Onderzoek doelgroepen Wmo 2012



Vergelijkbare documenten
Welzijnsbezoek. Voorbeelden van aanpassingen aan het huis die nodig zijn:

Gemeente Roosendaal. Klanttevredenheidsonderzoek Wmo over Concept. 11 augustus 2014

Gemeente Steenbergen. Wmo klanttevredenheid over juli 2014

Gemeente Zeist. Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over juli 2015

Gemeente Woerden. Klanttevredenheid Wmo over juli 2014

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017

Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2012 Wmo-hulpmiddelen onder de loep. Gemeente Ubbergen Juni 2013

Zorg verlenen en zorg ontvangen 2012

Gemeente Nunspeet. Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Meting over 2012

Hoofdstuk 31. Mantelzorg

Gemeente Nederweert. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 30 juni 2017

Gemeente IJsselstein. Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over juli 2015

Preventief huisbezoek 75+

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017

Gemeente Landsmeer. Wmo-klanttevredenheid over juni 2014

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Scootmobielhouders in s-hertogenbosch

Gemeente IJsselstein. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Concept 12 juli 2016

Gemeente Winterswijk Wmo klanttevredenheidsonderzoek

Gemeente Lopik. Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Meting over 2010

Hoofdstuk 14. Mantelzorg

Wmo-loket. In gesprek over wat u nodig heeft aan ondersteuning

Klanttevredenheid. Vereenzaming Ouderen Soest VOS

Presentatie onderzoeksresultaten werkgroep zorg en welzijn Westerbeek

Gemeente Druten. Klanttevredenheidsonderzoek 2010

18% 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% jaar jaar jaar 65+ Man Vrouw Ja Nee. Deventer gemiddelde

Companen. Gemeente Steenbergen. Klanttevredenheidsonderzoek Wmo over 2012

Burgerpanel Gorinchem. 1 e peiling: Sociale monitor. Juli 2014

Onderzoek naar wensen en behoeften op het gebied van dagbesteding van (kwetsbare) ouderen en hun mantelzorgers in het Schilderskwartier in Woerden

Gemeente Woerden. Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2011

Companen waar wonen beweegt

Clientervaringsonderzoek Wmo & Jeugd

Uitgevoerd door Dimensus Huishoudelijke Hulp gemeente Oosterhout 2016

Gemeente Ommen. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 28 juli 2017

Gemeente Alphen-Chaam

Gemeente Harenkarspel. Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2011

Sociale contacten, vrijetijdsbesteding en praktische ondersteuning

Hoofdstuk 19. Vrijwilligerswerk (en mantelzorg)

Gesprekspuntenlijst huisbezoeken ouderen te Best

Inhoudsopgave Inleiding Leeswijzer 1. Wet maatschappelijke ondersteuning 2. Het gesprek voorbereiden 3. Tot slot

WMO-VERVOER IN DEN HELDER

Rapportage Wmo onderzoek Communicatie

Gemeente Beuningen. Wmo klanttevredenheidsonderzoek over Concept. 3 april 2014

2014, peiling 1 maart 2014

Samenvatting Klanttevredenheidsonderzoek Wmo en de Benchmarks Wmo resultaten over 2013

Is jouw maand ook altijd iets te lang? Onderzoek Jongerenpanel Tilburg

CLIËNTTEVREDENHEIDSONDERZOEK BREED SOCIAAL LOKET GEMEENTE EDAM-VOLENDAM

VRAGENLIJST. Mantelzorger

Gemeente Bergen op Zoom

Gemeente Montfoort. Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over augustus 2015

Gemeente Utrechtse Heuvelrug

Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2008 Gemeente Nijkerk

Cliënttevredenheidsonderzoek Wmo

COLLEGEVOORSTEL. Onderwerp Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Te besluiten om:

Welzijnsbezoek Inhoud. 1 Conclusies

Klanttevredenheidsonderzoek Wmo - de kanteling. Gemeente Groesbeek Juni 2014

1. Inleiding Methode van onderzoek Responsverantwoording Leeswijzer 2

1 Inleiding Onderzoeksgroep en dataverzameling Informatie De aanvraag Procedure Wachttijd...

Kanteling Wmo Iedereen doet mee

Rapportage Preventief Huisbezoek Ouderen 2014

2 Onderzoeksgroep en dataverzameling... 2

Samenwerkende gemeenten West- Brabant: gemeente Moerdijk

Cliëntenonderzoek Wet maatschappelijke ondersteuning Gemeente Zutphen 2015

met de wmo doet iedereen gewoon mee

Gemeente Bergen op Zoom

Waar staat je gemeente. Gemeente Enschede

Cliëntondersteuning. Tips voor het keukentafelgesprek. Hoe kan ik mij voorbereiden op het gesprek met de Wmo-consulent van de gemeente?

waardering Zwolle Jonge mantelzorgers (jonger dan 18 jaar) zijn in de onderzoeken van de gemeente niet meegenomen,

Toelichting uitkomsten Cliëntervaringsonderzoek Wmo 2016

Gemeente Zwartewaterland

Samenwerking Utrecht West. Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2010 Gemeente Maarssen

IMPACT OP PARTICIPATIE EN AUTONOMIE (IPA) VRAGENLIJST. Ontwikkeld door M. Cardol, Nivel

Zelfstandig wonen: de mening van senioren en mantelzorgers uit de stadsregio Rotterdam

pggm.nl Mantelzorg en dementie in de beleving van PGGM&CO-leden

Cliëntervaringsonderzoek Wmo gemeente Simpelveld

met de mantelzorger 01 in gesprek met de mantelzorger model mantelzorgondersteuning > Algemene gegevens Naam mantelzorger Soort relatie met de cliënt

Cliëntervaringsonderzoek Wmo 2016

Cliëntenonderzoek. Gemeente Zutphen

Gemeente Zwartewaterland

Gemeente Bergen. Klanttevredenheidsonderzoek Wmo over 2012

Fries burgerpanel Fryslân inzicht

Cliëntervaringen Wmo s-hertogengbosch. Nulmeting 2016

Netwerk Ouderenzorg Regio Noord

Huisbezoekproject 75 jarigen

Tevredenheidsonderzoek Wmo over 2009 Mantelzorgers Gemeente Heeze-Leende

Moerd U k RAADSINFORMATIEBRIEF

Rapportage. Onderzoek: mediawijsheid onder ouders en kinderen

Formulier Mantelzorg in het zorg(leef )plan

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Dit onderzoek heeft als doel het in kaart brengen van de wensen van de cliënt en het waar nodig verbeteren/ optimaliseren van de dienstverlening.

Week tegen Eenzaamheid Kom de deur uit. Coalitie Erbij. Juli TNS NIPO Natascha Snel Suzanne Plantinga. TNS Nipo

Cliëntervaring Wmo. Gemeente Alkmaar. Rapport November 2017 Projectnummer: P Correspondentienummer: DH

Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2008 en klanttevredenheid dienstverlening Gemeente Boskoop

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

/2202. gemeente werkendam. werkendam. 12DEC2012. Gemeenteraad Postbus DA Werkendam. clienttevredenheidsonderzoek Wmo

Uitslag enquête Wmo-beleid gemeente Heumen

Gemeente Lopik. Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Meting over 2011

Klanttevredenheid WMO vervoer Haren 2013

KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK SCHOONMAAKDIENST GEMEENTE HAREN

Stadjers over fietsen in Groningen. Een Stadspanelonderzoek

Transcriptie:

Gemeente Druten Onderzoek doelgroepen Wmo 2012

Projectnr. 225.105 Boulevard Heuvelink 104 6828 KT Arnhem Postbus 1174 6801 BD Arnhem Telefoon (026) 3512532 Telefax (026) 4458702 E-mail info@companen.nl Internet www.companen.nl Gemeente Druten Onderzoek doelgroepen Wmo 2012 cember 2012 2

Inhoud Samenvatting 2 1. Inleiding 4 1.1. Methode van onderzoek 4 1.2. Responsverantwoording 5 1.3. Leeswijzer 6 2. Wmo-voorziening en bekendheid met instanties 7 3. Mobiliteit 8 3.1. Benoemen eigen mobiliteit 8 3.2. Mobiliteitsgedrag bij meest voorkomende activiteiten 10 3.3. Beperkingen mobiliteit 13 3.4. Belangrijkste conclusies mobiliteit 15 4. Eenzaamheid 16 4.1. Gevoelens van eenzaamheid en redenen daarbij 16 4.2. Hoe eenzaamheid verminderen? 18 4.3. Belangrijkste conclusies eenzaamheid 20 5. Mantelzorg 21 5.1. Mantelzorgers en de mantelzorg die zij geven 21 5.2. Motivatie en belasting mantelzorgers 23 5.3. Samenwerking en ondersteuning 25 5.4. Belangrijkste conclusies Mantelzorgers 26 1

