Groepsdruk bij jongeren met een lichte verstandelijke beperking



Vergelijkbare documenten
Kenmerken en oorzaken van een licht verstandelijke beperking

Nederlandse samenvatting

6 e Nieuwsbrief EPISCA onderzoek maart 2015

Prikkelverwerking bij Gedragsstoornissen

Lectoraat GGZ-Verpleegkunde. LVG en Verslaving. s Heerenloo 30 juni 2010

Beeldende. kinderen /adolescenten met gedrags- en emotionele problemen De resultaten van een beschrijvende literatuur studie

Ouderlijke betrokkenheid en het welzijn van kinderen


Betrokken bij Buiten. Het puberbrein als basis. Welkom. 4 februari 2016 Anniek Verhagen anniek.verhagen@xs4all.nl

De (h)erkenning van jongeren met een lichte verstandelijke beperking Dr. M. van Nieuwenhuijzen

Hersenontwikkeling tijdens adolescentie

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu

The Whole is More. A Contextual Perspective on Attitudes and Reactions of Staff towards Aggressive Behaviour of Clients with ID in Residential

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Psychologische problemen bij volwassenen met Klinefeltersyndroom. Nathalie Vanderbruggen

Believing is Seeing: Training van positieve sociale interpretaties in adolescenten

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Kenmerken en oorzaken van een licht verstandelijke beperking

DE ONRUST IN DE JEUGD PSYCHOPATHOLOGIE BIJ HET PUBERBREIN

Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze. in Relatie tot Depressie

Autisme, wat weten we?

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven

De ene klap is de andere niet Ontwikkeling en aanpak van agressief gedrag

Eenzaam ben je niet alleen

Kinderneurologie.eu. MCDD

Rijksuniversiteit Groningen

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Wat betekent autisme voor een persoon met een verstandelijke beperking?

18/03/2016. inhoud. Zorg voor jongeren met psychiatrische problemen. jongeren populatie. jongeren populatie. jongeren populatie. jongeren populatie

Deel VI Verstandelijke beperking en autisme

Puberende Hersenen. Wat is er met de puber aan de hand?

Psycho sociale gevolgen bij kinderen met CP. Susanne Sluijter Orthopedagoog Mytylschool De Trappenberg Mytylschool Behandelteam Merem Huizen

Executieve Functies & Agressieve Gedragsproblemen Wat, bij Wie en Waarom?

Het executief en het sociaal cognitief functioneren bij licht verstandelijk. gehandicapte jeugdigen. Samenhang met emotionele- en gedragsproblemen

Onderlinge verbondenheid. begeleiding en zorg voor mensen met een verstandelijke en/of andere beperkingen

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

ZELFCONTROLE OMSCHRIJVING VAN DE DOELGROEP ZELFCONTROLE. JONGENS en MEISJES. REACTIEF en PROACTIEF

GEDRAG IN GOEDE BANEN LEIDEN: OVER DE ROL VAN EXECUTIEVE FUNCTIES BIJ KINDEREN EN PUBERS DR. MARIETTE HUIZINGA

Ontwikkeling van het brein in de adolescentie

Samenvatting. (Summary in dutch)

Begeleiders in Beeld Een training voor begeleiders van mensen met een verstandelijke beperking en gedragsproblemen. Linda Zijlmans Jill van den Akker

Preventie van middelengebruik in een ontwikkelingsperspectief. Simone Onrust

Herkennen van en omgaan met mensen met een lichte verstandelijke beperking

EF en gedragsproblemen. Walter Matthys

Invloed van kind- en omgevingsfactor op agressief. gedrag bij kinderen met een lichte verstandelijke

Agressie bij personen met een verstandelijke handicap. Eddy Weyts

GENERATIE 2020 E E N BLIK OP DE RESULTATEN

Screening van gedragsproblemen en consequenties hiervan op effect van interventies. Walter Matthys

De Nederlandse doelgroep van mensen met een LVB Van Basisvragenlijst LVB naar LVB-screeningsinstrument (screener LVB)

Proefschrift. Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems. Merel Griffith - Lendering. Samenvatting

Tips bij het in gesprek gaan met een burger met een licht verstandelijke beperking

Groepsdruk en Risicogedrag in de Adolescentie

Sociale informatieverwerking van jongeren met een licht verstandelijke beperking: executieve functies, situationele factoren en instrumentontwikkeling

Autismespectrumstoornis Voorspellers van beloop in een maatschappelijk perspectief. Dr. Kirstin Greaves-Lord 15 september 2016

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Bent u gemotiveerd? L.E.J. Gerretsen Studentnummer: Eerste begeleider: prof. dr. L. Lechner Tweede begeleider: Dr. A.

en een Licht Verstandelijke Beperking Linda M. van Mourik

Het puberbrein. 1 Inleiding

Agressiebehandeling in de forensische kinder- en jeugdpsychiatrie

Betekenis van vaderschap

Ontwikkelingspsychologie en psychopathologie. Dr. Martine F. Delfos PICOWO

Mijn kind heeft een LVB

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Fijn, mijn kind heeft een puberbrein

Ziekte van Huntington

Verraderlijk gewoon: Licht verstandelijk gehandicapte jongeren, hun wereld en hun plaats in het strafrecht

Workshop Het puberende brein

Het samenspel van genen en omgeving: Relevantie voor de Jeugdgezondheidszorg

Thema. Kernelementen. Emoties Puber- en kinderemotie Eenduidige communicatie

Wat is puberteit? Het Puberbrein; Brein, leefstijl en leren. Definities. Definities. Wat gaan we doen? Definities. Dr.

