Methodologische verantwoording Veiligheidsindex 2012



Vergelijkbare documenten
De Eindhovense Veiligheidsindex. Eindhoven, oktober 11

Notitie Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland

Fact sheet. Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland Politie Eenheid Amsterdam. Veiligheidsbeleving buurt. nummer 4 februari 2013

Veiligheidsmonitor 2009 Gemeente Leiden

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht

Rotterdam Veiligheidsindex 2012

Hoe beoordelen Almeerders de leefbaarheid en veiligheid in hun buurt?

B A S I S V O O R B E L E I D

7,5 50,4 7,2. Gemeente Enkhuizen, Leefbaarheid. Overlast in de buurt Enkhuizen. Veiligheidsbeleving Enkhuizen

Monitor Veiligheidsbeleid Groningen januari tot april 2019

Veiligheidsmonitor 2010 Gemeente Leiden

Tabellen Veiligheidsmonitor 2008 Leiden

Centraal Bureau voor de Statistiek

B A S I S V O O R B E L E I D

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen mei - augustus 2018

Persbericht. Gevoelens van onveiligheid iets verminderd. Centraal Bureau voor de Statistiek

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Criminaliteit en slachtofferschap

Colofon. Het overnemen uit deze publicatie is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld.

Veiligheidssituatie in s-hertogenbosch vergeleken Afdeling Onderzoek & Statistiek, juni 2014

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen sept-dec 2017

Veiligheidsmonitor Hengelo Wijkrapport Woolde Augustus 2010

Persbericht. Criminaliteit nauwelijks gedaald. Centraal Bureau voor de Statistiek

B A S I S V O O R B E L E I D

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

NESSELANDE 2018 OVER BUURTPREVENTIE NESSELANDE WIJKPROFIEL ROTTERDAM Prettig, een fijn gevoel. dat er verbondenheid is

Resultaten gemeentebeleidsmonitor Veiligheid en leefbaarheid

Veiligheidsmonitor Hengelo Wijkrapport Buitengebied Augustus 2010

Wijktoets Aandachtswijk Gesworen Hoek 2016 Analyse

Veiligheidsindex Rotterdam

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen januari-april 2018

Stadsmonitor. -thema Veiligheid-

Veiligheidsmonitor 2011 Gemeente Woerden

Resultaten van de Nationale Veiligheidsindices 2013

2012 b 2013 b 2012 b 2013 b (% één of meer keer slachtoffer)

Gegevensanalyse Schiedam-Oost. plaats hier uw foto: de guidelines helpen om de juiste afmeting te maken gebruik schaal en crop mogelijkheden

Veiligheid kernthema: maatschappelijk evenwicht & veiligheid

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Gemeente Breda. Omgevingsmeting asielzoekerscentrum: nulmeting. Rapportage

Stadsmonitor. -thema Veiligheid-

Kernrapport Veiligheidsmonitor ( ) Gemeente Leiden. Leefbaarheid in buurt

Politiemonitor Bevolking Landelijke rapportage

VEILIGHEIDSRAPPORTAGE ROTTERDAM-RIJNMOND 2008 EMBARGO TOT 7 JULI 2008

Factsheet Schiedam 2015

Centraal Bureau voor de Statistiek!" ##

Hoe veilig is Leiden?

Hoe veilig is Kapelle?

trntrtrtr V td L O\'ERLASTMETINGEN IN DE GRAVII\TNESTEEG EN OMGEVING

BIJLAGE II OBJECTIEVE EN SUBJECTIEVE VEILIGHEID

HOE VEILIG IS TYNAARLO?

Bijlage 4 Tabellen. Verklaring van tekens in tabellen

Stadswerven Zuid 2014 Een jaar na opening van het Energiehuis

Slachtofferschap onder burgers naar delictsoort, volgens de VMR en de IVM a

Hoe veilig zijn Barneveld, Nijkerk en Scherpenzeel?

Hoe veilig is Coevorden?

Grafiekenrapport Integrale Veiligheidsmonitor in Brabant

Taskforce Overlast Ervaren overlast in het Centrum en Crabbehof-Noord 2011

Veiligheidsmonitor Heemstede 2008

Veiligheidsmonitor 2011

Kernrapport veiligheidsmonitor, benchmark (2017) Gemeente Leiden vergeleken met Nederland en Grotestedenbeleid G32. Leefbaarheid in de buurt

Leefbaarheid en overlast in buurt

PERMANENT ONDERZOEK LEEFSITUATIE. RECHT Slachtofferschap van criminaliteit, Rechtshulp DOCUMENTATIE

Integrale veiligheid. resultaten burgerpanelonderzoek maart 2007

Resultaten op in beeld. Bijlage in grafieken en tabellen

Kernrapport veiligheidsmonitor, benchmark (2015)

Hoe veilig is Katwijk?

Integrale Veiligheidsmonitor 2009 Politieregio Utrecht Tabellenrapport

HOE VEILIG IS BLOEMENDAAL?

Veiligheidsbeleving 2016 Utrecht vergeleken

Politiemonitor Bevolking 2004 Tabellenrapport

VEILIGHEIDSRAPPORTAGE REGIO ROTTERDAM 2014


GBM Etten-Leur Veiligheid en Leefomgeving 2013

Inleiding. Beleving van veiligheid. Veiligheid als begrip

Internetpeiling ombuigingen

Beoordeling website Buurtveiligheid Amsterdam


Veiligheid HI-Ambacht

1 Opzet tabellenboek, onderzoeksopzet en respondentkenmerken

Jaarrapport Integratie Bijlagen hoofdstuk 8 1

Veiligheidsindex Meting van de veiligheid in Rotterdam

Slachtofferschap onder burgers naar delictsoort, volgens de VMR en de IVM*

WijkWijzer Deel 1: de problemen

Veiligheid. Aangiftes politie (per 1000 inwoners) Rapportcijfers door bewoners. Criminaliteit in de buurt. hoofdstuk 6

Gemeenten + Wijken Index

Leefbaarheid in Spijkenisse. Resultaten onderzoek over leefbaarheid en veiligheid onder inwoners van Spijkenisse

Samenvatting. Brongebruik

Onderzoek Leefbaarheid en Veiligheid gemeente Oisterwijk 2010

VEILIGHEIDSMONITOR Asten Onderzoek naar de leefbaarheid en veiligheid in Asten

Veiligheidsmonitor Gemeente Achtkarspelen

Integrale Veiligheidsmonitor 2011 Gemeente Boxmeer. mevrouw M. Tan MSc mevrouw ir. J. Luijten

5. CONCLUSIES. 5.1 Overlast

Veiligheidsindex Rotterdam. Voorjaar 2003

VEILIGHEIDSMONITOR OMMEN 2016

Integrale Veiligheidsmonitor 2011

GEMEENTE OSS Resultaten op hoofdlijnen

HOE VEILIG IS ELBURG?