Samenvatting Om inzicht te verkrijgen in de situatie van de doelgroepen van het Wmo-beleid, koos de gemeente Druten in overleg met de Wmo-raad dit jaar voor een Wmotevredenheidsonderzoek met een anders dan anders insteek. Tegen deze achtergrond richtte het onderzoek dat in 2012 is uitgevoerd, zich op: afname van de mobiliteit onder cliënten met een Wmo-voorziening eenzaamheid onder cliënten met een Wmo-voorziening mantelzorgers Voor de eerste twee onderwerpen zijn 108 mensen bevraagd die op dit moment een Wmo-voorziening krijgen van de gemeente (in totaal telt Druten ca. 1.200 Wmo-cliënten). Voor het onderwerp mantelzorgers zijn 26 mensen bevraagd die op het moment van uitvoering ingeschreven stonden bij het steunpunt Mantelzorg (in totaal 36 ingeschrevenen). Mobiliteit: kleine actieradius, redelijke mobiliteit, belemmeringen vooral fysiek Over het algemeen trekt een behoorlijk groep cliënten er regelmatig op uit. In hun directe omgeving zijn veel mensen nog (bijna) dagelijks actief, met name voor dingen als boodschappen en een ommetje lopen. Voor familiebezoek wordt doorgaans verder gereisd dan voor vriendenbezoek; (mede daardoor) kent vriendenbezoek een hogere frequentie. Het komt nauwelijks voor dat cliënten er nooit op uit gaan. Slechts één op de tien cliënten komt gemiddeld maar één maal per week de deur uit, meestal voor boodschappen. Ca. driekwart van de cliënten kan zelf nog (redelijk) lopen. De cliënten die dat niet (meer) kunnen, maken gebruik van de rollator, rolstoel of scootmobiel. Daarnaast is de auto een veelgebruikt vervoermiddel. Soms als bestuurder, maar vaker als bijrijder. CVV-cliënten maken daarnaast veelal gebruik van de Regiotaxi (90%) en/of Valys (35%). Niet-CVVers maken hiervan nauwelijks gebruik, en rijden veel vaker nog zelf met de auto (36%). Er wordt weinig gebruik gemaakt van de plusbus, bus, trein en privé-taxi. De actieradius van cliënten is relatief klein: ze ondernemen weinig buiten het eigen dorp, en al helemaal weinig buiten de eigen gemeente. Ca. 40% is tevreden over de frequentie van hun uitstapjes c.q. activiteiten buitenshuis. De rest wil best meer ondernemen, maar voelt zich daartoe vooral lichamelijk beperkt. Andere belemmeringen zoals geringe beschikbaarheid van reisgenoten, slechte vervoersomstandigheden en/of gebrek aan kwaliteit van wegen en (openbaar) vervoer, worden relatief weinig genoemd. Eenzaamheid: kleine groep, reden verlies aan contacten Ca. 15% van de respondenten voelt zich structureel eenzaam. De belangrijkste reden is het verlies aan contacten. Vooral fysieke beperkingen belemmeren hen in het onderhouden van die contacten. Van de cliënten die aangeven zich eenzaam te voelen, zegt ca. 40% (misschien) behoefte te hebben aan ondersteuning. Vooral individuele hulp, in de vorm van een maatje om mee te praten is daarbij populair. Ook georganiseerde hulp zou volgens enkele cliënten kunnen helpen. Genoemd zijn: hulp bij gebruik van internet, om te komen tot deelname aan activiteiten en specifieke activiteiten voor dove mensen. 2

Mantelzorg: vooral zorg aan familie, vooral door vrouwen, belasting hoog Mantelzorg is vooral familie gerelateerd: aan partners wordt vaak 50 uur of meer zorg per week gegeven, aan (schoon)ouders 20 tot 30 uur per week. Mantelzorg aan niet-familie betreft in alle gevallen 10 uur of minder per week. Het is bijna altijd een vrouw die mantelzorg geeft. Dat geldt zowel voor de mantelzorg aan de partner (bijna altijd de vrouw), als voor die aan (schoon)ouders (bijna altijd de dochter). Let op: bevraagde doelgroep zijn mantelzorgers die zich hebben aangemeld bij het Steunpunt Mantelzorg; dat is niet op voorhand een juiste afspiegeling van alle mantelzorgers in Druten. Bijna driekwart van de mantelzorgers ervaart een breed scala aan problemen. Van heel praktisch (te weinig tijd voor het eigen leven) tot emotioneel (verdriet, stress, doorlopend zorgen maken) en fysiek (zelf ook fysieke klachten, gebrek aan energie, moe). Ruim de helft van de mantelzorgers verwacht dat de zorgvraag onder de ontvanger van de mantelzorg de komende jaren fors zal toenemen. Het merendeel van de mantelzorgers geeft aan zelf niet meer te kunnen doen. De helft van alle mantelzorgers voelt zich nu al zwaar belast tot overbelast. Overigens ervaren lang niet alle mantelzorgers dat zij er alleen voor staan. In bijna de helft van de gevallen zijn er andere familieleden betrokken en/of professionele hulp. De samenwerking hiermee wordt over het algemeen positief gewaardeerd. Er wordt relatief weinig gebruik wordt gemaakt van concrete ondersteuning vanuit organisaties, anders dan de direct bij de zorgnemer betrokken hulpverleners. 3

1. Inleiding Om inzicht te verkrijgen in de situatie van de doelgroepen van het Wmo-beleid, heeft de gemeente Druten in overleg met de Wmo-raad er dit jaar voor gekozen om het Wmotevredenheidsonderzoek een andere insteek te geven dan in de voorgaande twee jaren. De reguliere tevredenheid van cliënten over hun Wmo-voorziening wordt dit jaar niet onderzocht. De reden hiervoor is dat de scores voor de Wmo-voorzieningen de afgelopen twee jaar goed waren en er geen grote veranderingen verwacht worden. Tegen deze achtergrond zoekt de gemeente Druten bij de besteding van haar onderzoeksbudget dit jaar juist naar verdieping, mede op basis van de resultaten uit de eerdere Wmo-onderzoeken. Daarom betreft het onderzoek dit jaar andere thema s én ook toevoeging van een andere Wmo-doelgroep dan alleen de Wmo-cliënten met een individuele voorziening. De nieuwe doelgroep betreft mantelzorgers. Drie hoofdonderwerpen Tegen deze achtergrond richt dit onderzoek zich op: afname van de mobiliteit onder cliënten met een Wmo-voorziening eenzaamheid onder cliënten met een Wmo-voorziening mantelzorgers Toelichting op keuzen in het onderzoek De keuze voor de onderwerpen afnemende mobiliteit en ervaring van eenzaamheid is gebaseerd op opvallende uitkomsten uit het klanttevredenheidsonderzoek van 2011. Hieruit kwam naar voren dat in Druten 63% van de ondervraagden een afname van hun mobiliteit ervaart en 24% regelmatig gevoelens van eenzaamheid ervaart. In dit onderzoek zal worden gezocht naar een verklarende achtergrond van deze percentages en ook naar mogelijke oplossingen die Wmo-cliëntenkunnen helpen om de afname van hun mobiliteit c.q. het gevoel van eenzaamheid tot op een zekere hoogte te compenseren. Daarnaast zal het onderzoek aandacht besteden aan mantelzorgers en hun eventuele ondersteuningsbehoefte. In eerder jaren was bij de opzet van het Wmo-onderzoek wel eens nagedacht over mantelzorgers als onderzoeksgroep en werd het belang van deze groep ook nadrukkelijk onderkend, maar was dat nog niet geëffectueerd. Beide onderwerpen hebben nadrukkelijk meer een kwalitatief karakter, dan het toetsen van de reguliere tevredenheid over voorzieningen doorgaans had. 1.1. Methode van onderzoek Telefonische benadering biedt, juist bij dergelijke onderwerpen met een kwalitatief karakter, betere resultaten dan een schriftelijke benadering en/of een benadering via internet. Het veldwerk is uitgevoerd in mei/juni 2012. Voor het telefonisch onderzoek zijn twee vragenlijsten opgesteld. één vragenlijst voor de interviews met Wmo-cliënten, over de onderwerpen mobiliteit en eenzaamheid; hun gegevens zijn verstrekt door de gemeente Druten; één vragenlijst/gespreksleidraad voor de mantelzorgers; hun gegevens konden worden verkregen via de stichting Voormekaar. 4

