Neurocognitieve stoornissen in de DSM-5: een kritische bespreking



Vergelijkbare documenten
Neurocognitieve stoornissen

Diagnose en classificatie in de psychiatrie

Cognitieve stoornissen en delier

AD Vroegtijdige diagnostiek en Immunotherapie. F. Vanhee Neurologie AZG

6 e mini symposium Ouderenzorg

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

III Identificatie van de geneesheer die verantwoordelijk is voor de behandeling (naam, voornaam, adres, RIZIV-nummer):

Auteurs 1. Voorwoord 3

Psychiatrische symptomen bij Lewy body ziekten. Groot Haags Geriatrie Referaat April 2017 Marielle Hofman, aios geriatrie

6 Forensische aspecten Aandachtspunten 134 Noten 134

Dementie in een notendop

3.3 Delirium. herkend wordt. Onduidelijk is in hoeveel procent het delirium niet, of niet volgens de gangbare richtlijnen, behandeld wordt.

Voorbij de syndroom diagnose dementie

Dementie, ook u ziet het?! Hanny Bloemen Klinisch Geriater Elkerliek Ziekenhuis Helmond 22 mei 2013

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Onverklaard maakt onbemind. 8 februari 2011 Utrecht

Wat, waar, voor wie en waarom?

Persoonlijkheidsstoornissen

Welkom. Publiekslezing dementie 17 februari 2015 #pldementie

Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer?

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

University of Groningen. Similar but different Joustra, Monica Laura

Disclaimer. Deze presentatie kan off-label informatie bevatten. Raadpleeg altijd de SmPC alvorens enige medicatie voor te schrijven.

Jonge mensen met een dementie: Een bijzondere doelgroep

Samenvatting. Samenvatting

Opbouw praatje. Wat is dementie? Vormen van dementie Diagnose dementie Behandeling van dementie De verloop van dementie Conclusie

Validatie van de Depressie lijst (DL) en de Geriatric Depression Scale (GDS-30) bij Verpleeghuisbewoners

Vascular Cognitive Impairment (VCI): cognitieve problemen door vaatschade. de diagnose: vasculaire dementie of vci vci poli.

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Vascular factors in dementia: prevention and pathology Richard, E. Link to publication

Nederlandse samenvatting

Dag van de geriatrie: Psychiatrie en dementie. Dr. P. Geerts

Anatomische correlaties van neuropsychiatrische symptomen bij dementie

Psychiatrie & Psychologie bij 22q11DS

Prognostische factoren bij de ziekte van Parkinson. Daan Velseboer Afdeling Neurologie AMC, 29 November 2013

DEMENTIE. Stadia en symptomen van dementie. Er zijn drie hoofdstadia van dementie.

Wat is dementie? Radboud universitair medisch centrum

Func/onele achteruitgang

CHAPTER 10. Nederlandse samenvatting. I never read, I just look at pictures. Andy Warhol

Inleiding FRONTOTEMPORALE DEMENTIE BEST PRACTICE DIAGNOSTIEK EN MANAGEMENT FTD EXPERTGROEP Ac;es FTD expertgroep

Pathogenese van ziekten 3 Bach BMW De ziekte van Alzheimer

Bijlagen J. Wiersma et al., Neem de regie over je depressie, DOI / , 2015 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media

Alzheimer: Wat u moet weten over deze complexe ziekte. Prof dr Marcel Olde Rikkert, Hoofd Afd Geriatrie/ Radboudumc Alzheimer Centrum

1 Geheugenstoornissen

Dementie Lezing voor SeniorenRaad Best

Door dwang gegijzeld. (Laat-begin) obsessieve-compulsieve stoornis bij Ouderen. Roos C. van der Mast

Stand van het Onderzoek naar Dementie en Alzheimer

Diagnosestelling en de vernieuwde IADL-vragenlijst

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS

Stichting Dementiewijs

Psychogeriatrie of gerontopsychiatrie.

