeigenaren en projectontwikkelaars

PROJECTPLAN METERS MAKEN IN DE ESHOF

Ambitieniveaus Actief Voorlopend Innovatief Energiebesparing

Gemeente Langedijk. Voorstel aan de raad

Bevordering naleving Ventilatie en EPC regels. Verslag uitgevoerde activiteiten Datum 13 december 2010 Status Definitief

STRATEGIE DUURZAME ENERGIETRANSITIE GEMEENTE BREDA

De weg naar een beter milieubeleid

Verduurzamen gemeentelijk openbare verlichting

Verduurzamen gemeentelijk openbare verlichting

INTEGRAAL KLIMAATPROGRAMMA ZAANSTAD

Klimaatplan Doetinchem, CONCEPT, versie maart Klimaatplan Doetinchem CONCEPT. Gemeente Doetinchem Afdeling Bestuur en Strategie

Notitie energiebesparing en duurzame energie

Energiezorgplan Van Dorp Installaties bv Versie 2.0 (summary)

VNG Raadsledencampagne

Klimaatplan Doetinchem, april Klimaatplan Doetinchem

DUURZAAMHEID, KLIMAATVISIE EN REGIONALE ENERGIE STRATEGIE. Bijeenkomst gemeenteraad 5 februari 2019

Energiezorgplan Van Dorp installaties bv Versie 3.0 (Summary)

Ondertekening 10-puntenplan

CO 2 Reductie doelstellingen

Samen energie besparen! Convenant Energiebesparing Gemeente Kerkrade

Energiebesparing in de bouw

Energie Management ACTIE Plan

Achtergrondinformatie Woonsymposium WONEN IN STAD.NL SESSIE DUURZAAMHEID

Provinciaal klimaat- en energiebeleid: doelen, emissies, maatregelen. Robert Koelemeijer - PBL

CO2 Prestatieladder Stuurcyclus en beleidsverklaring

OPZET KLIMAATPLAN

Toelichting energie- en klimaatactieplan Ranst

Initiatief Duurzaam GWW

WATER- SCHAPPEN & ENERGIE

gemeente. SLoK project 1

Paragraaf duurzaamheid

Duurzaamheidvisie Gemeente Staphorst

Tussenevaluatie Zutphen energieneutraal anno 2012 Forum 23 april 2012

PROGRAMMA VAN ACTIVITEITEN

tot eind LED verlichting bij vervanging - inzet slimme verlichtingsconcepten

Nieuwe energie voor een beter klimaat!

Uitvoeringsmaatregelen Hier zijn als beeldvorming de richtingen aangegeven waar het college verder inhoud aan te geven.

helpende hand Groningse gemeenten :SLIM Ondersteuningsprogramma gemeenten

Energiemanagement actieplan. CO2 prestatieladder

Duurzaamheid, Energie en Milieu

Nieuwbouw aardgasvrij. Akkoord 26 juni 2018

Duurzaamheid: ervaringen uit Woerden. Hans Haring, wethouder duurzaamheid Woerden

Klimaat- en energiebeleid Gemeente Nijmegen

Klimaatakkoord. Ministerie van Economische Zaken en Klimaat T.a.v. de heer ir. E.D. Wiebes Postbus EK 'S-GRAVENHAGE

Bijlage 5: Provinciale menukaart

Initiatieven CO2 reductie MVOI BV.

De doelstellingen luidt: 4% reductie veroorzaakt door elektraverbruik door het geheel over te stappen naar groene stroom in 2017.

Subsidieregeling Energiebesparing in de Sociale Huursector, nr. 2006wem004996i.

ROUTEKAART DUURZAAM OSS

Nu is het tijd voor gemeentelijk klimaatbeleid. Concrete voorstellen voor een haalbaar en effectief beleid. Onderwater. uw gemeente?

CONCEPT FACTSHEETS KLIMAATCONTRACT PROVINCIE DRENTHE GEMEENTE HOOGEVEEN Datum: Blad 1 van 5

Totale uitstoot in 2010: kiloton CO 2

Meer met Minder. Duurzame Energie en Energiebesparing. Van Europa moet het. De Nederlandse overheid wil het. UNETO-VNI = ondernemersorganisatie

Schoner en zuiniger CO 2 ambitie verkeer & vervoer

u kunt er niet omheen

Lijst Lammers. Papendrecht 21 januari 2013

Raadsakkoord energietransitie. Februari 2019

Naar een klimaatneutrale sportvereniging

Energiemanagement actieplan. CO2 prestatieladder. Datum : 17 december 2013

Energie Management Actieplan

Lijst Lammers. KORTE SAMENVATTING Papendrecht, 22januari Persbericht. Wordt Papendrecht de derde stadin Nederland met een zonatlas?

Een goede jas: schoon, gezond en zuinig. Frank te Poel 10 oktober 2007

CO2 reductiedoelstellingen niveau 5

BuildDesk kennisdocument

Samen werken aan een klimaatbestendig en duurzaam Nederland. Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk

Bijlage 1: klimaatdoelstellingen & ambities

Energievisie Borne 22 september Michel Leermakers Linda Rutgers Twence. Co Kuip HVC.

Energiemanagement actieplan 2017

Sector- en keteninitiatieven 2016 CO2-prestatieladder Aldus opgemaakt te Middelaar d.d KAM Coördinator: dhr. G.S. Franssen Revisie 1.

Uitvoeringsprogramma klimaatbeleid

Actieplan Maatschappelijk Verantwoord Inkopen Gemeente Zaanstad. Juli 2017

Wat kunnen we in Pijnacker-Nootdorp doen tegen klimaatverandering? Richard Smokers

Evaluatie Uitvoeringsprogramma versie: 29-jan Doelen Doelstelling bereikt? reductie

Energiemanagement actieplan. 20 januari 2016

1. Visie. De gemeente Reusel-De Mierden is energieneutraal in 2025

De Lokale Duurzame Energie Coöperatie. EnergieCoöperatieBoxtel Betaalbaar, duurzaam, eigen en onafhankelijk

Maatschappelijk Verantwoord Inkopen

Steller :S. Wind Telefoonnummer ; Afdeling : Middelen en Beheer - VG s.wind@hoorn.nl Document retour: Nee

CO₂ Prestatieladder Energiemanagement actieplan

Winst en comfort uit duurzaamheid. Bouw op onze kennis

CO2-reductieplan. Samen zorgen voor minder CO2. Rapportage M

Gemeentelijk besluit Energiebesparing bij Openbare Verlichting (OVL)

Klimaatprogramma Gemeente Oost Gelre

- in aanvulling op en ter nadere uitwerking van de Algemene Subsidieverordening Leeuwarden (ASV);

Energieneutraal keten sluisdeur Goese Sas

Energie- en prestatiemonitoring

Energieverspilling is zinloos

Voortgang CO 2 Reductie doelstellingen

Onderwerp Regionale Energiestrategie (RES) regio Noordoost-Brabant. Geachte bestuursleden,

19 en 24 november Energiebesparing in het Activiteitenbesluit

Transcriptie:

Elburg Ermelo Heerde Harderwijk Hattem Nunspeet Oldebroek Putten Samenwerken aan klimaat Klimaatactieplan Noord-Veluwe 2009-2012

