stedenbouwkundige voorschriften
artikel 0: algemene bepalingen 1. begrippen 1.1. gebouw Elk bouwwerk, dat voor mensen een toegankelijk, overdekt en geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.2. hoofdgebouw Het gebouw dat bedoeld is om de voorziene bestemming in onder te brengen en dat door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. 1.3. bijgebouw Het bouwwerk of gebouw dat aansluit bij het hoofdgebouw of er los van staat, maar niet bedoeld is om de voorziene bestemming in onder te brengen. Een bijgebouw is een constructie die aan of los van het hoofdgebouw geplaatst wordt maar waarvan de toegang tot het bijgebouw enkel kan via een externe ingang. Er kan m.a.w. geen interne verbinding zijn tussen het hoofdgebouw en het bijgebouw. De constructie kan zowel uit een open of uit een gesloten typologie vervaardigd worden. 1.4. bebouwde oppervlakte De bebouwde oppervlakte is de totale grondoppervlakte van één of meerdere bouwwerken. Verhardingen en constructies die geen gebouw zijn worden niet meegerekend. 1.5. verharde oppervlakte Dit is het totale oppervlakte aan verhardingen, samen met de ingenomen oppervlakte van constructies die geen gebouw vormen. 1.6. terreinbezetting / bezettingsgraad Terreinbezetting is de verhouding van de bebouwde oppervlakte van het perceel (of aangrenzende kadastrale percelen die één functionele - economische eenheid vormen) t.o.v. de totale oppervlakte van het perceel gelegen binnen de betrokken bestemmingszone. Dit wordt uitgedrukt in procent. 2 rup gebroeders vanhee mei 14 wvi
artikel 0: algemene bepalingen 1.7. verhardingspercentage Dit is de verhouding van de verharde oppervlakte van het perceel (of aangrenzende kadastrale percelen die één functionele - economische eenheid vormen) t.o.v. de totale oppervlakte, gelegen binnen de betrokken bestemmingszone. Dit wordt uitgedrukt in procent. 1.8. netto vloeroppervlakte De netto vloeroppervlakte is de beloopbare oppervlakte (minimum hoogte van 1,50 meter) zonder de buitenmuren, kokers, gemeenschappelijke trappen en liften, open terrassen en garages. De binnenmuren worden meegerekend in de netto - vloeroppervlakte. 1.9. bouwhoogte De hoogte van het gebouw wordt gemeten vanaf het aanzetpeil van de inkomdorpel tot de bovenkant kroonlijst of (hellend dak) of dakrand (plat dak). Het aanzetpeil van de inkomdorpel ligt maximaal 0,40 meter hoger dan het peil van het openbaar domein op de rooilijn. 1.10. kroonlijsthoogte De kroonlijsthoogte van een gebouw is de hoogte vanaf het peil gelijkvloers tot aan de snijlijn van de gevel en het dakvlak. Peil gelijkvloers is maximaal 0,30 meter boven het referentiepeil, gemeten op de as van de rijweg.. 1.11. nokhoogte De nokhoogte van een gebouw is de hoogte vanaf het peil gelijkvloers tot aan de bovenzijde van de dakconstructie. 1.12. bouwdiepte De bouwdiepte is de diepte van het hoofdgebouw tussen de voorbouwlijn en de uiterste achtergevel. wvi mei 14 rup gebroeders vanhee 3
artikel 0: algemene bepalingen 2. bepalingen 2.1. goede ruimtelijke ordening Er dient ten allen tijde gestreefd te worden naar ruimtelijke kwaliteit en vrijwaring van de goede plaatselijke ordening. Voor zover hieraan voldaan is, moeten verder de numerieke voorschriften gerespecteerd worden. De numerieke voorschriften worden beschouwd als maxima bij de beoordeling van stedenbouwkundige vergunningen. De ondersteuning van het straatbeeld, ruimtelijke draagkracht etc. kunnen ertoe leiden dat deze maxima niet kunnen worden gerealiseerd. Het maximum gabariet wordt niet beschouwd als een recht doch als een bovengrens van de gewenste ontwikkelingen. 