Richtlijn Diagnostiek van dementie in de huisartsenpraktijk

from Clinical Experience to an Evidence Based Guideline Frieda Matthys, MD PhD 20 november 2014

Psychotraumatologie: eenheid en verscheidenheid in een veelstromenland. Prof. dr. Rolf Kleber Ede, 19 april 2012

Palliatieve zorg en dementie zorg Stellingen

HET WERKEN met GEZONDHEIDSPROFIELEN in de MANUELE THERAPIE

EEG en MEG bij de diagnostiek van cognitieve stoornissen

VERANDERING VAN GEDRAG: EEN PROBLEEM OF NIET? Marieke Schuurmans Verpleegkundige & onderzoeker UMC Utrecht/Hogeschool Utrecht

Lezing voor de NVA. Door Harmke Nygard-Smith Klinisch psycholoog. Ontwikkelingsstoornissen Dimence

Autisme bij Ouderen: Een vergeten differentiaal diagnose bij verdenking op dementie.!

Coaching, Counseling & DSM

Heeft mevrouw Alzheimer?

ADHD en ASS. Bij normaal begaafde volwassen. Utrecht, Anne van Lammeren, psychiater UCP/UMCG

Ontdekken van cognitieve. vaardigheden. (bij dementie) Rolinka Schim van der Loeff Ouderenpsycholoog ZZG zorggroep

Autisme en de DSM-5 symposium autismenetwerk Zuid- Holland Zuid Autismeweek

Persoonlijkheidsstoornissen

De Relatie tussen het Adaptief en Cognitief Functioneren van Dak- en Thuisloze Jongeren en het Wel of Niet Hebben van een Psychiatrische Diagnose

Nederlandse samenvatting

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

GGz in de huisartsenpraktijk. Christina Van der Feltz-Cornelis Symposium: Huisarts en POH GGz: samen sterker! Nieuwegein 22 januari 2015

gegeven met informatie over risico, complexiteit, duur, ernst en een doorverwijzingsadvies.

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3

University of Groningen. Fitness to drive of older drivers with cognitive impairments Piersma, Dafne

Het Mini Internationaal Neuropsychiatrisch Interview (mini)

Zwakbegaafdheid in de GGZ. Een explorerend onderzoek 1. Jannelien Wieland a,b & Frans Zitman c

Posterieure Corticale Atrofie

Grensoverschrijdend gedrag. Les 2: inleiding in de psychopathologie

Nederlandse samenvatting. 1. Wat zijn trauma-gerelateerde stoornissen, dissociatieve stoornissen en

RECHTS TEMPORALE variant FTD

Verslag multidisciplinair overleg

ouderenpsychiatrie Het mooie van oud worden, is dat het zo lang duurt Lotte van Elburg en Hester Geerlinks

De overgang van stepped care naar personalized care bij de combinatie van lichamelijke en psychische klachten

Drs. I. Visser, psychiater/neuropsycholoog Psyon

Stadiëring en interepisodisch functioneren bij Bipolaire Stoornissen

15:40 16:00 uur. Depressie en dementie RICHARD OUDE VOSHAAR. Ouderenpsychiater

Vascular cognitive impairment

PK Broeders Alexianen Tienen

Parkinson en Dementie

VAN DE ONTWIKKELING VAN KWALITEITSINDICATOREN TOT VERBETERING VAN ZORGKWALITEIT: EEN OVERZICHT

Q&A-lijst. Vijftien veel gestelde vragen over DSM-5

De MMSE bij geriatrische patiënten

Auteur Bech, Rasmussen, Olsen, Noerholm, & Abildgaard. Meten van de ernst van depressie

InFoP 2. Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. Inhoud. Inleiding

4.3.1 Diagnostische Checklist voor cliënten zonder dementie: DSM-5 criteria

4. De psychiatrische diagnosebijbel DSM over dementie

de ziekte van Alzheimer

Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze. in Relatie tot Depressie

Patient reported Outcomes in Cognitive Impairement (PROCOG)

I Identificatie van de rechthebbende (naam, voornaam, inschrijvingsnummer bij de V.I.):