Voorwoord Het klimaat verandert. Dat heeft een grote impact op mens en natuur. Noord- Veluwe maakt zich daarom sterk om klimaatverandering zoveel mogelijk tegen te gaan. Naast de klimaatverandering, zijn er ook andere redenen om aan energiebesparing en duurzame energie te werken. De voorraad fossiele brandstoffen als energiebron is namelijk eindig en er kleven aan het gebruik daarvan negatieve klimaateffecten. Wij willen de luchtkwaliteit in onze regio verbeteren. Om onze doelen te bereiken zijn innovatieve ontwikkelingen nodig. Innovaties op het gebied van duurzame energie creëren nieuwe werkgelegenheid. Zo gaan klimaat en economie hand in hand. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft samen met het Rijk een klimaatakkoord getekend. Dit Klimaatactieplan Noord-Veluwe 2009-2012 is in feite de regionale vertaling van het klimaatakkoord. Het beschrijft de klimaatambities van de gemeenten op de Noord-Veluwe. Naast de beschrijving van het klimaatbeleid is het plan vooral gericht op concrete uitvoering. Ruim veertig projectbeschrijvingen maken duidelijk hoe we de klimaatambities willen realiseren en wat de koppeling is met het Gelders Klimaatprogramma 2008-2011. De uitvoering doen we samen. Samenwerking tussen verschillende afdelingen in een gemeente, samenwerking tussen acht gemeenten maar ook samenwerken met onder andere Provincie Gelderland, woningbouwcorporaties, projectontwikkelaars, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Ik hoop dat dit Klimaatactieplan u inspireert en ondersteunt bij de uitvoering. Ard Kleyer Dagelijks bestuur Regio Noord-Veluwe 1 September 2008

Inhoudsopgave 1. Voorwoord 2. Inleiding 3. Klimaatbeleid 4. Regionale aanpak 5. Projecten 1 3 4 8 10 2 Eigen gebouwen, voorzieningen, wagenpark en inkoop 5.1. Nieuwbouw van woningen 5.2. Bestaande gebouwen 5.3. Infrastructurele voorzieningen 5.4. Gemeentelijk wagenpark 11 12 17 20 Woningen 5.5. Handhaving EPC 5.6. Nieuwbouw 5.7. Bestaande woningvoorraad 5.8. Bewonersgedrag Utiliteitsbouw 5.9. Handhaving EPC 5.10. Nieuwbouw utiliteitsbouw 22 25 26 29 33 33 Bedrijven 5.11. Vergunningverlening en handhaving 5.12. Reductie overige broeikasgassen 5.13. Bedrijventerreinen 36 38 39 Verkeer- en Vervoer 5.14. Verkeer en vervoer bevolking en bedrijven 44 Grootschalige Duurzame Energieopties 5.15. Grootschalige en/of collectieve DE-opties 50

Inleiding Het is onderhand wel duidelijk geworden dat het klimaat verandert. De warmste zomers van de eeuw deden zich in de laatste tien jaar voor, de droogte elders wordt alleen maar erger, de wereldproblemen met watersnood worden elk jaar heviger. In het najaar van 2006 heeft Al Gore met zijn film An inconvenient truth het vraagstuk van klimaat en energie indringend onder de aandacht gebracht. Mede hierdoor staat klimaat en energie volop in de publieke belangstelling. Naast de klimaatverandering, vooral het gevolg van CO 2 -uitstoot, zijn er ook andere redenen om aan energiebesparing en duurzame energie te werken. De voorraad fossiele brandstoffen als energiebron is namelijk eindig, verbeteren van de luchtkwaliteit, verminderen afhankelijkheid van olie en gas afkomstig uit niet Europese landen en innovatie op het gebied van duurzame energie creëert nieuwe werkgelegenheid. Zowel bij het kabinet als bij de Provincie Gelderland staat de klimaatsverandering hoog op de agenda. De VNG heeft, namens de gemeenten, samen met het Rijk in november 2007 een klimaatakkoord getekend. Met de regeling Stimulering Lokale Klimaatinitiatieven 2008-2012 (SLoK-regeling) ondersteunt het Rijk de gemeenten bij de uitvoering van dit akkoord. Ook de Provincie Gelderland biedt ondersteuning aan gemeenten en regio s via het Regiocontract en het Gelders klimaatprogramma. Momenteel bestaat er op regionaal en lokaal niveau geen klimaatbeleid (Putten uitgezonderd). Dat maakt het in de praktijk erg moeilijk om projecten uit te voeren omdat er geen kaders en doelstellingen zijn waaraan initiatieven getoetst kunnen worden. Incidenteel en op ad-hoc basis vinden er wel verschillende activiteiten plaats. Maar om goed en gericht werk te kunnen maken van het Klimaatakkoord is een regionaal klimaatactieplan (combinatie van beleid en programma) nodig. Dit actieplan sluit goed aan bij de bestuurlijke wens om zo snel mogelijk de handen uit de mouwen te steken in plaats van uitbreide beleidsnotities te schrijven. Een regionale aanpak is gewenst zodat de samenhang zichtbaar blijft en de uitvoering efficiënt kan plaatsvinden. Gemeenten vervullen een belangrijke rol in het klimaatbeleid. In de eerste plaats hebben gemeenten een rol als voortrekker bij het agenderen van klimaatverandering, het ontwikkelen van een visie hierop en het tonen van leiderschap bij het stimuleren van innovatie. In de tweede plaats hebben gemeenten een voorbeeldrol. Bijvoorbeeld door bij opdrachtverlening voor openbare gebouwen te investeren in energiebesparing en duurzaam in te kopen. In de derde plaats staan gemeenten dicht bij de burgers en hebben zij daarmee een voorlichtende en faciliterende rol. De gemeente is het loket voor burgers en bedrijven. In de vierde plaats hebben gemeenten de rol van vergunningverlener en handhaver, bijvoorbeeld bij het afgeven van vergunningen voor het plaatsen van windmolens of een mestvergister. 3

Klimaatbeleid H o o f d s t u k 3 Klimaatakkoord 4 Het Rijk zet in op een energiebesparing van 2% per jaar, 20% duurzame energie in 2020 en 30% reductie van broeikaskassen in 2020. Om dit structureel te bereiken is het Rijk bereid de gemeenten hierbij te ondersteunen. Het Rijk (ministerie van VROM) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) hebben in november 2007 een klimaatakkoord getekend. Het Rijk ondersteund gemeenten en provincies financieel via de SLoK-regeling. Hiervoor is een bedrag van 31,5 miljoen beschikbaar gesteld. Voorwaarde is dat de gemeenten door inzet van ambtenaren en eigen geld ook 31,5 miljoen op tafel leggen. Voor de gemeenten van de regio Noord-Veluwe is maximaal 749.246,- beschikbaar (lijst SenterNovem op basis van inwoneraantal en oppervlakte). De uitkering van ongeveer 2,- tot 3,- per inwoner moet door iedere gemeente afzonderlijk worden aangevraagd. De eigen bijdrage van de gemeente van 50% kan worden geleverd door inzet van uren van de gemeentelijke organisatie. Hierdoor wordt de kostprijs van ieder uur dat een gemeente besteedt aan energiebeleid verdubbeld in de vorm van subsidiegelden. Deze subsidiegelden kunnen worden ingezet voor activiteiten, zoals inhuur van externe adviezen, onderzoeken en het maken van communicatiemateriaal. Kern van het Klimaatakkoord is dat gemeenten en Rijk zich gezamenlijk gaan inspannen voor een schoner, duurzamer en zuiniger Nederland. Gemeenten onderschrijven de ambities van het kabinet op klimaatgebied: een reductie van 30% van de uitstoot van broeikasgassen in 2020, een energiebesparing van 2% per jaar en een verhoging van het aandeel duurzame energie tot 20% in 2020. Het akkoord bevat afspraken en maatregelen op het gebied van energiebesparing, waarmee de gemeenten aan de slag gaan: het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, de overgang naar duurzame energie en het klimaatbestendig maken van Nederland. Rijk en gemeenten hebben afspraken gemaakt over maatregelen op een aantal terreinen: duurzame overheid, duurzame energieproductie, schone en zuinige mobiliteit, energiezuinige gebouwde omgeving, duurzame (agrarische) bedrijven en klimaatbestendige leefomgeving. In de betreffende hoofdstukken wordt hierop nader ingegaan.