De invloed van LVB en PTSS op behandelresultaten. Birgit Seelen-de Lang (GZ psycholoog) Berry Penterman (Psychiater) GGZ Oost Brabant, FACT

Instaptoets Entreeopleiding

Crimineel gedrag en schoolverzuim onder jongeren met jeugdreclasseringsmaatregel bij de WSG

What Part of Working Memory is not Working in ADHD? The effect of Reinforcement on Short Term Memory and the Central Executive

Nieuwsbrief voor ouders

Maroesjka van Nieuwenhuijzen 1 Brenda Fredriks 2 Petri Embregts 3 Hendrien Kaal 4

faculteit gedrags- en maatschappijwetenschappen Vroege ontwikkeling Motorische ontwikkelingspatronen bij jonge kinderen met ZEVMB

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Fijn, mijn kind heeft een puberbrein

Enige belangrijke voorwaarden voor de gewetensvorming Ontwikkeling van de hersenen (1) Organisatie en planning

Test je kennis van het brein!

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar

Adolescentiepsychologie: Persoonlijkheidsontwikkeling en adolescentie. Vooral gebaseerd op van Aken & Slot (2013)

Sekseverschillen in de invloed van groepsdruk op risicogedrag. Yvette Aardenburg

Summary 124

Risicogedrag. Voortgezet onderwijs

Developmental Coordination Disorder. Miriam Verstegen Kinderrevalidatiearts

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Persoonlijkheid van kind, adolescent, volwassene

Kijken in puberhersenen. Laura van der Aar Miranda Jansen Eduard Klapwijk

Zelfsturend leren met een puberbrein

Etnische en generatieverschillen in lekenopvattingen over internaliserende problemen

Gedrag in goede banen leiden: over de rol van executieve functies bij kinderen en pubers

Juggling with Media. The Consequences of Media Multitasking for Adolescent Development. W.A. van der Schuur

Our brains are not logical computers, but feeling machines that think.

Samenvatting (Summary in Dutch)

Transcriptie:

Groepsdruk bij jongeren met een lichte verstandelijke beperking Anke Nieuwenhuizen Auteur: Anke Nieuwenhuizen, 9334424 Begeleider: Drs. Anika Bexkens Afdeling Ontwikkelingspsychologie Universiteit van Amsterdam Bachelorthese, november 2009 1

Inhoud Samenvatting... 3 Inleiding... 4 Lichte verstandelijke beperking... 5 Groepsdruk... 5 Vraagstelling... 7 Ontwikkeling van gevoeligheid voor groepsdruk... 8 Factoren achter gevoeligheid voor groepsdruk... 9 Neurologische ontwikkeling en gevoeligheid voor groepsdruk... 9 Neurologische ontwikkeling bij LVB en gevoeligheid voor groepsdruk... 11 Impulsiviteit.... 12 Zelfcontrole... 12 Afwijkende sociale informatieverwerking.... 13 Sociale acceptatie en angst.... 15 Conclusie en Discussie... 17 Literatuur... 21 2

Samenvatting Onderzoek toont aan dat adolescenten erg gevoelig zijn voor groepsdruk. Zij laten zich in het maken van keuzes in grote mate beïnvloeden door hun leeftijdsgenoten. In dit literatuuronderzoek is de vraag gesteld of jongeren met een lichte verstandelijke beperking (LVB) gevoeliger zijn voor groepsdruk dan jongeren zonder LVB. Er komen een aantal factoren naar voren die een rol spelen in de gevoeligheid voor groepsdruk. Zo blijkt de neurologische ontwikkeling, sociale informatieverwerking, impulsiviteit, zelfcontrole en sociale acceptatie van belang. Bij al deze factoren blijkt dat het hebben van een lichte verstandelijke beperking een risicofactor is, waardoor het moeilijker is om weerstand tegen beïnvloeding door leeftijdsgenoten te bieden. Jongeren met LVB blijken dan ook gevoeliger voor groepsdruk te zijn dan jongeren zonder LVB. 3

Inleiding Mohammed laat zich snel en gemakkelijk beïnvloeden door anderen. Hij onderneemt vaak dingen om iets te bewijzen naar andere kinderen. Hij voert dan uit wat zij hem vragen, waardoor hij in de problemen komt. Zijn vrienden hebben dit in de gaten, nemen hem vaak in openlijk in de maling en zijn dan ook onaardig tegen Mohammed, maar dit weerhoudt hem er niet van niet met deze jongens om te gaan. Bovenstaande omschrijving van een 13 jarige, licht verstandelijke beperkte jongen, is afkomstig van een docent die zich zorgen over hem maakt. Mohammed laat zich beïnvloeden door anderen en komt hierdoor ongewild in de problemen. Hij laat zich ertoe aanzetten om dingen te doen die tegen de regels zijn. Omdat Mohammed er graag bij wil horen en wil laten zien dat hij wat waard is, doet hij wat zijn vrienden zeggen. Zijn vrienden weten dat Mohammed zal doen wat zij zeggen en maken hier misbruik van. Mohammed is niet de enige jongere die zich laat beïnvloeden door leeftijdsgenoten. Adolescenten laten zich over het algemeen gemakkelijk beïnvloeden door hun leeftijdsgenoten (Sumter, Bokhorst, Steinberg en Westenberg, 2009). Jongeren zoals Mohammed, met een lichte verstandelijke beperking, lijken echter nog kwetsbaarder te zijn voor deze beïnvloeding door leeftijdsgenoten dan jongeren zonder verstandelijke beperking. 4

