Wiskunde - MBO Niveau 4. Eerste- en tweedegraads verbanden

Vergelijkbare documenten
Wiskunde - MBO Niveau 4. Eerste- en tweedegraads verbanden

Wiskunde - MBO Niveau 4. Eerste- en tweedegraads verbanden

Tussenhoofdstuk - oplossen tweedegraads vergelijkingen

Voorkennis. 66 Noordhoff Uitgevers bv 11 0, en y = = ,33 = y = 4x(x 2) y = 19x(1 2x) y = 3x( x + 5) y = 4x(4x + 1)

Transformaties Grafieken verschuiven en vervormen

3.1 Kwadratische functies[1]

7.1 Ongelijkheden [1]

Hoofdstuk 1 - Inleiding hogere machtsverbanden

opdracht 1 opdracht 2. opdracht 3 1 Parabolen herkennen Algebra Anders Parabolen uitwerkingen 1 Versie DD 2014 x y toename

Kwadratische verbanden - Parabolen klas ms

Transformaties Grafieken verschuiven en vervormen

extra oefeningen HOOFDSTUK 4 VMBO 4

Hoofdstuk 2: Grafieken en formules

Noordhoff Uitgevers bv

Oefentoets uitwerkingen

Praktische opdracht Wiskunde Vermenigvuldiging en deling van lijnen en parabolen

2.1 Lineaire functies [1]

opdracht 1 opdracht 2 opdracht 3 1 Parabolen herkennen Algebra Anders Parabolen 1 Versie DD 2014

1.0 Voorkennis. Voorbeeld 1: Los op: 6x + 28 = 30 10x.

Noordhoff Uitgevers bv

6.1 Kwadraten [1] HERHALING: Volgorde bij berekeningen:

Bij alle verbanden geldt dat je, als je een negatief getal in een formule invult, je altijd haakjes om dat getal moet zetten.

F3 Formules: Formule rechte lijn opstellen 1/3

6.1 Kwadraten [1] HERHALING: Volgorde bij berekeningen:

Vragen over algebraïsche vaardigheden aan het eind van klas 3 havo/vwo

3.4. Antwoorden door N woorden 24 januari keer beoordeeld. Wiskunde B. wi vwo B1 H1 Vergelijkingen en ongelijkheden 1.

Paragraaf 1.1 : Lineaire functies en Modulus

Hoofdstuk 2 - Gebroken functies

2. Kwadratische functies.

Hoofdstuk 2 - Gebroken functies

De onderstaande waarden in de tabel zet je dan netjes uit in een xy-assenstelsel: naar boven, een negatief getal schuift de parabool naar beneden.

Hoofdstuk 2 - Kwadratische functies

2.1 Lineaire formules [1]

Transformaties van grafieken HAVO wiskunde B deel 1

1.1 Lineaire vergelijkingen [1]

5.1 Lineaire formules [1]

1.0 Voorkennis. Voorbeeld 1: Los op: 6x + 28 = 30 10x.

Antwoordmodel - Kwadraten en wortels

3.1 Negatieve getallen vermenigvuldigen [1]

Grafieken 1. a) de snijpunten met de x-as. b) het snijpunt met de y-as. c) de coördinaten van de top.

1.1 Rekenen met letters [1]

Factor = het getal waarmee je de oude hoeveelheid moet vermenigvuldigen om een nieuwe hoeveelheid te krijgen.

3.0 Voorkennis. y = -4x + 8 is de vergelijking van een lijn. Hier wordt y uitgedrukt in x.

De grafiek van een lineair verband is altijd een rechte lijn.

H. 8 Kwadratische vergelijking / kwadratische functie

Wiskunde voor bachelor en master. Deel 1 Basiskennis en basisvaardigheden. c 2015, Syntax Media, Utrecht. Uitwerkingen hoofdstuk 9

Kwadratisch verband vmbo-kgt34

ProefToelatingstoets Wiskunde B

Programma. Opening Een laatste opmerking over hfst 1 vragen over hfst 1?

De grafiek van een lineair verband is altijd een rechte lijn.

Het opstellen van een lineaire formule.

