Sectoraal RUP- zonevreemde bedrijven, tweede fase In opdracht van : Gemeentebestuur van Zomergem Stedenbouwkundige voorschriften Aangepast op 18.05.06 naar aanleiding van het openbaar onderzoek Vansteelandt bvba Stationsstraat 3A 9810 Eke (Nazareth) Tel.: 09/243.81.10 Fax: 09/243.81.19 e-mail: office@vansteelandt.be
Deel RUP nr. 2.03: Declerck Stedenbouwkundige voorschriften 0. ALGEMENE BEPALINGEN 1. OPGAVE VAN DE PLANOLOGISCHE VOORSCHRIFTEN DIE STRIJDIG ZIJN MET HET RUP EN DIE OPGEHEVEN WORDEN 1.1 Het RUP vervangt de bestemmingen van het gewestplan Eeklo-Aalter (KB. 24.03.78) voor het afgebakend gebied. 1.2 Het RUP vervangt het deel-bpa nr 1/05: Declerck Luc N.V. dat op 30.01.2003 bij ministerieel besluit werd goedgekeurd. 2. BEHOUD EN INSTANDHOUDING VAN BESTAANDE REGELMATIG VERGUNDE AANPLANTINGEN, VERHARDINGEN EN GEBOUWEN Aan bovenvermelde aanplantingen, verhardingen en gebouwen die strijdig zijn met de zoneringsvoorschriften kunnen enkel instandhoudingswerken worden uitgevoerd. 3. REFERENTIEPEIL Als referentiepeil geldt steeds het oorspronkelijk maaiveld van ter plaatse. 1. ZONE VOOR GEBOUWEN EN ACTIVITEITEN IN FUNCTIE VAN AMBACHTELIJKE BEDRIJVIGHEID 2.1. Hoofdbestemming Deze zone is bestemd voor de voor de bedrijfsvoering noodzakelijke productieruimten, opslagplaatsen, bergruimten t.b.v. de bedrijfsvoering. Nieuwe activiteiten moeten wat betreft milieuhinder minder storend zijn dan van een groothandel in bouwmaterialen. 2.2. Nevenbestemming Maximaal 30 % van de toegelaten terreinbezetting mag worden benut voor de nevenbestemming. Zijn toegelaten: -het tentoonstellen van goederen in functie van verkoop, kantoren, nutsgebouwen en diensten in functie van het normaal functioneren van het bedrijf. 2.3. Niet bebouwde delen De niet bebouwde delen gelegen binnen onderhavige bestemmingszone, zijn bestemd voor parkeerplaatsen, toeritten, laad- en losplaatsen. 1
Deel RUP nr. 2.03: Declerck 3.1. Plaatsing van de gebouwen en constructies Binnen de aangeduide bestemmingszone op het bestemmingsplan. 3.2. Terreinbezetting De terreinbezetting is de verhouding van de grondoppervlakte van de bebouwing ten aanzien van de oppervlakte van de volledige bestemmingszone uitgedrukt in %. 100% van deze zone kan bebouwd worden. 3.3. Bouwvoorschriften 3.3.1 Bouwhoogte: De maximale bouwhoogte bedraagt 9 meter ten opzichte van het referentiepeil. Deze maximale bouwhoogte geldt niet voor eventuele noodzakelijke schoorstenen, verluchtingskanalen en antennes voor zover deze maximum 1% van de totale bebouwbare oppervlakte beslaan en mits deze ingeplant worden op minimum eenzelfde afstand van de RUP-grenzen, als hun hoogte (hoogte t.o.v. maaiveld). 3.3.2 Dakvorm De dakvorm is vrij te bepalen, doch moet een optimale integratie in zijn omgeving garanderen. 3.3.3 Bouwvolume en materialen Zowel het bouwvolume, de gekozen materialen en de kleur van de materialen moeten een optimale integratie van het gebouw in zijn omgeving garanderen, bovendien dienen de materialen duurzaam te zijn. 3.4 Aanvraag voor stedenbouwkundige vergunning Bij het indienen van een aanvraag voor stedenbouwkundige vergunning voor het uitbreiden van de bedrijfsgebouwen dient er aangetoond te worden dat de bedrijfsgebouwen aan beide zijden van de gemeenschappelijke perceelsgrens kunnen geclusterd worden. 3.5 Niet-bebouwde delen Voor de niet-bebouwde delen gelegen binnen onderhavige bestemmingszone, gelden de inrichtingsvoorschriften onder 3.2. van zone 2.: zone voor parkeerplaatsen, toeritten, laad- en losplaatsen. 2. ZONE VOOR PARKEERPLAATSEN, TOERITTEN, LAAD- EN LOSPLAATSEN Deze zone is bestemd voor infrastructuur ten behoeve van de bereikbaarheid en het optimaal functioneren van het bedrijf, inhoudende: rijstroken, private parkeerplaatsen, toeritten, laad- en losplaatsen en stapelen van goederen in open lucht. 2
Deel RUP nr. 2.03: Declerck 3.1 Stapelen in open lucht Het stapelen van goederen in open lucht is beperkt tot maximum 4m hoogte (t.o.v. het maaiveld). 3.2 Verhardingen Verhardingen, met uitzondering van de noodzakelijke opritten en toegangen, dienen te worden uitgevoerd in waterdoorlatende materialen, tenzij het water dat hierop komt dermate vervuild wordt dat het als afvalwater dient beschouwd te worden. De verhardingen binnen deze zone moeten aangelegd worden in stofvrije materialen. Indien er bijkomende oppervlakten worden verhard of bebouwd mag het totale waterbergend vermogen van het terrein niet worden verkleind. Dit kan door het voorzien van regenwaterputten of waterspaarbekkens. 3. BUFFERZONE 2.1 Bestemming De gronden op het bestemmingsplan aangegeven zijn bestemd voor de aanleg van een groene buffer rond de bedrijvenzone. 2.2 Bijzondere bepalingen In deze zone geldt een absoluut bouwverbod Zijn verder uitdrukkelijk verboden: - het aanleggen van regenwaterputten en/of waterspaarbekkens; - het stapelen van materialen, grondstoffen, afgewerkte producten, afvalstoffen, verpakkingen enz - alle vormen van verhardingen en toeritten voor mechanisch verkeer; - het plaatsen van elke vorm van publiciteit of mededeling; - parkeerplaatsen voor voertuigen e.d. De bufferzones kunnen enkel onderbroken worden voor de ontsluiting van aanpalende percelen. 3.1 Algemeen De bufferzone dient te worden gerealiseerd met een dichte en gesloten beplanting van laag- en hoogstammig groen, deskundig aangelegd en gehandhaafd. 20% van deze groenaanleg dient te bestaan uit wintergroene struiken en/of bomen. 3.2 Smalle bufferzone De smalle bufferzones (minder dan 2m.) worden d.m.v. hagen gerealiseerd. 3.3 Afsluitingen In de bufferzone zijn draadafsluitingen toegelaten met een maximale hoogte van 2,50m. 3