Van: M. van Milligen Tel nr: Nummer: 17A.00002

Transcriptie:

Methodologische verantwoording Veiligheidsindex 2012 De veiligheidsindex In deze verantwoording gaan we nader in op de totstandkoming van de Veiligheidsindex en de opbouw ervan. De gemeente Rotterdam heeft in samenwerking met AEF in 2001 de Rotterdamse Veiligheidsindex ontworpen. Hiermee wordt de voortgang van de veiligheidssituatie gemeten en wordt nagegaan of Rotterdam met de aanpak op de goede weg is. De Veiligheidsindex geeft inzicht in de situatie van de stad. Het doel van de Veiligheidsindex is drieledig: 4 Meten: het in kaart brengen van de veiligheidssituatie op een bepaald moment. 4 Analyseren: het vergelijken van cijfers met voorgaande jaren. 4 Sturen: het leveren van informatie waarmee indien noodzakelijk het beleid bijgestuurd kan worden. Het unieke van de Rotterdamse Veiligheidsindex is dat een groot aantal gegevens zowel registratiegegevens als het oordeel van bewoners bijeengebracht wordt in één cijfer dat de veiligheidssituatie weergeeft. Cijfers over het aantal aangiften en meldingen, ervaren buurtproblemen, maar ook omgevingskenmerken als de economische waarde van woningen en verhuisbewegingen vormen tezamen de Veiligheidsindex. De eerste Veiligheidsindex is in juni 2002 verschenen. In deze meting werd de veiligheidssituatie over 2001 beschreven en de ontwikkelingen van de veiligheid in de periode 1999 tot en met 2001. Dit jaar is de tiende keer dat de Veiligheidsindex verschijnt. Vanaf 2002 tot en met 2010 is de Veiligheidsindex elk jaar verschenen. Met ingang van 2010 is de verschijningsfrequentie verlaagd naar 2-jaarlijks. De belangrijkste reden hiertoe is de korte periode tussen het publicatiemoment van de ene index en start van de enquêtewerkzaamheden voor de volgende index. Bij het jaarlijks publiceren van een Veiligheidsindex is er slechts een half jaar tijd om op basis van de uitkomsten een gerichte aanpak in te zetten. Een half jaar na het publicatiemoment wordt gestart met de enquêtes voor de volgende Veiligheidsindex. Doel en bruikbaarheid van de Veiligheidsindex Met de Veiligheidsindex wordt de huidige stand van zaken beschreven op het gebied van de Rotterdamse veiligheid. De Veiligheidsindex geeft zowel de situatie in Rotterdam als geheel weer als de situatie in de afzonderlijke deelgemeenten en wijken. Daarnaast worden de ontwikkelingen op stad, deelgemeente en wijkniveau in de tijd weergegeven. Op basis van de uitkomsten kan worden vastgesteld in hoeverre de gestelde doelen worden gehaald. De Veiligheidsindex biedt bovendien handvatten voor het bestuur waarmee het Rotterdamse beleid, indien noodzakelijk, kan worden bijgesteld. 1

1. Bronnen In de index worden verschillende soorten gegevens met betrekking tot veiligheid samengebracht. Het meten van veiligheid is niet eenvoudig. Elke informatiebron heeft vooren nadelen. Elk registratiesysteem, hoe goed ook van opzet en beheer, geeft maar een deel van de werkelijkheid weer, omdat niet alle incidenten die feitelijk hebben plaatsgevonden er in terecht komen. Burgers die betrokken zijn geweest bij een incident maken hier lang niet altijd melding van. De aangiftenregistratie van de politie bijvoorbeeld heeft als nadeel dat de aangiftebereidheid in sommige wijken zeer laag kan zijn. Maar ook gegevens van de bevolkingsenquêtes leveren geen compleet beeld van de veiligheid in de wijk op. De mening van mensen over veiligheid wordt namelijk sterk bepaald door incidenten. Daarnaast geven bevolkingsenquêtes een slecht beeld van ernstige, weinig voorkomende criminaliteit, zoals zware geweldsdelicten. Weinig mensen worden hier slachtoffer van waardoor de kans dat deze bewoners juist in de steekproef zitten klein is. Om deze reden is de index samengesteld uit subjectieve gegevens en objectieve gegevens. Daarnaast worden ook contextgegevens gebruikt, omdat bekend is dat bijvoorbeeld de samenstelling van de bevolking zoals leeftijd en etniciteit samenhangt met de veiligheid. Hierna gaan we nader in op de objectieve, de subjectieve en contextgegevens 1.1 Objectieve gegevens In de Veiligheidsindex worden registratiegegevens gebruikt. Dit worden de objectieve gegevens genoemd. De objectieve gegevens zijn afkomstig van registratiesystemen van de politie, de brandweer, de Roteb en gemeentewerken, waarin incidenten, overtredingen en misdrijven worden geregistreerd. In tabel 2 op pagina 8 staat weergegeven welke gegevens uit deze registratiesystemen worden gebruikt. 1.2 Subjectieve gegevens De subjectieve gegevens zijn afkomstig uit de bevolkingsenquête veiligheidsmonitor. In deze enquête wordt gevraagd naar de eigen veiligheidsbeleving, ervaren veiligheidsproblemen in de buurt en slachtofferschap. Voor de Veiligheidsindex 2012 zijn 60.000 Rotterdammers uitgenodigd om deel te nemen aan deze enquête en uiteindelijk is de enquête door bijna 16.000 personen daadwerkelijk ingevuld. De enquête wordt in Rotterdam al een aantal jaar door onderzoeksbureau Mediad uitgevoerd. De wijze waarop de enquête uitgevoerd wordt, staat beschreven in het Handboek Veiligheidsmonitor. Hierna worden de belangrijkste onderdelen uit dit handboek beschreven. 1.2.1 Integrale Veiligheidsmonitor Na jarenlange voorbereiding is in 2008 de Integrale Veiligheidsmonitor (IVM) van start gegaan. Deze monitor is ontstaan uit tal van leefbaarheids- en veiligheidsenquêtes die er in het land bestonden. Het toenmalige ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft besloten dat er één manier moet komen om de leefbaarheid en veiligheid in het land te meten. Een van de beoogde doelen was een eind te maken aan de verschillende cijfers die de ronde doen over veiligheid, veiligheidsbeleving en -gevoelens. Met een gestandaardiseerde manier is het mogelijk om over dezelfde gegevens te communiceren en wordt voorkomen dat er voor een gebied verschillende cijfers zijn, omdat de manier van gegevensverzameling of de 2