De vragenlijsten zijn afgenomen met ons CATI-systeem (Computer Assisted Telephone Interviewing), waardoor middels routeringen de juiste vragen per doelgroep worden gesteld. De antwoorden zijn direct door de enquêtrices verwerkt in het systeem. De kans op verwerkings- en analysefouten is daarmee geminimaliseerd. 1.2. Responsverantwoording Voor de totale cliëntgroep zijn we uitgegaan van een steekproefnauwkeurigheid van 90% en een betrouwbaarheid van 95%. Beide percentages zijn gebruikelijke en methodisch verantwoorde percentages die resulteren in: o betrouwbaarheid van 95% (representatieve uitspraken over zowel het onderdeel HH als overige Wmo-voorzieningen waarbij je met 95% zekerheid mag aannemen dat die kloppen); o steekproefnauwkeurigheid van 90% (dus 90% kans dat je met de steekproef daadwerkelijk de beoogde populatie representeert). Keuze voor Wmo-cliënten als onderzoeksdoelgroep eenzaamheid en mobiliteit Afnemende mobiliteit en (toenemende) gevoelens van eenzaamheid zijn kenmerken die onder ouderen maar ook andere leeftijdsgroepen kunnen voorkomen, en uiteraard niet alleen onder Wmo-cliënten. In dit onderzoek is evenwel gekozen voor een benadering van de Wmo-cliënten bij deze onderwerpen. Redenen: o gemeente en Wmo-raad voelen een rechtstreekse verantwoordelijkheid voor deze groep; o het betreft een relatief kwetsbare groep waarbij je logischerwijs mag verwachten dat deze kenmerken een relatief grote rol kunnen spelen. Dat maakt de trefkans per interview groter, dan wanneer we puur op basis van bijvoorbeeld leeftijdskenmerken inwoners zouden benaderen. De gemeente Druten telt in totaal circa 1.200 Wmo-cliënten. Daarvan hebben 108 Wmocliënten deelgenomen aan dit onderzoek. Van alle respondenten maakt ruim de helft gebruik van Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV). Inwoners die slecht ter been zijn of andere lichamelijke beperkingen hebben en daardoor geen gebruik kunnen maken van het reguliere openbaar vervoer of de fiets, komen hiervoor in aanmerking. De gemeente wil onderzoeken of de mobiliteit in deze groep wezenlijk zou verschillen/beter zou zijn, dan de mobiliteit in de groepen met alleen andere voorzieningen. Op onderdelen waar de mobiliteit ter sprake komt, wordt in de analyse een onderscheid gemaakt tussen cliënten met CVV en cliënten zonder CVV. Keuze voor mantelzorggevers Wat betreft de mantelzorgers (stand van zaken en ondersteuningsbehoefte) baseren we het onderzoek primair op de mantelzorgers die Stichting Voormekaar in het bestand heeft. Dat zijn er 37. Deze zijn allen benaderd voor dit onderzoek, hetgeen uiteindelijk een respons van 26 heeft opgeleverd. Harde uitspraken over DE mantelzorger in Druten zijn op basis hiervan niet aan de orde, omdat we uiteraard geen inzicht hebben in het totaal aantal mensen dat mantelzorg verleent in de gemeente. De resultaten kunnen echter beschouwd worden als een goede indicatie voor de hele groep van mantelzorgers. In deze rapportage treft u de uitkomsten aan van beide onderzoeken, onder de Wmocliënten en mantelzorgers. 5

Leeftijd & Woonsituatie Naast het aantal respondenten is het interessant om inzicht te hebben in de leeftijdverdeling en woonsituatie. Tabel 1.1: Gemeente Druten, Leeftijdverdeling respondenten. Wmo-cliënten Mantelzorgers tot 35 jaar 1% 0% 35-54 jaar 12% 27% 55-64 jaar 6% 19% 65 74 jaar 21% 23% 75 84 jaar 45% 31% 85 + 15% 0% Totaal 100% 100% Bijna de helft van de respondenten/geënquêteerde Wmo-cliënten is tussen de 75 en 85 jaar oud. In totaal is 81% van deze respondenten ouder dan 65 jaar. Onder de mantelzorgers zien we tussen de 35 en 85 jaar alle leeftijdsgroepen terugkomen. Het aandeel ligt het hoogst: o tussen 35 en 55 jaar o vanaf 75 jaar Dit komt waarschijnlijk omdat in deze leeftijdsgroepen de meest voorkomende mantelzorg het meest voorkomt, namelijk voor (schoon)ouders (35-54 jaar) en voor eigen partner (75-84 jaar) het meest voorkomt. Tabel 1.2: Gemeente Druten, Woonsituatie. Wmo-cliënten Mantelzorgers Alleen, in zelfstandige woning 49% 35% Samen, in zelfstandige woning 48% 65% In een instelling voor beschermd wonen 3% 0% Totaal 100% 100% Vrijwel alle geënquêteerde Wmo-cliënten wonen zelfstandig. Circa de helft van hen woont alleen, circa de helft woont met een partner. Onder mantelzorgers woont circa tweederde samen met een partner, en circa éénderde woont alleen. Ook hier geldt mogelijk dat mantelzorgers relatief vaak samenwonend zijn, omdat alleen in die gevallen de situatie van mantelzorger zijn voor de eigen partner kan ontstaan. 1.3. Leeswijzer Hoofdstuk 2. Hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5. Wmo-voorzieningen en bekendheid met instanties Mobiliteit inclusief conclusies Eenzaamheid inclusief conclusies Mantelzorg inclusief conclusies 6

2. Wmo-voorziening en bekendheid met instanties Alvorens met de respondenten echt de inhoudelijke thema s te verkennen, is hen eerst gevraagd naar hun Wmo-voorziening(en) en hun bekendheid met diverse instanties. Wmo-voorzieningen Aan de Wmo-cliënten is gevraagd wat voor soort Wmo-voorziening zij momenteel hebben. In de onderstaande tabel is dit weergegeven. Tabel 2.1: Gemeente Druten, Soort Wmo-voorzieningen (meerdere antwoorden). CVV-cliënten Overige Wmo-cliënten Vervoersvoorziening / CVV 100% 0% Hulp bij het huishouden 74% 69% Woningaanpassing 39% 38% Rolstoel 26% 25% Scootmobiel 11% 19% Onder de CVV-cliënten heeft uiteraard iedereen een vervoersvoorziening. Het gebruik van Hulp in het huishouden, een woningaanpassing en een rolstoel is onder CVV-cliënten en niet-cvvers vrijwel gelijk. Het aandeel cliënten dat een scootmobiel heeft, is groter onder cliënten die geen CVV hebben. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de scootmobiel tot op zekere hoogte het CVV kan vervangen. Bekendheid met instanties We hebben in de vragenlijst aan de cliënten gevraagd aan te geven of zij bekend zijn met de Wmo-raad en het Zorgloket (=Wmo-loket) van de gemeente Druten. In de onderstaande figuur staan de bevindingen. Tabel 2.2: Gemeente Druten, Bekendheid instanties. Wmo-Raad Zorgloket Ja, goed bekend 5% 32% Ja, wel eens van gehoord 14% 23% Nee 78% 42% Weet niet 3% 3% Totaal 100% 100% De bekendheid met het Zorgloket is redelijk. Ruim de helft van alle cliënten is er goed mee bekend of heeft er wel eens van gehoord. Er is geen verschil tussen de CVVgroep en de overige Wmo-cliënten. De cliënten zijn in mindere mate bekend met de Wmo-Raad. Slechts een op de vijf respondenten geeft aan hiermee bekend te zijn of wel eens van de organisatie te hebben gehoord. Onder de CVV-cliënten is de Wmo-raad minder bekend dan onder niet-cvvers, respectievelijk 17% en 25% kent de Wmo-raad. Van alle cliënten geeft 3% aan geen van beide organisaties te kennen. 7