Lichte verstandelijke beperking Jongeren met een lichte verstandelijke beperking (LVB) hebben een IQ van 55 tot 75, daarnaast is er sprake van een beperkt aanpassingsvermogen in sociale, praktische en conceptuele vaardigheden (aaidd.org, 2009). Deze cognitieve beperking en het beperkte aanpassingsvermogen maakt licht verstandelijk beperkte jongeren kwetsbaarder dan jongeren zonder lichte verstandelijke beperking. Bij jongeren met LVB doen zich meer ontwikkelingsproblemen voor en ze lopen een groter risico om een psychiatrische stoornis te ontwikkelen (Emerson, 2003). Behalve dat er bij kinderen en jongeren met LVB vaker een psychiatrische stoornis kan worden vastgesteld, blijkt bij veel van deze kinderen sprake te zijn van comorbiditeit waardoor zij in het dagelijks leven ernstig gehinderd worden (Dekker en Koot, 2003). Het feit dat zich bij LVB jongeren vaker ontwikkelings en psychiatrische problemen voordoen maakt het aannemelijk dat zij ook kwetsbaarder zijn voor andere problemen. Daarnaast maakt de aanwezigheid van de ontwikkelings en psychiatrische problemen zelf hen ook nog eens kwetsbaarder voor andere problemen. Door deze verhoogde kwetsbaarheid bestaat de kans dat jongeren met een lichte verstandelijke beperking zich, net als Mohammed uit de inleiding, gemakkelijk laten beïnvloeden door groepsdruk. Groepsdruk Groepsdruk is geen nieuw fenomeen. Al ruim een halve eeuw geleden toonde Asch (1955) aan dat mensen zich laten beïnvloeden door de keuzes die anderen maken. Proefpersonen kregen een kaart met een lijn erop te zien en moesten vervolgens uit een 5

andere kaart met drie lijnen erop de lijn kiezen die even lang was als de eerste. Als hen werd gevraagd het antwoord hardop te noemen, bleek dat zij werden beïnvloed door de antwoorden van anderen. Als de meerderheid van de groep een overduidelijk verkeerd antwoord gaf, dan negeerde de proefpersoon in veel gevallen zijn eigen waarneming en gaf ditzelfde, verkeerde, antwoord. Zelfs bij extreem grote en duidelijk zichtbare verschillen waren er proefpersonen die onder druk van de groep een verkeerd antwoord gaven. Ook als het om minder onschuldige keuzes gaat, laten mensen zich in verregaande mate door een groep beïnvloeden. Milgram (1964) liet in zijn experiment zien dat proefpersonen onder invloed van twee medewerkers bereid waren om een ander zware elektrische schokken toe te dienen. Proefpersonen lieten zich zelfs zo sterk door de mening van de medewerkers beïnvloeden, dat er geen gebruik gemaakt werd van de mogelijkheid om te voorkomen dat iemand een schok kreeg van het type Gevaar: zware schok. Dat mensen erg ver kunnen gaan in het overschrijden van hun eigen grenzen onder invloed van een groep, werd nogmaals heel duidelijk aangetoond in het Stanford Prison Experiment van Haney, Banks en Zimbardo (1973). In dit experiment werd aan proefpersonen de rol van bewaker of gevangene toegekend. Zij werden geacht deze rol daadwerkelijk op zich te nemen in een tot gevangenis omgebouwde kelder van een universiteitsgebouw. In de loop van het experiment bleken bewakers zich steeds agressiever en gevangenen zich steeds passiever te gedragen. Binnen een paar dagen moest een aantal gevangenen vrijgelaten worden vanwege ernstige depressie en acute angst. Er waren bewakers die zich vijandig opstelden en ver over de grenzen gingen. Zij gedroegen zich wreed en vernederden hun gevangenen. Na zes dagen werd het experiment vervroegd stopgezet. Haney et al. schrijven deze extreme gedragsveranderingen van de bewakers onder andere toe het feit dat bewaker zijn sociale status binnen de gevangenis met zich 6

mee brengt, een groepsidentiteit en bovenal de vrijheid om een ongekende mate van controle uit te oefenen over het leven van anderen. Het onderdeel uitmaken van de groep bewakers bracht een zekere mate van anonimiteit en gedeelde verantwoordelijkheid met zich mee, waardoor deelnemers minder verantwoordelijkheid namen voor hun daden en gemakkelijker overgingen tot gedrag dat zij onder andere omstandigheden niet zouden hebben laten zien. Het is duidelijk dat mensen zich in hun gedrag en in het maken van keuzes laten beïnvloeden door anderen. Niet iedereen laat zich op dezelfde manier en in dezelfde mate beïnvloeden. Uit onderzoek naar risicogedrag bij volwassenen en adolescenten blijkt dat adolescenten meer risicovolle beslissingen nemen dan volwassenen en dat dit in aanwezigheid van anderen nog verder toeneemt; jongeren laten zich meer door leeftijdsgenoten beïnvloeden van volwassenen (Gardner en Steinberg, 2005). Vraagstelling Jongeren maken, onder invloed van een groep, soms keuzes die ze onder andere omstandigheden niet zouden maken. Soms gaat het om ernstige zaken als brandstichting, vandalisme of zelfs mishandeling. Negatieve invloed door leeftijdsgenoten blijkt van grote invloed op delinquent gedrag te zijn (McGloin, Pratt en Maahs, 2004). Nog veel vaker laten jongeren zich echter door hun leeftijdsgenoten beïnvloeden als het gaat om kleinere dingen zoals kledingstijl, muziekkeuze, etc. Niet iedereen laat zich in dezelfde mate beïnvloeden door een groep. Zo hebben we al gezien dat adolescenten hier gevoeliger voor zijn dan volwassenen. Jongeren met een lichte verstandelijke beperking zijn kwetsbaarder dan jongeren zonder lichte verstandelijke beperking. Door hun beperkte cognitieve capaciteiten, beperkte aanpassingsvermogen en de 7