Bloedtest voor amyloid Drs. Inge Verberk

Transcriptie:

korte bijdrage Neurocognitieve stoornissen in de DSM-5: een kritische bespreking L. VAN ASSCHE, P. PERSOONS, M. VANDENBULCKE ACHTERGROND De apa publiceerde in mei 2013 de dsm-5. Deze editie vertoont diverse veranderingen ten opzichte van de vorige op het vlak van neurocognitieve stoornissen. DOEL Kritisch bespreken van de aanpassingen. METHODE Vergelijken van de relevante hoofdstukken uit dsm-iv-tr en dsm-5; een literatuuronderzoek naar publicaties over de bespreking van cognitieve stoornissen in dsm-5. RESULTATEN In vergelijking met de vorige editie toont dsm-5 meer overeenkomsten met de klinische praktijk wat betreft differentiaaldiagnostiek van neurocognitieve stoornissen. Zo worden 10 etiologische subtypes benoemd, met diagnostische criteria gebaseerd op recent wetenschappelijk onderzoek. Toch is er wantrouwen merkbaar in het werkveld wat betreft het gebruik van de term major neurocognitive disorder in plaats van dementie, en over het onderscheid tussen beperkte ( mild ) en uitgebreide ( major ) cognitieve stoornissen. CONCLUSIE De aanpassingen in dsm-5 op het vlak van neurocognitieve stoornissen betekenen zowel een vooruitgang als een extra investering voor clinici en onderzoekers. TIJDSCHRIFT VOOR PSYCHIATRIE 56(2014)3, 211-216 TREFWOORDEN dsm-5, neurocognitieve stoornissen artikel Het onderdeel van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, 5de editie (dsm-5) dat handelt over neurocognitieve stoornissen onderging grondige veranderingen. Dit domein kende in de afgelopen decennium immers een grote vooruitgang wat betreft diagnostisch onderzoek en kennis omtrent ziektebeelden die ten grondslag kunnen liggen aan cognitieve uitval (Geda & Nedelska 2012). Wat in de dsm-iv-tr delirium, dementie, en amnestische en andere cognitieve stoornissen heette, wordt nu gevat onder neurocognitive disorders (ncd s). Rabins en Lyketsos (2011) beschouwen deze evolutie in naamgeving van een nosologische opsomming naar een descriptieve algemene noemer positief. Met ncd s worden stoornissen bedoeld die in de eerste plaats een cognitieve problematiek inhouden die een verandering betekent ten opzichte van het vroegere functioneren. Zo wil men aan- geboren stoornissen uitsluiten, of stoornissen die samengaan met cognitieve moeilijkheden, maar waarbij andere bijvoorbeeld stemmingsgerelateerde symptomen op de voorgrond staan (apa 2013; Blazer 2013). Ondanks eerdere kritieken op het prefix neuro (Rabins & Lyketsos 2011; Whitehouse & George 2011), opteerde de werkgroep voor de term neurocognitive omdat dit verwijst naar een stoornis in het hersenfunctioneren die leidt tot cognitieve uitval, eerder dan de algemenere term cognitive, die ook kan verwijzen naar cognitieve processen of cognitief-gedragsmatige behandelmodellen (Ganguli e.a. 2011). In dit artikel bespreken wij de aanpassingen in het hoofdstuk neurocognitive disorders van de dsm-5 en de evaluatie ervan door onderzoekers en clinici in het werkveld. We besluiten met een samenvatting en verwachtingen voor de toekomst. 211