steekproefgrootte afwijkt. Door bijvoorbeeld alleen maar schriftelijk gegevens te verzamelen, loop je het risico de moeilijk bereikbare groepen (in veel gevallen slecht Nederlands sprekende bewoners) niet in je uitkomsten mee te nemen. Als je aan de andere kant alleen telefonisch interviews afneemt, zijn mensen die telefonisch niet of slecht bereikbaar zijn, uitgesloten voor het onderzoek. Daarnaast is ook het aantal mensen dat ondervraagd wordt van invloed op de uitkomsten. Rotterdam is vanaf de start van de IVM in 2008 voor de uitvoering van de veiligheidsenquête aangehaakt bij de landelijke Integrale Veiligheidsmonitor. Op landelijk niveau worden de bevolkingsenquêtes door het CBS uitgevoerd. Per politieregio neemt het CBS 750 enquêtes af. Daarnaast kunnen gemeenten en politieregio s besluiten om in hun eigen regio of gemeente met extra enquêtes mee te doen. Rotterdam doet nu voor de derde keer mee. Ook in 2008 en 2009 heeft Rotterdam extra enquêtes afgenomen. Deze enquêtes gebruikt Rotterdam voor de Veiligheidsindex. Daarnaast worden deze enquêtes door het CBS gebruikt voor de IVM. Door de werkgroep Integrale Veiligheidsmonitor is een handboek opgesteld en is de vragenlijst vastgesteld. 1 Op deze wijze wordt het veldwerk landelijk, regionaal en lokaal op dezelfde wijze uitgevoerd. In het handboek wordt voornamelijk besproken hoe het onderzoek uitgevoerd moet worden, welke stappen wanneer moeten worden gezet en aan welke eisen moet worden voldaan. 1.2.2 Vragenlijst De vragenlijst is samengesteld uit de diverse vragenlijsten die er bestonden op het gebied van leefbaarheid en veiligheid. De vragenlijst zoals die er nu ligt bestaat uit verschillende vragenblokken: verplichte vragenblokken, facultatieve vragenblokken en de vrije ruimte. De enquête die op landelijk niveau door het CBS worden afgenomen bestaat uit alle verplichte en facultatieve vragenblokken. De gemeenten en politieregio s die extra enquêtes afnemen moeten alle verplichte vragenblokken afnemen. Daarnaast hebben ze de keuze of ze de facultatieve vragenblokken wel of niet meenemen en bestaat er de mogelijkheid om extra vragen toe te voegen, zodat de eigen specifieke situatie in beeld gebracht kan worden. De gemeente Rotterdam heeft gekozen voor een aantal facultatieve vragenblokken en daarnaast nog eigen vragen toegevoegd. De volledige vragenlijst zoals die in Rotterdam is afgenomen staat op de website www.rotterdam.nl/veilig of is op te vragen bij het Kenniscentrum van de Directie Veiligheid. Het op landelijk niveau kunnen vergelijken van de uitkomsten is een zeer belangrijke reden voor de gemeente Rotterdam om voor de derde keer aan deze monitor deel te nemen. 1.2.3 Bevragingsmethode en -periode Het Handboek stelt 4 bevragingsmethoden voor: via internet, schriftelijk, telefonisch en face-toface. De eerste drie methoden zijn verplicht. De laatste is facultatief. De verschillende methoden moeten in een vaste volgorde en volgens een vast format worden aangeboden; allereerst ontvangen mensen een brief waarin wordt gevraagd om via internet de vragenlijst in te vullen. Bij deze brief zit tevens een antwoordkaartje om bij het onderzoeksbureau een schriftelijke vragenlijst op te vragen. Mensen die niet gerespondeerd hebben, krijgen tot twee keer toe een herinneringsbrief met antwoordkaartje. Wanneer mensen na deze drie brieven nog steeds geen 1. De vragenlijst en het handboek zijn te vinden op de website: www.veiligheidsmonitor.nl 3

