Philippe de Kort ontwikkelingsbureau Driehoek 40 6711 DJ Ede tel: 06-10035196 info@philippedekort.nl www.philippedekort.nl Afstemming met behulp van roosterplanning
INHOUD INHOUD... 2 1 Kwaliteitsbeleid... 3 2 Uitgangspunten... 4 2.1 Missie roosterplanning... 4 2.2 Visie roosterplanning... 4 2.2.1 Opbouw programma... 4 2.2.2 Implementatie... 4 2.3 Als gevolg hiervan... 4 3 Roosterplanning op schoolniveau... 5 4 Roosterplanning op groepsniveau... 6 4.1 Stel een Groepsoverzicht op... 6 4.2 Analyse naar aanleiding van de Cito-toetsen... 7 4.3 Het maken van een roosterplanning... 8 4.4 Mogelijke flexibiliteit in de roosterplanning en de methode... 9 4.5 Voor de snelle leerlingen... 10 4.6 Doelenwand en kindgesprekken... 11 4.7 Na het afnemen van methodegeboden toetsen... 12 Gaan voor Groei Pagina 2/12
1 Kwaliteitsbeleid Gaan voor Groei Pagina 3/12
2 Uitgangspunten 2.1 Missie roosterplanning Het leren van de kinderen heeft de hoogst mogelijke prioriteit. 2.2 Visie roosterplanning 2.2.1 Opbouw programma Wij verzorgen uitstekend onderwijs, waarbij de kwaliteit van de didactiek en de afstemming cruciaal is. We hebben hierbij hoge verwachtingen en streven ernaar de hoogst haalbare resultaten te bereiken. 2.2.2 Implementatie De leerkrachten zijn de professionals. 2.3 Als gevolg hiervan wordt de werkdruk van de leerkracht verlaagd; wordt de werkdruk van de intern begeleider verlaagd; stijgt het eigenaarschap van het leren bij de leerkracht en de leerling; wordt het werkplezier van de leerkracht en de leerling verhoogd; stijgen de leerresultaten; wordt aan inspectiecriteria voldaan. Dit document richt zich op de visie-uitspraken met betrekking tot afstemming en het hebben van hoge verwachtingen. Het gaat ervan uit dat de didactische vaardigheden van de leerkrachten volledig zijn ontwikkeld. Dit document beschrijft niet hoe de implementatie (vanuit de professionele leergemeenschap) wordt vormgegeven. In onderstaande paragrafen wordt stapsgewijs uitgelegd hoe afstemming met behulp van roosterplanning succesvol kan worden uitgevoerd. Gaan voor Groei Pagina 4/12
3 Roosterplanning op schoolniveau 1. Maak een analyse van de leerlingpopulatie. 2. Benoem aan de hand daarvan ambitieuze maar realistische streefscores per leerjaar. 3. Stel een goed toetssysteem samen (LVS), voor in ieder geval de volgende vakgebieden: a. Begrijpend lezen b. Rekenen en Wiskunde c. Technisch lezen d. Spelling e. Werkwoord-spelling f. Leerlingvolgsysteem voor de onderbouw Gaan voor Groei Pagina 5/12
4 Roosterplanning op groepsniveau 4.1 Stel een Groepsoverzicht op 1. Maak na het afnemen van de Cito-toetsen (februari, juni) één groepsoverzicht waarop alle leerlingen en alle vakken staan vermeld (zie format als voorbeeld) 2. Benoem de kinderen individueel 3. Benoem hun individuele toetshistorie (van alle vakken de laatste en voorlaatste vaardigheidsscore) 4. Cluster leerlingen die eenzelfde instructiebehoefte hebben. Geef dit in je groepsoverzicht aan door het vakje met de naam van de leerling te kleuren. 5. Benoem voor elke leerling een streefscore op basis van de historie en jouw verwachtingen: o Welke vaardigheidsscore werd behaald in de laatste toets? o Welke gemiddelde vaardigheidsgroei wordt behaald tussen het afgelopen en het komende toetsmoment? o Tel deze bij elkaar op (dit is de minimale score die een kind bij de volgende toets moet kunnen behalen) o Tel daar een door jouzelf bepaald ambitieniveau bij op Behaalde vaardigheidsscore Gemiddelde vaardigheidsgroei Ambitieniveau + Streefscore Het ambitieniveau is per kind verschillend. Hoewel het getal (de vaardigheidsgroei die een leerkracht bij een leerling verwacht) wordt opgeschreven, gaat het hierbij niet om dat getal op zichzelf. Het gaat om de groei die een leerkracht verwacht omdat bepaalde leerstof expliciet wordt onderwezen. Met andere woorden: het ambitieniveau kan pas goed worden ingeschat als de leerkracht een goede