L. VAN ASSCHE, P. PERSOONS, M. VANDENBULCKE 212 De belangrijkste veranderingen van DSM-IV naar DSM-5 DIAGNOSTISCH PROCES Volgens de richtlijnen van de dsm-5 dient eerst vastgesteld te worden of er sprake is van een delirium. Delirium blijft de naam voor deze categorie en ook de diagnostische criteria zijn vergelijkbaar (apa 2000; 2013). In de nieuwe editie wordt bijkomend gevraagd het verloop (acuut of persistent) en de aard (hypoactief, hyperactief, of met een gemengd activiteitenniveau) te specificeren. Na beoordeling van de aanwezigheid van een delirium, kan men kijken of er een beperkte ( mild ) of een uitgebreide ( major ) ncd aanwezig is. Daarna moet men verwijzen naar de mogelijke of waarschijnlijke etiologie, waaraan wordt toegevoegd of er gedragsstoornissen zijn (zie FIGUUR 1). Bij een major ncd wordt bovendien gevraagd om te specificeren of het om een lichte, matige of gevorderde major ncd gaat, gebaseerd op de mate van zelfredzaamheid in het dagelijks leven. Deze stapsgewijze classificatie biedt houvast, aangezien ze overeenkomt met een gefaseerde diagnostiek ( mild cognitive impairment en dementie) en stagering die velen al hanteren in onderzoek en de klinische praktijk (McDonald 2011). MILD VERSUS MAJOR NCD S TABEL 1 geeft een overzicht van de diagnostische categorieën uit dsm-iv-tr en dsm-5. Het valt op dat de dsm-5 systematisch het onderscheid maakt tussen beperkte ( mild ) en uitgebreide ( major ) stoornissen bij de verschillende ziektebeelden. De term dementie werd als stigmatiserend beschouwd; de omschrijving major ncd zou een neutraal alternatief moeten bieden ( Blazer 2013; Rabins & Lyketsos 2011; Snelgrove & Hasnain 2012). Sommige auteurs vinden major disorder evenzeer beladen klinken (Whitehouse & George 2011). Toch werd de term behouden, mits de FIGUUR 1 Proces van classificatie bij cognitieve stoornissen in DSM-5 Normale cognitie? Stop JA Nee Delirium? JA Nee Welk soort van delirium? Mild of major NCD? hypoactief, hyperactief of gemengd acuut of persistent middelengeïnduceerd,... AUTEURS LIES VAN ASSCHE, klinisch psycholoog, dienst Ouderenpsychiatrie UPC KULeuven. PHILIPPE PERSOONS, psychiater, dienst Ouderenpsychiatrie UPC KULeuven. MATHIEU VANDENBULCKE, hoofddocent, psychiater en diensthoofd Ouderenpsychiatrie, dienst Ouderenpsychiatrie UPC KULeuven. CORRESPONDENTIEADRES Lies Van Assche, UZ St. Rafael, Raadpleging Ouderenpsychiatrie, Kapucijnenvoer 33, 3000 Leuven, België. E-mail: lies.vanassche@uzleuven.be Geen strijdige belangen meegedeeld. Het artikel werd voor publicatie geaccepteerd op 3-12-2013. toevoeging dat dementie gehanteerd kan worden bij aandoeningen waarbij dit een gebruikelijke term is (apa 2013). Om het in principe arbitraire onderscheid te kunnen maken tussen beperkte en uitgebreide ncd s worden concrete aanwijzingen gegeven in de dsm-5. Zo stelt men in de handleiding dat prestaties tijdens een neuropsychologisch onderzoek (npo) kunnen helpen differentiëren. Een score die één tot twee standaarddeviaties onder het gemiddelde ligt (percentiel 3-16), wordt beschouwd als beperkte uitval, terwijl een score vanaf twee of meer standaarddeviaties onder het gemiddelde (percentiel < 3) wordt geïnterpreteerd als uitgebreide uitval. Terecht merken Snelgrove en Hasnain (2012) op dat de prestaties niet steeds valide zijn, aangezien ze gekleurd worden door stemming of motivatie. De prestaties bij een npo zullen bovendien wisselend zijn bij ziektebeelden die gekenmerkt worden door fluctuaties in de aandacht en Etiologie? Ziekte van Alzheimer Vasculaire hersenschade... Met of zonder gedragsstoornissen?