2.2. e kracht van de diverse elementen opgenomen in onderhavig RUP. Het grafisch plan en de erbij horende (kolom 1, weergegeven op een grijze ondergrond) hebben e kracht. De toelichting bij de voorschriften (kolom 2) dient als richtinggevende interpretatie van de voorschriften gelezen te worden. Deze kolom is bijgevolg niet. 2.3. behoud en instandhouding van bestaande regelmatig vergunde gebouwen, verhardingen en andere elementen. Bestaande gebouwen, verhardingen en alle elementen die regelmatig vergund zijn of geacht vergund te zijn, kunnen qua plaats, bezetting en numerieke voorschriften gehandhaafd blijven in hun huidige toestand. tenzij dit anders wordt bepaald in de betrokken zonevoorschriften. Binnen deze gebouwen kan een normale exploitatie in functie van een aldaar gevestigde regelmatig vergunde activiteit geschieden. Instandhoudings -en verbeteringswerken aan deze gebouwen en elementen zijn toegelaten tenzij dit anders wordt bepaald in de betrokken zonevoorschriften. Bij werken die omwille van hun omvang dermate ingrijpend zijn zodat er sprake is van vervangingsbouw, dienen de voorschriften van onderhavig RUP nageleefd te worden. 4 rup gebroeders vanhee mei 14 wvi
artikel 0: algemene bepalingen 2.4. werken/constructies in functie van openbaar nut, milieutechnische ingrepen en ingrepen in kader van waterhuishouding. Werken en constructies in functie van openbaar nut, milieutechnische ingrepen en ingrepen in kader van waterhuishouding kunnen in alle zones toegelaten worden voor zover de schaal en bouwkarakteristieken ervan geen fundamentele afbreuk doen aan de kwaliteit van de omgeving en de eigenlijke bestemming van de desbetreffende bestemmingszone. Voor zover het beoogde doel van de diverse bestemmingszones niet in het gedrang komt, kunnen binnen alle zones werken en constructies in functie van het openbaar nut worden toegelaten. Bij werken van algemeen nut dient de regelgeving terzake gerespecteerd te worden. Werken en constructies i.f.v. openbaar nut = bv. onderhoud en inspectie van waterlopen, pompgebouwen, elektriciteitscabines,... Milieutechnische ingrepen = bv. omleggen van waterlopen, aanpassingswerken aan riolering, pompinstallaties, waterbeheersing, e.d.... Onder bouwkarakteristieken wordt verstaan: inplanting, gabariet, materiaalgebruik,... 2.5. waterbeheersing Het waterbergend vermogen van het plangebied mag door de aanleg van gebouwen en verhardingen niet verminderd worden. 2.6. terreinophogingen Bij het ophogen van het perceel moet op de perceelsgrenzen het oorspronkelijke maaiveld behouden blijven, tenzij een ophoging ruimtelijk verantwoord is en de waterhuishouding niet wordt verstoord. De afwatering dient op eigen terrein te gebeuren. 2.7. inheemse plantsoorten Waar in de voorschriften sprake is van inheemse soorten of waar een landschappelijke inkleding - groenbuffer, buffering dient aangelegd te worden, dient de beplanting voor 100% te bestaan uit inheemse plantensoorten. wvi mei 14 rup gebroeders vanhee 5
artikel 1: zone voor lokale bedrijvigheid 1. bestemming De onderhavige zone is bestemd voor de bestendiging en uitbreiding van de historisch gegroeide bedrijfsactiviteit, zijnde een transportonderneming. Binnen deze zone is het oprichten van gebouwen, constructies en verhardingen toegestaan, enkel in functie van de hiervoor beschreven toegelaten activiteiten. Dit gebied valt onder de bestemmingscategorie bedrijvigheid. De bestaande lokale bedrijfsactiviteit, gelegen binnen de contouren van het RUP, betreft de transportonderneming bvba Gebroeders Vanhee, gelegen aan de Provinciebaan te Koekelare. De zone is uitsluitend bestemd voor deze activiteiten (transport) en het oprichten van gebouwen en constructies in functie daarvan. Inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, zijn verboden. Deze bepaling slaat op alle inrichtingen die vallen onder de toepassing van de Seveso-wetgeving, zowel de hogedrempelinrichtingen als lagedrempelinrichtingen. In deze zone is eveneens één bedrijfswoning toegelaten. De bedrijfswoning maakt integraal deel uit van de bedrijfssite en kan er niet van afgesplitst worden. Kantoren, verkoopsruimten en toonzalen met een beperkte vloeroppervlakte, ondergeschikt én gekoppeld aan de productieactiviteit van het bedrijf, zijn toegelaten voor zover deze geen intensieve loketfunctie hebben en geen autonome activiteiten uitmaken. wvi mei 14 rup gebroeders vanhee 7