3. Mobiliteit In dit hoofdstuk gaan we in op de mobiliteit van de Wmo-cliënten en de beperkingen die zij ondervinden met als gevolg een afnemende mobiliteit. De volgende onderwerpen zullen in dit hoofdstuk aan bod komen: Wmo-voorzieningen en bekendheid met de Wmo-raad en het Zorgloket Mobiliteitsgedrag Beperkingen in mobiliteit 3.1. Benoemen eigen mobiliteit Aan de cliënten is een aantal vragen voorgelegd dat ingaat op hun mobiliteit. Oftewel: hoe vaak gaan mensen erop uit, wat voor soort activiteiten worden ondernomen, op welke locatie vinden de activiteiten plaats en op welke manier verplaatst men zich. Uithuizigheid niet optimaal Voordat gevraagd is naar het daadwerkelijke mobiliteitsgedrag van de cliënten, is gevraagd of de cliënten er voor hun gevoel nog vaak genoeg op uit gaan. Het gaat hier echt om de subjectieve beleving van cliënten. Tabel 3.1: Gemeente Druten, Gevoelsmatig voldoende uitstapjes? CVV-cliënten Overige Wmo-cliënten Ja 35% 45% Gaat wel 39% 33% Nee 26% 22% Totaal 100% 100% Bijna drie kwart is (redelijk) tevreden over de frequentie van hun uitstapjes c.q. activiteiten buitenshuis. Mensen die aangeven er best vaker op uit te willen, benoemen belemmeringen van allerlei aard (geen mensen om iets mee te ondernemen, problemen met vervoer, slechte gezondheid, etc.) Wat opvalt, is dat cliënten zonder CVV vaker het gevoel hebben dat zij er nog genoeg op uit gaan dan cliënten met CVV. Het verschil zit hem met name in de nuance ja en gaat wel, waarbij niet-cvvers beduidend vaker met ja antwoorden en de CVV-cliënten vaker voor gaat wel kiezen. Dit kan er op duiden dat een gevoel van afhankelijkheid (van het CVV) de mate van tevredenheid over het kunnen gaan en staan beïnvloedt. 8

Vervoermiddelen De cliënten hebben aangegeven van welke vervoermiddelen zij zoal gebruik maken. Tabel 3.2: Gemeente Druten, Gebruik vervoermiddelen (meerdere antwoorden). CVV-cliënten Overige Wmo-cliënten Regiotaxi 90% 8% Zelf lopen 72% 81% Auto als bijrijder 71% 81% Lopen met hulpmiddel 46% 33% Valys 35% 6% Rolstoel 24% 28% (Brom)fiets / scooter 19% 19% Plusbus 11% 6% Scootmobiel 10% 12% Bus 5% 8% Zelf auto rijden 4% 36% Trein 1% 12% Privé-taxi 0% 6% Vervoermiddelen waar zowel CVV-cliënten als overige Wmo-cliënten met grote regelmaat gebruik van maken, zijn zelf lopen (75%) en meerijden in de auto (74%). Cliënten die zelden tot nooit zelf lopen. maken veelal gebruik van een hulpmiddel als de rollator (42%), rolstoel (27%), (brom)fiets / scooter (19%) of scootmobiel (11%). Cliënten die deze middelen gebruiken, doen dat vaak dagelijks of wekelijks. Ook dit geldt voor CVV-cliënten en overige Wmo-cliënten, CVV-cliënten maken daarnaast veelal maandelijks of enkele keren per jaar gebruik van de Regiotaxi (CVV) (90%) en/of Valys (35%). Onder niet-cvvers ligt het gebruik van deze vervoermiddelen uiteraard zeer laag. Niet-CVVers rijden veel vaker zelf nog met de auto (36%). De plusbus, bus, trein en privé-taxi zijn in beide groepen de minst gebruikte vervoermiddelen. Mobiliteitspatronen Vervolgens is gevraagd waar mensen zoal heengaan. Meerdere antwoorden zijn uiteraard mogelijk. Tabel 3.3: Gemeente Druten, Frequentie uitstapjes (meerdere antwoorden). Wmo-cliënten Wmo-cliënten Bezoek aan familie 84% Vereniging 8% Dagelijkse boodschappen 66% Anders 7% Wandelingetje of ommetje maken 58% Dagopvang 6% Bezoek arts, specialist of ziekenhuis 57% Op vakantie gaan 4% Bezoek aan vrienden/kennissen 57% (Vrijwilligers)werk 3% Winkelen 29% Open eettafel 2% Ouderenbond 21% Uitje met de Zonnebloem 2% Sportclub 14% Het koor 2% Kerk of Moskee 10% Ga er nooit op uit 2% 9

De meeste mensen maken wel eens een uitstapje om familie te bezoeken (84%). Uitstapjes richting het medische circuit scoren hoog, evenals dagelijkse dingen zoals boodschappen en een ommetje. Ruim de helft (57%) van de cliënten geeft ook aan wel eens vrienden of kennissen te bezoeken buiten de deur. In fors mindere mate gaan mensen op pad om te winkelen (29%) of naar de ouderenbond te gaan (21%). Sportclubs en kerk- of moskeebezoek scoren weer beduidend lager, daaronder komt verenigingsbezoek, en slechts een enkeling geeft tenslotte aan naar een dagopvang te gaan, te werken of op vakantie te gaan. Slechts 2% geeft aan er nooit op uit te gaan. 3.2. Mobiliteitsgedrag bij meest voorkomende activiteiten We hebben het mobiliteitsgedrag van mensen in de meest gescoorde categorieën nader onderzocht. Onderstaande activiteiten worden allemaal door meer dan de helft van de cliënten uitgevoerd. Logischerwijs zien we dat diegenen die vaak de deur uit gaan, ook hoog scoren op de verschillende activiteiten en vice versa. Tabel 3.4: Gemeente Druten, Bezoek aan familie. Frequentie Tijdbestek Locatie Vervoerswijze 1. Paar keer per maand (45%) 1. Uur of langer (88%) 1. In ander dorp (34%) 1. Auto als bijrijder (42%) 2. Paar keer per jaar (31%) 2. Minder dan uur (12%) 2. Buiten gemeente < 50km (31%) 2. Regiotaxi (25%) 3. Één keer per week (11%) 3. In eigen dorp (16%) 3. (brom)fiets /scooter (11%) 4. Dagelijks (7%) 4. In eigen buurt (12%) 4. Zelf met auto (9%) 5. Paar keer per week (6%) 5. Buiten gemeente >50km (7%) 5. Anders (6%) Tabel 3.5: Gemeente Druten, Bezoek aan vrienden/kennissen. Frequentie Tijdbestek Locatie Vervoerswijze 1. Paar keer per maand (40%) 1. Uur of langer (78%) 1. In eigen buurt (59%) 1. Zelf lopen (28%) 2. Één keer per week (21%) 2. Minder dan uur (22%) 2. In eigen dorp (20%) 2. (brom)fiets /scooter (16%) 3. Paar keer per jaar (21%) 3. In ander dorp (13%) 3. Lopend met hulpmiddel (13%) 4. Dagelijks (9%) 4. Buiten gemeente (< 50km) (7%) 4. Auto als bijrijder (13%) 5. Paar keer per week (9%) 5. Buiten gemeente (>50km) (1%) 5. Regiotaxi (10%) Tabel 3.6: Gemeente Druten, Bezoek arts, specialist of ziekenhuis. Frequentie Tijdbestek Locatie Vervoerswijze 1. Paar keer per jaar (63%) 1. Uur of langer (84%) 1. Buiten gemeente < 50km (74%) 1. Auto als bijrijder (48%) 2. Paar keer per maand (33%) 2. Minder dan uur (16%) 2. In eigen buurt (10%) 2. Regiotaxi (30%) 3. Paar keer per week (3%) 3. In ander dorp (9%) 3. Zelf met auto (10%) 4. Zelf lopen (7%) 10

