we noemen een munt convertibel indien deze bij banken inwisselbaar is. (bijv. de Roebel is niet convertibel; wordt door banken niet geaccepteerd).



Vergelijkbare documenten
Samenvatting Economie Internationale Handel

wisselkoers Euro in Amerikaanse dollar 1,3644 Hoeveel dollar is 590?

Hoofdstuk 5: Internationale betrekkingen

Samenvatting Economie Internationale handel

Eindtermen VWO. Domein E. Wisselkoersen

Valutamarkt. fransetman.nl

De groei van de wereldeconomie wordt gemeten aan de hand van de groei van de nationale productie van alle landen in de wereld

Handel (tastbare goederen) Diensten (transport, toerisme, ) Primaire inkomens (rente, dividend, )

= de ruilverhouding tussen 2 munten De wisselkoers is de prijs van een buitenlandse valuta uitgedrukt in de valuta van het eigen land.

1. natuurlijke omstandigheden. 2. loonkosten. 3. infrastructuur

Samenvatting Economie Lesbrief Internationale handel

Internationale handel H7 1. Internationale handel. Waarom importeren: Waar komt het vandaan?

Innovatie, modernisering, goede scholing - een land levert dan goede kwaliteit. Afnemers; goede verhouding prijs en kwaliteit

Lesbrief Buitenland 2

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE

Samenvatting door een scholier 3593 woorden 4 april keer beoordeeld. Samenvatting economie Buitenland 2

Samenvatting Economie Internationale Handel

Valutamarkt. De euro op koers. Havo Economie VERS

Loonkosten per product omhoog - Prijzen omhoog - Internationale concurrentiepositie omlaag

1. Lees de vragen goed door; soms geeft een enkel woordje al aan welke richting je op moet.

Hoofdstuk 1: Waar produceren

Toetsopgaven VWO bij de euro-editie van het Onderdeel Geld van Percent Economie voor de tweede fase

Samenvatting Economie Hoofdstuk 10 Een klein binnenland, een groot buitenland

Inhoud. 1 Inleiding. Markt of overheid. 1 wat is economie? 11 Productiefactoren 11 Schaarste en welvaart 12 2

1. De oorzaken van internationale arbeidsverdeling beschrijven en verklaren.

Module 8 havo 5. Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging

6,8. Als je de stof van 37.1 beheerst, kun je. Antwoorden door een scholier 3896 woorden 16 mei keer beoordeeld. Checklists Thema 8.

Eindexamen economie vwo II

Domein Goede Tijden, Slechte Tijden

Samenvatting Economie Internationale Handel

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-I

Lever ook het kladpapier na afloop van het examen in bij de toezichthouder. Dit wordt vernietigd en niet meegenomen in de beoordeling.

Samenvatting Economie Module 4 Nederland en buitenland

1 De onderneming en algemene economie 15

Samenvatting Economie Hoofdstuk 17 t/m 20

HOOFDSTUK 19: WISSELKOERS EN WISSELMARKT

MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD

Aantekeningen VWO-6 Economie Lesbrief Economische Modellen

Samenvatting Economie Toetsweek 2

5.1 Wie is er werkloos?

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

Examen HAVO. Economie 1

UNIFORM EINDEXAMEN VWO 2015

De armoedegrens is het bedrag dat minimaal nodig is om menswaardig te kunnen leven.

Domein Goede Tijden, Slechte Tijden

H2: Economisch denken

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 26 mei uur

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2

3 Bij deze korte ritten worden levende dieren vervoerd en producten die snel kunnen bederven. Die moeten snel op de plaats van bestemming zijn.

Economische conjunctuur

5.2 Wie is er werkloos?

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 27 JUNI UUR

Antwoorden stencils OPGAVE pond. (36,41%) 1,48 miljard als het BNP in procenten harder is gestegen dan het bedrag in ponden in procenten

Indexcijfer productie= indexcijfer werkgelegenheid x indexcijfer arbeidsproductiviteit 100

Antwoorden Economie Handel

Samenvatting Economie Europa en Conjunctuur

6,3. Samenvatting hoofdstuk 9 Een klein binnenland, een groot buitenland.

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE WOENSDAG 9 MAART UUR

ERRATUM Economische Topper 6 Algemene Economie

EUROPESE SAMENWERKING

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1,2

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M)

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER UUR

H1: Economie gaat over..

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven

Opdracht 1 Macro-economie [30p]

Correctievoorschrift VWO

Samenvatting Economie Hoofdstuk 8 Over de grens?