In het Klimaatakkoord staan de volgende concrete afspraken (doelstellingen): Duurzame overheid Gemeenten stimuleren het energiezuinig maken van de eigen organisatie. Op dit moment is de CO 2 -emissie van gemeentelijke gebouwen circa 1,0 Mton. Als eerste stap om te komen tot een CO 2 -emissiereductie van de eigen gemeentelijke organisatie zullen alle gemeentelijke gebouwen groter dan 1000 m 2 uiterlijk 1 januari 2009 voorzien zijn van het verplichte energielabel in combinatie met een maatwerkadvies. Gemeentelijke gebouwen en verlichting in de openbare ruimte jaarlijks respectievelijk 2 en 1,5% energie te besparen in de periode 2008-2012. Gemeenten kopen in 2010 75% duurzaam in en 100% in 2015. Duurzame energieproductie Vergroten van het aandeel duurzame energie tot 20% in 2020. Verdubbeling van het opgestelde vermogen van windenergie op land in 2011. Ruimte geven in bestemmingsplannen voor duurzame energie, onder andere door het aanwijzen van locaties voor de opwekking hiervan. Als aandeelhouder van energie- en afvalbedrijven blijvend hun invloed aanwenden om de mogelijkheden voor het gebruik van duurzame energie en restwarmte te benutten. Ontwikkeling van groen gas ondersteunen en medewerking geven aan proefprojecten. Vooral regelgeving en lokale acceptatie zijn aandachtspunten. Schone en zuinige mobiliteit Vergroten van de verkrijgbaarheid van biobrandstoffen via bijvoorbeeld tankvoorzieningen en van alternatieve brandstoffen langs snelwegen en in de gemeentelijke omgeving vergroten. De gemeenten, waar mogelijk, inzetten op een zuiniger en schoner wagenpark en/of voertuigen die voor een groter aandeel op alternatieve brandstoffen kunnen rijden. Voortzetten huidige experimenten voor milieuzonering. CO 2 -emissiereductie integraal opnemen in lokale en regionale verkeers- en vervoersplannen. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan alternatieven voor de auto. Dit geldt in het bijzonder voor de fiets. Invloed bij de provincies gebruiken om innovaties in het openbaar vervoer via concessieverlening aan vervoersbedrijven te stimuleren. 5

Energietransitie van de gebouwde omgeving Het streven is dat in 2020 de nieuwbouw energieneutraal is en dat het energieverbruik van woningen en gebouwen in 2020 met meer dan 50% is verlaagd. Energieprestatiecoëfficient (EPC) wordt voor nieuwe woningen in 2011 aangescherpt naar 0,6 en in 2015 naar 0,45. Voor de utiliteitsbouw geldt een vergelijkbare aanscherping. Op basis van vrijwilligheid mogen gemeenten en bedrijven gezamenlijk besluiten bij een nieuwbouwproject verder te gaan. Afspraken maken met projectontwikkelaars en woningcorporaties over te realiseren ambities voor energiebesparing en toepassing van duurzame energie. Organiseren van doelgroepgerichte communicatie en voorlichtingscampagnes en andere lokale stimulansen te organiseren ten einde particuliere eigenaren en bedrijven energiebesparende maatregelen aan hun panden te laten treffen. In prestatiecontracten met woningcorporaties energieprestatie-eisen opnemen voor de bestaande woningvoorraad en nieuwbouw. Duurzame bedrijven In het handhavingprogramma beoogde controlefrequentie de deelname van bedrijven aan het Meerjarenafspraken (MJA)-convenant energie efficiency laten meewegen; Gemeenten waarbinnen MJA-bedrijven zijn gevestigd, ondertekenen het MJA-convenant. Prioriteit geven aan energiebesparing bij periodieke controles. Duurzame agrarische bedrijven Zorgen voor een voortvarende vergunningverlening voor duurzame en innovatieve energiesystemen. Mestvergisting in het landelijk gebied wordt daarbij zo goed mogelijk landschappelijk ingepast. Ruimte geven in bestemmingsplannen aan biomassavergisting en mestvergisting. Mestvergisting wordt daarbij zo goed mogelijk landschappelijk ingepast. Initiatiefnemers en projectontwikkelaars ertoe aanzetten met innovatieve samenwerkingsverbanden en concepten te werken. Beleid vaststellen en uitvoeren gericht op het stimuleren van het clusteren van de energievraag en het energieaanbod in netwerken. Bedrijven ondersteunen die transportbewegingen willen verminderen, door als bevoegd gezag de vereiste vergunningen te stroomlijnen en door actief mee te denken in oplossingen. Klimaatbestendige leefomgeving De komende vier jaar maatregelen voor adaptatie in kaart brengen en uitwerken die aansluiten bij de ruimtelijke en stedenbouwkundige ontwikkelingen, waterbeheer en gezondheidszorg binnen gemeenten.

Klimaatbeleid Provincie Gelderland Gedeputeerde Staten van Gelderland heeft in oktober 2007 de Contourennota Integraal Programma Klimaat vastgesteld. Vanuit deze visie worden de komende jaren belangrijke stappen gezet op weg naar een klimaatbestendige ruimtelijke inrichting en een klimaatneutrale energiehuishouding. In de uitvoeringsagenda zijn deze ambities vertaald in de volgende doelen: stabilisering van het fossiele energieverbruik in 2015, daarna afname; toename van het aandeel duurzame energie van 6% in 2010 tot 10% in 2015 en richting 20% in 2020; via steun aan energietransities streven naar een klimaatneutrale energiehuishouding in 2050; bijdragen aan het klimaatbestendig maken van Gelderland, dit vergt maatregelen op het gebied van water, natuur en stedelijke kwaliteit. De Provincie Gelderland heeft op 20 maart jl. een regionale klimaatbijeenkomst georganiseerd voor de regio Noord-Veluwe. De bijeenkomst, in aanwezigheid van gedeputeerd Mw. A. van de Kolk, was goed bezocht door enthousiaste bestuurders en ambtenaren. De uitkomst van deze en andere regionale bijeenkomsten vormden bouwstenen voor het ontwerp Gelders Klimaatprogramma 2008-2011. Het Klimaatactieplan Noord-Veluwe sluit goed aan bij de doelstellingen van het Gelders Klimaatprogramma. Om gemeenten te ondersteunen en te stimuleren opent de Provincie Gelderland een subsidieregeling Klimaat. De financiële ondersteuning van de Provincie Gelderland, samen met die van het Rijk, maakt het voor de gemeenten in de regio Noord-Veluwe mogelijk om haar klimaatambities te verwezenlijken. Regiocontract De Provincie Gelderland en Regio Noord-Veluwe hebben eind april 2008 het Regiocontract Noord-Veluwe ondertekend. In dit regiocontract staat omschreven welke regionale projecten de komende jaren worden uitgevoerd. Deze projecten zijn er op gericht om de regio socialer, veiliger, beter bereikbaar, duurzamer en gastvrijer te maken. Een aantal projecten uit het regiocontract hebben een duidelijke relatie met de thema s energie en klimaat. Deze projecten zijn daarom ook opgenomen in dit plan. In dit Klimaatactieplan is per projectblad aangegeven of het project deel uit maakt van het Regiocontract.

Regionale aanpak H o o f d s t u k 4 De portefeuillehouders Milieu en het Dagelijks Bestuur van RNV hebben besloten het klimaatbeleid regionaal aan te pakken. Een regionale aanpak is namelijk efficiënter en effectiever: voor meerdere gemeenten tegelijk worden zaken uitgezocht, voorstellen opgesteld, activiteiten georganiseerd. Het maakt goede onderlinge afstemming mogelijk en maakt de samenhang zichtbaar. Daarnaast is een gezamenlijke aanpak per project goedkoper dan een eigen gemeentelijke aanpak. Om de hoeveelheid gemeentelijke uren te beperken en de noodzakelijke kennis in huis te halen is besloten een regionale klimaatadviseur aan te stellen gedurende de planperiode. Deze klimaatadviseur kan gemeenten inhoudelijk ondersteunen en regionale projecten trekken. Regionaal Klimaatactieplan Dit regionaal Klimaatactieplan beschrijft de klimaatambities van de regiogemeenten Noord-Veluwe en de verschillende projecten waarmee deze ambities gerealiseerd gaan worden. Zowel de landelijke als de Gelderse doelen willen we helpen realiseren met projecten die in ieder geval bijdragen aan minder CO 2 -uitstoot en verminderde afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. De projecten worden beschreven op basis van de productbladen met de volgende elementen: Organisatie De projectbladen zijn indicatief. Zo kan bijvoorbeeld de beschreven werkwijze afwijken van de daadwerkelijke aanpak. Voortschrijdend inzicht kan een reden zijn om zelfs een beoogd project te vervangen daar een ander project als dit het behalen van de doelstelling realistischer maakt.