Deel RUP nr. 2.03: Declerck 3.4 Uitzonderingsmaatregel Een uitzondering wordt gemaakt voor de bestaande vergunde gebouwen die in de bufferzones zijn gelegen. Hieraan kunnen enkel instandhoudingswerken worden uitgevoerd. 4. BIJZONDERE BEPALING Teneinde garanties te bekomen inzake de realisatie van de bufferzones en groenaanleg worden er door de vergunningverlenende overheid bij het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning lasten en voorwaarden opgelegd. 4. ZONE VOOR WOONGEBOUWEN, KANTOREN EN DIENSTEN IN FUNCTIE VAN HET BEDRIJF De gronden op het bestemmingsplan aangegeven zijn bestemd voor een bedrijfswoning, kantoren, toonzaal, nutsgebouwen en diensten in functie van het normaal functioneren van het bedrijf. De niet-bebouwde delen van de zone zijn bestemd voor groenaanleg, terrassen en wandelpaden. 3.1 Plaatsing van de gebouwen en constructies Plaatsing binnen de aangeduide bestemmingszone op het bestemmingsplan. 3.2 Terreinbezetting De terreinbezetting is de verhouding van de grondoppervlakte van de bebouwing ten aanzien van de oppervlakte van de volledige bestemmingszone, uitgedrukt in %. 100% van deze zone kan bebouwd worden. 3.3 Bouwvoorschriften 3.3.1 Bouwhoogte De maximum kroonlijsthoogte mag niet meer bedragen dan 6.50m en dit gemeten van de bovenkant van de inkomdorpel tot bovenkant kroonlijst. 3.3.2 Dakvorm Minstens 80% van het dakoppervlak zal bestaan uit hellende vlakken van minimum 35 tot maximum 55. De overige dakgedeelten kunnen vrij afgewerkt worden. 3.3.3 Materiaalkeuze Voor de uitvoering van de gevels en de daken zijn enkel materialen toegelaten die in harmonie en verenigbaar zijn met de omliggende woonomgeving. Het verwerken van zonnepanelen en dakvlakramen is toegelaten op voorwaarde dat de oppervlakte ervan niet meer bedraagt dan 1/5 van het dakoppervlak waarin deze zijn verwerkt. 4
Deel RUP nr. 2.03: Declerck 3.3.4 Vloerpeil van de gebouwen Het vloerpeil van de gelijkvloerse bouwlaag moet gelegen zijn op minimum 0.10 m tot maximum 0.60m boven de boordsteen van de aanpalende openbare weg. 5. ACHTERUITBOUWZONE Zone 'non aedificandi' en bestemd voor groenaanleg. Binnen deze zone zijn verhardingen voor voetpaden, opritten en parkeerplaatsen toegelaten met een maximum oppervlakte gelijk aan 70% van de totale oppervlakte van de bestemmingszone. Alle andere constructies, met uitzondering van de afsluitingen en het brievenbuselement, zijn verboden. Binnen deze zone is het stapelen van materialen, grondstoffen, afgewerkte producten, afvalstoffen en verpakkingen verboden. 3. AFSLUITINGEN 3.1. Plaatsing Langs de openbare weg en de laterale grenzen 3.2. Hoogte Bij het plaatsen van muurtjes en/of levende hagen dienen ze aan volgende voorschriften te voldoen: - muurtjes in metselwerk van maximum 0,60 meter hoog langs de openbare weg; - levende hagen van 1,00 m hoog langs de openbare weg en maximum 2,00 meter langs de laterale grenzen. 6. ZONE VOOR KOEREN EN HOVINGEN De gronden op het bestemmingsplan aangegeven zijn bestemd voor beplantingen, koerverhardingen, wandelpaden en terrassen, waarbij de wandelpaden en terrassen maximum 40% van de totale oppervlakte beslaan. 5
Deel RUP nr. 2.05: De Poorter Stedenbouwkundige voorschriften 0. ALGEMENE BEPALINGEN 1. OPGAVE VAN DE PLANOLOGISCHE VOORSCHRIFTEN DIE STRIJDIG ZIJN MET HET RUP EN DIE OPGEHEVEN WORDEN 1.1 Het RUP vervangt de bestemmingen van het gewestplan Eeklo-Aalter (KB. 24.03.78) voor het afgebakend gebied. 1.2 Het RUP vervangt de niet vervallen goedgekeurde verkavelingsvergunning nr. 10.202.513V dd. 28.02.1968 voor wat lot 5 betreft. 2. BEHOUD EN INSTANDHOUDING VAN BESTAANDE REGELMATIG VERGUNDE AANPLANTINGEN, VERHARDINGEN EN GEBOUWEN Aan bovenvermelde aanplantingen, verhardingen en gebouwen die strijdig zijn met de zoneringsvoorschriften kunnen enkel instandhoudingswerken worden uitgevoerd. 3. REFERENTIEPEIL Als referentiepeil geldt steeds het oorspronkelijk maaiveld van ter plaatse. 1. ZONE VOOR GEBOUWEN EN ACTIVITEITEN IN FUNCTIE VAN AMBACHTELIJKE BEDRIJVIGHEID 2.1. Hoofdbestemming Deze zone is bestemd voor de voor de bedrijfsvoering noodzakelijke productieruimten, opslagplaatsen, bergruimten t.b.v. de bedrijfsvoering. Nieuwe activiteiten moeten wat betreft milieuhinder minder storend zijn dan van een ambachtelijke schrijnwerkerij. 2.2. Nevenbestemming Maximaal 30 % van de toegelaten terreinbezetting mag worden benut voor de nevenbestemming. Zijn toegelaten: het tentoonstellen van goederen in functie van verkoop, kantoren, nutsgebouwen en diensten in functie van het normaal functioneren van het bedrijf. 2.3. Niet bebouwde delen De niet bebouwde delen gelegen binnen onderhavige bestemmingszone, zijn bestemd voor parkeerplaatsen, toeritten, laad- en losplaatsen. 1
Deel RUP nr. 2.05: De Poorter 3.1. Plaatsing van de gebouwen en constructies Binnen de aangeduide bestemmingszone op het bestemmingsplan. 3.2. Terreinbezetting De terreinbezetting is de verhouding van de grondoppervlakte van de bebouwing ten aanzien van de oppervlakte van de volledige bestemmingszone uitgedrukt in %. 100% van deze zone kan bebouwd worden. 3.3. Bouwvoorschriften 3.3.1 Bouwhoogte: De maximale kroonlijst- en nokhoogte bedraagt respectievelijk 3,5 en 6m t.o.v. het referentiepeil. Deze maximale bouwhoogte geldt niet voor eventuele noodzakelijke schoorstenen, verluchtingskanalen en antennes voor zover deze maximum 1% van de totale bebouwbare oppervlakte beslaan en mits deze ingeplant worden op minimum eenzelfde afstand van de RUPgrenzen, als hun hoogte (hoogte t.o.v. maaiveld). 3.3.2 Dakvorm Een zadeldak als dakvorm wordt opgelegd. 3.3.3 Bouwvolume en materialen Zowel het bouwvolume, de gekozen materialen en de kleur van de materialen moeten een optimale integratie van het gebouw in zijn omgeving garanderen, bovendien dienen de materialen duurzaam te zijn. 3.4 Niet-bebouwde delen Voor de niet-bebouwde delen gelegen binnen onderhavige bestemmingszone, gelden de inrichtingsvoorschriften onder 3.2. van zone 2.: zone voor parkeerplaatsen, toeritten, laad- en losplaatsen. 2. ZONE VOOR PARKEERPLAATSEN, TOERITTEN, LAAD- EN LOSPLAATSEN Deze zone is bestemd voor infrastructuur ten behoeve van de bereikbaarheid en het optimaal functioneren van het bedrijf, inhoudende: rijstroken, private parkeerplaatsen, toeritten, laad- en losplaatsen en stapelen van goederen in open lucht. 3.1 Stapelen in open lucht Het stapelen van goederen in open lucht is beperkt tot maximum 4m hoogte (t.o.v. het maaiveld). 2