Eindexamen economie 1-2 havo 2004-II

Werkstuk Economie De betalingsbalans

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 3, Economische Integratie

Examen HAVO en VHBO. Economie 1,2 oude en nieuwe stijl

Examen VWO. economie 1,2

Domein Welvaart en Groei

6,1. Praktische-opdracht door een scholier 2179 woorden 5 december keer beoordeeld

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-I

MINISTERIE VAN ONDERWIJS WETENSCHAP EN CULTUUR

Eindexamen vwo economie 2013-I

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-II

Eindexamen economie havo I

Samenvatting Economie Hoofdstuk

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5, 20, 21, 22, 28 en 29

ANTWOORDEN HOOFDSTUK 5

Lever het kladpapier na afloop van het examen in bij de toezichthouder. Dit wordt vernietigd en niet meegenomen in de beoordeling.

Eindexamen economie vwo I

7,9. Samenvatting door E woorden 21 april keer beoordeeld. 1.Waar produceren? Kennen:

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Economie. Boekje Conjunctuur Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets. Inhoud:

Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn.

Eindexamen havo economie oud programma I

Eindexamen economie pilot havo II

Verboden woord Lesvoorbereiding kaartjes kaartjes achterkant Spelregels Afronding

Inleiding tot de economie Test december 2008 H17 tem H25 VERBETERING 1

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1,2 EXAMEN: 2002-I

Transcriptie:

Dome D Nederlandse betalgsbalans Open economie / gesloten economie: Open economie: veel handel (export en import) met het benland. (bij een open economie zijn de exportquote en importquote groot). Bijvoorbeeld Nederland Gesloten economie: Weig tot geen handel met het benland. (bij een gesloten economie zijn de exportquote en importquote kle). Bijvoorbeeld: Noord Korea Exportquote (of voerquote): Exportquote (of voerquote) = Importquote (of voerquote): Importquote (of voerquote) = exportwaarde nationaal komen importwaarde nationaal komen (x 100%) (x 100%) Goederenstromen vooral tussen: 1) tussen ontwikkelgslanden en dustrielanden. 2) tussen dustrielanden onderlg. NB: Tussen ontwikkelgslanden nauwelijks handel van betekenis. Oorzaken van handelsstromen: 1) Klimatologische oorzaken: Gebrek aan grondstoffen, kwaliteit van de edproducten. 2) Welvaartsgroei: Stijgg van komens is de oorzaak van meer (wereld)handel. 3) Prijs- en kostenverschillen: Goederen worden goedkoper geproduceerd (Wet v.d. comparatieve kosten). Zie edterm 9. Groei van de wereldhandel en de Nederlandse export: Wereldhandel Inkomens benland Benlandse bestedgen Import (van benland) Nederlandse export Multationals: Bedrijven met vestiggen meerdere landen (bijv.: Philips, Shell, AKZO, Unilever, Océ); Voordelen: 1) Risicospreidg: De slechte resultaten land A worden gecompenseerd door de wsten land B. 2) Schaalvergrotg: De afzetmarkt wordt groter en schaalvoordelen (lagere kosten). 3) Machtspositie: De concurrentiepositie wordt verbeterd.