Per thematisch prestatieveld zijn de doelen van VROM en SenterNovem als taakstelling letterlijk overgenomen. Deze doelen zijn concreet, maar niet altijd goed of precies meetbaar. SenterNovem heeft dit ook ingezien en heeft daarom uitgesproken dat de controle op de uitvoering van het beleid niet op doelpercentages zal plaatsvinden, maar op de inzet van de toegezegde uren en investeringen en op het werkelijk uitvoeren van de projecten. Voor de uitvoering van dit regionale Klimaatactieplan maken gemeenten gebruik van de SLoK-regeling en de Provinciale klimaatsubsidie. Vanzelfsprekend worden de beleidsmatige inbedding, financiering en inspanning e.d. per gemeente getrokken. Klimaatambities De doelstellingen van het Klimaatakkoord vormen de klimaatdoelstellingen van de regio Noord-Veluwe. Ter ondersteuning van gemeenten voor de uitvoering van dit klimaatakkoord en voor de aanvraag van subsidie heeft SenterNovem namens het ministerie van VROM een Prestatiekaart Lokaal Klimaatbeleid ontwikkeld. De Prestatiekaart Lokaal Klimaatbeleid onderscheidt drie ambitieniveaus: actief, vooruitstrevend en innovatief. De prestaties uit de prestatiekaart zijn richting gevende ambities voor de uit te voeren activiteiten en maatregelen. Het ambitieniveau actief en op onderdelen voorlopend is het uitgangspunt van dit Klimaatactieplan. Het behalen van doelstellingen levert punten op. Om in aanmerking te komen voor de basissubsidie zijn minimaal 8 punten nodig, voor het pluspakket minimaal 12 punten. De klimaatdoelstellingen van de regio Noord-Veluwe sluiten naadloos aan op de Contourennota Aanpakken en Aanpassen van de Provincie Gelderland. Hierdoor is er ook een sterke koppeling tussen de regionale klimaatprojecten en het Gelderse Klimaatprogramma. 9

Projecten H o o f d s t u k 5 Eigen gebouwen, voorzieningen, wagenpark en inkoop Gemeenten vervullen een belangrijke rol in het klimaatbeleid. Ze is voortrekker bij het agenderen van klimaatverandering, het ontwikkelen van een visie hierop en het tonen van leiderschap bij het stimuleren van innovatie. Gemeenten hebben ook een voorlichtende en faciliterende rol en is tevens vergunningverlener en handhaver. Maar gemeenten zijn pas geloofwaardig als ze zelf het goede voorbeeld geven. Bijvoorbeeld door duurzaam in te kopen of bij aanbesteding nieuwbouw een verscherpte EPC te realiseren. In dit hoofdstuk staan verschillende projecten beschreven die bijdragen aan minder CO2- uitstoot en de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderden maar vooral een voorbeeldfunctie hebben.

5.1 Nieuwbouw van gebouwen : Realiseren van een 20% verscherpte EPC (ambitieniveau actief) of realiseren van een 50% verscherpte EPC (ambitieniveau voorlopend) Gemeenten bouwen de komende jaren verschillende nieuwe gemeentelijke gebouwen zoals aanbouw van gemeentehuizen, zwembaden, cultuurhuus en brandweergarages. Als opdrachtgever en eigenaar is het eenvoudig de energie prestatie coëfficiënt (EPC) aan te scherpen ten op zichtte van het de wettelijke norm. Het verhoogt het comfort van de gebouwen en zorgt structureel voor een lagere energierekening. Omdat het gaat om openbare gebouwen kan iedere bezoeker zelf zien en ervaren wat een verscherpte EPC betekent. 5.1.1 Aanbesteding nieuwbouw met een verscherpte EPC Voor nieuwbouw van gemeentelijke gebouwen verscherping EPC ten opzichte van de standaard EnergiePrestatieCoëfficient (EPC) conform het Bouwbesluit. Gemeentelijke nieuwbouw met een goede energieprestatie (in de vorm van een scherpe EPC). De gemeentelijke organisatie: gebouwbeheerders, gemeentelijke klimaatcoördinatoren, afdelingen financiën en bouw-en woningtoezicht. 1. Regionale informatiebijeenkomst over verlaging EPC en bezoek aan een voorbeeldproject. 2. Inventariseren van ontwerpers, architecten en bouwbedrijven die in staat zijn gebouwen met een scherpe EPC te realiseren (bij onderhandse aanbesteding). 3. In Plan van Eisen en bij opdrachtverlening voor ontwerp direct als uitgangspunt meegeven dat afhankelijk van het ambitieniveau de EPC lager dan de standaard EPC conform het Bouwbesluit moet zijn. 4. Vaststellen budgettaire randvoorwaarden voor (extra) energie-investeringen. 5. Ontwerper moet EPC-berekening uitvoeren (toetsbaar). 6. Toetsing EPC-berekening door gemeente (Bouw en Woningtoezicht). 11

12 Organisatie Aandachtspunten Regionale projectgroep waarin alle deelnemende gemeenten in zijn vertegenwoordigd. Regionale klimaatadviseur is trekker. Per gemeente een projectgroep, die eventueel per nieuwbouw anders van samenstelling is: Afdeling Milieu. Afdeling Facilitaire Zaken. Afdeling Bouw- en Woningtoezicht. Vertegenwoordigers van andere afdelingen die optreden als opdrachtgever bij nieuwbouw. Klimaatcoördinator. Verscherpte EPC eis kan niet als technische maatregel (bestuursrechtelijk) worden gevraagd maar dient privaatrechtelijk als opdrachtgever in het eisenpakket te worden opgenomen. Informatie en draagvlak bij uitvoerende afdelingen en externe partijen. Handhaving en controle van EPC-berekeningen en werkelijke energieprestatie. Hogere investeringen financieren uit lagere exploitatielasten. Verhoogde EPC-eis in eisenpakket. Energieverbruik nieuwe gemeentelijke gebouwen. 5.2 Bestaande gebouwen : Energiebesparing 2% per jaar en 40% opwekking en/of inkoop duurzame energie (ambitieniveau actief) of energiebesparing 3% per jaar en 70% opwekking en/of inkoop duurzame energie (ambitieniveau voorlopend). 5.2.1 Energiemanagement gemeentelijke gebouwen De meeste gemeenten in de regio Noord-Veluwe hebben geen inzicht in het energiegebruik van hun eigen gebouwen en er is soms ook onvoldoende zicht op de hoeveelheid aansluitingen. Door systematisch de verschillende energiemeters uit te lezen ontstaat er een goed inzicht in het energieverbruik. Zelf monitoren van het energiegebruik geeft de ook de kans rekeningen van het energiebedrijf te controleren. Er zitten namelijk regelmatig fouten in de rekeningen. Door het verbruik te vergelijken met andere gebouwen en gemeenten is benchmarking mogelijk. Met energiegebruik in cijfers kunnen harde doelen worden gesteld en geëvalueerd.