Deel RUP nr. 2.05: De Poorter 3.2 Verhardingen Verhardingen, met uitzondering van de noodzakelijke opritten en toegangen, dienen te worden uitgevoerd in waterdoorlatende materialen, tenzij het water dat hierop komt dermate vervuild wordt dat het als afvalwater dient beschouwd te worden. De verhardingen binnen deze zone moeten aangelegd worden in stofvrije materialen. Indien er bijkomende oppervlakten worden verhard of bebouwd mag het totale waterbergend vermogen van het terrein niet worden verkleind. Dit kan door het voorzien van regenwaterputten of waterspaarbekkens. 3. BUFFERZONE 2.1 Bestemming De gronden op het bestemmingsplan aangegeven zijn bestemd voor de aanleg van een groene buffer rond de bedrijvenzone. 2.2 Bijzondere bepalingen In deze zone geldt een absoluut bouwverbod Zijn verder uitdrukkelijk verboden: - het aanleggen van regenwaterputten en/of waterspaarbekkens; - het stapelen van materialen, grondstoffen, afgewerkte producten, afvalstoffen, verpakkingen enz - alle vormen van verhardingen en toeritten voor mechanisch verkeer; - het plaatsen van elke vorm van publiciteit of mededeling; - parkeerplaatsen voor voertuigen e.d. De bufferzones kunnen enkel onderbroken worden voor de ontsluiting van aanpalende percelen. 3.1 Algemeen De bufferzone dient te worden gerealiseerd met een dichte en gesloten beplanting van laag- en hoogstammig groen, deskundig aangelegd en gehandhaafd. 20% van deze groenaanleg dient te bestaan uit wintergroene struiken en/of bomen. 3.2 Smalle bufferzone De smalle bufferzones (minder dan 2m.) worden d.m.v. hagen gerealiseerd. 3.3 Afsluitingen In de bufferzone zijn draadafsluitingen toegelaten met een maximale hoogte van 2,50m. 3.4 Uitzonderingsmaatregel Een uitzondering wordt gemaakt voor de bestaande vergunde gebouwen die in de bufferzones zijn gelegen. Hieraan kunnen enkel instandhoudingswerken worden uitgevoerd. 3
Deel RUP nr. 2.05: De Poorter 4. BIJZONDERE BEPALING Teneinde garanties te bekomen inzake de realisatie van de bufferzones en groenaanleg worden er door de vergunningverlenende overheid bij het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning lasten en voorwaarden opgelegd. 4. ZONE VOOR WOONGEBOUWEN, KANTOREN EN DIENSTEN IN FUNCTIE VAN HET BEDRIJF De gronden op het bestemmingsplan aangegeven zijn bestemd voor een bedrijfswoning, kantoren, toonzaal, nutsgebouwen en diensten in functie van het normaal functioneren van het bedrijf. De niet-bebouwde delen van de zone zijn bestemd voor groenaanleg, terrassen en wandelpaden. 3.1 Plaatsing van de gebouwen en constructies Plaatsing binnen de aangeduide bestemmingszone op het bestemmingsplan. 3.2 Terreinbezetting De terreinbezetting is de verhouding van de grondoppervlakte van de bebouwing ten aanzien van de oppervlakte van de volledige bestemmingszone, uitgedrukt in %. 100% van deze zone kan bebouwd worden. 3.3 Bouwvoorschriften 3.3.1 Bouwhoogte De maximum kroonlijsthoogte mag niet meer bedragen dan 6.50m en dit gemeten van de bovenkant van de inkomdorpel tot bovenkant kroonlijst. De maximum hoogte van de nok is gelegen op maximum 4,00m boven de kroonlijst. 3.3.2 Dakvorm Minstens 80% van het dakoppervlak zal bestaan uit hellende vlakken van minimum 35 tot maximum 55. De overige dakgedeelten kunnen vrij afgewerkt worden. 3.3.3 Materiaalkeuze Voor de uitvoering van de gevels en de daken zijn enkel materialen toegelaten die in harmonie en verenigbaar zijn met de omliggende woonomgeving. Het verwerken van zonnepanelen en dakvlakramen is toegelaten op voorwaarde dat de oppervlakte ervan niet meer bedraagt dan 1/5 van het dakoppervlak waarin deze zijn verwerkt. 4
Deel RUP nr. 2.05: De Poorter 3.3.4 Vloerpeil van de gebouwen Het vloerpeil van de gelijkvloerse bouwlaag moet gelegen zijn op minimum 0.10 m tot maximum 0.60m boven de boordsteen van de aanpalende openbare weg. 5. ACHTERUITBOUWZONE Zone 'non aedificandi' en bestemd voor groenaanleg. Binnen deze zone zijn verhardingen voor voetpaden en opritten toegelaten met een maximum oppervlakte gelijk aan 40% van de totale oppervlakte van de bestemmingszone. Alle andere constructies, met uitzondering van de afsluitingen en het brievenbuselement, zijn verboden. Binnen deze zone is het stapelen van materialen, grondstoffen, afgewerkte producten, afvalstoffen en verpakkingen verboden. 3. AFSLUITINGEN 3.1. Plaatsing Langs de openbare weg en de laterale grenzen 3.2. Hoogte Bij het plaatsen van muurtjes en/of levende hagen dienen ze aan volgende voorschriften te voldoen: - muurtjes in metselwerk van maximum 0,60 meter hoog langs de openbare weg; - levende hagen van 1,00 m hoog langs de openbare weg en maximum 2,00 meter langs de laterale grenzen. 6. ZONE VOOR KOEREN EN HOVINGEN De gronden op het bestemmingsplan aangegeven zijn bestemd voor beplantingen, koerverhardingen, wandelpaden en terrassen, waarbij de wandelpaden en terrassen maximum 40% van de totale oppervlakte beslaan. 5
Deel RUP nr. 2.08: Pattyn- De Walsche Stedenbouwkundige voorschriften 0. ALGEMENE BEPALINGEN 1. OPGAVE VAN DE PLANOLOGISCHE VOORSCHRIFTEN DIE STRIJDIG ZIJN MET HET RUP EN DIE OPGEHEVEN WORDEN Het RUP vervangt de bestemmingen van het gewestplan Eeklo-Aalter (KB. 24.03.78) voor het afgebakend gebied en de algemene voorschriften van het KB 28.12.1972. 2. BEHOUD EN INSTANDHOUDING VAN BESTAANDE REGELMATIG VERGUNDE AANPLANTINGEN, VERHARDINGEN EN GEBOUWEN Aan bovenvermelde aanplantingen, verhardingen en gebouwen die strijdig zijn met de zoneringsvoorschriften kunnen enkel instandhoudingswerken worden uitgevoerd. 3. REFERENTIEPEIL Als referentiepeil geldt steeds het oorspronkelijk maaiveld van ter plaatse. 1. ZONE VOOR GEBOUWEN EN ACTIVITEITEN IN FUNCTIE VAN EEN TUINAANLEGBEDRIJF EN/OF IN FUNCTIE VAN AMBACHTELIJKE AAN DE LAND-EN TUINBOUW GERELATEERDE BEDRIJVIGHEID 2.1. Hoofdbestemming Deze zone is bestemd voor de voor de bedrijfsvoering noodzakelijke productieruimten, opslagplaatsen, bergruimten t.b.v. de bedrijfsvoering. Nieuwe activiteiten moeten wat betreft milieuhinder minder storend zijn dan van een tuinaanlegbedrijf. 2.2. Nevenbestemming Maximaal 30 % van de toegelaten terreinbezetting mag worden benut voor de nevenbestemming. Zijn toegelaten: -het tentoonstellen van goederen in functie van verkoop, kantoren, nutsgebouwen en diensten in functie van het normaal functioneren van het bedrijf. 2.3. Niet bebouwde delen De niet bebouwde delen gelegen binnen onderhavige bestemmingszone, zijn bestemd voor parkeerplaatsen, toeritten, laad- en losplaatsen. 1