7 Hoeken. Kern 3 Hoeken. 1 Tekenen in roosters. Kern 2 Hoeken meten Kern 3 Hoeken tekenen Kern 4 Kijkhoeken. Kern 1 Tegelvloeren. Kern 3 Oppervlakte

Lineaire formules.

Paragraaf 1.1 : Lineaire verbanden

Functies. Verdieping. 6N-3p gghm

Hoofdstuk 1 - Eigenschappen

Hoofdstuk 1 boek 1 Formules en grafieken havo b klas 4

VIDEO 4 4. MODULUSVERGELIJKINGEN

Startrekenen Wiskit. Leerwerkboek deel 1 Functies. Basisvaardigheden wiskunde SANDER HEEBELS ROB LAGENDIJK JELTE FOLKERTSMA

Opgave 1 Bestudeer de Uitleg, pagina 1. Laat zien dat ook voor punten buiten lijnstuk AB maar wel op lijn AB geldt: x + 3y = 5

Leerjaar 1 Periode 2. Grafieken en formules

1 Rekenen met gehele getallen

WISNET-HBO NHL update jan. 2009

Basiskennistoets wiskunde

Hoofdstuk 12A - Grafieken en vergelijkingen

Noorderpoortcollege school voor MBO Stadskanaal. Reader. Wiskunde MBO Niveau 4 periode 3. M. van der Pijl. Transfer Database

Wiskunde 2 september 2008 versie Dit is een greep (combinatie) van 3 uit 32. De volgorde is niet van belang omdat de drie

Paragraaf 11.0 : Voorkennis

kwadratische vergelijkingen

Functies van de tweede graad

Machtsfuncties al dan niet samengesteld in de vorm van een polynoom- of veeltermfunctie

4.1 Negatieve getallen vermenigvuldigen [1]

Hoofdstuk 1 - Formules en grafieken

Samenvatting Wiskunde Hoofdstuk 1 & 2 wisb

Praktische opdracht Wiskunde A Formules

Lineair verband vmbo-kgt34

Deel 3 havo. Docentenhandleiding havo deel 3 CB

klas 3 havo Checklist HAVO klas 3.pdf

Algebra groep 2 & 3: Standaardtechnieken kwadratische functies

Hogeschool Rotterdam. Voorbeeldexamen Wiskunde A

opdrachten bij hoofdstuk 7 Lijnen cirkels als PDF

Wiskunde 20 maart 2014 versie 1-1 -

Oplossing zoeken kwadratisch verband vmbo-kgt34

Samenvatting wiskunde havo 4 hoofdstuk 5,7,8 en vaardigheden 3 en 4 en havo 5 hoofdstuk 3 en 5 Hoofdstuk 5 afstanden en hoeken Voorkennis Stelling van

Lesbrief Assenstelsels. Versie 1

0.25x. Het buitengebied - vanuit elk punt kun je twee raaklijnen tekenen - bevat twee oplossingen. De parabool zelf staat voor één oplossing.

= 5, t 7. = 36 en t 8. e 32, 64, 128 f 8 3 4, , = 13, t 9. = 8, t 8. = 21, t 10. = 37, t 8

Noordhoff Uitgevers bv

1. Orthogonale Hyperbolen

Lesbrief GeoGebra. 1. Even kennismaken met GeoGebra (GG)

1.1 Tweedegraadsvergelijkingen [1]

buigpunt (0,0) randpunt (0,0) domein [0, > asymptoot y=0 snijpunt y-as (0,1) bereik <0, >

Hoofdstuk 4 Vergelijkingen. Kern 1 Numeriek oplossen. Netwerk 4 HAVO B uitwerkingen, Hoofdstuk 4, Vergelijkingen 1

11 ) Oefeningen. a) y = 2x 1 f) y = x 2 + 3x 4. b) y = 1 3 x2 x g) y = 1 x 2. c) y = x 3 x 2 +1 h) y = 6. d) y = x 2 4 i) y = x 2 5.