reactie hebben gegeven, worden ze telefonisch benaderd en kunnen zo de enquêtevragen beantwoorden. Wanneer mensen ook telefonisch niet bereikt zijn, kan de vierde enquêtemethode face-to-face nog ingezet worden. Mensen worden dan aan huis bezocht en de vragenlijst wordt in een persoonlijk gesprek afgenomen. Door het inzetten van verschillende bevragingstechnieken, is de kans op respons het hoogst en is tevens de kans dat de respondenten een goede afspiegeling vormen van de bevolking ook hoog. In 2008 en 2009 heeft Rotterdam alle vier de methoden ingezet. In 2011 is ervoor gekozen om alleen de drie verplichte enquêtemethoden (internet, schriftelijk en telefonisch) in te zetten. Belangrijkste reden hiertoe is dat de face-to-face methode weinig extra enquêtes opleverde; in 2009 is slechts 4% via face-to-face ingevuld. Wanneer deze enquêtes buiten beschouwing werden gelaten, leverde dit geen substantieel ander beeld van de resultaten op. In 2011 is 51% van de enquêtes via internet ingevuld, 14% schriftelijk en 35% telefonisch. Ten aanzien van de bevragingsperiode schrijft het Handboek veiligheidsmonitor voor dat de enquêtes afgenomen worden in de periode september december. Rotterdam heeft er dit jaar voor gekozen om naast deze najaarsmeting ook in het voorjaar enquêtes af te nemen. Rotterdam beoogt met deze keuze dat de enquêtegegevens hierdoor minder gevoelig zijn voor incidenten en seizoensinvloeden. Het CBS gebruikt vervolgens alleen de enquêtes van de najaarsmeting voor het opstellen van de IVM. 1.2.4 Steekproef Voor steekproefonderzoek is het belangrijk dat de groep respondenten waaronder het onderzoek is afgenomen de steekproef - representatief is voor de populatie waarnaar wordt gegeneraliseerd. Op deze wijze kunnen er op basis van het onderzoek uitspraken worden gedaan over de totale bevolking. In dit geval moeten de ondervraagde Rotterdammers in de bevolkingsenquête een afspiegeling vormen van de gehele Rotterdamse bevolking. Hiertoe dient de steekproef allereerst voldoende omvangrijk te zijn. Daarnaast dienen de personen in de steekproef zoveel mogelijk overeenkomen met de personen in de totale populatie op de relevant geachte kenmerken (bijvoorbeeld leeftijd, etniciteit of geslacht). Daarvoor is een voldoende grote, aselecte steekproef nodig. In 2011 zijn bijna 16.000 mensen ondervraagd. Dit is voldoende om de gegevens te kunnen uitsplitsen naar wijkniveau, het niveau waarop de gegevens in de Veiligheidsindex worden weergegeven. Per wijk komt dit neer op ongeveer 250 bewoners. Deze 250 zijn verdeeld volgens de bevolkingssamenstelling in de wijk, met een minimum van 66 in kleine wijken en een maximum van 300 in grote wijken. Hoewel in grote wijken meer bewoners zijn geïnterviewd dan in kleine wijken is de steekproefgrootte per wijk niet evenredig verdeeld naar de bevolkingsomvang; in een wijk met 10.000 inwoners is de steekproefomvang niet tien keer groter dan in een wijk met 1.000 inwoners. Hierdoor wijkt de steekproefgrootte af van de werkelijke verdeling van de bevolking over de wijken en deelgemeenten. Om te corrigeren voor verschillen in feitelijk inwonertal en steekproefomvang zijn weegfactoren berekend. Door deze weging tellen wijken met relatief weinig inwoners (zoals Wielewaal, Heijplaat, Zuidplein) minder zwaar mee dan bewoners van wijken met relatief veel bewoners (zoals Ommoord, Hoogvliet Zuid, Groot IJsselmonde). Door deze weging kunnen ook uitspraken gedaan worden op deelgemeentelijk en gemeentelijk niveau 4

1.3 Contextgegevens Tenslotte wordt gebruik gemaakt van contextgegevens. Dit zijn fysieke, sociale of economische kenmerken van wijken. Daarbij moet gedacht worden aan de samenstelling van de bevolking, de economische waarde van de woningen en het percentage uitkeringsgerechtigden in een wijk. In de index zijn contextgegevens opgenomen die een rol spelen bij de sociale (on)veiligheid. 2. Significantie Het is interessant om de ontwikkelingen van de indexscores in de tijd te volgen. Wanneer een verschil tussen de scores van twee metingen als meer dan toevallig moet worden bestempeld, wordt dit significant genoemd. Gezien de aard van de indexscore, is hier geen standaardformule op los te laten. Bovendien hebben we te maken met zowel subjectieve als objectieve gegevens. Bij subjectieve gegevens gaat het om een steekproef uit de bevolking; slechts een deel van de bewoners wordt om hun mening gevraagd. Bij een steekproef is een verschil in de resultaten bijvoorbeeld in 2009 geeft 20% van de bewoners van een bepaalde wijk aan dat zij zich onveilig voelen en in 2011 zegt 21% van de ondervraagden zich onveilig te voelen niet zondermeer een verschil dat geldt voor de totale populatie. Dit mag alleen als het gevonden verschil significant is en dat kan berekend worden. Hoe meer bewoners ondervraagd zijn, hoe kleiner het gemeten verschil hoeft te zijn om daadwerkelijk als verschil te mogen worden beschouwd. De objectieve gegevens daarentegen bestaan uit tellingen. Het gaat hier dus niet om een deel van de tellingen maar om alle tellingen. In dit geval is een verschil van één wel altijd een werkelijk verschil. Voor registratiegegevens is het dus niet nodig om de significantie te berekenen. Om in dit onderzoek iets te kunnen zeggen over significantie, is gekozen voor de standaarddeviatie. Het verschil tussen de indexscores van 2009 en 2011 moet in een wijk groter zijn dan één standaarddeviatie 2 om als stijging of daling te worden aangemerkt. Is het verschil kleiner, dan berust het verschil in score tussen de index 2010 en index 2012 op toeval en spreken we van een stabiele situatie. Wanneer de gemiddelde ontwikkeling van de indexscores sterk is (bijvoorbeeld 0,5) en een wijk laat een minder sterke ontwikkeling zien (bijvoorbeeld 0,3), zijn er dus veel wijken die sterker verbeteren dan deze wijk. Het is dan voor de hand liggend dat de ontwikkeling van deze wijk niet significant genoemd wordt. Is de gemiddelde ontwikkeling van de indexscores niet sterk (bijvoorbeeld 0,1), en laat een wijk eenzelfde ontwikkeling zien van 0,3, dan is de ontwikkeling van deze wijk beter dan de ontwikkeling van veel andere wijken. In deze situatie moet de ontwikkeling van deze wijk wel significant worden genoemd. Op deelgemeentelijk niveau is het aantal ondervraagde respondenten groter, waardoor de betrouwbaarheidsmarge kleiner wordt. Voor vergelijking van de deelgemeentescores wordt daarom een aparte standaarddeviatie berekend die kleiner is dan de standaarddeviatie voor de wijken. Kijkend naar de scores van de index 2012 geldt het volgende. De indexscores voor de wijken van 2009 en 2011 laten een ongeveer gelijk afwijking zien als voorgaande jaren, met uitzondering van vijf wijken. Deze wijken vertonen een zeer grote afwijking. Deze vijf wijken worden in statistische 2. Een standaarddeviatie is een maat voor de afwijking van alle waarnemingen (=scores) ten opzichte van het rekenkundig gemiddelde: hoe kleiner deze standaarddeviatie is, des te dichter liggen de verschillende waarden rondom het gemiddelde. 5