Tabel 3.7: Gemeente Druten, Dagelijkse boodschappen. Frequentie Tijdbestek Locatie Vervoerswijze 1. Paar keer per week (51%) 1. Minder dan uur (50%) 1. In eigen buurt (70%) 1. Auto als bijrijder (27%) 2. Één keer per week (47%) 2. Uur of langer (50%) 2. In eigen dorp (17%) 2. Zelf lopen (23%) 3. Dagelijks (3%) 3. In ander dorp (11%) 3. (brom)fiets /scooter (20%) 4. lopen met hulpmiddel (14%) 5. Zelf met auto (10%) Tabel 3.8: Gemeente Druten, Wandelingetje of ommetje maken. Frequentie Tijdbestek Locatie Vervoerswijze 1. Paar keer per week (49%) 1. Minder dan uur (87%) 1. In eigen buurt (91%) 1. Lopend (48%) 2. Dagelijks (24%) 2. Uur of langer (13%) 2. In eigen dorp (8%) 3. Één keer per week (16%) 3. Buiten gemeente < 50km (2%) 2. Lopend met hulpmiddel (33%) 3. Met de rolstoel (10%) 4. (brom)fiets /scooter (6%) 5. Scootmobiel (3%) Familiebezoek (ook) verder van huis, vriendenbezoek dichtbij Zoals uit tabel 3.3 blijkt, zijn er meer cliënten die wel eens een bezoek brengen aan familie (84%) dan aan vrienden (57%). Van de cliënten die de vraag over vrienden- en/of familiebezoek hebben beantwoord, bezoekt het grootste deel een paar keer per maand tot maar liefst dagelijks familie (69%) en/of vrienden (79%). Een deel van de respondenten gaat er weinig op uit naar familie en vrienden. 6% bezoekt zowel familie als vrienden slechts enkele keren per jaar. Bovendien bezoekt 12% nooit een familielid of vriend. Het is in deze gevallen uiteraard niet uitgesloten dat deze cliënten zelf bezocht worden door hun familie of vrienden. Familiebezoek vindt in tweederde van de gevallen buiten het eigen dorp plaats, en zowel het meerijden als de Regiotaxi zijn de belangrijkste vervoerswijzen richting familie. Uiteraard geldt het gebruik van de regiotaxi vrijwel alleen voor de CVVcliënten. Vriendenbezoek vindt voor circa 80% plaats in de eigen buurt of het eigen dorp, en cliënten gaan voor het overgrote deel op eigen gelegenheid naar hen toe. In ruim 40% van de gevallen gebeurt dat lopend (al of niet met een rollater), één vijfde gebruikt hiervoor een (brom)fiets of scooter. Meerijden met iemand anders en het gebruik van de Regiotaxi, komen hier pas op de 4 e en 5 e plaats.. Opvallend is dat CVV-cliënten minder vaak familie bezoeken dan niet-cvv-ers, en juist vaker vrienden en kennissen. Een goede verklaring hiervoor valt vanuit dit onderzoek niet te geven. Hoe dan ook, voor CVV-ers is de Regiotaxi wel het belangrijkste vervoermiddel bij het afleggen van hun bezoeken aan familie (40%); voor niet-cvv-ers is dat de auto, waarbij zij dan niet zelf chaufferen maar bijrijder zijn (55%). 11

Actieradius is doorgaans klein Er wordt weinig ondernomen buiten het eigen dorp, nauwelijks iets ondernomen buiten de eigen gemeente, en vrijwel niets ondernomen op een afstand van meer dan 50 kilometer. Daarbij valt het volgende op: Van arts-, ziekenhuis- en specialistenbezoek vindt driekwart plaats buiten de eigen gemeente, maar dat laat zich natuurlijk door de relatieve geringe beschikbaarheid van zorgcentra als ziekenhuizen en revalidatiecentra verklaren. In bijna de helft van de gevallen gaat er iemand mee die tevens de auto bestuurt. In ongeveer één derde van de gevallen gebruikt de cliënt hiervoor de Regiotaxi. Het gebruik van de Regiotaxi is uiteraard het grootst onder CVV-cliënten, niet-cvvers pakken in een kwart van de gevallen nog zelf de auto. Ook hieruit blijkt dat niet-cvvers doorgaans nog wat minder afhankelijk zijn voor hun vervoer. Daarna is familiebezoek de activiteit die het meest plaatsvindt op een iets grotere afstand. Dit betreft in circa éénderde van de gevallen een bezoek buiten de eigen gemeente (maar vrijwel nooit verder dan 50 km.) en in circa éénderde van de gevallen in een ander dorp dan het eigen dorp binnen de gemeente. Het verschil in vervoersmiddel tussen CVV-cliënten en niet-cvvers is gelijk aan het artsenbezoek. CVV-ers gaan met de Regiotaxi of laten zich rijden. Niet-CVVers laten zich ook in veel gevallen rijden, maar nemen ook geregeld zelf de auto. Als we kijken naar verschillen tussen CVV en overige Wmo-clienten, valt op dat de actieradius van CVV-ers met name wat betreft familiebezoek iets groter lijkt te zijn. Zij bezoeken familie vaker op grotere afstand dan de niet-cvv-ers. Zoals eerder genoemd, is het áántal bezoeken aan familie onder CVV-cliënten echter beperkter dan onder niet-cvvers. Dagelijkse activiteiten Activiteiten die dichter bij de deur zijn te vinden, vinden al snel op dagelijkse basis of meerdere malen per week plaats (boodschappen, ommetje maken). De plaats van deze activiteiten is veelal de eigen omgeving, of een ander dorp in de buurt. Boodschappen doen is een frequente activiteit voor de meeste cliënten. Desondanks geeft 34% van de cliënten aan dat zij er nooit op uit gaan voor dagelijkse boodschappen (zie tabel 3.3). De helft van de cliënten die wel boodschappen doen, doet dat meerdere keren per week, de helft één keer per week. Gemiddeld wordt hieraan circa een uur besteed. Dit gebeurt uiteraard meestal in de eigen buurt of, in mindere mate, buiten de eigen buurt, maar wel in het eigen dorp. Slechts 11% gaat/moet daarvoor naar een ander dorp. Voor boodschappen doen, wordt in ruim éénderde van de gevallen de auto gebruikt, waarbij de cliënt slecht in enkele gevallen zelf rijdt. In een even groot aandeel van de gevallen worden de boodschappen lopend gedaan, al of niet met rollator, en in ongeveer één vijfde van de gevallen gebeurt dit per (brom)fiets of scooter. 58% van de cliënten maakt wel eens een ommetje (zie tabel 3.3). Dit betekent dat ruim 40% nooit een ommetje maakt. Het grootste deel van deze cliënten komt echter wel de deur uit voor de boodschappen of bezoek aan familie of vrienden. De cliënten die wel ommetjes maken, doen dat normaal gesproken een aantal keer per week. Vaak gebeurt dat lopend (48%) of lopend met een hulpmiddel als een rollator (33%). Eén op de vijf cliënten maakt het ommetje door middel van een vervoermiddel als de rolstoel, een bromfiets / scooter of de scootmobiel. 12

De thuiszitters Slechts 3 respondenten geven aan dat zij er nooit meer op uit gaan en dus geen enkele activiteit meer buitenshuis ondernemen, op de vaak verplichte artsenbezoekjes na. Daarnaast komt circa 10% van de cliënten slechts één maal per week de deur uit om boodschappen te doen, maar maakt verder geen ommetjes in de omgeving en bezoekt ook nauwelijks familie of vrienden. Hun actieradius lijkt dus klein. Bedenk echter dat er weinig op uit gaan nog niet hoeft te betekenen dat iemand eenzaam is. Ook iemand die nauwelijks familie of vrienden bezoekt, kan hen wel zelf thuis ontvangen. En zelfs als ook dat niet aan de orde is, hoeft iemand zich nog niet eenzaam te voelen. 3.3. Beperkingen mobiliteit Waardoor voelen mensen zich beperkt in hun mobiliteit? We vroegen hen naar mogelijk beperkende lichamelijke factoren, factoren van buitenaf en factoren vanuit de eigen beleving en gevoel. Lichamelijke gezondheid grootste belemmerende factor in mobiliteit Tabel 3.9: Gemeente Druten, beperkingen door lichamelijke gezondheid? CVV-cliënten Overige Wmo-cliënten Ja, erg 55% 58% Ja, een beetje 31% 33% Nee 14% 8% Totaal 100% 100% Bij de vraag of mensen zich beperkt voelen door hun lichamelijke gezondheid, antwoordt 89% bevestigend. Meer dan de helft heeft hier zelfs erg last van. In hoofdstuk 4 worden achtergronden hierbij verder toegelicht. Een iets groter deel CVV-ers (14%) dan niet-cvv-ers (8%), geeft aan geen beperkingen in zijn mobiliteit te ondervinden door lichamelijke gezondheid. Belemmeringen van buitenaf of vanuit de cliënt zelf We vroegen de cliënten of zij vanuit de buitenwereld of zichzelf belemmeringen voelen om er (vaker) op uit te gaan. Ruim éénderde van alle cliënten ervaart op beide onderdelen geen belemmeringen. 17% ondervindt op beide onderdelen een of meerdere belemmeringen. 43% ervaart alleen vanuit zichzelf belemmeringen, 5% alleen vanuit de buitenwereld. Het is opvallend dat cliënten die aangeven dat zij belemmeringen ondervinden, erg open zijn in het benoemen van belemmeringen van persoonlijke aard. Het komt slechts in enkele gevallen voor dat men de belemmeringen alléén wijdt aan iets in de buitenwereld. 13