daarmee samenhangende kwetsbaarheid, lijkt het dan ook voor de hand te liggen dat deze jongeren gevoeliger zijn voor groepsdruk en hier minder weerstand tegen kunnen bieden. Het risico om onder invloed van groepsdruk verkeerde keuzes te maken of zelfs mee te gaan in delinquent gedrag, lijkt voor LVB jongeren dan groter dan voor jongeren zonder verstandelijke beperking. In dit literatuuronderzoek staat de vraag centraal of LVB jongeren gevoeliger zijn voor groepsdruk dan niet LVB jongeren. Om een antwoord op deze vraag te krijgen wordt eerst gekeken naar de ontwikkeling van de gevoeligheid voor groepsdruk. Vervolgens wordt gekeken naar de verschillende factoren die hierbij een rol spelen. Per factor wordt gekeken of er een relatie bestaat tussen de betreffende factor en de ontwikkeling van LVB jongeren. Ontwikkeling van gevoeligheid voor groepsdruk Recent onderzoek (Steinberg en Monahan, 2007) geeft inzicht in de ontwikkeling van de gevoeligheid voor groepsdruk. In de vroege adolescentie kunnen jongeren weinig weerstand bieden tegen groepsdruk. Naarmate ze ouder worden, kunnen ze beter omgaan met groepsdruk. Er wordt een grote toename van de weerstand tegen invloed van leeftijdsgenoten gevonden tussen de 14 en de 18 jaar. Er lijkt echter geen of weinig groei plaats te vinden tussen de 10 en de 14 jaar en tussen de 18 en de 30 jaar. Er kan dus gesteld worden dat vanaf een jaar of 14 jongeren meer weerstand tegen de invloed van leeftijdsgenoten beginnen te ontwikkelen. Onderzoek dat zich nog specifieker op deze leeftijdsgroep richt, laat een soortgelijk beeld zien. Jongeren worden minder beïnvloedbaar naarmate zij ouder worden. In de 8

midden adolescentie (13 tot 15 jaar) is er een tijdelijke terugval zichtbaar (Sumter, Bokhorst, Steinberg en Westenberg, 2009). In deze periode zijn adolescenten dan ook het meest gevoelig voor groepsdruk. De ontwikkeling van gevoeligheid voor groepsdruk blijkt voor jongens en meisjes verschillend te verlopen. Meisjes ontwikkelen al op jongere leeftijd een grotere weerstand tegen de invloed van leeftijdsgenoten dan jongens. Dit is toe te schrijven aan een verschil in psychosociale rijping tijdens de adolescentie (Sumter et al., 2009). Factoren achter gevoeligheid voor groepsdruk Neurologische ontwikkeling en gevoeligheid voor groepsdruk. Naast de psychosociale rijping vindt er een aantal neurologische processen plaats die van invloed zijn de beïnvloedbaarheid door leeftijdsgenoten. De ontwikkeling van de verschillende hersenengebieden is van invloed op de gevoeligheid voor groepsdruk. Deze gevoeligheid voor groepsdruk zit diep in mensen verankerd en heeft een duidelijk neurologische basis. Dit blijkt uit het feit dat niet alleen mensen, maar ook dieren groepsdruk ervaren. Ratten blijken soms hun persoonlijke ervaringen aan de kant te zetten en andere ratten na te doen. Deze behoefte om zich te confirmeren aan de groep is zo groot, dat ze ervoor kiezen om eten waarvan ze een afkeur hebben, op te eten als de anderen dat ook doen (Galef en Whiskin, 2008). Uit onderzoek is gebleken dat bij mensen de gevoeligheid voor groepsdruk samenhangt met de veranderingen die in de puberteit in het sociaal emotionele systeem optreden (Steinberg, 2008). In deze periode vindt er een grote verandering plaats in het dopamine systeem. Deze verandering zet in aan het begin van de puberteit en leidt tot een 9

toename in het zoeken naar beloning en sensatie, vooral in de aanwezigheid van leeftijdsgenoten. Rond het 15 e jaar is hierin een piek zichtbaar, daarna nemen de behoefte aan sensatie en de gevoeligheid voor beloningen weer langzaam af (Steinberg, 2008). Pas laat in de adolescentie, ook rond het 15 e jaar als er sprake is van een grote gevoeligheid voor invloed van leeftijdsgenoten, treden er veranderingen op in het cognitieve controle systeem. De rijping van de neurale verbindingen tussen de verschillende systemen vindt in deze periode plaats en leidt tot een toename van de zelfregulatie. Doordat deze twee grote veranderingen niet op hetzelfde moment plaatsvinden, is de middenadolescentie (14 á 15 jaar) een periode van grote kwetsbaarheid en weinig zelfregulatie, met een groot risico op onverantwoordelijk en risicovol gedrag. Een andere belangrijke verandering in de adolescentie vormt de toename van verschillende hormonen. Deze hormonale veranderingen hebben tot gevolg dat er in de adolescentie een verhoogde gevoeligheid is voor emotionele en sociale stimuli (Steinberg, 2008). Adolescenten zijn zich door deze verhoogde gevoeligheid sterker bewust van de mening van anderen. Daar komt bij dat onder invloed van hormonale veranderingen in de puberteit het zelfbewustzijn toeneemt, om vanaf het 15 e jaar weer langzaam af te nemen. In deze gevoelige periode zijn adolescenten dus erg zichzelf gericht, waardoor ze het gevoel hebben door iedereen bekeken en beoordeeld te worden (Steinberg, 2008). De jongere is dus extra gevoelig voor emotionele en sociale stimuli en heeft daarnaast het gevoel door iedereen beoordeeld te worden. Deze combinatie heeft waarschijnlijk als gevolg dat adolescenten sociale informatie uitvergroten en er een grotere waarde aan toekennen, waardoor zij weer gevoeliger worden voor de invloed van leeftijdsgenoten. Zoals uit voorgaande duidelijk werd, vinden er in de adolescentie verschillende neurologische veranderingen plaats die allemaal van invloed zijn op de gevoeligheid voor 10