Deel RUP nr. 2.08: Pattyn- De Walsche 3.1. Plaatsing van de gebouwen en constructies Binnen de aangeduide bestemmingszone op het bestemmingsplan. 3.2. Terreinbezetting De terreinbezetting is de verhouding van de grondoppervlakte van de bebouwing ten aanzien van de oppervlakte van de volledige bestemmingszone uitgedrukt in %. 100% van deze zone kan bebouwd worden. 3.3. Bouwvoorschriften 3.3.1 Bouwhoogte: De maximale bouwhoogte bedraagt 9 meter ten opzichte van het referentiepeil. Deze maximale bouwhoogte geldt niet voor eventuele noodzakelijke schoorstenen, verluchtingskanalen en antennes voor zover deze maximum 1% van de totale bebouwbare oppervlakte beslaan en mits deze ingeplant worden op minimum eenzelfde afstand van de RUP-grenzen, als hun hoogte (hoogte t.o.v. maaiveld). 3.3.2 Dakvorm De dakvorm is vrij te bepalen, doch moet een optimale integratie in zijn omgeving garanderen. 3.3.3 Bouwvolume en materialen Zowel het bouwvolume, de gekozen materialen en de kleur van de materialen moeten een optimale integratie van het gebouw in zijn omgeving garanderen, bovendien dienen de materialen duurzaam te zijn. 3.4 Niet-bebouwde delen Voor de niet-bebouwde delen gelegen binnen onderhavige bestemmingszone, gelden de inrichtingsvoorschriften onder 3.2. van zone 2.: zone voor parkeerplaatsen, toeritten, laad- en losplaatsen. 2. ZONE VOOR PARKEERPLAATSEN, TOERITTEN, LAAD- EN LOSPLAATSEN Deze zone is bestemd voor infrastructuur ten behoeve van de bereikbaarheid en het optimaal functioneren van het bedrijf, inhoudende: rijstroken, private parkeerplaatsen, toeritten, laad- en losplaatsen, stapelen van goederen in open lucht, aanleg van waterreservoirs. 3.1 Stapelen in open lucht Het stapelen van goederen in open lucht is beperkt tot maximum 4m hoogte (t.o.v. het maaiveld), al of niet voorzien van sleufsilo s met wanden van maximum 2m hoogte. 2
Deel RUP nr. 2.08: Pattyn- De Walsche 3.2 Verhardingen Minstens 40% van de betrokken zone dient te bestaan uit of aangelegd te worden met waterdoorlatende materialen. De verhardingen binnen deze zone moeten aangelegd worden in stofvrije materialen. Indien er bijkomende oppervlakten worden verhard of bebouwd mag het totale waterbergend vermogen van het terrein niet worden verkleind. Dit kan door het voorzien van regenwaterputten of waterspaarbekkens. 3.3 Aanleg van waterreservoirs Bovengrondse waterreservoirs met een maximale hoogte van 4,00m zijn eveneens toegelaten (hoogte t.o.v. het oorspronkelijk maaiveld) ZONE VOOR PARKEERPLAATSEN, TOERITTEN, LAAD- EN LOSPLAATSEN MET SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN Hier zijn de stedenbouwkundige voorschriften van de zone voor parkeerplaatsen, toeritten, laaden losplaatsen (artikel 2) met volgende beperkingen van toepassing: - van zodra de achterliggende boomkwekerij geen onderdeel meer is van het bedrijf dient de zone als bufferzone (artikel 3) te worden aangelegd. - teneinde geen hypotheek te leggen op de toekomst dient de verharding uit verwijderbare losse materialen te bestaan en mogen er geen constructies o.a. sleufsilo s worden opgericht 3. BUFFERZONE 2.1 Bestemming De gronden op het bestemmingsplan aangegeven zijn bestemd voor de aanleg van een groene buffer rond de bedrijvenzone. 2.2 Bijzondere bepalingen In deze zone geldt een absoluut bouwverbod Zijn verder uitdrukkelijk verboden: - het aanleggen van regenwaterputten en/of waterspaarbekkens; - het stapelen van materialen, grondstoffen, afgewerkte producten, afvalstoffen, verpakkingen enz - alle vormen van verhardingen en toeritten voor mechanisch verkeer; - het plaatsen van elke vorm van publiciteit of mededeling; - parkeerplaatsen voor voertuigen e.d. 3
Deel RUP nr. 2.08: Pattyn- De Walsche De bufferzones kunnen enkel onderbroken worden voor de ontsluiting van aanpalende percelen. 3.1 Algemeen De bufferzone dient te worden gerealiseerd met een dichte en gesloten beplanting van laag- en hoogstammig groen, deskundig aangelegd en gehandhaafd. 20% van deze groenaanleg dient te bestaan uit wintergroene struiken en/of bomen. 3.2 Smalle bufferzone De smalle bufferzones (minder dan 2m.) worden d.m.v. hagen gerealiseerd. 3.3 Afsluitingen In de bufferzone zijn draadafsluitingen toegelaten met een maximale hoogte van 2,50m. 3.4 Uitzonderingsmaatregel Een uitzondering wordt gemaakt voor de bestaande vergunde gebouwen die in de bufferzones zijn gelegen. Hieraan kunnen enkel instandhoudingswerken worden uitgevoerd. 4. BIJZONDERE BEPALING Teneinde garanties te bekomen inzake de realisatie van de bufferzones en groenaanleg worden er door de vergunningverlenende overheid bij het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning lasten en voorwaarden opgelegd. 4. ZONE VOOR WOONGEBOUWEN, KANTOREN EN DIENSTEN IN FUNCTIE VAN HET BEDRIJF De gronden op het bestemmingsplan aangegeven zijn bestemd voor een bedrijfswoning, kantoren, toonzaal, nutsgebouwen en diensten in functie van het normaal functioneren van het bedrijf. De niet-bebouwde delen van de zone zijn bestemd voor groenaanleg, terrassen en wandelpaden. 3.1 Plaatsing van de gebouwen en constructies Plaatsing binnen de aangeduide bestemmingszone op het bestemmingsplan. 3.2 Terreinbezetting De terreinbezetting is de verhouding van de grondoppervlakte van de bebouwing ten aanzien van de oppervlakte van de volledige bestemmingszone, uitgedrukt in %. 100% van deze zone kan bebouwd worden. 3.3 Bouwvoorschriften 4
Deel RUP nr. 2.08: Pattyn- De Walsche 3.3.1 Bouwhoogte Maximum 2 bouwlagen. De maximum kroonlijsthoogte mag niet meer bedragen dan 6.00m en dit gemeten van de bovenkant van de inkomdorpel tot bovenkant kroonlijst. De maximum hoogte van de nok is gelegen op maximum 4,00m boven de kroonlijst. 3.3.2 Dakvorm Minstens 70% van het dakoppervlak zal bestaan uit hellende vlakken van minimum 35 tot maximum 55. De overige dakgedeelten kunnen vrij afgewerkt worden. 3.3.3 Materiaalkeuze Voor de uitvoering van de gevels en de daken zijn enkel materialen toegelaten die in harmonie en verenigbaar zijn met de omliggende woonomgeving. Het verwerken van zonnepanelen en dakvlakramen is toegelaten op voorwaarde dat de oppervlakte ervan niet meer bedraagt dan 1/5 van het dakoppervlak waarin deze zijn verwerkt. 3.3.4 Vloerpeil van de gebouwen Het vloerpeil van de gelijkvloerse bouwlaag moet gelegen zijn op minimum 0.10 m tot maximum 0.60m boven de boordsteen van de aanpalende openbare weg. 5. ACHTERUITBOUWZONE Zone 'non aedificandi' en bestemd voor groenaanleg. Binnen deze zone zijn verhardingen voor voetpaden en opritten toegelaten met een maximum oppervlakte gelijk aan 30% van de totale oppervlakte van de bestemmingszone. Alle andere constructies, met uitzondering van de afsluitingen en het brievenbuselement, zijn verboden. Binnen deze zone is het stapelen van materialen, grondstoffen, afgewerkte producten, afvalstoffen en verpakkingen verboden. 3. AFSLUITINGEN 3.1. Plaatsing Langs de openbare weg en de laterale grenzen 3.2. Hoogte Bij het plaatsen van muurtjes en/of levende hagen dienen ze aan volgende voorschriften te voldoen: - muurtjes in metselwerk van maximum 0,60 meter hoog langs de openbare weg; - levende hagen van 1,00 m hoog langs de openbare weg en maximum 2,00 meter langs de laterale grenzen. 4. UITZONDERINGSMAATREGELEN 5