Valutamarkt: Wisselkoers: het geheel van vraag naar en aanbod van een vreemde munt (valuta). de prijs van de ene geldeenheid gedrukt de andere geldeenheid (bijv. de koers van de Euro is $ 1,3 (9-02-09) dit betekent dat wij voor 100 bij een bank ongeveer $ 130 krijgen). De koers van de CHF (Zwiterse Frank) is ongeveer 1,5. Als je CHF 150 overhebt krijg je ongeveer 150/1,5 = 100 terug. Uiteraard moet de bank er wel aan verdienen en zou voor jou altijd de ongunstigste koers pakken. Er is namelijk een aankoopkoers (biedkoers) en een verkoopkoers (laatkoers). Convertibel: we noemen een munt convertibel dien deze bij banken wisselbaar is. (bijv. de Roebel is niet convertibel; wordt door banken niet geaccepteerd). Wisselkoersstelsels: a) Zwevende of flexibele wisselkoersen: b) Vaste wisselkoersen: De prijsvormg van vreemde valuta is volkomen vrij. De koers (= prijs) van een valuta komt tot stand door vraag (= qv) en aanbod (= qa). Als: qa koers als: qa koers Als: qv koers als: qv koers Bijvoorbeeld de US Dollar. Nadeel: Onzekerheid met betrekkg tot de koersen. De koersen kunnen sterk fluctueren. Dit belemmert de ternationale handel. De hoogte van de koers wordt bepaald door vraag en aanbod maar moet wel bnen de (officieel) afgesproken grenzen blijven. De centrale banken van de deelnemende landen dienen, volgens de ternationale afspraken, er voor te zorgen dat de vraag en het aanbod zo hoog zijn dat de (evenwichts-)koers bnen de terventiegrenzen blijft. Bijvoorbeeld: Deense Kroon Dit systeem werd bnen Europa (EMS = Europees Monetair stelsel) gebruikt voor de voerg van de Euro. Sds de voerg van de Euro (2002) is dit systeem niet meer nodig. Flexibele en vaste wisselkoersen (fluctuaties de tijd): Koers Voordeel: Zekerheid met betrekkg tot de koersen. De koersen kunnen mder fluctueren. Dit stimuleert de ternationale handel en dus de welvaart. bovenste terventiegrens onderste terventiegrens flexibel wisselkoersstelsel vast wisselkoersstelsel Toelichtg bij de grafiek: Bij het flexibele wisselkoersstelsel zijn de pieken hoger en de dalen dieper. Bij het vaste wisselkoersstelsel zijn de fluctuaties mder (pieken en dalen zijn afgevlakt). Tijd DE Economie Edtermen VWO Dome D - 1

Arbeidstensief / kapitaaltensief: Arbeidstensieve productie: Kapitaaltensieve productie: Verder onderscheiden we nog: Energie-tensieve productie: Kennistensieve productie: bij het productieproces ligt ( verhoudg) de nadruk op de productiefactor arbeid; er wordt relatief veel gebruik gemaakt van arbeid. Vooral de dienstensector is arbeidstensief. bij het productieproces ligt ( verhoudg) de nadruk op de productiefactor kapitaal; er wordt relatief veel gebruik gemaakt van kapitaal. Vooral de dustrie is kapitaaltensief. Er wordt relatief veel gebruik gemaakt van energie. Er wordt relatief veel gebruik gemaakt van kennis. Mechanisatie: kenmerk: Automatiserg: kenmerk: gebruik maken van technische ontwikkelg; kapitaal (maches) i.p.v. arbeid. mens bestuurt. een ver doorgevoerde vorm van mechanisatie waarbij computers het productieproces sturen. computer bestuurt. Dekkgspercentage: Dekkgspercentage = exportwaarde importwaarde x 100% Ruilvoet: Ruilvoet = exportprijspeil (dex) importprijspeil (dex) x 100 Voorbeeld: Van een land is het exportprijspeil (gemiddelde prijs) 2 euro. De exporthoeveelheid is 2.000 stuks. Het importprijspeil is 3 euro. De importhoeveelheid is 1.500 stuks. Bereken voor dit land de ruilvoet en het dekkgspercentage. Uitwerkg: Ruilvoet = (2 / 3) x 100 = 66,67 Dekkgspercentage = ((2 x 2000) / (3 x 1.500)) x 100% = (4.000 / 4.500) x 100% = 88,89% DE Economie Edtermen VWO Dome D - 2

Betalgsbalans (vier deelrekengen + saldergsrekeng): Een overzicht van alle economische transacties met het benland (onderdeel van de totale boekhoudg van een land; de nationale rekengen). 1) Goederenrekeng (of handelsbalans): Ontvangsten wegens export van goederen: grondstoffen, energie, consumptiegoederen, kapitaalgoederen. 2) Dienstenrekeng: Uitgaven wegens import van goederen: grondstoffen, energie, consumptiegoederen, kapitaalgoederen. Ontvangsten wegens export van diensten: toerisme, bank en verzekergsactiviteiten, transport. Uitgaven wegens import van diensten: toerisme, bank en verzekergsactiviteiten, transport. 3) Inkomensrekeng: Ontvangen rente, wst/dividend, huur, loon, kergen van het benland, ontvangsten van de EU. (+ ontvangen ontwikkelgshulp) Betaalde rente, wst/dividend, huur, loon, kergen aan het benland, betalgen aan de EU. (+ gegeven ontwikkelgshulp) 4) Kapitaalrekeng: Lengen van het benland, vestergen van het benland Nederland. (= kapitaalimport) Aflossg van verleende kredieten. 5) Goud- en deviezenrekeng: Lengen aan het benland, vestergen van Nederland het benland. (= kapitaalexport) Aflossg van ontvangen kredieten. Afname van de goud- en deviezenvoorraad (vreemde valuta, ternationale betaalmiddelen) van DNB. Toename van de goud- en deviezenvoorraad (vreemde valuta, ternationale betaalmiddelen) van DNB. DE Economie Edtermen VWO Dome D - 3