Weinig belemmeringen van buitenaf Tabel 3.10: Gemeente Druten, Beperkingen van buitenaf (meerdere antwoorden). CVV-cliënten Overige Wmo-cliënten Geen belemmeringen door iets van buitenaf 76% 83% Gebrekkige eigen vervoersmogelijkheden 6% 0% Drukte (toegenomen verkeer, veel mensen op straat) 6% 0% Infrastructuur (gebrekkige/hobbelige wegen, stoepen, paden etc.) 4% 8% Gebrekkig collectief vraagafhankelijk vervoer (regiotaxi, valys etc.) 3% 6% Gedrag van anderen (Schelden, brutale kinderen) 3% 3% Onbekendheid omgeving ( bijv. angst voor verdwalen) 3% 0% Anders (o.a weersomstandigheden (regen, kou, donker), drempels en taxikosten.) 7% 6% Circa een kwart van alle cliënten zegt beperkingen in hun mobiliteit te ervaren door oorzaken van buitenaf / vanuit de samenleving. Op alle categorieën zijn de scores beperkt; de antwoorden liggen wel evenwichtig verspreid over alle categorieën bij de CVV-ers. De overige Wmo-cliëntengeven hoofdzakelijk aan last te hebben van de slechte infrastructuur en (collectieve) vervoersmogelijkheden (zie tabel 3.10). Opvallend is dat zaken die doorgaans vaak worden benoemd als belemmering voor de eigen mobiliteit, zoals kwaliteit van wegen en van (openbaar) vervoer, in totaal relatief weinig worden genoemd. Weinig belemmeringen in persoon zelf, anders dan fysieke beperkingen Tabel 3.11: Gemeente Druten, Beperkingen vanuit de persoon zelf (meerdere antwoorden). CVVcliënten Overige Wmo-cliënten Geen belemmeringen in mijzelf 36% 50% Lichamelijk gebreken / ongemakken 56% 42% Niemand om mee op uit te gaan 10% 3% Angst / onzekerheid / schaamte / om me in het openbaar te bewegen 6% 8% Niet meer goed bij / vergeetachtigheid 4% 3% Gebrek aan juiste hulpmiddelen 1% 0% Onbekendheid/onzekerheid met OV-chip, gebrek aan OV-basisvoorzieningen 1% 0% (Overmatig) verantwoordelijkheidsgevoel voor diegenen die thuis blijven 1% 0% Anders 3% 3% De vraag of mensen vanuit hun eigen persoon belemmeringen ervaren om er (vaker) op uit te gaan, dient deels ter controle van de eerdere vraag of mensen zich beperkt voelen door hun lichamelijke gezondheid. Waar die laatste vraag door 89% bevestigend werd beantwoord (zie toelichtende tekst bij tabel 3.9), noemt bij deze vraagstelling ruim de helft lichamelijke gebreken / ongemakken als beperkende factor. Dat aandeel is lager, maar nog steeds behoorlijk substantieel. Een verklaring voor het verschil is de wijze van vraagstelling: in de controlevraag ligt de nadruk vooral op de invloed van belemmeringen op de mogelijkheid om er (vaker) op uit te gaan. Hoewel niet-cvvers vaker lichamelijke beperkingen ervaren (zie tabel 3.9) beïnvloedt dit minder dan bij CVV-cliënten hun mogelijkheden om er vaker op uit te gaan. Bij 14

CVV-cliënten spelen lichamelijke belemmeringen vaker een rol in het al dan niet (vaker) er op uit kunnen gaan. In mindere mate geven mensen aan geen contacten te hebben waarmee zij erop uit zouden kunnen gaan (10% CVV, slechts 3% niet CVV). Hiernaast voelen zij zich angstig of onzeker om zich in het openbaar te bewegen (7%) en/of zijn zij in toenemende mate vergeetachtig (4%). Opgeteld betreffen dit soort sociale belemmeringen bijna één op de vijf cliënten. Overigens verklaart geen enkele cliënt alle genoemde sociale belemmeringen in tabel 3.11 op zichzelf van toepassing (oftewel de belemmeringen die niet in de fysieke sfeer zitten). 3.4. Belangrijkste conclusies mobiliteit Over het algemeen trekt een behoorlijk groep cliënten er regelmatig op uit, zowel om vrienden en familie te bezoeken als voor de dagelijkse dingen als boodschappen doen en een ommetje lopen. Cliënten lopen en maken gebruik van de auto of Regiotaxi De meeste cliënten lopen nog dagelijks zelf (75%). De cliënten die dat niet (meer) kunnen, maken gebruik van de rollator, rolstoel of scootmobiel. Daarnaast is de auto een veelgebruikt vervoermiddel. Zowel CVV-cliënten als niet-cvvers rijden regelmatig als bijrijder met een auto mee (74%). CVV-cliënten maken daarnaast veelal gebruik van de Regiotaxi (90%) en/of Valys (35%). Niet-CVVers maken hiervan nauwelijks gebruik. Niet- CVVers rijden veel vaker nog zelf met de auto (36%). Er wordt weinig gebruik gemaakt van de plusbus, bus, trein en privé-taxi. Familiebezoek verder weg dan vriendenbezoek Voor familiebezoek wordt doorgaans verder gereisd dan voor vriendenbezoek. Dit laatste gebeurt vooral in de eigen omgeving, en cliënten gaan vooral op eigen gelegenheid naar hun vrienden toe (al of niet met hulpmiddel). Familie wordt vooral bezocht met de regiotaxi (CVV-ers) en met de auto, waarbij de cliënten bijrijder zijn (zowel CVV als niet- CVV-ers). Niet-CVVers nemen daarnaast ook nog regelmatig zelf de auto. Hoewel minder cliënten op bezoek gaan bij vrienden dan bij familie, ligt de frequentie van het vriendenbezoek (mede door de nabijheid van die vrienden) hoger. Actief in de eigen omgeving Veel mensen trekken er nog dagelijks tot meerdere malen per week in hun directe omgeving op uit: ze doen in tweederde van de gevallen zelf boodschappen, en ruim de helft van de Wmo-cliënten maakt ommetjes in de eigen buurt. Beperkte actieradius bij 10% van de Wmo-cliënten Het komt nauwelijks voor dat cliënten er nooit op uit gaan. Bij circa 10% van de cliënten lijkt de actieradius desondanks beperkt. Deze groep gaat slechts één maal per week de deur uit om boodschappen te doen, maar maakt verder geen ommetjes in de omgeving en bezoekt ook nauwelijks familie of vrienden. Bedenk echter dat er weinig op uit gaan nog niet hoeft te betekenen dat iemand eenzaam is. 15