TABEL 1 Een vergelijking van diagnostische categorieën in DSM-IV ( Delirium, dementie, en amnestische en andere cognitieve stoornissen ) en DSM-5 ( Neurocognitive disorders ) Delirium, dementie, en amnestische en andere cognitieve stoornissen (DSM-IV-TR) Neurocognitive disorders (NCD) (DSM-5) Delirium = Delirium, hypoactief/hyperactief/gemengd, acuut/persistent Alzheimerdementie, met vroeg of laat begin, met/ zonder delirium, wanen, depressie, ongecompliceerd Dementie ten gevolge van ziekte van Pick Vasculaire dementie (voordien multiinfarctdementie) Dementie ten gevolge van een traumatisch hersenletsel Door middelen geïnduceerde blijvende dementie Door middelen geïnduceerde blijvende amnestische stoornis Dementie ten gevolge van hiv-ziekte Dementie ten gevolge van de ziekte van Creutzfeldt- Jakob Dementie ten gevolge van de ziekte van Parkinson Dementie ten gevolge van de ziekte van Huntington Dementie ten gevolge van (een andere medische aandoening, o.a. normal-pressurehydrocefalie, hypothyreoïdie, hersentumor, vitamine B-deficiëntie, intracraniale radiatie) Dementie met multipele etiologie Dementie, niet anderszins omschreven Amnestische stoornis, niet anderszins omschreven Cognitieve stoornis, niet anderszins omschreven Amnestische stoornis ten gevolge van (een algemene medische aandoening), transiënt of chronisch alertheid, zoals bij een ncd met lewylichaampjes. Vandaar dat in de dsm-5 het belang benadrukt wordt van andere parameters zoals gedragsobservatie van het dagelijks functioneren, dossierstudie en heteroanamnese (apa 2013). Hoewel dit de objectiviteit van inschattingen kan vergroten (Rabins & Lyketsos 2011), stellen Snelgrove en Hasnain Uitgebreide (major) of beperkte (mild) NCD, mogelijk/ waarschijnlijk op basis van de ziekte van Alzheimer, met/ zonder gedragsstoornissen Major of mild mogelijke/waarschijnlijke frontotemporale NCD, Major of mild NCD mogelijk/waarschijnlijk met lewylichaampjes, Major of mild mogelijke/waarschijnlijke vasculaire NCD, met/ zonder gedragsstoornissen Major of mild NCD ten gevolge van traumatische hersenschade, Door middelen/medicatie geïnduceerde major of mild NCD, Major of mild NCD ten gevolge van hivinfectie, met/zonder gedragsstoornissen Major of mild NCD ten gevolge van prionziekte, met/zonder gedragsstoornissen (o.a. ziekte van Creutzfeldt-Jakob, kuru, syndroom van Gerstmann-Sträussler-Scheinker, fatale insomnia) Major of mild NCD mogelijk/waarschijnlijk ten gevolge van de ziekte van Parkinson, Major of mild NCD ten gevolge van de ziekte van Huntington, Major of mild NCD door een andere medische aandoening (bijv. multiple sclerose), Major of mild NCD met multipele etiologie, met/zonder gedragsstoornissen Niet gespecificeerde major of mild NCD, met/zonder gedragsstoornissen (2012) dat dit proces van differentiëren een tijdsintensieve zaak is, in een context waar de werkdruk al hoog ligt. Een bijkomende bezorgdheid van Snelgrove en Hasnain (2012) is de vrees voor een toename van het aantal fout-positieve bevindingen bij mensen bij wie een beperkte ncd gediagnosticeerd is, maar die eigenlijk uitval vertonen die NEUROCOGNITIEVE STOORNISSEN IN DE DSM-5 213