bewoordingen uitschieters genoemd. Wanneer de standaarddeviatie wordt berekend inclusief deze vijf wijken, dan is de standaarddeviatie groot, namelijk 0,46. Dit is een onrealistische waarde. Wanneer de uitschieters buiten deze berekening worden gehouden, dan komt de standaarddeviatie op 0,29. Hieruit blijkt dat de vijf wijken met extreme scores ten opzichte van de meting in 2009 een onevenredig aandeel hebben bij het berekenen van de standaarddeviatie. Het is daarom gerechtvaardigd om de vijf uitschieters apart te houden. Concreet betekent deze standaarddeviatie dat het verschil tussen de scores op de index voor een wijk 0,29 moet zijn om significant genoemd te worden. Bij de voorgaande meting (Veiligheidsindex 2010) was de standaarddeviatie iets groter, namelijk 0,32. Toen gold dat het verschil tussen de indexscore van 2009 ten opzichte van de score van 2008 op wijkniveau groter moest zijn dan 0,32 om significant genoemd te worden. Op deelgemeentelijk niveau wordt in de Veiligheidsindex 2012 een verschil groter dan 0,26 beschouwd als een significante ontwikkeling. Op stedelijk niveau is het op basis van bovenstaande berekening niet mogelijk aan te geven wanneer een ontwikkeling significant is. Omdat het aantal ondervraagde respondenten op stedelijk niveau zeer hoog is (15.815) hoeft de ontwikkeling van de stedelijke indexscore slechts beperkt te zijn om toch als een significante ontwikkeling te worden aangemerkt. 3. Wijken Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft Nederlandse gemeenten opgedeeld in wijken en buurten. Voor de afbakening van buurten binnen woongebieden, zoals Rotterdam, is de aard van de bebouwing voor het CBS het belangrijkste onderscheidende criterium. Voor het samenstellen van buurtcijfers over verschillende onderwerpen houdt het CBS onder meer een administratief bestand bij waarin alle buurten in alle gemeenten gecodeerd zijn. Volgens de CBS-indeling bestaat de gemeente Rotterdam uit 99 buurten. Deze buurten worden in deze rapportage over de Veiligheidsindex 'wijken' genoemd. Binnen deze wijken vallen ook haven- en industriegebieden en dunbevolkte gebieden zoals Blijdorpsepolder. Wanneer we die wijken buiten beschouwing laten blijven er 76 wijken over. Om de wijken onderling en in de tijd vergelijkbaar te maken is het van belang een representatief aantal bewoners in een wijk te ondervragen. Om dit mogelijk te maken is ervoor gekozen om in de index alleen wijken mee te nemen die meer dan 1.000 inwoners hebben. Wijken met een lager aantal inwoners worden samengevoegd met een naastliggende wijk om zo een wijk te creëren die meer dan 1.000 inwoners heeft. Deze indeling is tot stand gekomen in 2002. Sommige wijken zijn ondertussen gegroeid en hebben nu wel meer dan 1.000 inwoners. Wanneer de wijkindeling echter wordt aangepast is de index lastig met voorgaande jaren te vergelijken. 6

In de Veiligheidsindex worden de volgende samengevoegde wijken gehanteerd. Tabel 1 - Samengevoegde wijken Samengevoegde wijken Stadsdriehoek en CS Kwartier* Cool, Nieuwe Werk en Dijkzigt* Oud Mathenesse, Nieuw Mathenesse* en Witte Dorp* Overschie, Zestienhoven*, Schieveen*, Noord- Kethel* en Landzicht* Kralingen Oost en Kralingse Bos* Strand en Duin*, Dorp en Rijnpoort* * minder dan 1.000 inwoners op 1 januari 2002 Nieuwe naam Stadsdriehoek/C.S. Kwartier Cool/Nieuwe Werk/Dijkzigt Oud/Nieuw Mathenesse/Witte Dorp Overschie e.o. Kralingen Oost/Kralingse Bos Hoek van Holland Deze samenvoegingen leiden uiteindelijk tot een index waarin 64 wijken worden vergeleken. Deze wijken zijn ondergebracht in 14 deelgemeenten. Tijdens de meting van de vorige Veiligheidsindex was Rozenburg nog geen deelgemeente van Rotterdam en daarom ook geen onderdeel van de Veiligheidsindex 2012. De Veiligheidsindex verschijnt dus dit keer voor het eerst in Rozenburg. De vorige Veiligheidindex had daarom betrekking op 63 wijken en 13 deelmeenten. 4. Opbouw en berekenen van de Veiligheidsindex Het berekenen van de Veiligheidsindex bestaat uit meerdere stappen die in deze paragraaf worden uitgewerkt. Allereerst volgt een overzicht van de gegevens die voor de Veiligheidsindex worden gebruikt. Vervolgens wordt stapsgewijs uitgelegd hoe er tot een indexscore wordt gekomen. 4.1 Bouwstenen van de veiligheidsindex De index bestaat uit diverse 'bouwstenen'. De bouwstenen zijn in 2 typen uit te splitsen: 4 veiligheidselementen 4 contextvariabelen 4.1.1 Veiligheidselementen De veiligheidselementen vormen de basis voor de index en geven een beeld van de feitelijke en beleefde veiligheid. Deze elementen zijn gebaseerd op de objectieve en subjectieve gegevens. De elementen van de index zijn bepaald op basis van beleidsprioriteiten in de stad. Verder zijn er keuzes gemaakt in de delicten die zijn opgenomen. Zo zijn moordzaken niet meegenomen omdat dit vaak gaat om incidenten die vaak weinig relatie hebben met de feitelijke veiligheidssituatie in desbetreffende wijk. De meeste doodslag en moordzaken vinden plaats in de relationele sfeer of het criminele circuit en dat kan in elke willekeurige wijk plaatsvinden. De beleidsprioriteit 'jeugd' komt niet in de Veiligheidsindex terug. De index is namelijk delictgeoriënteerd terwijl jeugd een doelgroep is. 7