5. 2.1 Organisatie Aandachtspunten Opzetten en uitvoeren van energiemanagement in de gemeentelijke gebouwen. Inzicht in het energieverbruik van gebouwen, bewaking en controle energieverbruik en mogelijke storingen. Eenvoudige maatregelen voor verlaging van het energieverbruik en toepassing duurzame energie. Optimaal functionerende installaties door juiste inregeling. Meer inzicht en sturing op storingen/werking installaties en energiekosten. Monitoring resultaten en directe terugkoppeling mogelijk. De gemeentelijke organisatie: gebouwbeheerders van gemeentehuis, brandweerkazerne, (mogelijk) scholen, bibliotheek en andere gemeentelijke gebouwen. 1. Regionaal een energiemanagement-systeem opzetten. 2. Analyseren van gegevens. 3. Benchmarking (vergelijking van de zelfde type gebouwen in de verschillende gemeenten). 4. Uitschieters in verbruik eruit halen. 5. Verbeteringen voorstellen. 6. Contracten in de gaten houden. 7. Netwerkbeheer. 8. Rapportage per jaar. Regionale projectgroep zet energie-managementsysteem op. Per gemeente is de gebouwbeheerder en klimaatcoördinator betrokken. Klimaatcoördinatoren van de afzonderlijke gemeenten bewaken het energieverbruik. Indien nodig extra inspanningen verrichten om de doelstelling van 2% per jaar te halen. Extern bureau verzorgt de energiemonitoring. Uitvoeren van energiebesparende maatregelen vraagt investering, zeker als er sprake is van achterstand in onderhoud en beheer. Klachten verhelpen voordat gedragsaspecten aan de orde komen. De energiemanagement uitgevoerd door extern bureau die de gegevens beheerd en aan de gemeenten beschikbaar stelt. Per gemeente per jaar gegevens analyseren/besparingen in beeld brengen. Analyse meerjarig verloop. 13 5.2.2 Duurzaam inkopen In het Klimaatakkoord hebben de VNG en VROM afgesproken dat het Rijk en de gemeenten zelf het goede voorbeeld zullen geven voor een duurzamer Nederland. Doel van het Rijk is om in 2010 voor 100% duurzaam in te kopen. De gemeenten streven naar 75% duurzaam inkopen in 2011 en 100% in 2015 (75% wil zeggen: 75% van het inkoopbudget). Duurzaam inkopen biedt kansen om op milieu- en sociale aspecten bewuster in te kopen.

14 Het is niet alleen gericht op milieuaspecten, maar ook op sociale aspecten zoals het tegengaan van kinderarbeid. Mede gezien het streven van de VNG zijn wij bereid om hier mee aan de gang te gaan. Door het stellen van duurzaamheidseisen aan de producten die de overheid koopt, stimuleert zij de markt om duurzame producten te maken en lokt zij duurzame innovaties uit. Het aanbod milieuvriendelijke producten is de laatste jaren sterk gegroeid en de prijzen zijn niet eens (veel) hoger. Voor bijna alle producten en diensten is tegenwoordig een milieuvriendelijkere én kwaliteitsrijke variant voorhanden. Soms liggen de prijzen wat hoger, maar kunnen de kosten worden terugverdiend door bijvoorbeeld een lager energieverbruik of een langere levensduur. Het is daarom van belang om niet alleen naar aanschafkosten, maar ook naar de gebruikskosten van een product te kijken. 5. 2. 2 Wanneer is een product duurzaam? De criteria voor duurzaam inkopen worden ontwikkeld door SenterNovem in opdracht van het ministerie van VROM. SenterNovem heeft hiervoor 80 productgroepen onderscheiden. Voor iedere productgroep is een werkgroep ingesteld met deskundigen o.a. uit het bedrijfsleven. Zij rapporteren naar een stuurgroep die het advies vaststelt. Van circa 15 productgroepen is het eindadvies voor criteria afgerond. Deze staan op de site van SenterNovem. Eind 2008 zijn voor alle productgroepen criteria geformuleerd. Deze criteria vormen de referentie voor de bepaling van duurzaam inkopen. Duurzaam inkopen 75% duurzaam inkopen in 2010, 100% in 2015. Inzicht in het percentage duurzaam inkopen op basis van externe uitgaven. De gemeentelijke organisatie: de inkopers en afdeling Financiën. 1. Ontwikkelen regionale procedure duurzaam inkopen samen met inkopers en afd. Financiën van de gemeenten. 2. Bepalen duurzaamheidsaspecten van aankopen: - Oriëntatie op duurzaamheid van product, informatie van leveranciers, criteria van SenterNovem. - Bepalen van inkoopcriteria en gunningcriteria. - Vragen van offertes van leveranciers waarin duurzaamheidscriteria zijn opgenomen. - Keuze uit offertes, niet alleen op laagste bieder. - Motivatie keuze in procesverbaal. - Evaluatie duurzaamheidsaspecten van aangeschaft product. 3. Jaarlijkse evaluatie.

Organisatie Aandachtspunten Groep inkopers van de regio gemeenten ontwikkelen de procedure duurzaam inkopen en bepalen de duurzaamheidscriteria. Per gemeente zijn de inkoper(s) en de klimaatcoördinator betrokken. De regionale klimaatadviseur is de trekker van het project. Aanluiten bij reeds bestaande regionale inkoopsamenwerking. Inkoop van duurzame energie en eigen wagenpark zijn zelfstandige projecten. Niet iedere gemeente heeft centrale inkoop. Duurzaamheidscriteria. Aantal inkopen met duurzaamheid als criterium. 5. 2.3 Inkopen van duurzame energie gemeentelijke gebouwen Organisatie 100% opwekking en/of inkoop van duurzame energie. Continuering met inkoop 100% groene energie. Differentiatie groene stroom; criteria voor groene energie ontwikkelen zodat er een bewuste keuze gemaakt kan worden voor de het soort van de groene energie (wind-, water-, bio-, zonne-energie). Aanscherping criteria voor groene energie. Gemeentelijke organisatie: gebouwbeheerder, de inkopers, klimaatcoördinator. 1. Huidig contract loopt tot 2012. In 2011 opnieuw aanbesteden. 2. Inventarisatie energieverbruik en energiecontracten gemeentelijke gebouwen en voorzieningen. 3. Analyse mogelijkheden inkoop duurzame energie. 4. Opvragen en vergelijken offertes voor groene energie en/of duurzame energiesystemen. 5. Selectie leveranciers. 6. Bestuurlijk besluit tot afname duurzame energie en opname paragraaf in inkoopbeleid. 7. Start afname van duurzame energie. Regionale werkgroep Openbare Werken. Regionale klimaatadviseur is projectleider. Per gemeente is de inkoper, gebouwbeheerder en klimaatcoördinator betrokken. Leveringscontract met 100% duurzame energie (gas en elektriciteit). 15

5. 2. 4 Energieprestatie opnemen in plannen voor onderhoud en renovatie 16 Organisatie Vastleggen van uitgangspunten voor besluitvorming over energiebesparende maatregelen in het Programma van Eisen van renovatie en in meerjarenonderhoudsplannen. Door het vastleggen van uitgangspunten en het opnemen van maatregelen in het Programma van Eisen zal energie-efficiënter gebouwd worden en meer gebruik gemaakt worden van duurzame energiebronnen. De gemeentelijke organisatie (intern): afdelingen Facilitaire Zaken, Milieu/ Duurzaam Bouwen, Bouw- en Woningtoezicht, Financiën en de klimaatcoördinator. Andere (externe) partijen: architecten, projectontwikkelaars en aannemers. 1. Organiseren bijeenkomst met relevante afdelingen om uitgangspunten te bepalen. 2. Inventarisatie van mogelijke maatregelen/voor bestaande bouw energie onderzoek bestaande gebouw (EPA-U). 3. Overleg met de betrokken partijen (projectontwikkelaars, aannemers, architecten) over haalbaarheid. 4. Haalbare maatregelen vastleggen in een Programma van Eisen. 5. Financiering maatregelen door budget vast te leggen. Hogere investeringen bijvoorbeeld financieren uit lagere exploitatielasten, uit gemeentelijk energiebesparingsfonds e.d. 6. Monitoring van de realisatie van de uitvoering. Projectgroep per gemeente met van iedere betrokken afdelingen een vertegenwoordiger. Bij voorkeur levert de afdeling Facilitaire Zaken de projecteider. Ondersteuning door regionaal klimaatadviseur (zorgt voor uitwisseling ervaringen met de andere gemeente(n). EPA-U onderzoek van de gemeentelijke gebouwen. Energiepresaties in Programma van Eisen van renovatie en in meerjarenonderhoudsplannen.