In mobiliteit vooral beperkt door lichamelijke ongemakken De actieradius van cliënten is relatief klein: ze ondernemen weinig buiten het eigen dorp, en al helemaal weinig buiten de eigen gemeente. Toch geven de resultaten beslist geen aanleiding te veronderstellen, dat grote groepen cliënten nauwelijks hun eigen huis uit zouden komen. Ca. 40% is tevreden over de frequentie van hun uitstapjes c.q. activiteiten buitenshuis, maar dat betekent dat er natuurlijk nog een grote groep is die aangeeft er best vaker op uit te willen. Het zijn vooral lichamelijke ongemakken, waardoor zij zeggen zich beperkt te voelen. Mogelijke oorzaken als gebrekkige beschikbaarheid van reisgenoten, gebrekkige vervoersomstandigheden en gebrek aan kwaliteit van wegen en van (openbaar) vervoer, worden relatief weinig genoemd. 4. Eenzaamheid In dit hoofdstuk gaan we in op mogelijke gevoelens van eenzaamheid onder de Wmocliënten. Eenzaamheid is een breed begrip. Sommige mensen hebben nauwelijks mensen om zich heen, maar voelen zich niet eenzaam. Anderen hebben veel mensen om zich heen, maar voelen zich wel eenzaam. In de enquête is expliciet gevraagd naar het gevoel van de cliënt. De volgende onderwerpen zullen in dit hoofdstuk aan bod komen: Gevoelens van eenzaamheid Redenen voor gevoelens van eenzaamheid Initiatieven om eenzaamheid te verminderen 4.1. Gevoelens van eenzaamheid en redenen daarbij Tabel 4.1: Gemeente Druten, Gevoelens van eenzaamheid. Ik voel me zelden tot nooit eenzaam Ik voel me regelmatig eenzaam Ik voel me vaak eenzaam Weet niet Totaal CVV-cliënten Overige Wmo-cliënten 64% 75% 26% 22% 8% 3% 2% 0% 100% 100% Bijna 70% van de cliënten geeft aan geen eenzaamheidsgevoel te hebben. Ongeveer een kwart heeft dat wel, en 6% heeft dat in grote mate. CVV-cliënten voelen zich net iets vaker eenzaam dan overige Wmo-cliënten. Zo voelt 26% van de CVV-cliënten zich regelmatig eenzaam ten opzichte van 22% bij de niet- CVVers. Als we kijken naar de score vaak eenzaam geeft 3% van de overige Wmocliënten aan zich vaak eenzaam te voelen ten opzichte van 8% van de CVV-clienten. Redenen niet eenzaam Mensen die aangeven zich zelden / nooit eenzaam te voelen (dat zijn er 73 van de 108), noemen daarvoor de volgende oorzaken: 16

Tabel 4.2: Gemeente Druten, Redenen voor geen eenzaamheid (meerder antwoorden). Wmo-cliënten Ik heb genoeg contact met familieleden en/of vrienden 69% Ik woon prettig samen met mijn partner en/of medebewoners 52% Ik neemveel deel aan activiteiten, daar ontmoet ik mensen 37% Ik heb genoeg te hobby s om te doen thuis 19% Ik ben een makkelijk sociaal mens, dus ik heb altijd wel gezellig contacten 15% Ik neem zelf veel initiatief om erop uit te gaan en anderen te ontmoeten 11% Ik woon in een gezellige buurt en heb daar sociale contacten 4% Thuiszorg komt langs 3% Anders 3% Het hebben van goede sociale contacten en een goed contact met de eigen partner of huisgenoten, is voor cliënten de belangrijkste reden om zich niet eenzaam te voelen. Ook het deelnemen aan activiteiten wordt door iets meer dan één derde van de respondenten benoemd. Hiernaast heeft 19% genoeg omhanden met hobby s zoals puzzelen en tv kijken. Redenen wel eenzaam Mensen die aangeven zich wel eenzaam te voelen (dat zijn er 34 van de 108), noemen daarvoor de volgende oorzaken: Tabel 4.3: Gemeente Druten, Redenen voor eenzaamheid (meerder antwoorden). Lichamelijk achteruitgang waardoor het minder makkelijk is om erop uit te gaan en dingen te ondernemen Wmo-cliënten Verlies van contacten door overlijden 56% Mensen uit het oog verloren 27% Geen sociale contacten om dingen mee te ondernemen 21% Verlies van contacten door verhuizen 12% Moeilijk om contacten te leggen 9% Slechte financiële omstandigheden 6% Slecht kunnen horen / doof 6% Verlies van contact met partner omdat hij/zij geestelijk achteruit is gegaan 6% 62% Het verlies of gebrek aan contacten en het vaak daaraan gekoppelde onvermogen om nieuwe contacten aan te gaan, is de belangrijkste reden voor eenzaamheid. Veel mensen raken eenzaam door overlijden of verhuizen van contacten en doordat zij contacten uit het oog verliezen. Lichamelijke achteruitgang is ook hier de meest genoemde factor voor eenzaamheid. Eerder zagen we dat 50 tot 89% van de cliënten zich minder mobiel voelt vanwege zijn/haar lichamelijke gezondheid. Hier blijkt dat dit gegeven ook hier (mede)bepalend is voor een gevoel van eenzaamheid (62%). Dat is een fors aandeel maar niet vreemd, gezien het gegeven dat dit onderzoek wordt uitgevoerd onder louter Wmo-cliënten; dat is een groep die natuurlijk relatief vaak wat mankeert. 17

Verlies dierbare(n) belangrijke indicator voor eenzaamheid In onderstaande figuur is een aantal stellingen opgenomen, dat is voorgelegd aan de 34 cliënten die hebben aangegeven zich eenzaam te voelen. Figuur 4.1: Gemeente Druten, Stellingen over eenzaamheid. Geen goede band (meer) met partner, kan slecht terecht met gevoelens Heeft iemand verloren met wie er een hechte, intieme band is Weinig/geen contact met mensen om te praten en/of samen activiteiten ondernemen Weinig/geen contact met familie en/of vrienden 0% 20% 40% 60% 80% 100% Mee eens Beetje mee eens Niet mee eens Weet niet N.v.t De helft van de mensen die zich eenzaam voelen, geeft aan weinig tot geen contact te hebben met familie, vrienden en/of mensen om iets mee te ondernemen. Let op: in totaal betreft dit dus 17 respondenten = 15% van de totale onderzoeksgroep. Maar liefst driekwart van de mensen die zich eenzaam voelen geeft aan iemand te hebben verloren waarmee een intieme band bestond. Dit is ca. een kwart van de totale onderzoeksgroep. Ruim 20% van de mensen die zich eenzaam voelen, noemt (ook) dat de band met de partner (ver)slecht(erd) is. Dit is ca. twee derde van de totale onderzoeksgroep. Hiermee lijkt de assumptie bevestigd dat het ontbreken van dierbaren/fijne contacten, en vooral ook nabije/intieme contacten, een belangrijke indicator is voor eenzaamheid. 4.2. Hoe eenzaamheid verminderen? We vroegen de 34 cliënten die aangeven zich eenzaam te voelen, wat zij zelf doen om de eenzaamheid terug te dringen. Tabel 4.4: Gemeente Druten, Terugdringen gevoel van eenzaamheid (meerdere antwoorden). Wmo-Cliënten Telefoneren / met mensen bellen 27% Hobby s zoals lezen, tv kijken, puzzelen 18% Mensen uitnodigen 18% Ik ga erop uit met iemand 15% Lopen of wandelen 12% Via activiteiten waar ik mensen ontmoet 6% Sociale media 3% Via internet 0% Anders (o.a. bij buren op bezoek, vroeg naar bed en therapie) 12% Nee, doe er niets aan 38% 18

De meest voorkomende manier om eenzaamheid tegen te gaan, is het bellen met mensen. 27% van de cliënten die wel eens eenzaam is, doet dit. Daarnaast scoren ook hobby s, zowel binnenshuis (lezen, tv kijken, puzzelen, 18%) als buitenshuis (wandelen, 12%), goed. Er zijn ook cliënten die juist direct persoonlijk contact met anderen opzoeken. Bijvoorbeeld door mensen uit te nodigen (18%), er op uit gaan met iemand (15%) of activiteiten te ondernemen waar zij anderen tegenkomen (6%). Mensen die zich eenzaam voelen en aangeven hier niets aan te doen, geven als belangrijkste redenen dat zij niemand tot last willen zijn, altijd afhankelijk zijn van anderen, en/of niet goed weten wat ze aan hun eenzaamheid moeten doen. Let op: dit betreft op het niveau van de totale onderzoeksgroep ruim 1 op de 10 mensen. Deelname aan activiteiten Bijna éénderde van de cliënten die zich eenzaam voelt, geeft aan deel te nemen aan georganiseerde activiteiten. Ze zijn vooral lid van een ouderenbond of gaan naar een sportclub, kerk of moskee. De overige cliënten geven aan niet naar georganiseerde activiteiten of bijeenkomsten te gaan. De belangrijkste reden hiervoor is dat mensen lichamelijk beperkt zijn waardoor zij niet makkelijk de deur uit kunnen. Sommige cliënten geven aan geen behoefte te hebben om deel te nemen aan georganiseerde activiteiten. Behoefte aan hulp We vroegen de cliënten die aangeven zich eenzaam te voelen, of zij behoefte zouden hebben aan mogelijke ondersteuning om te proberen die eenzaamheid deels op te heffen / te compenseren. Tabel 4.5: Gemeente Druten, Ondersteuning bij opheffen eenzaamheid. Ja, daar heb ik behoefte aan Daar heb ik misschien wel behoefte aan Nee, ik heb daar geen behoefte aan Weet niet Totaal CVV-cliënten Overige Wmo-cliënten 11% 11% 31% 11% 50% 78% 8% 0% 100% 100% Bijna 40% van alle cliënten die zich eenzaam voelen, geven aan dat zij (misschien) behoefte hebben aan ondersteuning (CVV-cliënten 42%, niet-cvvers 22%). Nog altijd een meerderheid geeft aan daaraan geen behoeft te hebben (CVV-cliënten 50%, niet-cvvers 78%). De 13 cliënten die aangeven behoefte te hebben aan hulp, noemen de volgende zaken: o 8 van hen zou graag individuele hulp krijgen; zij geven allemaal aan graag iemand te hebben die aardig is, waar ik mee kan praten en die op wekelijkse basis langskomt. o 3 cliënten hebben behoefte aan georganiseerde hulp. Zij noemen hierbij een aantal zaken; 1x hulp bij gebruik internet, 2x om te komen tot deelname aan activiteiten, 1x specifieke activiteiten voor dove mensen. o 2 cliënten kunnen niet direct benoemen aan welke hulp zij behoefte hebben. 19