L. VAN ASSCHE, P. PERSOONS, M. VANDENBULCKE 214 compatibel is met een normale veroudering. Zij verwachten dat het gebrek aan kennis over een mogelijke evolutie naar een uitgebreide ncd in sommige gevallen voor verwarring en onzekerheid zal zorgen bij patiënten en families. Daartegenover plaatst Blazer (2013) dat vroege diagnostiek het mogelijk maakt om erkenning te geven aan veranderingen die mensen in het eigen functioneren opmerken, en om hun klachten dus serieus te nemen, los van het verdere verloop van de symptomen. Vroege diagnostiek biedt eveneens de mogelijkheid om met deze mensen aan het werk te gaan met compensatiestrategieën. McDonald (2011) en Blazer (2013) stellen dat het in de toekomst belangrijk zal zijn een duidelijk onderscheid te kunnen maken tussen achteruitgang in cognitief functioneren door ouder worden, en een verandering die duidt op beginnend neurodegeneratief lijden, in het kader van vroegtijdige (medicamenteuze) behandeling. Het voorstel van Snelgrove en Hasnain (2012) om alle aandoeningen die niet voldoen aan de criteria voor een major ncd te vatten onder één noemer neurocognitive disorder, nos totdat er een duidelijker beeld naar voren komt, lijkt dus minder opportuun. ETIOLOGIE Een tweede belangrijke verandering, naast het onderscheid tussen beperkte en uitgebreide ncd, is de omschrijving van operationele criteria voor de verschillende ncd s (Blazer 2013). Terwijl de nadruk in de dsm-iv veeleer lag op geheugenuitval bij elk dementiebeeld en de gehanteerde criteria dus Alzheimer-centrisch genoemd konden worden (Rabins & Lyketsos 2011), benadert de dsm-5 de verschillende ziektebeelden meer gedifferentieerd, geïnspireerd door recent wetenschappelijk onderzoek (Bajenaru e.a. 2012). De verschillende cognitieve domeinen worden gedefinieerd en voorbeelden van moeilijkheden in het dagelijks leven zijn voorhanden in een overzichtelijke tabel (apa 2013). Vermoedelijk maakt dit het mogelijk om bewaarde mogelijkheden en niet enkel tekorten en gebreken (deficits) te zien en kan dit de objectiviteit van gedragsobservaties vergroten (Rabins & Lyketsos 2011; Whitehouse & George 2011). Sommige auteurs suggereren daarnaast om gevalideerde observatie-instrumenten te gebruiken bij de schatting van het dagelijkse functioneren (McDonald 2011). De categorie ncd met lewylichaampjes werd toegevoegd, wat positief is gezien de hoge prevalentie van deze ziekte in de groep van neurodegeneratieve aandoeningen (McKeith e.a. 2004). Het onderscheid tussen een ziekte van Alzheimer met vroeg of met laat begin is verdwenen, en bij de categorie frontotemporale ncd wordt in de nieuwe editie het onderscheid gemaakt tussen de symptomen bij de gedragsvarianten en de talige varianten, zonder een strikte scheiding te hanteren tussen de verschillende vormen bij classificering. Bovendien kan bij elke ncd, al dan niet aan de hand van een code, toegevoegd worden of er sprake is van gedragsstoornissen zodat ook op dit vlak een gerichte behandeling meer aandacht krijgt (Blazer 2013). In de dsm-5 wordt voor ncd veroorzaakt door ziekte van Alzheimer, frontotemporale ncd, ncd met lewylichaampjes en vasculaire ncd een onderscheid gemaakt tussen probable en possible, wat een weerspiegeling is van de graad van zekerheid. Voor de ziekte van Alzheimer is dit onderscheid verwarrend. Tot nog toe werd de term possible gereserveerd voor de ziekte van Alzheimer met atypisch begin of gevallen waarbij de ziekte van Alzheimer vermoed wordt in aanwezigheid van een andere medische conditie die ook gepaard kan gaan met cognitieve aantasting (McKhann e.a. 1984; 2011). In dsm-5 verwijst possible bij beperkte ncd veroorzaakt door de ziekte van Alzheimer naar de lichte cognitieve aantasting en is er in tegenstelling met de gebruikelijke definitie een typisch verloop vereist, waarbij andere medische aandoeningen die kunnen gepaard gaan met cognitieve achteruitgang uitgesloten moeten worden. BIOMARKERS Het is ook opvallend dat biomarkers in dsm-5 uitgebreid beschreven worden, maar geen deel uitmaken van de criteria van ncd, met uitzondering van beeldvorming bij frontotemporale ncd. Hierbij wordt het elan van eerder gepubliceerde consensuscriteria voor de ziekte van Alzheimer, met een steeds prominentere plaats voor biologische markers gebaseerd op de neurologische praktijk, niet gevolgd (Dubois e.a. 2007; McKhann e.a. 2011). Er wordt opgemerkt dat de bestaande biomarkers nog niet voldoende gevalideerd werden en meestal slechts beschikbaar zijn in de derdelijnszorg. Ook al klopt dit laatste, toch ervaren velen in de praktijk de noodzaak van deze biomarkers en worden ze regelmatig gehanteerd. VELDONDERZOEKEN Veldonderzoeken met de nieuwe diagnostische classificaties en criteria uit de dsm-5 tonen een zeer goede tot goede interbeoordelaarsbetrouwbaarheid voor respectievelijk uitgebreide en beperkte ncd (Freedman e.a. 2013). Dit lijkt te suggereren dat de voorgestelde categorieën en criteria helder toepasbaar zijn en relatief objectief, aangezien ze door verschillende clinici uit verscheidene contexten op vergelijkbare wijze worden geïnterpreteerd bij eenzelfde patiënt. Dat uitgebreide stoornissen een grotere interbeoordelaarsbetrouwbaarheid tonen dan beperkte stoornissen, is niet echt verwonderlijk. Immers, de symptomen die een ziektebeeld karakteriseren, komen duidelijker tot