Deel RUP nr. 2.08: Pattyn- De Walsche Een uitzondering wordt gemaakt voor de bestaande vergunde gebouwen die in de achteruitbouwzone zijn gelegen. Hieraan kunnen enkel instandhoudingswerken worden uitgevoerd. 6. ZONE VOOR KOEREN EN HOVINGEN De gronden op het bestemmingsplan aangegeven zijn bestemd voor beplantingen, koerverhardingen, wandelpaden en terrassen, waarbij de wandelpaden en terrassen maximum 40% van de totale oppervlakte beslaan. 7. ZONE VOOR SERRES 2.1 Hoofdbestemming De gebouwen en gronden binnen deze bestemmingszone gelegen, zijn bestemd voor het bouwen van serres met een maximale hoogte van 6,00m t.o.v. het oorspronkelijk maaiveld 2.2 Nevenbestemming De noodzakelijke bedieningswegen. 2.3. niet bebouwde delen De niet bebouwde delen zijn bestemd voor de bestemmingen van zone 2: parkeerplaatsen, toeritten, laad- en losplaatsen. 3.1. Bebouwingsoppervlakte De totale oppervlakte van de serres mag niet meer dan 500m² bedragen; 3.2. Inplanting van de gebouwen Op minstens 6m verwijderd van de grenzen van het RUP. 3.3. Niet bebouwde delen Voor de niet bebouwde delen gelegen binnen onderhavige bestemmingszone, gelden de inrichtingsvoorschriften van zone 2: zone voor parkeerplaatsen, toeritten, laad- en losplaatsen. 6
Deel RUP nr. 2.09: Sani-service Stedenbouwkundige voorschriften 0. ALGEMENE BEPALINGEN 1. OPGAVE VAN DE PLANOLOGISCHE VOORSCHRIFTEN DIE STRIJDIG ZIJN MET HET RUP EN DIE OPGEHEVEN WORDEN 1.1 Het RUP vervangt de bestemmingen van het gewestplan Eeklo-Aalter (KB. 24.03.78) voor het afgebakend gebied. 1.2 Het RUP vervangt het deel-bpa nr 1/16 Sani-Service NV dat op 30.01.2003 bij ministerieel besluit werd goedgekeurd. 2. BEHOUD EN INSTANDHOUDING VAN BESTAANDE REGELMATIG VERGUNDE AANPLANTINGEN, VERHARDINGEN EN GEBOUWEN Aan bovenvermelde aanplantingen, verhardingen en gebouwen die strijdig zijn met de zoneringsvoorschriften kunnen enkel instandhoudingswerken worden uitgevoerd. 3. REFERENTIEPEIL Als referentiepeil geldt steeds het oorspronkelijk maaiveld van ter plaatse. 1. ZONE VOOR GEBOUWEN EN ACTIVITEITEN IN FUNCTIE VAN AMBACHTELIJKE BEDRIJVIGHEID 2.1. Hoofdbestemming Deze zone is bestemd voor de voor de bedrijfsvoering noodzakelijke productieruimten, opslagplaatsen, bergruimten t.b.v. de bedrijfsvoering. Nieuwe activiteiten moeten wat betreft milieuhinder in principe minder storend zijn dan van een aannemer in dakwerken en sanitaire inrichtingen. 2.2. Nevenbestemming Maximaal 30 % van de toegelaten terreinbezetting mag worden benut voor de nevenbestemming. Zijn toegelaten: - het tentoonstellen van goederen in functie van verkoop, kantoren, nutsgebouwen en diensten in functie van het normaal functioneren van het bedrijf. - bedrijfswoning 2.3. Niet bebouwde delen De niet bebouwde delen gelegen binnen onderhavige bestemmingszone, zijn bestemd voor parkeerplaatsen, toeritten, laad- en losplaatsen. 1
Deel RUP nr. 2.09: Sani-service 3.1. Plaatsing van de gebouwen en constructies Binnen de aangeduide bestemmingszone op het bestemmingsplan. 3.2. Terreinbezetting De terreinbezetting is de verhouding van de grondoppervlakte van de bebouwing ten aanzien van de oppervlakte van de volledige bestemmingszone uitgedrukt in %. 100% van deze zone kan bebouwd worden. 3.3. Bouwvoorschriften 3.3.1 Bouwhoogte: De maximale bouwhoogte bedraagt 9 meter ten opzichte van het referentiepeil. Deze maximale bouwhoogte geldt niet voor eventuele noodzakelijke schoorstenen, verluchtingskanalen en antennes voor zover deze maximum 1% van de totale bebouwbare oppervlakte beslaan en mits deze ingeplant worden op minimum eenzelfde afstand van de RUP-grenzen, als hun hoogte (hoogte t.o.v. maaiveld). 3.3.2 Dakvorm De dakvorm is vrij te bepalen, doch moet een optimale integratie in zijn omgeving garanderen. 3.3.3 Bouwvolume en materialen Zowel het bouwvolume, de gekozen materialen en de kleur van de materialen moeten een optimale integratie van het gebouw in zijn omgeving garanderen, bovendien dienen de materialen duurzaam te zijn. 3.4 Aanvraag voor stedenbouwkundige vergunning Bij het indienen van een aanvraag voor stedenbouwkundige vergunning voor het uitbreiden van de bedrijfsgebouwen dient er aangetoond te worden dat de bedrijfsgebouwen aan beide zijden van de gemeenschappelijke perceelsgrens kunnen geclusterd worden. 3.5 Niet-bebouwde delen Voor de niet-bebouwde delen gelegen binnen onderhavige bestemmingszone, gelden de inrichtingsvoorschriften onder 3.2. van zone 2.: zone voor parkeerplaatsen, toeritten, laad- en losplaatsen. 2. ZONE VOOR PARKEERPLAATSEN, TOERITTEN, LAAD- EN LOSPLAATSEN Deze zone is bestemd voor infrastructuur ten behoeve van de bereikbaarheid en het optimaal functioneren van het bedrijf, inhoudende: rijstroken, private parkeerplaatsen, toeritten, laad- en losplaatsen en stapelen van goederen in open lucht. 2