In de Veiligheidsindex worden acht veiligheidselementen onderscheiden, te weten: 4 diefstal 4 drugsoverlast 4 geweld 4 inbraken 4 vandalisme 4 overlast 4 schoon & heel 4 verkeer Elk element is samengesteld uit een of meerdere delictsoorten. De delictsoorten zijn gebaseerd op de indelingen van het Informatiemodel Nederlandse Politie (INP). In tabel 2 wordt voor elk element aangegeven welke gegevens uit welke bronnen voor dat element worden gebruikt. Tabel 2 Opbouw van de veiligheidselementen Element Registratiesystemen Bevolkingsenquête Diefstal Aangiften: - Winkeldiefstal - Zakkenrollerij - Diefstal van motorvoertuigen - Diefstal uit/vanaf motorvoertuigen - Diefstal van fietsen (incl. brom- en snorfiets) - Diefstal af/uit/van overige voertuigen - Overige vermogensdelicten Drugsoverlast Meldingen: Aangiften: - Diefstal uit auto - Fietsendiefstal - Diefstal/vernieling/beschadiging auto - Autodiefstal - Fietsendiefstal - Diefstal uit auto - Diefstal vanaf/vernieling aan auto - Overige vermogensdelicten - Drugsoverlast Geweld Inbraken Meldingen: - Drugsoverlast Aangiften: - Zedenmisdrijven - Openlijk geweld tegen personen - Straatroof - Overval Meldingen: - Bedreiging - Mishandeling Aangiften: - Diefstal/inbraak woningen - Diefstal/inbraak garage, schuur, tuinhuis - Diefstal/inbraak bedrijven/instellingen Meldingen: - Geweldsmisdrijven - Bedreiging - Tasjesroof - Bedreiging met lichamelijk geweld - Mishandeling - Diefstal tas/portemonnee met geweld - Diefstal tas/portemonnee zonder geweld - Inbraak in woningen - Poging tot inbraak - Inbraak in woning 8

Vandalisme Overlast Aangiften: n.v.t Meldingen: - Vernieling - Kleine buitenbranden Aangiften: Meldingen: - Burengerucht (relatieproblemen) - Overige overlast Schoon & heel Productnormering Gemeentewerken / Roteb: - Kengetal schoon - Kengetal heel - Bekladding van muren en/of gebouwen - Vernieling straatmeubilair - Beschadiging/vernieling anders dan auto - Overlast van groepen jongeren - Dronken mensen op straat - Lastig gevallen worden op straat - Rommel op straat - Hondenpoep op straat - Vuil naast de container - Gaten of verzakkingen in bestrating - Wildplassen - Vernield of kapot straatmeubilair Verkeer Aangiften: Meldingen: - Verkeersongevallen - Agressief verkeersgedrag - Aanrijdingen - Aanrijding met doorrijden - Aanrijding zonder doorrijden 4.1.2 Contextvariabelen Contextvariabelen zijn indicatoren die niet direct betrekking hebben op feitelijke of beleefde onveiligheid, maar wel een zekere samenhang daarmee vertonen. Daarbij gaat het om bijvoorbeeld de samenstelling van de bevolking en sociale samenhang in de buurt, maar ook om economische welvaart en algemene tevredenheid met de eigen buurt. Tal van onderzoeken wijzen uit dat omgevingskenmerken op de achtergrond een belangrijke rol spelen bij veiligheid. Naast deze omgevingskenmerken wordt ook nog gebruik gemaakt van de indicator tevredenheid met de eigen buurt. Deze indicator is afkomstig uit de bevolkings-enquête. In tabel 3 staan de omgevingskenmerken en daarbij behorende indicatoren op een rij. Tabel 3 Opbouw van de omgevingskenmerken Omgevingskenmerken indicatoren Sociale stabiliteit woonduur vertrek uit buurt etniciteit Bebouwing percentage huurwoningen percentage portiek- en galerijwoningen Economische welvaart percentage uitkeringsgerechtigden van gemeentelijke instanties economische waarde van woningen Buurttevredenheid enquêtevraag tevredenheid met eigen buurt 9

4.2 Berekening index In deze paragraaf wordt de daadwerkelijke berekening van de index stapsgewijs uiteengezet. Eerst wordt per veiligheidselement een score vastgesteld. In de tweede stap worden de scores voor de contextvariabelen bepaald. In stap drie worden alle elementen gewogen en wordt de score van de index bepaald. Deze stappen worden hierna toegelicht. 4.2.1 Eerste stap: berekenen van de veiligheidselementen Elke wijk van Rotterdam krijgt een score op ieder veiligheidselement. In figuur 1 is schematisch weergegeven hoe de score per wijk voor elk van de veiligheidselementen tot stand komt. De score is samengesteld uit een zogenaamde objectieve score en twee scores die afkomstig zijn uit de bevolkingsenquêtes: buurtproblemen en slachtofferschap. Figuur 1 Opbouw totaalscore per veiligheidselement objectieve gegevens subjectieve gegevens delictsoort absoluut aantal delictsoort genormaliseerd aantal gemiddelde objectieve score vragen buurtproblemen vragen slachtofferschap gemiddelde totaal score element Objectieve score De objectieve score is gebaseerd op de meldingen of aangiften van de delicten die betrekking hebben op het desbetreffende element. 3 Daarbij is onderscheid gemaakt tussen het absolute aantal meldingen of aangiften per wijk en het genormaliseerde aantal meldingen of aangiften per wijk. Het genormaliseerde aantal meldingen of aangiften is het absolute aantal gerelateerd aan een normatieve grootheid, bijvoorbeeld aantal inwoners of adressen. Door onderscheid te maken tussen het absolute en het genormaliseerde aantal meldingen of aangiften wordt enerzijds gecorrigeerd voor het verschil in omvang tussen de wijken (genormaliseerd aantal) en anderzijds ook de werkelijke omvang (absolute aantal) niet genegeerd. 3. Afhankelijk van het element is gekozen voor meldingen of aangiften. 10