uiting in majeure ncd en zijn daardoor vermoedelijk eenduidiger op te merken. Besluit Wij vinden dat de dsm-5 een grote verandering, maar ook vooruitgang betekent voor de diagnostiek van ncd. Er wordt een proces doorlopen dat de toewijzing van codes vergemakkelijkt. Het identificeren van beperkte stoornissen naast uitgebreide stoornissen zal een vroegtijdige interventie toelaten. De expliciete vermelding van gedragsstoornissen bij een ziektebeeld bevordert daarnaast het verfijnen van behandeldoelen. Echter, er is voorzichtigheid nodig bij de differentiatie tussen beperkte en uitgebreide stoornissen, aangezien de aangegeven criteria niet geheel als objectief beschouwd worden. Bovendien bestaat de vrees dat een veranderde terminologie de verwarring bij patiënten en families over ziektebeelden zal vergroten. De vooraf reeds bestaande verwarring kan niet los gezien worden van een toenemende dissonantie de laatste jaren tussen een syndromale benadering van dsm-iv-tr gericht op ernstige cognitieve stoornissen en de meer oorzakelijke benadering binnen de recente neurologische literatuur met toenemende focus op de vroegtijdige stadia. Hierdoor dreigde de psychiatrische en neurologische aanpak van cognitieve stoornissen te divergeren. De integratie in de dsm-5 laat een gemeenschappelijk taalgebruik toe, wat een zeer positieve evolutie is. Wel blijft men opvallend voorzichtig rond de plaats van biomarkers, waardoor het gevaar bestaat dat de wegen sneller opnieuw scheiden dan ze samenkomen. Toch verwachten we reeds een grotere validiteit en betrouwbaarheid bij het classificeren van ncd daar de gehanteerde diagnostische criteria gebaseerd zijn op een toegenomen kennis over de ziektebeelden en beter aansluiten bij de actuele klinische praktijk. Naar aanleiding van de publicatie van de dsm-5 verrichtte men field trials, die inderdaad goede resultaten rapporteren wat betreft classificatie van beperkte en uitgebreide ncd. Echter, men kan verwachten dat de komende jaren de huidige criteria verder zullen ontwikkelen, onder meer naar aanleiding van voorstellen uit de klinische praktijk (Ganguli e.a. 2011; Sachdev e.a. 2009). LITERATUUR American Psychiatric Association (APA). Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (4de herz. versie). Washington: American Psychiatric Association; 2000. American Psychiatric Association (APA). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (5de versie). Washington: American Psychiatric Association; 2013. Bajenaru O, Tiu C, Antochi F, Roceanu A. Neurocognitive disorders in DSM 5 project - personal comments. J Neurol Sci 2012; 322: 17-9. Blazer D. Neurocognitive disorders in DSM- 5. Am J Psychiatry 2013; 170: 585-7. Dubois B, Feldman HH, Jacova C, Dekosky ST, Barberger-Gateau P, Cummings J, e.a. Research criteria for the diagnosis of Alzheimer s disease: revising the NINCDS- ADRDA criteria. Lancet Neurol 2007; 6: 734-46. Freedman R, Lewis D, Michels R, Pine DS, Schultz SK, Tamminga CA, e.a. The initial field trials of DSM-5: new blooms and old thorns. Am J Psychiatry 2013; 170: 1-5. Ganguli M, Blacker D, Blazer DG, Grant I, Jeste DV, Paulsen JS, e.a. Classification of neurocognitive disorders in DSM-5: a work in progress. Am J Geriatr Psychiatry 2011; 19: 205-10. Geda YE, Nedelska Z. Mild cognitive impairment: a subset of minor neurocognitive disorder? Am J Geriatr Psychiatry 2012; 20: 821-6. McDonald WM. Defining neurocognitive disorders. Am J Geriatr Psychiatry 2011; 19: 909-14. McKeith I, Mintzer J, Aarsland D, Burn D, Chiu H, Cohen-Mansfield J, e.a. Dementia with Lewy bodies. Lancet Neurol 2004; 3: 19-28. McKhann G, Drachman D, Folstein M, Katzman R, Price D, Stadlan EM. Clinical diagnosis of Alzheimer s disease: report of the nincds-adrda Work Group under the auspices of Department of Health and Human Services Task Force on Alzheimer s Disease. Neurology 1984; 34: 939-44. McKhann GM, Knopman DS, Chertkow H, Hyman BT, Jack CR Jr, Kawas CH, e.a. The diagnosis of dementia due to Alzheimer s disease: recommendations from the National Institute on Aging-Alzheimer s Association workgroups on diagnostic guidelines for Alzheimer s disease. Alzheimers Dement 2011; 7: 263-9. Rabins PV, Lyketsos CG. A commentary on the proposed DSM revision regarding the classification of cognitive disorders. Am J Geriatr Psychiatry 2011; 19: 201-4. Sachdev P, Andrews G, Hobbs MJ, Sunderland M, Anderson TM. Neurocognitive disorders: cluster 1 of the proposed meta-structure for DSM-V and ICD-11. Psychol Med 2009; 39: 2001-12. Snelgrove TA, Hasnain M. A concern about the proposed DSM-V criteria reclassifying cognitive disorders. Am J Geriatr Psychiatry 2012; 20: 543. Whitehouse PJ, George D. Further limits on labels for cognitive impairment: can we diagnose what we don t know? Am J Geriatr Psychiatry 2011; 19: 984. NEUROCOGNITIEVE STOORNISSEN IN DE DSM-5 215