Noordhoff Uitgevers bv

Hoofdstuk 3 - Transformaties

Docentenversie. Hoofdstuk A9 Hellinggrafieken - alternatief. snelheid (m/s)

3.0 Voorkennis. Voorbeeld 1: Los op: 6x + 28 = 30 10x.

Machtsfuncties al dan niet samengesteld in de vorm van een polynoom- of veeltermfunctie. 1) Met een positief exponent in de term(en) ( )

Tweede graadsfuncties

Transcriptie:

Wiskunde - MBO Niveau 4 Eerste- en tweedegraads verbanden OPLEIDING: Noorderpoort MBO Niveau 4 DOCENT: H.J. Riksen LEERJAAR: Leerjaar 1 - Periode 2 UITGAVE: 2018/2019

Wiskunde - MBO Niveau 4 Eerste- en tweedegraads verbanden OPLEIDING: Noorderpoort MBO Niveau 4 DOCENT: H.J. Riksen LEERJAAR: Leerjaar 1 - Periode 2 UITGAVE: 2016/2017

Wiskunde Leerjaar 1 - periode 2 Hoofdstuk 1 - Rechte lijnen Het assenstelsel In de wiskunde is het gebruikelijk om lijnen en grafieken te tekenen in een zogenaamd assenstelsel. Dat betekent dat we altijd op ruitjespapier tekenen en ook altijd beginnen met het tekenen van twee assen; de x-as en de y-as. Het tekenen van een correct assenstelsel gaat als volgt: 1. Teken een horizontale x-as met aan het rechter uiteinde een pijlpunt 2. Teken een verticale y-as met aan het uiteinde boven een pijlpunt 3. Zet een x bij de pijlpunt van de x-as en zet een y bij de pijlpunt van de y-as 4. Zet maatstreepjes langs beide assen op de plek waar de cijfers komen te staan 5. Zet alle cijfers netjes bij de maatstreepjes; vergeet het cijfer 0 niet y 10 9 8 7 6 R(1, 6) 5 4 Q(5, 4) 3 2 P(3, 2) 1 2 1 0 1 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 x 2 In dit assenstelsel kun je nu punten aangeven. Punt P bijvoorbeeld heeft de coördinaten (3, 2), wat betekent: 3 op de x-as en 2 op de y-as. Punt Q heeft de coördinaten (5, 4) en punt R heeft de coördinaten (1, 6).

De rechte lijn Een rechte lijn kun je niet alleen tekenen, maar ook vastleggen in een regeltje tekst. Iedereen die deze tekst heeft, kan de lijn ook tekenen. Zo n regeltje wordt functievoorschrift genoemd en ziet er bijvoorbeeld zo uit: f(x) = ⅓x + 3 of f(x) = 2x + 5 of f(x) = ¼x 2 Er is nog een tweede manier om het regeltje te schrijven en dan heet het een vergelijking: y = ⅓x + 3 of y = 2x + 5 of y = ¼x 2 Zo n vergelijking heeft dus altijd een vaste vorm: y =.x + Op de puntjes moet je getallen invullen. Om dat aan te geven schrijven we ook wel: y = ax + b We bekijken nu één van de vergelijkingen uit het voorbeeld: y = ⅓x + 3 a b Snijpunt met de y-as Getal b is altijd de plek waar de rechte lijn de y-as snijdt. Is b gelijk aan 3? Dan snijdt de lijn de y-as in het punt (0,3). Is b gelijk aan 5? Dan snijdt de lijn de y-as in het punt (0, 5). De x-waarde van een snijpunt met de y-as is altijd 0. Het kan ook voorkomen dat b=0. Dan wordt hij weggelaten in de vergelijking, bijvoorbeeld: y = ½x of y = 4x of y = ¼x De lijn snijdt de y-as dan in het punt (0, 0). Hellingsgetal Getal a is altijd hoe schuin de lijn loopt, oftewel het hellingsgetal. Het hellingsgetal geeft aan hoeveel hokjes de lijn omhoog of naar beneden gaat, als je één hokje opschuift naar rechts. Is het hellingsgetal 3? Dan ga je één hokje naar rechts en drie hokjes naar boven. Is het hellingsgetal 2? Dan ga je één hokje naar rechts en twee hokjes naar beneden. Is het hellingsgetal ½? Dan ga je één hokje naar rechts en een half hokje naar boven. Je kunt nu ook zeggen: ik ga twee hokjes naar rechts en één hokje naar boven. Opdracht 1 Geef van onderstaande lijnen het snijpunt met de y-as en het hellingsgetal. Teken de lijnen vervolgens in een assenstelsel. a) y = ⅓x + 5 b) y = 2x + 7 c) y = 6x 5 d) y = ½x + 2 e) y = 4x f) y = x 1 g) y = ¼x + 1 h) y = ½x i) y = ⅙x + 6 j) y = 3x + 12