Subjectieve score De subjectieve score is opgebouwd uit twee onderdelen: de mate waarin men aangeeft slachtoffer te zijn geweest van delicten en de mate waarin het element een probleem in de eigen buurt wordt gevonden. Voor elk van de twee onderdelen, buurtproblemen en slachtofferschap 4, zijn uit de bevolkingsenquêtes een of meerdere vragen geselecteerd die van toepassing zijn op het betreffende veiligheidselement. Berekenen van z-scores voor elke waarneming Om de objectieve en subjectieve gegevens op te kunnen tellen, worden deze gegevens gestandaardiseerd. Door middel van standaardisering kunnen verschillende variabelen zoals de rechte tellingen van de politieregistratie en de percentages uit de bevolkingsenquête met elkaar worden vergeleken. Daarom wordt elke waarneming omgerekend naar een z-score. De z-score wordt berekend door van elke waarde van de waarneming het rekenkundig gemiddelde af te trekken. Vervolgens wordt dit verschil gedeeld door de standaarddeviatie van die variabele. Zie ook tabel 4 voor een fictief voorbeeld van het berekenen van z-scores. Om de z-scores met andere jaren te kunnen vergelijken, berekenen we per item een aangepaste z-score met als basisjaar 1999. Deze score noemen we de z-score' (lees z-accent-score). Tabel 4 Uitwerking fictief voorbeeld. Stap 1a Bepalen z-score' per wijk voor absolute aantallen aangiften zakkenrollerij (objectief) Wijknaam Aantal Aantal Aantal z-score z-score 2012 inwoners aangiften 1999 aangiften 2012 2012 Wijk 1 2.000 15 14 0,45 0,22 Wijk 2 4.000 25 23 2,50 2,28 Wijk 3 5.000 10 12-0,01-0,24 Wijk 4 3.000 11 7-1,16-1,38 Wijk 5 4.000 14 10-0,47-0,70 Wijk 6 5.000 16 12-0,01-0,24 Wijk 7 2.000 8 12-0,01-0,24 Wijk 8 3.000 11 6-1,38-1,61 Wijk 9 5.000 8 11-0,24-0,47 Wijk 10 4.000 12 12-0,01-0,24 Rekenkundig gemiddelde 13,14 12,05 Standaard deviatie 4,76 4,37 Genormaliseerd gemiddelde 2,76 2,53 Verschuiving genorm. gem. -0,23 z-score 2012 wijk 10 = aangiften 2012 wijk 10 rekenkundig gemiddelde standaarddeviatie z-score 2012 wijk 10 = z-score 2012 wijk 10 verschuiving genormaliseerd gemiddelde 4. Voor slachtofferschap van autodiefstal, diefstal uit auto, vernieling aan/diefstal vanaf auto en fietsdiefstal wordt een percentage berekend van het aantal keer slachtofferschap ten opzichte van het aantal auto's of fietsen in de buurt. Ook dit gegeven is afkomstig uit de bevolkingsenquêtes waarin gevraagd is naar het bezit van het aantal auto s en fietsen. Bij respondenten die aangeven vaker dan 10 keer slachtoffer te zijn geweest, wordt in de berekening van het percentage slachtofferschap dit aantal op 10 gehouden. De reden hiervoor is dat deze uitschieters het percentage te veel vervuilen om een goed beeld te krijgen van een buurt. 11

Samenvattend: Voor iedere wijk wordt de afwijking ten opzichte van het rekenkundige gemiddelde berekend (z-score). Vervolgens wordt deze gecorrigeerd voor de gestandaardiseerde ontwikkeling van het rekenkundige gemiddelde (effect-size) ten opzichte van het basisjaar 1999. Dit levert voor iedere wijk voor ieder waarneming de z-score' (lees z-accent-score) op die bovendien vergelijkbaar is met andere jaren. Berekenen z-score voor de objectieve en subjectieve gegevens Nadat elke waarneming van aangiften, meldingen, buurtproblemen en slachtofferschap is omgerekend naar een z-score' wordt per element een objectieve en een subjectieve z-score' berekend. De objectieve z-score' is het gemiddelde van de z-scores' die een wijk heeft gekregen op basis van de absolute aantallen en de z-score' die de wijk heeft gekregen op basis van de genormaliseerde aantallen. De z-score' voor buurtproblemen per wijk is het gemiddelde van de z- scores' van de geselecteerde vragen. De z-score' voor slachtofferschap per wijk is het gemiddelde van de z-scores' van de geselecteerde vragen (zie ook figuur 1 op pagina 10). Totaalscore per veiligheidselement De totaalscore per veiligheidselement is het gemiddelde van de objectieve z-score', de z-score' voor buurtproblemen en de z-score' voor slachtofferschap. Elk van de drie weegt even zwaar. Doordat twee van de drie onderdelen afkomstig zijn uit bevolkingsenquêtes, speelt bij de totstandkoming van de indexscore de mening van de bevolking de grootste rol. Op deze wijze wordt per veiligheidselement een z-score' berekend die aangeeft wat de veiligheidssituatie is en hoe die ervaren wordt. Bovendien geeft deze score aan hoe deze situatie ten opzichte van voorgaande jaren is. In tabel 5 is deze berekening weergegeven. Tabel 5 - Stap 1b Bepalen van z-score voor veiligheidselement 'diefstal' per wijk Wijknaam z-score z-score z-score z-score z-score Diefstal aangiften en meldingen absoluut aangiften en meldingen genormaliseerd buurtprobleem slachtofferschap Wijk 1-0,33 1,36 0,15 0,25 0,30 Wijk 2 1,53 0,75 1,28 0,80 1,07 Wijk 3-0,74-0,86-0,07-0,63-0,50 Wijk 4-1,04-0,33-1,55-0,88-1,04 Wijk 5 0,14-0,08-0,22 0,07-0,04 Wijk 6 0,00-0,52 0,02 0,04-0,07 Wijk 7 0,00 1,71 0,80 0,90 0,85 Wijk 8-1,98-1,05-1,22-1,17-1,30 Wijk 9-0,95-0,95-0,70-0,66-0,77 Wijk 10-0,19-0,26-0,33-0,19-0,25 Rotterdam -0,33-0,22-0,20-0,20-0,22 Z-score diefstal = 1/2 * (z-score' aang en meld absoluut + z-score' aang en meldingen genorm ) + z-score' buurtprobleem + z-score' slachtofferschap / 3 12