Oefenopgave betalgsbalans: Gegeven: (alle bedragen miljarden Euro s) Ontvangen kredieten/lengen 10 Export van diensten 6 Betaalde komens 12 Export van goederen 15 Ontvangen rente 5 Verleende ontwikkelgshulp 2 Betaalde rente 3 Ontvangen komens 10 Import van diensten 5 Verleende kredieten/lengen 12 Import van goederen 9 Gevraagd: Stel (schematisch) de betalgsbalans op. Bereken ook het saldo van de lopende rekengen Oplossg: 1) Goederenrekeng (of handelsbalans): 15 9 2) Dienstenrekeng: 6 5 3) Inkomensrekeng: 5 + 10 12 + 3 + 2 Saldo +6 Saldo +1 Saldo -2 4) Kapitaalrekeng: 10 12 Saldo lopende rekengen +5 Saldo -2 46 43 Saldo Betalgsbalans +3 5) Goud- en deviezenrekeng: 3 Conclusie: Per saldo komt er een bedrag van 3 het land ; de toename van de goud- en deviezenvoorraad is 3 DE Economie Edtermen VWO Dome D - 4

Betalgsbalans: Een overzicht van alle economische transacties met het benland (Zie ook edterm 15*). (De betalgsbalans heeft vijf deelrekengen): 1) Goederenrekeng Overzicht van export/import van goederen. 2) Dienstenrekeng Overzicht van export/import van diensten. 3) Inkomensrekeng Overzicht van ontvangen/betaalde komens. 4) Kapitaalrekeng Overzicht van kapitaalimport/kapitaalexport 5) Goud en deviezenrekeng Verandergen de officiële reserves (goud en deviezenvoorraad). Lopende rekengen van de betalgsbalans: Rekengen 1), 2) en 3). Onzichtbaar verkeer van de betalgsbalans: Rekengen 2) en 3) Materieel en formeel evenwicht: Materieel evenwicht: De lopende rekengen (1 t/m 3) + kapitaalrekeng (rekeng 4) vormen reeds evenwicht. M.a.w.: totaaltellg lks = totaaltellg rechts, van 1), 2), 3) en 4). Formeel evenwicht: Als er geen materieel evenwicht is wordt de betalgsbalans altijd (boekhoudkundig) evenwicht gebracht m.b.v. rekeng 5) (= saldergsrekeng). M.a.w. rekeng 1 t/m 4 worden m.b.v. 5) evenwicht gebracht als er geen materieel evenwicht is. Betalgsbalansoverschot / betalgsbalanstekort: Betalgsbalansoverschot of actieve betalgsbalans; totaaltellg debet > totaaltellg credit ( > ), per saldo komt er geld het benland. Betalgsbalanstekort of passieve betalgsbalans; totaaltellg debet < totaaltellg credit ( < ), per saldo gaat er geld naar het benland. Nationaal komen / nationaal product: Nationaal komen = Y = komen dat de bevolkg van één land één jaar samen verdient. Nationaal product = W = totale productie van een land één jaar. Nationaal komen = Nationaal product Y = W Bestedgen, nationale bestedgen en benlandse bestedgen: Nationale bestedgen = C + I + O (= bnenlandse bestedgen) Saldo benland = + (E - M) (= saldo lopende rekengen) + Totale bestedgen = EV = C + I + O + (E - M) NB: De benlandse bestedgen = benlandse vraag = E = export. Bnenlandse bestedgen, benlandse bestedgen en het saldo lopende rekengen: Bnenlandse (C + I + O) M E < M Verslechterg v.h. saldo lopende rekengen. bestedgen ( C, I en O zit ook M) Benlandse bestedgen E E > M Verbeterg v.h. saldo lopende rekengen. DE Economie Edtermen VWO Dome D - 5