Deel RUP nr. 2.09: Sani-service 3.1 Stapelen in open lucht Het stapelen van goederen in open lucht is beperkt tot maximum 4m hoogte (t.o.v. het maaiveld). 3.2 Verhardingen Verhardingen, met uitzondering van de noodzakelijke opritten en toegangen, dienen te worden uitgevoerd in waterdoorlatende materialen, tenzij het water dat hierop komt dermate vervuild wordt dat het als afvalwater dient beschouwd te worden. De verhardingen binnen deze zone moeten aangelegd worden in stofvrije materialen. Indien er bijkomende oppervlakten worden verhard of bebouwd mag het totale waterbergend vermogen van het terrein niet worden verkleind. Dit kan door het voorzien van regenwaterputten of waterspaarbekkens. 3. BUFFERZONE 2.1 Bestemming De gronden op het bestemmingsplan aangegeven zijn bestemd voor de aanleg van een groene buffer rond de bedrijvenzone. 2.2 Bijzondere bepalingen In deze zone geldt een absoluut bouwverbod Zijn verder uitdrukkelijk verboden: - het aanleggen van regenwaterputten en/of waterspaarbekkens; - het stapelen van materialen, grondstoffen, afgewerkte producten, afvalstoffen, verpakkingen enz - alle vormen van verhardingen en toeritten voor mechanisch verkeer; - het plaatsen van elke vorm van publiciteit of mededeling; - parkeerplaatsen voor voertuigen e.d. De bufferzones kunnen enkel onderbroken worden voor de ontsluiting van aanpalende percelen. 3.1 Algemeen De bufferzone dient te worden gerealiseerd met een dichte en gesloten beplanting van laag- en hoogstammig groen, deskundig aangelegd en gehandhaafd. 20% van deze groenaanleg dient te bestaan uit wintergroene struiken en/of bomen. 3.2 Smalle bufferzone De smalle bufferzones (minder dan 2m.) worden d.m.v. hagen gerealiseerd. 3.3 Afsluitingen In de bufferzone zijn draadafsluitingen toegelaten met een maximale hoogte van 2,50m. 3
Deel RUP nr. 2.09: Sani-service 3.4 Uitzonderingsmaatregel Een uitzondering wordt gemaakt voor de bestaande vergunde gebouwen die in de bufferzones zijn gelegen. Hieraan kunnen enkel instandhoudingswerken worden uitgevoerd. 4. BIJZONDERE BEPALING Teneinde garanties te bekomen inzake de realisatie van de bufferzones en groenaanleg worden er door de vergunningverlenende overheid bij het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning lasten en voorwaarden opgelegd. 6. ZONE VOOR KOEREN EN HOVINGEN De gronden op het bestemmingsplan aangegeven zijn bestemd voor beplantingen, koerverhardingen, wandelpaden en terrassen, waarbij de wandelpaden en terrassen maximum 40% van de totale oppervlakte beslaan. 4
Deel RUP nr. 2.10: Van Holderbeke Stedenbouwkundige voorschriften 0. ALGEMENE BEPALINGEN 1. OPGAVE VAN DE PLANOLOGISCHE VOORSCHRIFTEN DIE STRIJDIG ZIJN MET HET RUP EN DIE OPGEHEVEN WORDEN 1.1 Het RUP vervangt de bestemmingen van het gewestplan Eeklo-Aalter (KB. 24.03.78) voor het afgebakend gebied. 1.2 Het RUP vervangt het deel-bpa nr 1/19: Van Holderbeke Patrick dat op 30.01.2003 bij ministerieel besluit werd goedgekeurd. 2. BEHOUD EN INSTANDHOUDING VAN BESTAANDE REGELMATIG VERGUNDE AANPLANTINGEN, VERHARDINGEN EN GEBOUWEN Aan bovenvermelde aanplantingen, verhardingen en gebouwen die strijdig zijn met de zoneringsvoorschriften kunnen enkel instandhoudingswerken worden uitgevoerd. 3. REFERENTIEPEIL Als referentiepeil geldt steeds het oorspronkelijk maaiveld van ter plaatse. 1. ZONE VOOR GEBOUWEN EN ACTIVITEITEN IN FUNCTIE VAN AMBACHTELIJKE BEDRIJVIGHEID 2.1. Hoofdbestemming Deze zone is bestemd voor de voor de bedrijfsvoering noodzakelijke productieruimten, opslagplaatsen, bergruimten t.b.v. de bedrijfsvoering. Nieuwe activiteiten moeten wat betreft milieuhinder minder storend zijn dan van een loonwerkbedrijf. 2.2. Nevenbestemming Maximaal 30 % van de toegelaten terreinbezetting mag worden benut voor de nevenbestemming. Zijn toegelaten: het tentoonstellen van goederen in functie van verkoop, kantoren, nutsgebouwen en diensten in functie van het normaal functioneren van het bedrijf. 2.3. Niet bebouwde delen De niet bebouwde delen gelegen binnen onderhavige bestemmingszone, zijn bestemd voor parkeerplaatsen, toeritten, laad- en losplaatsen. 1
Deel RUP nr. 2.10: Van Holderbeke 3.1. Plaatsing van de gebouwen en constructies Binnen de aangeduide bestemmingszone op het bestemmingsplan. 3.2. Terreinbezetting De terreinbezetting is de verhouding van de grondoppervlakte van de bebouwing ten aanzien van de oppervlakte van de volledige bestemmingszone uitgedrukt in %. 100% van deze zone kan bebouwd worden. 3.3. Bouwvoorschriften 3.3.1 Bouwhoogte: De maximale bouwhoogte bedraagt 8 meter ten opzichte van het referentiepeil. Deze maximale bouwhoogte geldt niet voor eventuele noodzakelijke schoorstenen, verluchtingskanalen en antennes voor zover deze maximum 1% van de totale bebouwbare oppervlakte beslaan en mits deze ingeplant worden op minimum eenzelfde afstand van de RUP-grenzen, als hun hoogte (hoogte t.o.v. maaiveld). 3.3.2 Dakvorm De dakvorm is vrij te bepalen, doch moet een optimale integratie in zijn omgeving garanderen. 3.3.3 Bouwvolume en materialen Zowel het bouwvolume, de gekozen materialen en de kleur van de materialen moeten een optimale integratie van het gebouw in zijn omgeving garanderen, bovendien dienen de materialen duurzaam te zijn. 3.4 Niet-bebouwde delen Voor de niet-bebouwde delen gelegen binnen onderhavige bestemmingszone, gelden de inrichtingsvoorschriften onder 3.2. van zone 2.: zone voor parkeerplaatsen, toeritten, laad- en losplaatsen. 2. ZONE VOOR PARKEERPLAATSEN, TOERITTEN, LAAD- EN LOSPLAATSEN Deze zone is bestemd voor infrastructuur ten behoeve van de bereikbaarheid en het optimaal functioneren van het bedrijf, inhoudende: rijstroken, private parkeerplaatsen, toeritten, laad- en losplaatsen en stapelen van goederen in open lucht. 3.1 Stapelen in open lucht Het stapelen van goederen in open lucht is beperkt tot maximum 4m hoogte (t.o.v. het maaiveld). 2
Deel RUP nr. 2.10: Van Holderbeke 3.2 Verhardingen Verhardingen, met uitzondering van de noodzakelijke opritten en toegangen, dienen te worden uitgevoerd in waterdoorlatende materialen, tenzij het water dat hierop komt dermate vervuild wordt dat het als afvalwater dient beschouwd te worden. De verhardingen binnen deze zone moeten aangelegd worden in stofvrije materialen. Indien er bijkomende oppervlakten worden verhard of bebouwd mag het totale waterbergend vermogen van het terrein niet worden verkleind. Dit kan door het voorzien van regenwaterputten of waterspaarbekkens. 3. BUFFERZONE 2.1 Bestemming De gronden op het bestemmingsplan aangegeven zijn bestemd voor de aanleg van een groene buffer rond de bedrijvenzone. 2.2 Bijzondere bepalingen In deze zone geldt een absoluut bouwverbod Zijn verder uitdrukkelijk verboden: - het aanleggen van regenwaterputten en/of waterspaarbekkens; - het stapelen van materialen, grondstoffen, afgewerkte producten, afvalstoffen, verpakkingen enz - alle vormen van verhardingen en toeritten voor mechanisch verkeer; - het plaatsen van elke vorm van publiciteit of mededeling; - parkeerplaatsen voor voertuigen e.d. De bufferzones kunnen enkel onderbroken worden voor de ontsluiting van aanpalende percelen. 3.1 Algemeen De bufferzone dient te worden gerealiseerd met een dichte en gesloten beplanting van laag- en hoogstammig groen, deskundig aangelegd en gehandhaafd. 20% van deze groenaanleg dient te bestaan uit wintergroene struiken en/of bomen. 3.2 Smalle bufferzone De smalle bufferzones (minder dan 2m.) worden d.m.v. hagen gerealiseerd. 3.3 Afsluitingen In de bufferzone zijn draadafsluitingen toegelaten met een maximale hoogte van 2,50m. 3
