Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 1, 4, 5 en 6 (Lancashire) Samenvatting door een scholier 1290 woorden 18 mei 2004 7,3 3 keer beoordeeld Vak Geschiedenis Met de loep op Lancashire Katoen en samenleving 1750-1850 Industriële revolutie Middelen van bestaan -> agrarisch/ stedelijk (-> industriële samenleving) Grote veranderingen op het platteland -> ruilverkaveling/enclosures -> mechanisatie (geeft werkenloosheid -> werkenloze landarbeiders/boeren vinden werk in de industrie). Hoofdstuk 1 De opkomst van de katoennijverheid (-> ambachten) in Lancashire. Lancashire rond 1750 -> voor de industriële revolutie - kleinschalige landbouw -> zelfvoorzienend. Produceren voor zichzelf -> overschot verkopen op de markt. - daarnaast ook grote bedrijven -> akkerbouw. Veeteelt rond grote steden, Liverpool (26.000 inwoners)-> havenstad* en Manchester (20.000 inwoners)-> wolindustrie. * -> Kolonies -> slavenhandel -> driehoekshandel. Textielnijverheid -> huisnijverheid -> wol, linnen, katoen. - naast het agrarische werk werd er door de boeren s winters gesponnen en geweven. - mannen weven, vrouwen schonen (wassen), kaarden en spinnen. - in opdracht van kooplieden, betaalt via stukloon. - daarnaast waren er textielateliers waar veel werkloze boeren en landarbeiders werk vonden. - men werkte volgens het Putting-out-system: de kooplieden kochten grondstoffen, deze werden gekocht door tussenhandelaren die ze aan de boeren of textielateliers leverden. Pagina 1 van 5
Waarom in Lancashire-> 1 er was een textieltraditie. 2 het vochtige klimaat is gunstig voor de verwerking van vezels. 3 er zijn voldoende arbeidskrachten. (ex-boeren/landarbeiders + geboorteoverschot). 4 weinig investeringen nodig (goedkopen machines) + voldoende geld aanwezig. 5 door het putting-out-system kon de productie goed worden afgesteld op de vraag. 6 men had ervaring met stoommachines en steenkool: mechanisering. 7 geen belemmerende gildenregels. 8 gunstig klimaat voor uitvindingen (weinig macht gilden/octrooirecht/patentrecht). Gunstige katoenmarkt: 1 het aanbod van katoen groeide. 2 de groei van de vraag naar katoenkleding. 3 katoen is goedkoop en geschikt voor vele toepassingen. 4 door de kolonies was er een grote buitenlandse markt. Hoofdstuk 4 De katoensector verbind Lancashire met de rest van de wereld Lancashire word verbonden met de rest van de wereld - Engeland is afhankelijk van Lancashire voor katoenen kleding (vanaf 1790 is katoen de belangrijkste (grondstof) kleding). - Lancashire is afhankelijk van de rest van Engeland voor landbouwproducten. Markt voor katoen groeit snel - bevolkingstoename - goedkoper dan wol of linnen - gunstige prijs kwaliteits verhouding (lagere klasse)! Daling prijs van katoen - cottongin (blz.38) de prijs van ruwe katoen daalt in de VS - 1830 het stoomweefgetouw heeft geen kinderziektes meer, waardoor de productie stijgt -> prijs daalt - uitvinding naaimachine (in de VS) confectienijverheid (goedkoper) Verbonden met overzeese gebieden - tot 1800 komt de katoen uit west indie, daarna word de VS het belangrijkst - in 1850 is 50% van de productie geproduceerde textiel bestemd voor export Problemen met de export - de Franse revolutie (1789 tot 1815) en de oorlogen van Napoleon maken de export naar Europa moeilijk. Vanaf 1815 is Europa weer de grootste afnemer. - de opkomst van een eigen textielindustrie in Europa en de VS. Pagina 2 van 5
- de export naar India, China en Zuid Amerika is onregelmatig: bijvoorbeeld door misoogsten in India (1847-1848). - de gevolgen in En.zijn crises, dalende winsten en lonen werkeloosheid en faillissementen. Eerst veel tussenhandel en de katoen (putting out systeem) maar de fabrikanten willen niet van veel personen afhankelijk zijn dus willen ze het hele proces beheersen (van ruwe katoen tot eindprod.). Er ontstaan dus koopman-fabrikanten (ze kopen t in en maken t tot eindprod.) Liverpool word steeds belangrijker als aanvoer haven van ruwe katoen, dit gaat ten kosten van Londen. Door voorraden te creëren probeert de koopman-fabrikant de prijs te beïnvloeden (als de prijs laag was -> de katoen vasthouden in pakhuizen, en wachtte toto de vraag stijgt). Buitenlandse kooplieden gaan banken stichtten in Manchester en Londen. Bijv. Rothschilds. Hoofdstuk 5 Katoenindustrie, arbeid en bestaanszekerheid 1750 tot 1850 veranderingen in arbeidsmarkt en arbeidsomstandigheden 1 de katoensector werd belangrijker dan de landbouw, boeren vinden werk in de katoen. 2 Manchester veranderd in een katoenstad 3 een belangrijke verandering in werk en arbeid omstandigheden: eerst bepalen de seizoenen het tempo en het ritme van het werk (landbouw) daarna lange en eentonige werkdagen in de fabrieken. 4 eerst spinnen gemechaniseerd dan weven. Textiel word steeds meer een vrouwensector, de mannen werken in de mijnbouw of in machinefabrieken. 