4.3. Belangrijkste conclusies eenzaamheid Ongeveer éénderde van alle cliënten geeft aan zich (wel eens) eenzaam te voelen. Verlies aan contacten belangrijkste reden eenzaamheid Ca. 15% van de respondenten voelt zich eenzaam. De belangrijkste reden voor mensen om zich eenzaam te voelen, is het verlies aan contacten. Het gegeven dat veel mensen zich bij het onderhouden van hun (weinige) contacten dan ook nog belemmerd voelen door fysieke beperkingen, is hierbij natuurlijk niet ondersteunend. Vier op de tien hebben behoefte aan ondersteuning Van de cliënten die aangeven zich eenzaam te voelen, zegt ca. 40% (misschien) behoefte te hebben aan ondersteuning. Vooral individuele hulp, in de vorm van een maatje om mee te praten is daarbij populair. Dat is ook logisch: mensen die zich eenzaam voelen, vinden het eng om dingen zelf te ondernemen en in groepen te moeten functioneren. Iemand die langskomt om een kopje koffie mee te drinken en wat te kletsen, is een zeer laagdrempelige vorm van contact leggen. Maar ook georganiseerde hulp zou enkele cliënten kunnen helpen. Hierbij geven zij zelf aan dat er behoefte is aan onder meer hulp bij gebruik van internet, hulp om te komen tot deelname aan activiteiten en specifieke activiteiten voor dove mensen. 20

5. Mantelzorg In dit hoofdstuk gaan we dieper in op mantelzorg. Iemand is in dit onderzoek een mantelzorger als hij langdurig (langer dan 3 maanden) minimaal een paar uur per week voor iemand zorgt en/of helpt en ondersteunt. Dat kan iemand zijn die ziek is, beperkingen heeft, of om wat voor reden dan ook minder goed voor zichzelf kan zorgen. Bekende voorbeelden van mantelzorgers zijn mensen die hun bejaarde ouders verzorgen, mensen die hun volwassen gehandicapte kinderen blijven verzorgen, of mensen die op wat voor manier dan ook zorg dragen voor andere familieleden, vrienden, of kennissen. Alle respondenten staan ingeschreven bij het steunpunt Mantelzorg; vanuit die achtergrond is in dit onderzoek geen aandacht besteed aan nadere definiëring van het begrip mantelzorg(er). In dit hoofdstuk kijken we naar diegenen die mantelzorg geven. In totaal zijn dat 26 mensen. De volgende onderwerpen komen aan bod: Type mantelzorgers, hoeveelheid tijd er wordt besteed aan mantelzorg en soort zorg dat wordt verleend Zaken die een rol spelen bij het geven van mantelzorg en in hoeverre mantelzorg te combineren is met het dagelijkse leven Ondersteuning voor mantelzorgers 5.1. Mantelzorgers en de mantelzorg die zij geven Welke relatie hebben de 26 mantelzorgers met de persoon die zij mantelzorg geven? Tabel 5.1: Gemeente Druten, Relatie met mantelzorgkrijger (meerdere antwoorden). Mantelzorgers Partner 50% (Schoon) ouder (s) 19% Minderjarig (stief) kind 8% Meerderjarig (stief) kind 8% Ander familielid 12% Kennis of vriend 8% Buurman of buurvrouw 8% Mensen in een zorginstelling 4% De helft van de mantelzorgers geeft hulp aan hun partner. Ook aan (schoon)ouder(s) of andere familieleden wordt relatief veel mantelzorg gegeven, resp. 19 en 12%. Vier mensen (15%) geven aan meerdere mensen mantelzorg. Mantelzorger bijna altijd vrouw De mantelzorg aan de partner wordt in 92% van de gevallen door de vrouw gegeven, en slechts in 8% van de gevallen door de man. Ook mantelzorg aan (schoon)ouders wordt gegeven door dochters, nooit door zonen. Dit sluit aan bij de resultaten van het onderzoek van vorig jaar, hoewel de lijn van vooral vrouwen zijn mantelzorger nu nog extremer uit de resultaten komt. 21

Tijdsbesteding per week We bekijken in tabel 5.2. van de meest genoemde mantelzorgers de tijdsbesteding per week. De meeste mantelzorgers verlenen hulp aan hun partner, (schoon) ouder(s) of een andere familielid. Tabel 5.2: Gemeente Druten, Tijdbesteding mantelzorgers. Uren per week Partner (schoon) Ouder(s) Ander familielid Minder dan 10 uur - 1 (20%) 3 (100%) 11-25 uur - 2 (40%) - 26 50 uur 4 (31%) 1 (20%) - Meer dan 50 uur 9 (69%) 1 (20%) - Totaal 13 (100%) 5 (100%) 3 (100%) Meer dan de helft van de partners (69%) besteedt meer dan 50 uur per week aan mantelzorg. Logisch, omdat die meestal samenwonen met de partner en er dus altijd zijn. Daardoor komt ook elke hulpvraag in eerste instantie bij hen terecht. Bij mantelzorg aan (schoon)ouder(s) is men doorgaans 20 tot 30 uur per week kwijt aan zorg. In het geval waarbij meer dan 50 uur mantelzorg wordt verleend aan (schoon)ouders, woont veelal de dochter in huis met haar beide ouders, waardoor het aantal uren mantelzorg al snel hoger ligt dan in een separate woonsituatie. Natuurlijk speelt hier de selectie mee: in dit onderzoek zijn alleen mensen benaderd die bekend zijn bij het Steunpunt Mantelzorg. Dat is dus een selecte groep van alle mantelzorgers in Druten. Alle mantelzorgers die aangeven hulp te verlenen aan een ander familielid dan een partner of (schoon)ouders, besteden hier minder dan 10 uur per week aan. Type hulp en ondersteuning In de volgende tabel staat weergegeven wat voor soort ondersteuning de 26 mantelzorgers het meest geven aan de persoon die mantelzorg ontvangt. Ook hier is dit weergegeven voor de mantelzorgers die hulp verlenen aan hun partner, (schoon) ouder(s) of een andere familielid. Tabel 5.3: Gemeente Druten, Top 3 van soorten ondersteuning per type mantelzorgcontact. Partner (schoon) ouder(s) Ander familielid 1. Gezelschap houden 1. Gezelschap houden 1. Gezelschap houden 2. Emotionele steun, 2. Vervoer en begeleiding 2. Boodschappen doen geestelijke ondersteuning uitstapjes 3. Huishoudelijk taken 3. Emotionele steun, controle, 3.Emotionele steun, boodschappen vervoer en begeleiding uitstapjes doen De taak van de mantelzorger is heel duidelijk primair gezelschap houden. Dat scoort in alle categorieën het hoogst. Emotionele steun is ook in alle gevallen belangrijk, en staat bij de partner op de 2 e plaats en bij (schoon)ouders en andere familieleden op de 3 e plaats. Praktische zaken zoals boodschappen doen, en vervoer en begeleiding bij uitstapjes, scoren eveneens hoog. Alleen bij de partner wordt dat veel minder vaak genoemd, 22