groepsdruk of de weerstand hiertegen. De grotere behoefte aan beloning en sensatie, de verhoogde gevoeligheid voor emotionele en sociale informatie en het gevoel door iedereen beoordeeld te worden, zorgen ervoor dat adolescenten zeer gevoelig zijn voor de invloed van anderen. Pas later in de adolescentie vindt de rijping van het cognitieve controlesysteem plaats, waardoor jongeren beter in staat zijn om weerstand te bieden tegen deze invloed van anderen. Neurologische ontwikkeling bij LVB en gevoeligheid voor groepsdruk Als wordt gekeken naar de processen die plaats vinden in de hersenen bij het omgaan met groepsdruk, wordt duidelijk dat er een verschil bestaat tussen jongeren met een lichte verstandelijke beperking en jongeren zonder verstandelijke beperking. Onderzoek naar vroeggeboren kinderen (Aarnoudse Moens, Smidts, Oosterlaan, Duivenvoorden en Weisglas Kuperus, 2009) toont bijvoorbeeld aan dat kinderen met een lage intelligentie minder goed presteren op executieve taken. Er bestaat een relatie tussen de gevoeligheid voor groepsdruk en deze prestatie op executieve taken. Kinderen met een hoge weerstand tegen de invloed van leeftijdsgenoten blijken het op executieve taken beter te doen dan kinderen met een lage weerstand tegen de invloed van leeftijdsgenoten (Grosbras et al., 2007). Het goed kunnen omgaan met executieve taken is dus van invloed op de gevoeligheid voor groepsdruk. Het feit dat jongeren met een lichte verstandelijke beperking over het algemeen minder goed presteren op executieve taken, maakt dat zij gevoeliger zullen zijn voor groepsdruk. 11

Impulsiviteit. Een ander verschil tussen jongeren met een lichte verstandelijke beperking en jongeren zonder verstandelijke beperking is te vinden in de mate van impulsief gedrag. Recent onderzoek heeft aangetoond dat er een negatieve relatie bestaat tussen impulsiviteit en intelligentie; proefpersonen met een lagere intelligentie vertonen een grotere mate van impulsiviteit (Russo, De Pascalis, Variale en Barrat, 2008). Bij het kunnen omgaan met groepsdruk blijkt impulsiviteit een grote rol te spelen. Recent onderzoek toont aan dat impulsieve adolescenten over minder weerstand tegen beïnvloeding door leeftijdsgenoten beschikken (Grosbras et al., 2007). Jongeren met een lichte verstandelijke beperking laten een grotere mate van impulsief gedrag zien. Dit heeft een negatieve invloed op hun vermogen om te gaan met de invloed van leeftijdsgenoten. Door hun grotere impulsiviteit zullen LVB jongeren dan ook gevoeliger zijn voor groepsdruk dan jongeren zonder verstandelijke beperking. Zelfcontrole. Impulsiviteit is ook van belang in de regulatie van sociaal gedrag (Van Nieuwenhuizen et al., 2006). Het impulsief reageren op sociale situaties, maakt het moeilijk om voldoende zelfcontrole te houden. Onderzoek onder delinquenten toont aan dat er een relatie bestaat tussen de mate van zelfcontrole en IQ. Jongeren met een lager IQ beschikken over minder zelfcontrole dan jongeren met een hoger IQ (McGloin, Pratt en Maahs, 2004). De ontwikkeling van zelfregulatie vaardigheden hangt ook samen met de pas later in de adolescentie optredende rijping van de hersengebieden die hierbij betrokken zijn (Steinberg, 2008). 12

Het kunnen bieden van voldoende weerstand tegen de invloed van leeftijdsgenoten hangt samen met de mate van zelfregulatie. Het onderzoek bij delinquenten toont een negatieve relatie aan tussen negatieve invloed door leeftijdsgenoten en IQ. Delinquenten met een lager IQ laten zich meer negatief beïnvloeden dan delinquenten met een hoger IQ (McGloin et al.). Ook Grasbras et al. (2007) vonden dat jongeren met betere zelfmonitoring vaardigheden een grotere weerstand tegen de invloed van leeftijdsgenoten hebben. Zelfcontrole blijkt dus een grote rol te spelen als het gaat om het kunnen bieden van weerstand tegen de invloed van leeftijdsgenoten. Jongeren met een lichte verstandelijke beperking beschikken over minder zelfcontrole. Deze beperktere mate van zelfcontrole maakt dat een jongere met LVB gemakkelijker beïnvloed kan worden door leeftijdsgenoten. Jongeren met een lichte verstandelijke beperking zullen dan ook gevoeliger zijn voor groepsdruk dan jongeren zonder verstandelijke beperking. Afwijkende sociale informatieverwerking. Naast zelfregulatieprocessen zijn ook sociaal emotionele processen van belang bij de gevoeligheid voor groepsdruk. Bij jongeren met LVB verloopt de sociale informatieverwerking anders dan bij jongeren zonder LVB (Van Nieuwenhuizen et al., 2006; Collot d Escury et al, 2004). Het informatieverwerkingsmodel van Crick en Dodge (1994) gaat ervan uit dat de sociale informatieverwerking uit verschillende stappen bestaat; waarneming, interpretatie, respons generatie, respons selectie en respons beslissing (Van Nieuwenhuizen, De Castro, Van Der Valk, Wijnroks, Vermeer en Matthys, 2006). Kinderen met LVB slaan stappen in dit proces over (Van Nieuwenhuizen et al.). Uit onderzoek blijkt dat als de verschillende stappen van het sociale informatieverwerkingsmodel van Crick en Dodge 13