5. 2.5 Campagne gebouwgebruikers Organisatie Energie besparen door medewerkers bewust te maken van de invloed van hun gedrag op het energieverbruik. Verhoogd energiebewustzijn onder medewerkers. Gemiddelde besparing als gevolg van gedragsverandering bedraagt 10%. De gemeentelijke organisatie: gebruikers gemeentelijke gebouwen, dienstverleners (schoonmaak) en externe gebouwgebruikers zoals onderwijs en sportverenigingen. 1. Opstellen projectplan en communicatieplan. 2. Ontwikkelen van communicatiemateriaal en acties. 3. Uitvoering van de campagne volgens het communicatieplan. 4. Milieubewust gedrag consolideren. Regionaal overleg NME-contactambtenaren, aangevuld met Hattem en Heerde fungeert als werkgroep. Per gemeente is de afdeling Facilitaire zaken, afdeling communicatie en de klimaatcoördinator betrokken. Regionaal klimaatadviseur is projectleider. Aantal communicatie-uitingen Benchmark Energieverbruik 5.3 Infrastructurele voorzieningen (openbare verlichting, verkeersregelinstallaties, pompen en gemalen) 17 : Energiebesparing 2% per jaar en 40% inkoop duurzame energie (ambitieniveau actief) of 3% energiebesparing en 70% inkoop van duurzame energie (ambitieniveau voorlopend). 5.3.1 Veluwe donker & stil Verminderen van lichthinder en lichtvervuiling van de Noord-Veluwe. Minder lichtvervuiling langs de rand van de Veluwe. De gemeentelijke organisatie: medewerkers afdelingen Verkeer & Vervoer en Openbare Ruimte. Externe partijen: Provincie Gelderland, beheerders/eigenaren van lichtmasten.

18 Organisatie 1. Opstellen plan van aanpak. 2. inventariseren lichthinder en lichtvervuiling. 3. Formuleren beleid lichthinder. 4. Bepalen welke locaties/situaties aangepakt worden en deze prioriteren (regionale afstemming). 5. Saneren, dimmen en schakelen van verlichting. Dit kan door o.a. het verwijde ren van lichtmasten, het uitschakelen van lichtmasten op parkeerterreinen na 24.00 uur, toepassen van LED-lverlichting en het vervangen van een aantal armaturen langs buitenwegen door exemplaren, die gedimd kunnen worden. 6. Evaluatie en monitoring. Regionale projectgroep waarin alle deelnemende gemeenten in zijn vertegenwoordigd. De regionale klimaatadviseur is projectleider. Technische ondersteuning door een adviesbureau. Mogelijk (proces) ondersteuning van de Provincie Gelderland. Per gemeente is er een werkgroep waarvan één lid in de regionale projectgroep zit. Aantal aangepaste of verwijderde lichtbronnen. Minder lichtvervuiling op de Noord-Veluwe. 5.3. 2 Organisatie Inkoop duurzame energie voor alle infrastructurele voorzieningen Integratie van energiezorg met het gemeentelijk beleid voor duurzaam inkopen. De gemeente koopt duurzame energie (elektriciteit en gas in voor alle infrastructurele voorzieningen. Directe en structurele milieuwinst door het verantwoordelijk inkopen. Een beter imago voor de gemeente, vervulling van de voorbeeldfunctie. De vraag naar duurzame producten en diensten van onderaf zal de ontwikkeling van duurzame producten stimuleren. De gemeentelijke organisatie: gebouwbeheerders, inkopers, medewerkers afd. Financiën, klimaatcoördinatoren. 1. Inventarisatie energieverbruik en energiecontracten gemeentelijke voorzieningen. 2. Analyse mogelijkheden inkoop duurzame energie. 3. Opvragen en vergelijken offertes voor groene energie en/of duurzame energiesystemen. 4. Selectie leveranciers. 5. Bestuurlijk besluit tot afname duurzame energie en opname paragraaf in inkoopbeleid. 6. Start afname van duurzame energie. Werkgroep Openbare Werken (alle deelnemende gemeenten + RNV) kopen regionaal energie en zetten een energiemanagementsysteem op. Per gemeente is de inkoper, gebouwbeheerder en klimaatcoördinator betrokken. Criteria in inkoopnota/beleid gemeente opgenomen. Gegevens beschikbaar over de verschillende soorten groene stroom en uitspreken eventuele voorkeur.

5.3.3 5.3.3 Beleidmatige aanpak openbare verlichting en installaties Organisatie Verbetering van de kwaliteit (incl. energetische kwaliteit) van de Openbare Verlichting (OV) en andere installaties in de grond-, weg- en waterbouw (GWW) tegen gelijkblijvende of lagere exploitatiekosten. Inzicht in stand van zaken openbare verlichting en andere GWW-installaties. Beleidsplan openbare verlichting en andere GWW-installaties: formulering ambities t.a.v. kwaliteit, gebiedsgerichte benadering waarbij voor OV lichtsterkte is aangepast aan de functies van de omgeving. Betere OV en andere GWW-installaties tegen gelijkblijvende of lagere exploitatiekosten. Betere financiële controle. Betere relatie met burgers en bedrijven door oplossen klachten, honoreren wensen en interactief beleidsproces. De gemeentelijke organisatie: gebouwbeheerders, inkopers, medewerkers afd. Financiën, klimaatcoördinatoren. Deze aanpak verbetert planmatig de kwaliteit van de OV en andere GWWinstallaties. Investeringen deels terug te verdienen door lagere energie- en onderhoudskosten. Beoogde activiteiten: 1. Vaststellen projectorganisatie. 2. Inventariseren van natuurlijke momenten en andere aanknopingspunten. 3. Opstellen startnotitie met uitgangspunten. 4. In beeld brengen huidige kwaliteit OV en andere GWW-installaties, inclusief energetische kwaliteit. 5. Vaststellen ambities, inclusief ambities m.b.t. energetische kwaliteit. 6. Uitwerken ambities in beleids- en meerjarenuitvoeringsplan, inclusief financiering. 7. Uitvoeren plan. Belangrijke uitgangspunten in de startnotitie hebben betrekking op sociale veiligheid, verkeersveiligheid, lichthinder, historisch energieverbruik en kosten. Mogelijk aanpak verbreden worden naar Beleidsplan Licht in de Openbare Ruimte: Verlichting bedrijventerreinen, verkeersregelinstallaties, aanlichting monumentale gebouwen, verlichting op particuliere terreinen, reclameborden etc. Regionale projectgroep waarin alle deelnemende gemeenten zijn vertegenwoordigd. De regionale klimaatadviseur is projectleider. Eventueel technische ondersteuning door een adviesbureau. Per gemeente is er een werkgroep waarvan één lid in de regionale projectgroep zit. Kwaliteitsambities in beleidsplan openbare verlichting en andere GWWinstallaties. Meerjarenuitvoeringsplan met o.a. energiebesparingsmaatregelen. 19