analyse heeft gemaakt van de beheerste stof en van de oorzaak van eventuele stagnaties en daarbij heeft nagedacht welke interventie daarbij past. 6. Benoem per kind de extra onderwijsbehoeften, echter alleen als dit echt afwijkt van wat gebruikelijk is. Doe dit kort en helder: o heeft complimenten nodig -> niet beschrijven. Immers: elk kind heeft complimenten nodig o bij het begin van een zelfstandig werktaak even op weg helpen -> wel beschrijven. Immers: anders doet deze leerling niets. Dit kan ook in een kortere omschrijving, zoals op weg helpen 7. Benoem hierbij ook specifieke toetsbehoeften, echter alleen als dit afwijkt van wat gebruikelijk is. o grote toetsversie ivm dyslexie 8. Evalueer (na het afnemen van de afsluitende Cito-toets) of de eerder opgestelde streefdoelen zijn behaald. o Schrijf een + als de geformuleerde ambitieuze streefscore werd behaald. o Schrijf een +, als de geformuleerde ambitieuze streefscore niet werd behaald, maar het kind ook niet is gedaald ten opzichte van zichzelf. o Schrijf een als een leerling laag scoort ten opzichte van zichzelf en niet de verwachte groei heeft doorgemaakt. In dat geval volgt een analyse. Gaan voor Groei Pagina 6/12
4.2 Analyse naar aanleiding van de Cito-toetsen 1. Neem de Cito toetsen af, volgens de handleiding 2. Administreer de uitslagen (inclusief de foutenanalyse) in het LVS 3. Signaleer (middels het groepsoverzicht) a. Leerlingen met een IV of V score b. Leerlingen die laag scoren t.o.v. zichzelf; die niet de verwachte groei hebben doorgemaakt (dit betreft leerlingen in alle categorieën) 4. Analyseer de toetsen van de hierboven genoemde leerlingen. Gebruik de foutenanalyse en identificeer de categorieën waarop ze uitvallen. NB: van de leerlingen die de verwachte score hebben behaald, hoeft dus geen aparte analyse gemaakt te worden. 5. Ga na wat de oorzaak kan zijn van deze achterstand. Dit hoeft zich niet persé op didactisch niveau af te spelen; het kan ook een pedagogische (of andere) oorzaak hebben. 6. Beschrijf ten slotte hoe je deze achterstand op gaat lossen. Dat doe je ten minste op didactisch niveau (immers, ook als de oorzaak een pedagogisch karakter heeft, blijft de achterstand zelf een didactische) en indien nodig ook op pedagogisch niveau. 7. Noteer in het groepsoverzicht dat een analyse is gemaakt (A). Gaan voor Groei Pagina 7/12
4.3 Het maken van een roosterplanning 1. Maak een roosterplanning a. Maak een weekrooster waarin de lessen zijn ingepland (zie format als voorbeeld) b. Print dit rooster uit voor het komende blok (vaak 4-8 weken); de roosterplanning 2. Bekijk de leerlijnen van de methode voor het komende blok a. Bekijk wanneer de bewuste lessen (= categorieën) worden gegeven b. Plan op de roosterplanning de basisinstructie (voor alle leerlingen). Neem hierbij de doelen over uit de methode. Let op: zorg ervoor dat de doelen goed en concreet geformuleerd zijn (dat is in een methode niet altijd vanzelfsprekend) c. Plan op de roosterplanning welke leerlingen in aanmerking komen voor verlengde instructie i. Deze verlengde instructie is niet nòg eens een uitleg van de basisinstructie, maar bestaat uit een andersoortige instructie (bijvoorbeeld ondersteund door concreet materiaal) ii. Als er gewerkt wordt met het EDI-model, kan (vanuit de CvB-vragen) blijken dat andere leerlingen de verlengde instructie óók dienen te volgen iii. Pas eventueel ook de verwerkingsopdrachten aan 3. Als je hebt gesignaleerd dat een kind (of meerdere kinderen) een bepaalde instructie niet nodig heeft, hoeft deze instructie niet plaats te vinden. 4. Volg de resultaten van het gemaakte werk (bijvoorbeeld middels CvB vragen of door nakijken van gemaakte stof) a. Zet in je roosterplanning of de doelen van de les bereikt zijn. b. Doe dit kort (met een plusje, namen van kinderen die de stof nog niet beheersen etc) 5. Volg de resultaten van de geleerde stof via de methode gebonden toetsen 6. Gebruik deze resultaten als input voor je komende roosterplanning. Benoem dit in je roosterplanning (bij evaluatie) a. Als een kind het nog niet begrepen heeft b. Als een kind het wel begrepen heeft, maar jij vindt dat extra aandacht nog nodig is 7. Bewaar alle roosters van het gehele schooljaar. Gaan voor Groei Pagina 8/12