in kaart worden gebracht voor agressief gedrag, de stap respons beslissing niet van invloed is op het uiteindelijke gedrag. Een model met waarnemen, interpretatie, respons selectie en respons beslissing, waarbij waarnemen, interpretatie en respons selectie van invloed waren op agressief gedrag, paste het beste op de data die in het onderzoek gegenereerd werd (Van Nieuwenhuizen, De Castro, Van Der Valk, Wijnroks, Vermeer en Matthys, 2006). Hieruit zou opgemaakt kunnen worden dat kinderen met LVB inderdaad stappen overslaan in de sociale informatieverwerking. Onderzoek naar de sociale informatieverwerking bij kinderen met een lichte verstandelijke beperking laat zien dat deze kinderen wel in staat zijn om de verschillende losse stappen van het sociale informatieverwerkingsmodel goed uit te voeren zolang de situatie eenduidig is (Collot d Escury et al, 2004). Wanneer een situatie echter ingewikkelder wordt, komen LVB kinderen in de problemen. Bij complexe situaties, met tegenstrijdige informatie blijkt dat de kwaliteit van de uitvoering van deze stappen tekort schiet. Kinderen met een lichte verstandelijke beperking maken minder gebruik van relevante informatie, interpreteren de situatie anders en kunnen minder mogelijke oplossingen bedenken (Collot d Escury et al., 2004). Jongeren met een lichte verstandelijke beperking hebben meer moeite om met complexe sociale situaties om te gaan. Dit sluit aan bij het vermoeden van Grosbras et al. (2007) dat kinderen die het beter doen op executieve taken en die een hoge weerstand tegen de invloed van leeftijdsgenoten hebben, automatisch executieve processen in gang zetten als zij worden geconfronteerd met sociaal relevante en relatief complexe stimuli. Jongeren met een lichte verstandelijke beperking zetten deze executieve processen blijkbaar niet automatisch in gang en hebben hierdoor meer moeite met complexe sociale situaties. 14

Juist in groepssituaties is de situatie vaak complex. Er gebeuren veel dingen tegelijk en de situatie is niet altijd even gemakkelijk te interpreteren. Ook is de kans op tegenstrijdige informatie groter in een dergelijke onoverzichtelijke situatie waarin zich meerdere jongeren (die vaak met dezelfde problemen kampen) bevinden. Dit maakt het voor LVB jongeren extreem moeilijk om hier op de juiste wijze op te reageren. Doordat de sociale informatieverwerking van LVB jongeren minder goed verloopt dan de sociale informatieverwerking van niet LVB jongeren, is de kans dan ook groter dat deze jongeren verkeerde keuzes maken en verkeerde beslissingen nemen. Door het onjuist interpreteren van situaties, het overslaan van stappen en het kunnen verzinnen van minder mogelijke oplossingen, zou een jongere met een lichte verstandelijke beperking gemakkelijker beïnvloed kunnen worden door leeftijdsgenoten. Hierdoor is het voor jongeren met LVB extra moeilijk om onder groepsdruk de juiste keuzes te maken. Sociale acceptatie en angst. Dat het voor jongeren met een lichte verstandelijke beperking lastig is om in een groep te functioneren, hangt ook samen met hun plek in de groep. LVB jongeren worden niet altijd volledig geaccepteerd. Onderzoek laat zien dat zij minder sociaal geaccepteerd worden dan kinderen zonder verstandelijke beperking. Kinderen zonder LVB hebben weinig omgang met kinderen met LVB. Ze gaan buiten school liever niet met ze om en binnen school vaak alleen op onpersoonlijke basis (Siperstein, Parker, Norins Bardon en Widaman, 2007). Uit onderzoek naar risicofactoren voor delinquent gedrag bij LVB jongeren blijkt dan ook dat jongeren met een lichte verstandelijke beperking eerder bang zijn om afgewezen te worden. LVB jongeren zijn sterk gericht op bekrachtiging, waardoor de jongere extra kwetsbaar wordt voor de invloed van negatieve vrienden en zo het risico loopt mee te gaan in delinquent 15

gedrag (Koolhof, Loeber en Collot d Escury, 2007). Hier komt nog bij dat mensen met een beperking (waaronder lichte verstandelijke beperking) voor meer dingen bang zijn en hiervoor meer angst ervaren dan mensen zonder beperking (Gullone, 1996). De angst om niet bij de groep te horen en buiten de groep te vallen maakt dat jongeren zich in het maken van keuzes sterk laten beïnvloeden door anderen (Berns, Capra, Moore en Noussair, 2009). Onderzoek naar de invloed van leeftijdsgenoten op de muziekkeuze van jongeren (Berns et al.) laat zien dat proefpersonen hun eigen voorkeur aanpassen aan de voorkeur van anderen. Jongeren passen hun mening vaker aan dan ouderen. De achterliggende oorzaak van deze beïnvloeding door leeftijdsgenoten wordt gezocht in het feit dat jongeren bang zijn voor een mismatch tussen hun eigen voorkeur en de voorkeur van de anderen. Zij willen voorkomen dat ze buiten de groep vallen, door dezelfde te doen als anderen en passen daarom hun keuze aan (Berns et al.). Het gebrek aan sociale acceptatie en de grotere angst om afgewezen te worden, maakt jongeren met een lichte verstandelijke beperking kwetsbaarder voor de invloed van anderen dan jongeren zonder verstandelijke beperking. Doordat zij door kun beperking eerder angst ervaren en minder sociaal geaccepteerd worden, zullen zij zich eerder afgewezen voelen. Jongeren met LVB zullen dit ook heviger ervaren dan jongeren zonder LVB. Juist dit gevoel om niet af te willen wijken en erbij te willen horen maakt dat jongeren zich in het maken van keuzes laten beïnvloeden door leeftijdsgenoten. Jongeren met een lichte verstandelijke beperking zullen hiervoor waarschijnlijk dan ook extra gevoelig zijn. 16