artikel 1: zone voor lokale bedrijvigheid 2. inrichting en beheer 2.1. algemeen Bij de eerste aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning dient het bedrijf een algemene inrichtingsstudie te voegen. De algemene inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en dient zowel de huidige als de gewenste lay-out van de gehele bedrijfssite weer te geven. In het bijzonder dient deze algemene inrichtingsstudie nauwkeurig de maatregelen weer te geven naar: de waterbeheersing; de milieutechnische maatregelen; de visuele integratie van het bedrijf in het landschap; een gedetailleerde aanplantingstudie; de stapelplaatsen in open lucht; de publiciteitsvoorzieningen; de parkeervoorzieningen; de ontsluitingen (in-/uitritten) op de openbare weg; de impact van de beoogde werken op de omgeving. Algemene inrichtingsstudie voor bedrijven: De algemene inrichtingsstudie dient op een duidelijke wijze de beoogde lay-out van de volledige bedrijfssite gelegen binnen onderhavig gemeentelijk RUP grafisch, vergezeld van een toelichting, weer te geven. De algemene inrichtingsstudie dient gevoegd bij de (eerste) aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning. Alle volgende aanvragen dienen te kaderen binnen deze algemene inrichtingsstudie voor het bedrijf. Indien de toekomstplannen wijzigen en een vergunningsaanvraag afwijkt van deze initiële inrichtingsstudie, dan dient een nieuw algemene inrichtingsstudie opgemaakt te worden. 8 rup gebroeders vanhee mei 14 wvi
artikel 1: zone voor lokale bedrijvigheid 2.2. inplanting De inplanting van de gebouwen en constructies binnen de zone is vrij. 2.3. bezettingsgraad De bezettingsgraad van deze zone bedraagt 30%. 2.4. niet bebouwde oppervlakten Het niet bebouwde gedeelte van deze zone mag verhard worden. Het verhardingspercentage bedraagt maximaal 40%. Er wordt maximaal gebruik gemaakt van waterdoorlatende materialen, tenzij sectorale wetgeving het gebruik van dergelijke materialen uitstuit. De afwatering afkomstig van de aanwezige verhardingen dient te gebeuren op eigen terrein. De niet verharde en bebouwde delen van deze zone krijgen een groene inrichting. oppervlakte zone voor lokale bedrijvigheid: circa 4.700 m² oppervlakte huidige bebouwing in de zone voor lokale bedrijvigheid: circa 923 m² maximale oppervlakte bebouwing is 30%, zijnde circa 1.410 m² oppervlakte zone voor lokale bedrijvigheid: circa 4.700 m² oppervlakte huidige verharding in de zone voor lokale bedrijvigheid: circa 1.687 m² maximale oppervlakte verharding: 1.880 m² 2.5. bouwhoogte De maximale toegelaten kroonlijsthoogte voor gebouwen en constructies bedraagt 6,00 meter. De maximale toegelaten nokhoogte voor gebouwen en constructies bedraagt 9,00 meter. 2.6. stapelen in open lucht Het stapelen van goederen in open lucht is toegestaan onder de volgende voorwaarden: maximum stapelhoogte van 4,00 meter; een stapelvrije strook van minstens 4,00 meter ten opzichte van de (deel)zonegrens. 2.7. bedrijfswoning De bedrijfswoning heeft een maximale vloeroppervlakte van 200 m² en wordt geïntegreerd in het bedrijfsgebouw. wvi mei 14 rup gebroeders vanhee 9
artikel 1: zone voor lokale bedrijvigheid 2.8. materiaalgebruik en vormgeving Het materiaalgebruik en de dakvorm zijn vrij voor zover een duurzame en kwalitatieve afwerking van de gevels en de daken van alle gebouwen wordt voorzien en aandacht wordt besteed aan de landschappelijke inpassing in de omgeving. 2.9. toegang De breedte van de toegang naar de openbare weg wordt beperkt tot maximaal 12,00 meter. 10 rup gebroeders vanhee mei 14 wvi
artikel 2: zone voor landschappelijk waardevol agrarisch gebied 1. bestemming Dit gebied valt onder de bestemmingscategorie landbouw. Het gebied is bestemd voor landbouwactiviteiten met een grondgebonden karakter. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten voor zover zij de schoonheidswaarde van het landschap niet in gevaar brengen. wvi mei 14 rup gebroeders vanhee 11