4.2 Tweede stap: Omgevingskenmerken In de tweede stap worden de omgevingskenmerken toegevoegd. Ook voor de omgevingskenmerken is voor elke wijk een score per variabele bepaald analoog aan de wijze zoals beschreven in stap één. Ook de indicator buurttevredenheid wordt omgerekend naar een z-score. Tabel 6 Stap 2: Bepalen van z-score voor omgevingskenmerk 'economische welvaart' Wijknaam z-score % uitkeringen z-score economische waarde z-score economische welvaart woningen Wijk 1-0,21 0,49 0,14 Wijk 2 1,28 1,46 1,37 Wijk 3 0,36-0,29 0,04 Wijk 4 0,72 0,30 0,51 Wijk 5 1,27 0,85 1,06 Wijk 6 0,59 1,06 0,83 Wijk 7-1,18-1,33-1,25 Wijk 8-0,97-0,98-0,98 Wijk 9-1,67-1,68-1,68 Wijk 10-0,77-0,24-0,50 Z-score economische welvaart = z-score' % uitkeringen + z-score' econ.waarde woningen / 2 4.3 Derde stap: Weging en bepalen score Na het uitvoeren van de eerste twee stappen is er per wijk: 4 een z-score' voor de acht veiligheidselementen 4 een z-score' voor de drie omgevingskenmerken 4 een z-score voor de indicator buurttevredenheid Per wijk wordt de score op de Veiligheidsindex bepaald aan de hand van deze scores. 4.3.1 Bepalen van de weging Niet elk van de elementen is even bepalend voor het meten van veiligheid. Sommige type delicten hebben meer impact op de veiligheidsituatie en of het veiligheidsgevoel. Daarom zijn weegfactoren bepaald. Bij de weging is daarom gelet op de samenhang van de verschillende elementen met de algemene onveiligheidsgevoelens uit de bevolkingsenquêtes. Door middel van een correlatieanalyse is vastgesteld wat de invloed is van de delicten binnen een element op het veiligheidsgevoel. De elementen die veel invloed hebben op het veiligheidsgevoel in de buurt wegen zwaarder dan de elementen die minder invloed hebben. In de index hebben de elementen een wegingsfactor meegekregen zoals weergegeven is in tabel 7. 13

Tabel 7 overzicht van de weegfactoren Elementen Veiligheidselementen Diefstal Drugsoverlast Geweld Inbraken Vandalisme Schoon en heel Verkeer Overige overlast Contextvariabelen Sociale samenhang en samenstelling bevolking Bebouwing Economische welvaart Wegingsfactoren 2,00 1,75 2,00 1,00 1,00 1,50 1,00 1,75 1,00 1,00 1,00 Tevredenheid met de eigen buurt 1,25 Vervolgens kan met de z-score per element en de weegfactoren een totale z-score per wijk worden berekend. Deze stap wordt in tabel 8 uitgewerkt. Tabel 8 Stap 3 Bepalen van totale z-score voor 1 wijk Element z-score gewicht element Diefstal -0,55 * 2,0 Drugsoverlast -0,74 * 1,75 Geweld -0,55 * 2,0 Inbraken 0,43 * 1,0 Vandalisme 0,41 * 1,0 Overlast -0,25 * 1,75 Schoon en heel 0,25 * 1,5 Verkeer -0,93 * 1,0 Sociale samenhang en samenstelling bevolking 0,34 * 1,0 Bebouwing 0,14 * 1,0 Economische welvaart -1,00 * 1,0 Tevredenheid met de buurt -1,24 * 1,25 Totale z-score wijk -0,35 5 4.3.3 Omrekenen van de z-score naar een indexscore In voorgaande stap zijn de verschillende elementen en contextvariabelen samengevoegd tot één z-totaal-score per wijk. Vervolgens wordt deze z-totaal-score geschaald tot een indexscore. Uitgangspunt hierbij is dat de indexscore tussen 1 en 10 ligt (waarbij 10 goed is en 1 slecht). Verder geldt dat de score van 1999, als ijkjaar, een indexscore voor Rotterdam van 5,5 heeft gekregen. 5 door de opbouw van de index komt een lagere z-score overeen met een veiligere buurt. In het schalen van de z-score naar een indexscore wordt dit gecorrigeerd. 14

Tot slot worden de wijken ingedeeld in categorieën: onveilig, probleem, bedreigd, aandacht en (redelijk) veilig volgens de onderstaande criteria: Tabel 9 Categorie indeling Veiligheidsindex Categorie Onveilige wijk Probleemwijk Bedreigde wijk Aandachtswijk (Redelijk) veilige wijk Bandbreedte index < 3,9 van 3,9 tot 5,0 van 5,0 tot 6,0 van 6,0 tot 7,1 7,1 De eerste categorie (onveilig) en de laatste categorie (veilig) zijn uitloopcategorieën en omspannen dus een grotere bandbreedte. De score voor de deelgemeenten en voor de stad is het gewogen gemiddelde van de indexscores van de afzonderlijke wijken. Er is gewogen naar het aantal inwoners per wijk. 15