Conclusie en Discussie. De mate van beïnvloedbaarheid door groepsdruk neemt, door een toename van de gevoeligheid hiervoor, toe tussen de 10 en de 14 jaar. Rond de 14 of 15 jaar neemt de mate van beïnvloedbaarheid door groepsdruk weer af door een afname van de gevoeligheid en een toename van de weerstand tegen de invloed van groepsdruk. In principe is er sprake van een doorlopend proces met gevoeligheid voor groepsdruk aan de ene kant en weerstand tegen groepsdruk aan de andere kant. Tijdens dit hele proces werken verschillende andere factoren in op de gevoeligheid voor groepsdruk. Dit is weergegeven in figuur I. Bij ieder van de in dit verslag besproken factoren blijkt het hebben van een verstandelijke beperking een risicofactor te zijn. Figuur I: INVLOEDSFACTOREN GROEPSDRUK impulsiviteit sociale informatieverwerking zelfcontrole sociale acceptatie groepsdruk leeftijd 17

Het feit dat LVB jongeren minder goed presteren op executieve taken leidt tot een verminderde weerstand tegen beïnvloeding door leeftijdsgenoten. De afwijkende sociale informatieverwerking van jongeren met een lichte verstandelijke beperking is (met name bij complexe situaties met tegenstrijdige boodschappen) minder accuraat, waardoor LVB jongeren eerder verkeerde keuzes maken en het risico lopen zich te laten beïnvloeden door groepsdruk. Daarnaast laten LVB jongeren meer impulsief gedrag zien, waardoor ze minder weerstand hebben tegen beïnvloedbaarheid door leeftijdsgenoten. Een andere factor die een rol speelt is het feit dat jongeren met een lichte verstandelijke beperking over minder zelfcontrole beschikken, waardoor zij minder weerstand kunnen bieden tegen groepsdruk. De laatste factor waarnaar gekeken is en die van invloed is op de gevoeligheid voor groepsdruk is het feit dat jongeren met een lichte verstandelijke beperking minder sociaal geaccepteerd worden en meer angst ervaren om er niet bij te horen, waardoor zij zich sneller aan de groep zullen conformeren. Het is dan ook zeer waarschijnlijk dat jongeren met LVB gevoeliger zijn voor groepsdruk dan jongeren zonder LVB. In dit verslag zijn een aantal verschillende factoren behandeld die van invloed zouden kunnen zijn op de gevoeligheid voor groepsdruk. Hoogstwaarschijnlijk zijn er nog veel meer factoren die hierbij een rol spelen en is er sprake van complexe onderlinge relaties tussen deze verschillende factoren. De gevoeligheid voor groepsdruk zou bijvoorbeeld ook samen kunnen hangen met het soort school waarop iemand zit, of de groep waarin hij of zij zich begeeft. Het is goed mogelijk dat jongeren met LVB zich meer laten beïnvloeden door jongeren zonder LVB dan door andere jongeren met LVB. Jongeren zonder LVB zullen de LVB jongere door hun sterkere verbale vaardigheden gemakkelijk kunnen overtuigen iets te doen wat ze anders niet zouden doen. Het is aannemelijk dat de jongere met LVB eerder over zijn eigen visie dan 18

over de visie van de jongere zonder LVB twijfelt en zich vanuit deze twijfel laat beïnvloeden. Ook speelt mogelijk een rol dat de LVB jongere opkijkt tegen de niet LVB jongere en graag sociaal geaccepteerd wil worden. De kans is dan groter dat hij of zij zich laat beïnvloeden door deze groep, dan wanneer de LVB jongere zich onder gelijken bevindt. Verder is in dit literatuuronderzoek is alleen gekeken naar de vraag óf jongeren met een lichte verstandelijke beperking gevoeliger zijn voor groepsdruk. Er is niet ingegaan op de ontwikkeling hiervan. Het is te verwachten dat de ontwikkeling van de gevoeligheid voor groepsdruk en het ontwikkelen van meer weerstand hiertegen ook afwijkt van de ontwikkeling van jongeren zonder lichte verstandelijke beperking. Bij jongeren met LVB is er sprake van een verschil tussen de mentale en de chronologische leeftijd. Hoewel de fysieke ontwikkeling gelijk loopt met de chronologische leeftijd, loopt de mentale ontwikkeling achter. Kinderen met een lichte verstandelijke beperking, bereiken door hun fysieke ontwikkeling waarschijnlijk op hetzelfde moment de gevoelige periode voor groepsdruk. Door de vertraagde mentale ontwikkeling, is het echter te verwachten dat zij langer in deze gevoelige periode blijven hangen. Een ander aspect dat van belang is bij de ontwikkeling van gevoeligheid voor groepsdruk is sekse. Al eerder zagen we dat Sumter, Bokhorst, Steinberg en Westenberg (2009) een duidelijk verschil vonden tussen jongens en meisjes bij de ontwikkeling van weerstand tegen beïnvloeding door leeftijdsgenoten. Meisjes zijn, waarschijnlijk door een eerder psychosociale rijping, al op jongere leeftijd in staat om weerstand te bieden tegen groepsdruk. Door de anders verlopende lichamelijke en psychosociale ontwikkeling van meisjes, zou het echter kunnen zijn dat zij eerder in de gevoelige fase voor groepsdruk terecht komen. Dit zou kunnen betekenen dat er al op vroegere leeftijd een groter risico voor meisjes bestaat. Voor meisjes met een lichte verstandelijke beperking wordt dit effect 19