5 de fabriek word steeds belangrijker: vaste werktijden arbeidsdeling en controle/straffen (kwam je niet optijd -> boete) de een doet A de ander doet B. 6 er ontstaat een hiërarchie (rangorde) tussen arbeiders naar taak en loon, mannen staan hoger dan vrouwen en kinderen 7 door mechanisatie werd het werk lichter maar ook gevaarlijker (machines met riemen). Veranderingen en de arbeidsverhoudingen: - de afstand tussen werkgever (ondernemer/baas) en werknemer (arbeider) word groter. - de verhoudingen tussen werkgever en werknemer is ongelijk. - per fabriek werd er onderhandeld over loon, werktijden en organisatie. - werkgever is de sterkste partij: hij bezit kapitaal, productiemiddelen en politieke macht. Loon is gelijk stukloon: dit was de beste manier om arbeider te betalen (volgens de liberalen). Voorbeeld van de politieke macht van de werkgeveris de combnation act (1799-1800): verbod op oprichting van vakbonden (organisatie van werknemer). Er waren wel zogenaamde clubs of friendly societies, deze verenigingen komen voor de werknemer op maar de stakingskassen waren niet goed gevuld waardoor stakingen mislukte. Pagina 3 van 5
1825: combinations act opgeheven: de vakbonden worden machtiger maar bij stakingen blijft het risico voor een werknemer om op de zwarte lijst geplaatst te worden (je werd ontslagen en je kon nergens meer aan het werk). De overheid komt pas laat in actie ten aanzien van de slechte arbeidsomstandigheden: the factory acts, naleving van deze wetten word gecontroleerd door arbeidsinspectie. Door de industriële revolutie ontstaat een midden klasse (zelfstandige en kleine ondernemers) en een arbeidersklasse (standen worden klasse). Gingen levensstandaard en bestaanszekerheid van de arbeiders vooruit of achteruit-> - is men het niet over eens (geleerden). - van invloed is de groei van de bevolking vanaf 1700: soms negatief soms positief. - invloed van de stijgende vraag naar arbeidskrachten. - arbeiders proberen bestaanzekerheid te krijgen door het oprichten van clubs of friendly societies en later vakbonden. Maatregelen van de overheid ten gunste van arbeiders. - armenwetten sinds de 17e eeuw moet de kerk dmv liefdadigheid voor de armen zorgen. - in 1834 komt de nieuwe armenwet die de positie van de arbeiders verslechteren. - Soms namen idealistische ondern. maatregelen ten gunste van arbeiders (Barrow bridgs). Hoofstuk 6 Reacties op de industrialisatie. I possitieve reacties: in de fabriek is de arbeid eenvoudig, minder inspannend, hygiënisch en goedkoper. De industriële revolutie lijdt tot meer welvaart (Ricardo, Ure, Babbage) -> wijzen op de economische voordelen van de industriële revolutie: Ricardo: vrije handel -> klassieke school Ure: vrije handel/mechanisatie Babbage: mechanisatie Theorie van Malthus ongedaan gemaakt word door de industriële revolutie (deze theorie houdt in dat er een evenwicht is tussen de bevolking en de voedselproductie). II kritiek op de industriële revolutie Door de industriële revolutie ontstaan ziekte, armoede, misdaad en vervuiling. Bovendien komt er bij de hoge klasse angst voor sociale onrust (arbeiders in opstand) en is men bang dat het gezin minder invloed krijgt. Social Novels belangrijkste schrijvers;gaskell, Trollope, Bronte, Disraeli, Dickens(blz. 54/55) - Zij schrijven de elllende van de arbeiders en willen zo meer aandacht voor dit probleem. - Disraeli is ook premier geweest. - Deze schrijvers zijn lang niet altijd voor vakbonden en stakingen. Pagina 4 van 5
Robert Owen (blz.30) Friedrich Engels schreef; Die lage der arbeidenden klasse in England. - Engels constateerde dat het proletariaat (de arbeiders) uitgebuit word door de hogere klasse (ondernemers) op een gegeven moment pikt het proletariaat het niet meer en komt in opstand. (revolutie). Reform bill (hervorming wet 1832) - het opnieuw indelen van de kiesdistricten, een aantal Rotton boroughs (districten) word opgeheven dit leidt tot meer invloed van de ondernemers in de politiek (districten = gebieden) - uitbreiding van het mannenkiesrecht van 5% naar 7%. Corn Laws (graanwetten) - de landadel heeft via de corn law gegarandeerde graanprijzen - de ondernemers zijn tegen de corn laws omdat men vind dat er vrije graanhandel moet zijn. Als de broodprijs te hoog is moeten zij hogere lonen aan de arbeiders betalen. - de arbeiders zijn tegen omdat ze leiden tot hoge broodprijzen. 1838 -> anti corn laws leaque olv Cobden 1846 -> intrekking corn laws Conclusie: de ondernemers krijgen meer politieke invloed dit gaat ten koste van de invloed van de landadel. Luddieten (1811-1816 blz.58) - dit zijn handwerkers die machines vernielen. - de overheid bestrijdt ze actief (inzet leger). Vakbonden en stakingen werden bestreden door de overheid (combination act blz.46) Bij een demonstratie (1819) in Manchester van arbeiders vielen 11 doden -> Peterloo Massacre. Pagina 5 van 5