Economische ontwikkelg: Verandergen de economie door: 1) Conjuncturele oorzaken: Conjunctuur = vraagzijde van de economie. Effectieve vraag = Bestedgen = EV = C + I + O + (E - M): Geznen: Bedrijven: Overheid: Benland: Consumptie Investergen Overheidsbestedgen Export - Import EV = C + I + O + ( E - M) Conjuncturele situaties: Hierbij worden de bestedgen / effectieve vraag (= EV) vergeleken met de productiecapaciteit (= prod.cap). Mogelijke conjuncturele situaties: Gevolgen: 1) onderbestedg EV < prod.cap. Conjuncturele werkloosheid. 2) bestedgsevenwicht EV = prod.cap. Geen conjuncturele werkloosheid. 3) overbestedg EV > prod.cap. Te veel werkgelegenheid; overspannen arbeidsmarkt, flatie. Productiecapaciteit (= prod.cap.): De maximaal mogelijke productie van land. Bestedgen = effectieve vraag (= EV):De totale vraag naar goederen en diensten een economie/land. 2) Structurele oorzaken: Structuur = aanbodzijde van de economie. Wijziggen kosten (o.a. de loonkosten), verandergen de productiestructuur. 3) Monetaire oorzaken: Wijziggen de rente(voet) (zie edtermen 20 en 30*). 4) Handelspolitieke oorzaken: Bijvoorbeeld: economische blokvormg, protectionisme, exportstimulergsbeleid (zie ook edterm 10 en 13*). DE Economie Edtermen VWO Dome D - 6

Structuurbeleid of structuurpolitiek: Gericht op (het verbeteren van) de aanbodzijde (of productiekant) van de economie 1) Technologiebeleid: Innovatie (het verbeteren van producten en productieprocessen) is van groot belang voor de werkgelegenheid ( de toekomst). 2) Infrastructuurbeleid: Hoe beter het vervoers- en wegennet van een land is hoe beter de concurrentiepositie is. 3) (Arbeids)kostenbeleid: Hoe lager de kosten (waaronder de loonkosten) hoe gunstiger dit is voor de concurrentiepositie. Loonkosten worden verlaagd door loonmatigg (zie edterm 48). Een lage collectieve lastendruk kunnen bedrijven beter concurreren met benlandse bedrijven. NB: Conjunctuurbeleid of conjunctuurpolitiek zie edterm 65. Collectieve lasten: Collectieve lasten = belastgen + premies sociale verzekergen + retributies. Retributies = betalgen aan de overheid waarbij er sprake is van een direct aanwijsbare tegenprestatie (je weet waarvoor je betaald). Bijv.: leges voor paspoort en rijbewijs, parkeergeld, schoolgeld enz.. Collectieve lastendruk: de collectieve lasten als percentage van het nationaal komen (= Y); Collectieve lastendruk = collectieve lasten nationaal komen x 100% Monetair beleid: 1) Rentebeleid: Door de rente te wijzigen heeft men vloed op de economie: Een lage rente is gunstig voor bedrijven en geznen; vestergen (door bedrijven) en consumptie (door geznen) nemen dan toe (geldlenen is immers goedkoper). r geld lenen wordt goedkoper C (door geznen) en I (door bedrijven) 2) Wisselkoersbeleid: Een stabiele wisselkoers is het beste; bij een te hoge koers daalt de export (een land wordt duur voor het benland) maar door een hoge koers wordt de import goedkoper en zal stijgen. Bij een te lage koers wordt de import duurder en zal dalen maar de export stijgt (een land wordt goedkoper voor het benland). Koers euro NL duur voor niet-eurolanden E Koers euro niet-eurolanden goedkoop voor NL M Koers euro niet-eurolanden duur voor NL M Koers euro NL goedkoop voor niet-eurolanden E Appreciatie = koersstijgg van eigen munt tov andere valuta (bij vrije wisselkoersen) Depreciatie = koersdalg van eigen munt tov andere valuta (bij vrije wisselkoersen) Revaluatie = koersstijgg van eigen munt tov andere valuta (bij vaste wisselkoersen) Devaluatie = koersdalg van eigen munt tov andere valuta (bij vaste wisselkoersen) DE Economie Edtermen VWO Dome D - 7

Handelspolitiek: 1) Blokvormg: (Bijv.: EU, EMU) zie edterm 12* 2) Beperkg handelsbelemmergen: (Bijv.: GATT-akkoord, WTO) zie edterm 13* Internationale samenwerkg versterkt de economische positie door mder concurrentie. Betere toegang tot andere markten/afzetgebieden. Het afbouwen en afschaffen van protectionisme vermdert de concurrentie. Betere toegang tot andere markten/afzetgebieden. DE Economie Edtermen VWO Dome D - 8