nog eens sterker doordat zij in hun mentale ontwikkeling achterlopen en hierdoor nog minder weerstand tegen groepsdruk zouden kunnen bieden dan hun niet verstandelijk beperkte leeftijdsgenoten. Gezien de complexiteit van het onderwerp, het feit dat er nog maar weinig onderzoek naar is gedaan en gezien het feit dat LVB jongeren een groot risico lijken te lopen, is verder onderzoek hiernaar noodzakelijk. Dit onderzoek zou om te beginnen antwoord moeten geven op de vraag óf LVB jongeren inderdaad gevoeliger zijn voor groepsdruk. Daarnaast is het van belang om te kijken naar welke factoren bij LVB jongeren een rol spelen bij de keuze om wel of niet mee te gaan in groepsdruk. Speelt impulsiviteit bijvoorbeeld een grote rol, of is er een duidelijk verband te vinden met de wijze waarop LVB jongeren sociale informatie verwerken? Is er een grote samenhang met sociale acceptatie en eventuele groepssamenstelling? Als er meer duidelijkheid is over hoe de gevoeligheid voor groepsdruk en het kunnen bieden van weerstand hiertegen zich ontwikkelt bij jongeren met een lichte verstandelijke beperking, zou het ook mogelijk zijn om de begeleiding van deze jongeren hierop aan te passen. Het verkrijgen van beter inzicht in de achterliggende factoren, maakt het mogelijk om LVB jongeren handvatten te geven om beter met groepsdruk om te kunnen gaan, waardoor de risico s die hieraan verbonden zijn afnemen. 20

Literatuur AAIDD.org. (2009). http://aaidd.org, 4 november 2009 Aarnoudse Moens, C.S.H., Smidts, D.P., Oosterlaan, J., Duivenvoorden, H.J., Weisglas Kuperus, N. (2009). Executive Function in Very Preterm Children at Early School Age. Abnormal Child Psychology (2009) 37, pp 981 993. Asch, S. E. (1955). Opinions and Social Pressure. Scientific American, November 1955 VOL. 193, pp 31 35. Berns, G., Capra, C. M., Moore, S., & Noussair, C. (2009). Neural Mechanisms of Social Influence in Consumer Decisions. Geen publicatie in tijdschrift bekend. www.simoleonsense.com/neural mechanisms of social influence in consumerdecisions/, 16 september 2009. Collot d Escury, A., Barnhard, S., Hartsink, D. (2004). Sociale vaardigheden in perspectief kunnen LVG jongeren perspectiefnemen? Onderzoek & Praktijk, 2004, pp 22 31. Dekker, C.M., & Koot H.M. (2003). DSM IV Disorders in Children With Borderline to Moderate Intellectual Disability. I: Prevalence and Impact. Child Adolesc. Psychiatry, 42:8, pp 915 922. Emerson, E. (2003). Prevalence of psychiatric disorders in children and adolescents with and without intellectual disability. Journal of Intellectual Disability Research, Volume 47 Part I, january 2003, pp 51 58. Galef, B. & Whiskin, E. (2008) Rats Feel Peer Pressure Too. New Scientist; 5/10/2008, Vol. 198 Issue 2655, pp 18 18, 1p. 21

Gardner, M., & Steinberg, L. (2005). Peer Influence on Risk Taking, Risk Preference, and Risky Decision Making in Adolescence and Adulthood: An Experimantal Study. Developmental Psychology, 2005, Vol. 41, No. 4, pp 625 635. Grosbras, M. H., Jansen, M., Leonard, G., McIntosh, A., Osswald, K., Poulsen, C., Steinberg, L., Toro, R. & Paus, T. (2007) Neural Mechanisms of Resistance to Peer Influence in Early Adolescence. The Journal of Neuroscience, July 25, 2007, 27(30), pp 8040 8045. Gullone, E., (1996). Normal fear in people with a physical or intellectual disability. Clinical Psychology Review, Vol. 16, No. 8, 1996, pp. 669 706. Haney, C., Banks, C., & Zimbardo, P. (1973). A Study of Prisoners and Guards in a Simulated Prison. Office of Naval Research, September 1973, pp 1 17. Koolhof, R., Loeber, R. & Collot d Escury (2007). Eerst tot tien tellen! Of is dat voor LVGjongeren niet genoeg? Is de LVG jongere extra kwetsbaar om delinquent gedrag te ontwikkelen? Onderzoek & Praktijk, jaargang 5, nummer 1, pp 15 19. McGloin, J. M., Pratt, T. C. & Maahs, J. (2004). Rethinking the IQ delinquency relationship: A longitudinal analysis of multiple theoretical models. Justice Quarterly, Volume 21 No. 3, pp 603 635. Milgram, S. (1964). Group Pressure and Action Against a Person. Journal of Abnormal and Social Psychology, 1964, Vol. 69, No. 2, pp 137 143. Nieuwenhuijzen, M. van, Orobio de Castro, B., Valk, I. van der, Wijnroks, L., Vermeer, A. & Matthys, W. (2006). Do social information processing models explain aggressive behaviour by children with mild intellectual disabilities in residential care? Journal of Intellectual Disability Research, Volume 50, Part II, pp 801 812. 22

Russo, P. M., Pascalis, V. de, Varriale, V., & Barratt, E. S. (2008). Impulsivity, intelligence and P300 wave: An empirical study. International Journal of Psychophysiology 69 (2008) pp 112 118. Siperstein, G. N., Parker, R. C., Norins Bardon, J. (2007). A National Study of Youth Attitudes Toward the Inclusion of Students With Intellectual Disabilities. Exceptional Children, Vol. 73, No. 4., pp 435 455. Steinberg, L. (2008). A Social Neuroscience Perspective on Adolescent Risk Taking. Dev Rev. 2008 March, 28(1), pp 78 106. Steinberg, L., & Monahan, K.C. (2007). Age Differences in Resistance to Peer Influence. Developmental Psychology, 2007, Vol. 43, No. 6, pp 1531 1543. Sumter, S. R., Bokhorst, C. L., Steinberg, L., & Westenberg, P. M. (2009). The Development Pattern of Resistance To Peer Influence in Adolescents: Will the Teenager Ever Be Able To Resist? Journal of Adolescence 32 (2009), pp 1009 1021. 23