Deel RUP nr. 2.10: Van Holderbeke 3.4 Uitzonderingsmaatregel Een uitzondering wordt gemaakt voor de bestaande vergunde gebouwen die in de bufferzones zijn gelegen. Hieraan kunnen enkel instandhoudingswerken worden uitgevoerd. 4. BIJZONDERE BEPALING Teneinde garanties te bekomen inzake de realisatie van de bufferzones en groenaanleg worden er door de vergunningverlenende overheid bij het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning lasten en voorwaarden opgelegd. 4. ZONE VOOR WOONGEBOUWEN, KANTOREN EN DIENSTEN IN FUNCTIE VAN HET BEDRIJF De gronden op het bestemmingsplan aangegeven zijn bestemd voor een bedrijfswoning, kantoren, toonzaal, nutsgebouwen en diensten in functie van het normaal functioneren van het bedrijf. De niet-bebouwde delen van de zone zijn bestemd voor groenaanleg, terrassen en wandelpaden. 3.1 Criteria waaraan een vergunningsaanvraag zal worden getoetst: - inpassing in het landelijk woonlint - bebouwing kan worden toegelaten met dezelfde vorm en van hetzelfde type als datgene wat reeds aanwezig is. 3.2 Plaatsing van de gebouwen en constructies Plaatsing binnen de aangeduide bestemmingszone op het bestemmingsplan. 3.3 Terreinbezetting De terreinbezetting is de verhouding van de grondoppervlakte van de bebouwing ten aanzien van de oppervlakte van de volledige bestemmingszone, uitgedrukt in %. 100% van deze zone kan bebouwd worden. 3.4 Bouwvoorschriften 3.4.1 Bouwhoogte De maximum kroonlijsthoogte mag niet meer bedragen dan 6.00m en dit gemeten van de bovenkant van de inkomdorpel tot bovenkant kroonlijst. De maximum hoogte van de nok is gelegen op maximum 4,00m boven de kroonlijst. 3.4.2 Dakvorm Minstens 80% van het dakoppervlak zal bestaan uit hellende vlakken van minimum 35 tot maximum 55. De overige dakgedeelten kunnen vrij afgewerkt worden. 4
Deel RUP nr. 2.10: Van Holderbeke 3.4.3 Materiaalkeuze Voor de uitvoering van de gevels en de daken zijn enkel materialen toegelaten die in harmonie en verenigbaar zijn met de omliggende woonomgeving. Het verwerken van zonnepanelen en dakvlakramen is toegelaten op voorwaarde dat de oppervlakte ervan niet meer bedraagt dan 1/5 van het dakoppervlak waarin deze zijn verwerkt. 3.4.4 Vloerpeil van de gebouwen Het vloerpeil van de gelijkvloerse bouwlaag moet gelegen zijn op minimum 0.10 m tot maximum 0.60m boven de boordsteen van de aanpalende openbare weg. 5. ACHTERUITBOUWZONE Zone 'non aedificandi' en bestemd voor groenaanleg. Binnen deze zone zijn verhardingen voor voetpaden en opritten toegelaten met een maximum oppervlakte gelijk aan 60% van de totale oppervlakte van de bestemmingszone. Alle andere constructies, met uitzondering van de afsluitingen en het brievenbuselement, zijn verboden. Binnen deze zone is het stapelen van materialen, grondstoffen, afgewerkte producten, afvalstoffen en verpakkingen verboden. 3. AFSLUITINGEN 3.1. Plaatsing Langs de openbare weg en de laterale grenzen 3.2. Hoogte Bij het plaatsen van muurtjes en/of levende hagen dienen ze aan volgende voorschriften te voldoen: - muurtjes in metselwerk van maximum 0,60 meter hoog langs de openbare weg; - levende hagen van 1,00 m hoog langs de openbare weg en maximum 2,00 meter langs de laterale grenzen. 1. UITZONDERINGSMAATREGELEN Een uitzondering wordt gemaakt voor de bestaande vergunde gebouwen die in de achteruitbouwzone zijn gelegen. Hieraan kunnen enkel instandhoudingswerken worden uitgevoerd. 5
Deel RUP nr. 2.10: Van Holderbeke 6. ZONE VOOR KOEREN EN HOVINGEN De gronden op het bestemmingsplan aangegeven zijn bestemd voor beplantingen, koerverhardingen, wandelpaden en terrassen, waarbij de wandelpaden en terrassen maximum 40% van de totale oppervlakte beslaan. 6
Deel RUP nr. 2.11: Verhoest Stedenbouwkundige voorschriften 0. ALGEMENE BEPALINGEN 1. OPGAVE VAN DE PLANOLOGISCHE VOORSCHRIFTEN DIE STRIJDIG ZIJN MET HET RUP EN DIE OPGEHEVEN WORDEN 1.1 Het RUP vervangt de bestemmingen van het gewestplan Eeklo-Aalter (KB. 24.03.78) voor het afgebakend gebied. 1.2 Het RUP vervangt het deel-bpa nr 1/21: Verhoest Hendrik bvba dat op 30.01.2003 bij ministerieel besluit wordt goedgekeurd. 2. BEHOUD EN INSTANDHOUDING VAN BESTAANDE REGELMATIG VERGUNDE AANPLANTINGEN, VERHARDINGEN EN GEBOUWEN Aan bovenvermelde aanplantingen, verhardingen en gebouwen die strijdig zijn met de zoneringsvoorschriften kunnen enkel instandhoudingswerken worden uitgevoerd. 3. REFERENTIEPEIL Als referentiepeil geldt steeds het oorspronkelijk maaiveld van ter plaatse. 1. ZONE VOOR GEBOUWEN EN ACTIVITEITEN IN FUNCTIE VAN AMBACHTELIJKE BEDRIJVIGHEID 2.1. Hoofdbestemming Deze zone is bestemd voor de voor de bedrijfsvoering noodzakelijke productieruimten, opslagplaatsen, bergruimten t.b.v. de bedrijfsvoering. Nieuwe activiteiten moeten wat betreft milieuhinder minder storend zijn dan van een garagebedrijf. 2.2. Nevenbestemming Maximaal 30 % van de toegelaten terreinbezetting mag worden benut voor de nevenbestemming. Zijn toegelaten: - het tentoonstellen van goederen in functie van verkoop, kantoren, nutsgebouwen en diensten in functie van het normaal functioneren van het bedrijf. 2.3. Niet bebouwde delen De niet bebouwde delen gelegen binnen onderhavige bestemmingszone, zijn bestemd voor parkeerplaatsen, toeritten, laad- en losplaatsen. 1