4.4 Mogelijke flexibiliteit in de roosterplanning en de methode 1. Identificeer in de komende blokperiode lessen waarvan de leerstof al door alle leerlingen beheerst worden (op consolidatieniveau). Sla deze lessen over. 2. Cluster lessen die een bepaalde categorie behandelen die nog veel aandacht nodig hebben (de hele week staat dan bijvoorbeeld in het teken van kloklezen). 3. Ontwerp zelf lessen om hiaten te onderwijzen die in de methode niet meer aan bod komen en plan deze in op je roosterplanning. 4. Laat een kind minder sommen maken als uit je groepsoverzicht bijvoorbeeld blijkt dat een kind de stof wel snapt, maar traag werkt. Gaan voor Groei Pagina 9/12
4.5 Voor de snelle leerlingen 1. Volg bovenstaande stappen 2. Signaleer hierbij de leerlingen met niveauscore I of II. 3. Signaleer eveneens kinderen die harder zijn gegroeid dan verwacht. Maak van deze kinderen een analyse en verklaar wat de reden voor deze snelle groei is geweest (verwijs naar de analyse in je groepsoverzicht). 4. Gebruik de roosterplanning en identificeer lessen (= categorieën) die door deze leerlingen niet gevolgd hoeven worden, omdat ze op consolidatieniveau beheerst worden. 5. Stel voor deze leerlingen een apart programma op, passend bij de eigen ontwikkelingsbehoefte a. Compacten en verrijken b. Aanvullende leerstof (inclusief bijpassende verwerkingsopdrachten) c. Aanvullende leerstof van andere vakgebieden waar deze leerling wèl moeite mee heeft d. 6. Let erop dat ook deze leerlingen een eigen instructiebehoefte hebben. Verzorg dus een instructie aan deze leerlingen met betrekking tot de stof die je aanbiedt en op het niveau dat deze leerlingen aankunnen. 7. Overweeg om toetsen af te nemen bij de start van een blok en dit te gebruiken om inzicht te krijgen in de stof die de leerling al beheerst of waar een kind nog instructie nodig heeft. Verwerk dit in je planning. Via CvB vragen kan je jouw bevindingen nog dubbelchecken. NB: het is belangrijk dat je ook de snelle leerlingen daadwerkelijk volgt in hun ontwikkeling. Niet alleen het uiteindelijk antwoord is hierbij van belang, maar ook de wijze waarop dit antwoord gevonden is. Voer hiertoe bijvoorbeeld korte leergesprekjes met deze leerlingen. Gaan voor Groei Pagina 10/12
4.6 Doelenwand en kindgesprekken 1. Betrek de kinderen bij de te behalen doelen a. Maak bijvoorbeeld een doelenwand waarop je aangeeft welke doelen centraal staan in de komende blokperiode. Maak zichtbaar welke kinderen welke doelen al wel of niet beheersen. b. Voer kindgesprekken i. Voer bij de start van het schooljaar een gesprek over wat het kind zelf wil gaan leren (in welk vakgebied of onderdeel wil het kind zichzelf gaan verbeteren). Laat het kind eigen doelen stellen en meet gaandeweg of dit doel bereikt gaat worden. Geef dit kindgesprek ook daadwerkelijk een gevolg. ii. Bespreek met het kind de opbrengstgrafieken (leerresultaten) iii. Zorg dat het kind zelf ook helder heeft welke hiaten er nog zijn en wanneer deze op welke wijze specifiek aan bod zullen komen. c. Betrek ook ouders hierbij Gaan voor Groei Pagina 11/12
4.7 Na het afnemen van methodegeboden toetsen 1. Volg het programma van afnemen, administreren, signaleren, analyseren en plannen (zoals hierboven beschreven) op basis van de methodegeboden toetsen. 2. Evalueer na het afnemen van de volgende methodegebonden toets of de hiaten zijn gevuld. 3. Stel indien nodig een aanvullend programma op voor de volgende roosterplanning. 4. Evalueer na het afnemen van de volgende Cito-toets of de streefdoelen zijn behaald (zie stap 1) Gaan voor Groei Pagina 12/12