SUMMARY Neurocognitive disorders in DSM-5: a critical review L. VAN ASSCHE, P. PERSOONS, M. VANDENBULCKE BACKGROUND The apa published the dsm-5 in May, 2013. When compared to dsm-iv, the latest edition incorporates many changes, some relating to neurocognitive disorders. AIM To review critically the new dsm-5 alterations and adjustments relating to neurocognitive disorders. METHOD We compared the relevant chapters in dsm-iv-tr and dsm-5 and we searched the literature for articles involving discussions about cognitive disorders in dsm-5. RESULTS With regard to differential diagnosis of neurocognitive disorders, dsm-5 has more in common with current clinical practice than does the dsm-iv. dsm-5 names ten etiological subtypes for which the diagnostic criteria are based on recent scientific research. However, some researchers and clinicians have reservations about using the term major neurocognitive disorder instead of dementia, and are reluctant to make a distinction between mild and major cognitive disorders. L. VAN ASSCHE, P. PERSOONS, M. VANDENBULCKE 216 CONCLUSION KEY WORDS The alterations and adjustments that appear in dsm-5 in relation to neurocognitive disorders may well mean progress for clinicians and researchers but they will inevitably require greater investment. TIJDSCHRIFT VOOR PSYCHIATRIE 56(2014)3, 211-216 dsm 5, neurocognitive disorders