Deel RUP nr. 2.11: Verhoest 3.1. Plaatsing van de gebouwen en constructies Binnen de aangeduide bestemmingszone op het bestemmingsplan. 3.2. Terreinbezetting De terreinbezetting is de verhouding van de grondoppervlakte van de bebouwing ten aanzien van de oppervlakte van de volledige bestemmingszone uitgedrukt in %. 100% van deze zone kan bebouwd worden. 3.3. Bouwvoorschriften 3.3.1 Bouwhoogte: De maximale bouwhoogte ten opzichte van het referentiepeil bedraagt 8 meter. De aansluitende dakhelling bedraagt hoogstens 30. Deze maximale bouwhoogte geldt niet voor eventuele noodzakelijke schoorstenen, verluchtingskanalen en antennes voor zover deze maximum 1% van de totale bebouwbare oppervlakte beslaan en mits deze ingeplant worden op minimum eenzelfde afstand van de RUP-grenzen, als hun hoogte (hoogte t.o.v. maaiveld). 3.3.2 Dakvorm Een zadeldak als dakvorm is opgelegd. 3.3.3 Bouwvolume en materialen Zowel het bouwvolume, de gekozen materialen en de kleur van de materialen moeten een optimale integratie van het gebouw in zijn omgeving garanderen, bovendien dienen de materialen duurzaam te zijn. 3.4 Niet-bebouwde delen Voor de niet-bebouwde delen gelegen binnen onderhavige bestemmingszone, gelden de inrichtingsvoorschriften onder 3.2. van zone 2.: zone voor parkeerplaatsen, toeritten, laad- en losplaatsen. 2. ZONE VOOR PARKEERPLAATSEN, TOERITTEN, LAAD- EN LOSPLAATSEN Deze zone is bestemd voor infrastructuur ten behoeve van de bereikbaarheid en het optimaal functioneren van het bedrijf, inhoudende: rijstroken, private parkeerplaatsen, toeritten, laad- en losplaatsen en stapelen van goederen in open lucht.. 3.1 Stapelen in open lucht Het stapelen van goederen in open lucht is beperkt tot maximum 4m hoogte (t.o.v. het maaiveld). 2
Deel RUP nr. 2.11: Verhoest 3.2 Verhardingen Verhardingen, met uitzondering van de noodzakelijke opritten en toegangen, dienen te worden uitgevoerd in waterdoorlatende materialen, tenzij het water dat hierop komt dermate vervuild wordt dat het als afvalwater dient beschouwd te worden. De verhardingen binnen deze zone moeten aangelegd worden in stofvrije materialen. Indien er bijkomende oppervlakten worden verhard of bebouwd mag het totale waterbergend vermogen van het terrein niet worden verkleind. Dit kan door het voorzien van regenwaterputten of waterspaarbekkens. 3. BUFFERZONE 2.1 Bestemming De gronden op het bestemmingsplan aangegeven zijn bestemd voor de aanleg van een groene buffer rond de bedrijvenzone. 2.2 Bijzondere bepalingen In deze zone geldt een absoluut bouwverbod Zijn verder uitdrukkelijk verboden: - het aanleggen van regenwaterputten en/of waterspaarbekkens; - het stapelen van materialen, grondstoffen, afgewerkte producten, afvalstoffen, verpakkingen enz - alle vormen van verhardingen en toeritten voor mechanisch verkeer; - het plaatsen van elke vorm van publiciteit of mededeling; - parkeerplaatsen voor voertuigen e.d. De bufferzones kunnen enkel onderbroken worden voor de ontsluiting van aanpalende percelen. 3.1 Algemeen De bufferzone dient te worden gerealiseerd met een dichte en gesloten beplanting van laag- en hoogstammig groen, deskundig aangelegd en gehandhaafd. 20% van deze groenaanleg dient te bestaan uit wintergroene struiken en/of bomen. 3.2 Smalle bufferzone De smalle bufferzones (minder dan 2m.) worden d.m.v. hagen gerealiseerd. 3.3 Afsluitingen In de bufferzone zijn draadafsluitingen toegelaten met een maximale hoogte van 2,50m. 3.4 Uitzonderingsmaatregel 3
Deel RUP nr. 2.11: Verhoest Een uitzondering wordt gemaakt voor de bestaande vergunde gebouwen die in de bufferzones zijn gelegen. Hieraan kunnen enkel instandhoudingswerken worden uitgevoerd. 4. BIJZONDERE BEPALING Teneinde garanties te bekomen inzake de realisatie van de bufferzones en groenaanleg worden er door de vergunningverlenende overheid bij het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning lasten en voorwaarden opgelegd. 4. ZONE VOOR WOONGEBOUWEN, KANTOREN EN DIENSTEN IN FUNCTIE VAN HET BEDRIJF De gronden op het bestemmingsplan aangegeven zijn bestemd voor een bedrijfswoning, kantoren, toonzaal, nutsgebouwen en diensten in functie van het normaal functioneren van het bedrijf. De niet-bebouwde delen van de zone zijn bestemd voor groenaanleg, terrassen en wandelpaden. 3.1 Criteria waaraan een vergunningsaanvraag zal worden getoetst: - inpassing in het landelijk woonlint - bebouwing kan worden toegelaten met dezelfde vorm en van hetzelfde type als datgene wat reeds aanwezig is 3.2 Plaatsing van de gebouwen en constructies Plaatsing binnen de aangeduide bestemmingszone op het bestemmingsplan. 3.3 Terreinbezetting Maximale terreinbezetting voor bebouwing: maximum 250m². 3.4 Bouwvoorschriften 3.4.1 Bouwvolume Het maximaal toegelaten bruto bouwvolume bedraagt 1000m³. 3.4.2 Bouwhoogte De maximum kroonlijsthoogte mag niet meer bedragen dan 4,00m en dit gemeten van de bovenkant van de inkomdorpel tot bovenkant kroonlijst. De maximum hoogte van de nok is gelegen op maximum 4,00m boven de kroonlijst. 3.4.3 Dakvorm Minstens 80% van het dakoppervlak zal bestaan uit hellende vlakken van minimum 35 tot maximum 55. De overige dakgedeelten kunnen vrij afgewerkt worden. 4
Deel RUP nr. 2.11: Verhoest 3.4.4 Materiaalkeuze Voor de uitvoering van de gevels en de daken zijn enkel materialen toegelaten die in harmonie en verenigbaar zijn met de omliggende woonomgeving. Het verwerken van zonnepanelen en dakvlakramen is toegelaten op voorwaarde dat de oppervlakte ervan niet meer bedraagt dan 1/5 van het dakoppervlak waarin deze zijn verwerkt. 3.4.5 Vloerpeil van de gebouwen Het vloerpeil van de gelijkvloerse bouwlaag moet gelegen zijn op minimum 0.10 m tot maximum 0.60m boven de boordsteen van de aanpalende openbare weg. 5. ACHTERUITBOUWZONE Zone 'non aedificandi' en bestemd voor groenaanleg. Binnen deze zone zijn verhardingen voor voetpaden en opritten toegelaten met een maximum oppervlakte gelijk aan 40% van de totale oppervlakte van de bestemmingszone. Alle andere constructies, met uitzondering van de afsluitingen en het brievenbuselement, zijn verboden. Binnen deze zone is het stapelen van materialen, grondstoffen, afgewerkte producten, afvalstoffen en verpakkingen verboden. 3. AFSLUITINGEN 3.1. Plaatsing Langs de openbare weg en de laterale grenzen 3.2. Hoogte Bij het plaatsen van muurtjes en/of levende hagen dienen ze aan volgende voorschriften te voldoen: - muurtjes in metselwerk van maximum 0,60 meter hoog langs de openbare weg; - levende hagen van 1,00 m hoog langs de openbare weg en maximum 2,00 meter langs de laterale grenzen. 6. ZONE VOOR KOEREN EN HOVINGEN De gronden op het bestemmingsplan aangegeven zijn bestemd voor beplantingen, koerverhardingen, wandelpaden en terrassen, waarbij de wandelpaden en terrassen maximum 40% van de totale oppervlakte beslaan. 5