5.4 Gemeentelijk wagenpark : 5% besparing fossiele brandstoffen en/of inkoop duurzame brandstoffen Gemeenten hebben veelal een uitgebreid wagenpark voor het plantsoenonderhoud, beheer openbare ruimte, afvalinzameling en/of personenvervoer. Bij aanschaf van de auto s kan gezocht worden naar de meest zuinige of schone auto (euronorm). Indien mogelijk rijdt het wagenpark ook op alternatieve brandstoffen te kiezen zoals biodiesel, aardgas of waterstof. 5. 4.1 Duurzaam inkopen wagenpark en transportbrandstoffen 20 Organisatie Energieprestatie van het gemeentelijke wagenpark is inzichtelijk gemaakt en verbeterd. De gemeente koopt duurzame voertuigen en transportbrandstoffen in. Een beter imago voor de gemeente, vervulling van de voorbeeldfunctie. De vraag naar duurzame producten en diensten van onderaf zal de ontwikkeling van duurzame producten stimuleren. Indien mogelijk het opstellen en uitvoeren van een vervoersplan gericht op het reduceren van emissies als gevolg van gemeentelijke vervoersactiviteiten. De gemeentelijke organisatie: wagenparkbeheerders, inkopers, klimaatcoördinator. 1. Bij vervanging voertuigen; energieklasse meenemen in inkoopcriteria. 2. Regionaal een onderzoek uitvoeren bij de gemeentelijke wagenparken (Gemeente Putten heeft al een scan laten uitvoeren). 3. Mogelijkheden onderzoeken voor verbeteringen energieprestatie wagenpark; energieklasse, hybride voertuigen, transitie op andere brandstoffen ed. 4. Inventarisatie van natuurlijke momenten in wagenpark (vervanging, uitbreiding). 5. Selectie geschikte alternatieven en opname in meerjarig plan voor wagenpark. 6. Uitvoeren plan en (eventueel gefaseerde) overschakeling op alternatieve voertuigen en/of brandstoffen. 7. Eventueel; opstellen en uitvoeren intern vervoersplan gericht op reductie autokilometers en verschuiven naar andere vervoersmodaliteiten. Aansluiten bij project Fuel Switch. Aardgas zorgt voor een verlaging van de uitstoot van CO 2, stikstof en fijnstof. Bij alternatieve brandstoffen biedt aardgas geeft het meeste financiële voordeel; het wordt ook gezien als een overgang/transitie naar biogas en waterstof. Onderzoek laten uitvoeren door een externe partij. Per gemeente: de inkopers, wagenparkbeheerders en de klimaatcoördinatoren. Vermelding in inkoopcriteria. Monitoring brandstofgebruik gemeentelijke wagenpark.

Woningen Het streven is dat in 2020 de nieuwbouw energieneutraal is en dat het energieverbruik van woningen en gebouwen in 2020 met meer dan 50% is verlaagd. Gemeenten, provincies en het Rijk zullen zelf het goede voorbeeld geven. Om meters te maken én om innovatie te stimuleren wordt landelijk de energieprestatiecoëfficient voor nieuwe woningen in 2011 aangescherpt naar 0,6 en in 2015 naar 0,45. Voor de utiliteitsbouw geldt een vergelijkbare aanscherping. Anticiperend op het landelijke beleid zal regionaal de EPC verscherpt worden. Voor bestaande gebouwen is op 1 januari jl. een energielabel voor gebouwen (utiliteits- en woningbouw) verplicht op mutatiemomenten. De Noord-Veluwse gemeenten gaan op lokaal en regionaal niveau partijen bij elkaar brengen om effectieve acties te organiseren met woningcorporaties, projectontwikkelaars en burgers. Daarnaast maken gemeenten afspraken met woningcorporaties over energiebesparing bij nieuwbouw en renovatie van hun bestaande woningvoorraad. Provincie Gelderland faciliteert deze vorm van samenwerking voor bestaande woningen die 20-30% zuiniger worden of minimaal energielabel B krijgen. Bij nieuwbouwlocaties moeten nu de kansen worden benut om, vooruitlopend op aanscherpingen van de energieprestatienorm, (collectieve) duurzame warmtehuishouding te realiseren.

5.5 Handhaving EPC : Toetsing van EPC-berekeningen en toezicht op EPN op de bouwplaats bij 40% van de bouwvergunningen Het stellen van normen vereist ook het controleren van het naleven van de norm. De berekening van de EPC, die bij bouwvergunningen wordt aangeleverd, moet worden gecontroleerd. De EPC-berekening is gebaseerd op bouwfysieke maatregelen. Sommige ervan zijn duur of ingewikkeld. Controle op de bouwplaats tijdens de bouw is daarom nodig om uitvoering van de specifieke maatregelen te controleren. 5.5.1 5.5.1 Toetsing en handhaving EPC (Woningen en Utiliteitsbouw) 22 Het toetsen van Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC) en het handhaven van deze normen op de locatie is een structureel onderdeel van de werkzaamheden van de ambtenaren van Bouw- en Woningtoezicht. Bouwvergunningaanvragen worden adequaat getoetst op de EPC; De gemeente voert toezicht uit op EPC-aspecten tijdens de reguliere controles van BWT-inspecteurs op de bouwplaats. Een mogelijk neveneffect is de preventieve werking: bouwpartijen anticiperen op de inspectie en gaan vanzelf letten op het leveren van een deugdelijke EPC-berekening en goede realisatie op de bouwplaats. De gemeentelijke organisatie: afdeling Bouw- en Woningtoezicht. Externe organisaties: - Projectontwikkelaars, corporaties. - Architecten, aannemers, bouwbedrijven en installateurs. - Particuliere bouwers. 1. Intensief overleg clusters bouw- en woningtoezicht. 2. Project inbrengen in afdelingsplannen, handhavingsprogramma, BWT beleidsplan. 3. Regionaal afspraken maken hoe EPC/EPN getoetst en gecontroleerd gaat worden. Bestuurlijk laten vaststellen. 4. Regionale checklist opstellen voor toetsing en controle. 5. Digitale aanlevering EPC-berekeningen en gebruik van programma EPCheck. 6. Bij de uitvoering ondersteuning door deskundig extern bureau op het gebied van toetsing EPC-berekening en/of handhaving op de bouwplaats. 7. Opname controle EPC-berekening en toezicht op de bouwlocatie in werkplan Bouw- en Woningtoezicht. 8. Voorlichting aan bouwende partijen (projectontwikkelaars, woningcorporaties, architecten, aannemers). 9. Uitwisselingsbijeenkomst organiseren.

Organisatie Regionaal: projectgroep vertegenwoordigers van de afdelingen Bouw- en Woningtoezicht. Per gemeente: medewerkers, leidinggevende en portefeuillehouder BWT. M.b.v. eigen ontwikkelde instrument wordt bijgehouden met welke EPC woningen worden gebouwd (zie ook project EPC Monitoring). 5.5. 2 Opleiding en training van ambtenaren Bouw- en Woningtoezicht Ambtenaren van Bouw- en Woningtoezicht (BWT) handhaven de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC) en beschikken over voldoende kennis en inzicht hiervoor. Ambtenaren van BWT hebben voldoende kennis en instrumenten beschikbaar om bouwvergunningaanvragen adequaat te kunnen toetsen aan de EPC en om adequaat toezicht uit te voeren op EPC-aspecten op de bouwplaats. De gemeentelijke organisatie: afdeling Bouw- en Woningtoezicht, de klimaatcoördinator en de regionale klimaatadviseur. Externe partijen: extern bureau voor training/opleiding. Vergunningverlening 1. Organisatie van cursus EPCheck van SenterNovem. EPCheck is een handig instrument om snel, goed en efficiënt de EPC-waarde van gebouwen te toetsen. Het controleren van de EPC-waarde is wettelijk verplicht en wordt door VROM-inspecteurs gecontroleerd. 2. Deelname door medewerkers van BWT aan cursus EPCheck. 3. Installatie van software EPCheck op PC s. 4. Toetsing van EPC-berekening bij een aantal vergunningaanvragen bouwprojecten (pilot-projecten). 5. Terugkoppeling en uitwisseling ervaringen in uitwisselingsbijeenkomst. 6. Bundelen van de informatie uit het opleidingstraject, beschikbaar houden als naslagwerk binnen de organisatie. Handhaving 1. Organisatie van cursus EPC-toezicht. 2. Deelname door medewerkers van BWT aan cursus EPCheck. De EPCheck biedt checklist om op de bouwplaats te controleren. 3. Toezicht op EPC houden tijdens x aantal concrete bouwprojecten (pilot-projecten). 4. Terugkoppeling en uitwisseling ervaringen in uitwisselingsbijeenkomst. 23 Organisatie Wat hierboven is beschreven geldt ook voor de EPL (Energie Prestatie op Locatie). Regionaal klimaatadviseur organiseert regionale training en uitwisselingsbijeenkomst. Percentage EPC-geschoolde medewerkers bouw- en woningtoezicht.