artikel 3: zone voor achteruitbouw (overdruk) 1. bestemming De onderhavige zone is bestemd voor groenaanleg met de mogelijkheid tot verharding ten behoeve van het nemen van ontsluiting naar de N363. Het oprichten van gebouwen en constructies (zowel bovengrondse als ondergrondse), het stapelen van goederen in deze overdruk is verboden. Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur (landbouw of bedrijvigheid). Gezien de ligging langsheen de N363, zijnde een gewestweg, dient een achteruitbouwzone gerespecteerd te worden van minstens 8 meter vanaf de ontworpen rooilijn. Concreet betekent dit dat de voorgevel van een gebouw op minstens 21 meter vanuit de huidige as van de rijweg dient opgericht te worden.. Binnen deze zone geldt een bouwverbod en een verbod tot stapelen. Er mogen eveneens geen sceptische tanks, beerputten, voorraadtanks in deze zone aangebracht worden. Enkel verharding ten behoeve van de ontsluiting naar de N363 is toegestaan en dit na het verkrijgen van de vereiste vergunning bij de wegbeheerder. 2. inrichting en beheer Deze zone dient een groene inrichting te krijgen bestaande uit inheemse plantsoorten. Deze zone kan enkel verhard worden voor één toegangsweg naar de openbare weg. Er wordt maximaal gebruik gemaakt van waterdoorlatende materialen, tenzij sectorale wetgeving het gebruik van dergelijke materialen uitstuit. De breedte van deze toegang wordt beperkt tot maximaal 7,00 meter. Voor de zone voor achteruitbouw geldt een bouwverbod voor gebouwen en (ondergrondse) constructies. De zone dient daarom ingericht te worden met graspartijen, groenaanplant (bomen, struiken). Enkel het deel voor de toegang tot de bedrijfssite binnen deze zone mag verhard worden. Voor de toegang tot de openbare weg in de zone voor achteruitbouw, mag slechts één toegang met een maximale breedte van 7 meter gerealiseerd worden. Dit houdt rekening met de draaibewegingen van vrachtwagens. De overige ruimte waar het perceel paalt aan het openbaar domein is niet overrijdbaar in te richten (groene inrichting). wvi mei 14 rup gebroeders vanhee 13
artikel 4: zone voor landschappelijke inkleding (overdruk) 1. bestemming De onderhavige zone is bestemd voor het bufferen van de activiteiten ten opzichte van de aangrenzende omgeving. Deze overdruk dient om: de activiteiten af te schermen en in te kleden in de omgeving; een milieu-hygiënische buffer te vormen ten opzichte van de omgeving; te beletten dat de activiteiten (stapelen, parkeren) uitbreidt naar aanpalende percelen; hinder tot een aanvaardbaar niveau te brengen. Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur (landbouw of bedrijvigheid). 2. inrichting en beheer De groenbuffer dient te bestaan uit een dicht groenscherm van minimaal 5,00 meter breed en in een combinatie van streekeigen traag- en snelgroeiende hoogstammen én struiken. Het kan niet de bedoeling zijn enkel een haag aan te planten bestaande uit uniforme struiken. Draadafsluitingen zijn toegestaan zolang ze geïntegreerd worden in de groenbuffer. Indien vanwege de bestaande toestand de minimale breedte van de groenbuffer niet kan gerealiseerd worden, kan hiervan afgeweken worden. Bij grondige vervangingsbouw dient de minimale norm gehanteerd te worden. Dit is het geval voor de rechterloods. De groenaanplant dient op een ordentelijke en vakkundige manier in stand gehouden te worden, zodat deze ten allen tijde haar functie kan vervullen. wvi mei 14 rup gebroeders vanhee 15
artikel 4: zone voor landschappelijke inkleding (overdruk) De groenbuffer kan enkel onderbroken en verhard worden voor één toegangsweg naar de openbare weg. Er wordt maximaal gebruik gemaakt van waterdoorlatende materialen, tenzij sectorale wetgeving het gebruik van dergelijke materialen uitstuit. De breedte van deze toegang wordt beperkt tot maximaal 7,00 meter. Het stapelen van materialen en verharden (met uitzondering voor de toegang tot de bedrijfssite) zijn niet toegelaten binnen de zone. Een gedetailleerde aanplantingstudie van de groenzone dient opgenomen of gevoegd te worden bij de algemene inrichtingsstudie, teneinde op een afdoende wijze te kunnen aantonen dat een integratie van de activiteiten in de omgeving wordt beoogd. Uiterlijk het plantseizoen dat volgt op het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning, na inwerkingtreding van dit ruimtelijk uitvoeringsplan, moet de zone voor landschappelijke inkleding aangelegd en beplant zijn. 16 rup gebroeders vanhee mei 14 wvi