5.5.3 EPC monitoring (woningbouw en utiliteitsbouw) Monitoren van de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC) van alle nieuwbouwprojecten in de gemeente om de kwaliteit van de EPC-toetsing en handhaving van de EPC te verhogen. Overzicht met alle gerealiseerde nieuwbouw (deel)projecten met berekende EPC en aandachtspunten. Inzicht in sturingsfactoren voor lagere EPC. 2 4 Organisatie Mogelijke neveneffecten: Verbetering van de handhaving bij gemeenten. Door inzicht verhoogt de effectiviteit van gemeentelijk handelen. De gemeentelijke organisatie: afdelingen Bouw- en Woningtoezicht en Milieu. 1. Opzetten van een database waarin per nieuwbouw (deel)project wordt aangegeven: - Architect, projectontwikkelaar en andere uitvoerende partijen. - Berekende EPC uit de bouwaanvraag (hiervoor kan gemeente gebruik maken van SenterNovem instrumentarium EPC-handhaving). - Op- en aanmerkingen tijdens bouwplaatsinspecties. 2. Opname invullen database in regulier werk medewerkers Bouw- en Woning toezicht. 3. Jaarlijkse analyse met behulp van de database (o.a. vaststellen van de aantallen ingediende en afgegeven EPC, verdeling naar EPC-waarden, doorlooptijden vergunningaanvraag en bouw proces, opvallende zaken in de bouwaanvragen en in de inspecties, reacties bouwers, etc.). 4. Op basis van analyse vaststellen hoe kwaliteit van EPC-toetsing en handhaving verbeterd kan worden. Leidinggevende Bouw- en Woningtoezicht trekker van dit project binnen hun gemeente. Regionaal klimaatadviseur ontwikkelt in samenwerking met gemeenten een regionaal monitoringssysteem. De geraliseerde EPC s per nieuwbouwprojecten.

5.6 Nieuwbouw : realiseren van woningen met een 10% verscherpte EPC en een EPL van 7,0 tot 8,0 bij woningbouwprojecten (ambitieniveau actief) of een 25% verscherpte EPC en een EPL van 8,0 tot 9,0 (ambitieniveau voorlopend). Nieuwbouw woningen blijven minimaal 50 jaar staan, daarmee dragen investeringen in duurzame energie en beperking van uitstoot van CO 2 op gemeentelijk niveau een groot aandeel. Ook bewoners van de nieuwbouw woningen hebben profijt van beperking van het energiegebruik, omdat de maandelijkse woonlasten zullen dalen. Dit geldt zeker met de huidige stijgende energieprijzen. Energiezuinige nieuwbouwwoningen hebben ook een hoog comfort en een goed binnenmilieu. 5. 6.1 Verscherpte EPC en EPL in beleid Organisatie Aandachtspunten Verbeteren van de energetische kwaliteit van nieuw te bouwen woningen met een verscherpte EPC. In de regio Noord-Veluwe worden op relatief kleine schaal veel nieuwe woningen gebouwd. Voor als deze locaties streven wij naar een scherpere EPC en EPL. Daar waar mogelijk zullen wij ons extra inspannen om nog energiezuiniger woningen te realiseren. In het volkshuisvestingsbeleid zijn uitgangspunten opgenomen ten aanzien van energetische prestatie van nieuwbouwwoningen. Bekend hoeveel woningen er met een verscherpte EPC en EPL zijn gebouwd. De gemeentelijke organisatie: afdelingen Bouw- en Woningtoezicht; Milieu, Ruimtelijke Ordening, Klimaatcoördinator en regionaal klimaatadviseur. 1. Voorlichting en afstemming met afdelingen Volkshuisvesting. 2. Inventariseren wanneer Woonvisies opgesteld of geactualiseerd wordt. 3. Inventarisatie van de huidige energetische kwaliteit van nieuwbouw. 4. Bepalen van de gewenste energetische kwaliteit. 5. Bepaling in te zetten middelen/instrumenten. 6. Bestuurlijke vaststelling uitgangspunten volkshuisvesting. 7. Bestuurlijke vaststelling van uitgangspunten Ruimtelijke Ordening, aanbesteding en grondverkoop. Regionaal projectgroep: werkzaamheden 1 t/m 5. Regionale klimaatadviseur is trekker. Werkzaamheden 6 en 7 door iedere gemeente afzonderlijk. Gemeentelijk klimaatcoördinator is trekker. M.b.v. eigen ontwikkeld instrument wordt bijgehouden met welke EPC woningen worden gebouwd. De energetische kwaliteit wordt uitgedrukt door de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC) en door het energielabel. De vastgelegde uitgangspunten dienen als basis voor het maken van prestatieafspraken met woningcorporaties. 25

5.7 Bestaande woningvoorraad : verbeteren energetische kwaliteit van de woningvoorraad, uitgedrukt in het energielabel, met gemiddeld 1% per jaar 26 Voor vrijwel alle woningen van vóór 1995 zinvol is om energiebesparende maatregelen te nemen. Dit levert besparingen op in het energieverbruik en dus voordelen voor de bewoners. De maatregelen betreffen onder andere het aanbrengen van spouwisolatie, vloerisolatie, het plaatsen van een HR-combiketel en HR ++ -glas. Dit brengt de woningen tot een energielabel van B of C. De investeringskosten worden binnen een periode van 10-20 jaar terugverdiend, zelfs als het geld ervoor moet worden geleend. Naar verwachting is vanaf 2015 ook een extra pakket voor maatregelen tot het A-label rendabel toe te passen. Investering in energiebesparing kan veelal budgettair neutraal bij gelijkblijvende energieprijzen, maar is zeer profijtelijk bij stijgende prijzen. Naast het financiële voordeel profiteren huishoudens van een beter binnenmilieu en een verhoging van het wooncomfort. Daarnaast stijgt de waarde van de woningen, waardoor woningeigenaren niet alleen profiteren van lagere energielasten, maar bij de verkoop van hun woning hun investering ook nog eens terugkrijgen. Ook levert de forse investering extra werkgelegenheid op en een grote impuls voor de economie. De nu al rendabele investering in energiemaatregelen leidt tot een reductie op het aardgasverbruik in de woningen van 45% en geeft een vermindering van de jaarlijkse emissie van CO 2 van 10 megaton, wat 5,5% is van de totale Nederlandse uitstoot van CO 2. 5.7.1 Energieprestatie-afspraken met woningcorporaties Woningbouwverenigingen en particuliere woningbezitters die meerdere woningen verhuren, moeten de energieprestatie van hun woningbouwbestand op 1 januari 2009 in beeld hebben gebracht. De energieprestatie wordt uitgedrukt in een energielabel zoals deze ook al voor o.a. wasmachines en auto s geldt. Het label kent een onderverdeling van A t/m G ofwel van groen via geel en oranje naar rood. De verwachting is dat de goedkoopste huurwoningen de laagste energieprestatie hebben. In deze woningen wonen mensen met de laagste inkomens. Zij betalen nu waarschijnlijk al evenveel geld aan energie als aan huur. Bij de stijgende energieprijzen zal dit alleen maar meer worden. Aan de woningbouwverenigingen wordt het voorstel voorgelegd om samen projecten uit te voeren gericht op verbetering van de woningisolatie, met oog voor gezondheid en woongenot. Voorrang zal worden gegeven aan verouderde woningen, die nog gerenoveerd kunnen worden.