Opdracht 2 Geef van de lijnen a t/m f een vergelijking. y 10 9 a e f 8 7 b 6 d 5 4 3 2 1 c 2 1 0 1 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 x 2 Het hellingsgetal berekenen Als je twee punten hebt, waar een lijn doorheen gaat, kun je het hellingsgetal berekenen. Je trekt de twee y- coördinaten van elkaar af en ook de twee x-coördinaten. Deze uitkomsten deel je door elkaar. Voorbeeld: Een lijn gaat door de punten (1, 3) en (7, 5). Het hellingsgetal wordt dan: hellingsgetal = y 2 y 1 x 2 x 1 = 5 3 7 1 = 2 6 = 1 3 Het snijpunt met de y-as berekenen Nadat je het hellingsgetal hebt berekend, kun je ook het snijpunt met de y-as berekenen. Je hebt namelijk al dit stukje van de vergelijking: y = hellingsgetal x +... Vul nu de x en y van één van de punten in en het getal dat op de puntjes moet staan wordt duidelijk. 1 Voorbeeld: Een lijn gaat door de punten (1, 3) en (7, 5). Het hellingsgetal is dus:. y = 1 3 x +... 5 = 1 3 7 +... 5 = 2 1 3 +... op de puntjes moet dus 2 2 3 staan ( ) snijpunt met de y as : 0,2 2 3 3

Opdracht 3 Hieronder staan steeds twee punten van een lijn. Bereken eerst het hellingsgetal van de lijn en daarna het snijpunt met de y-as. Geef vervolgens de vergelijking van de lijn. a) (4, 9) en (12, 11) b) (16, 12) en (66, 37) c) (8, 18) en (22, 60) d) (15, 20) en (50, 90) e) (35, 27) en (85, 37) f) (10, 110) en (78, 450) g) (30, 123) en (70, 127) h) (30, 28) en (60, 40) i) (5, 21) en (25, 25) j) (32, 744) en (100, 1560) Het snijpunt van twee lijnen berekenen Je kunt het snijpunt van twee lijnen berekenen door de vergelijkingen gelijk te stellen en op te lossen. De ene lijn is bijvoorbeeld y = 3x 8 en de andere lijn is bijvoorbeeld y = x +18. Er moet nu een x- coördinaat bestaan die voor beide lijnen dezelfde y-waarde heeft. Dat is het snijpunt. Die x-coördinaat met dezelfde y-waarden vind je door te stellen: de y van y = 3x 8 is dezelfde als de y van y = x +18. Dus: 3x 8 = x +18 Vroeger leerde je dat je met inklemmen de x kunt vinden die in deze vergelijking past. Nu gaan we de x berekenen met behulp van de balansmethode. De balansmethode We nemen als voorbeeld: 3x 8 = x +18 Stap 1: Alle termen met een x erin naar de linkerkant brengen. Aan de rechterkant staat één x. Die krijg je daar weg door er een x van af te trekken. Van de 3x aan de linkerkant moet je dan ook een x afhalen. 3x x 8 = x x + 18 2x 8 = 18 Stap 2: Alle termen zonder x erin (dus de losse getallen) naar de rechterkant brengen. Aan de linkerkant staat 8. Die krijg je daar weg door er 8 bij op te tellen. Bij de 18 aan de rechterkant moet je dan ook 8 optellen. 2x 8 + 8 = 18 + 8 2x = 26 Stap 3: Bepaal x. Om x te vinden deel je de linkerkant en de rechterkant door 2. Als je 2x door 2 deelt, hou je namelijk alleen x over en dan heb je je doel bereikt. 2x 2 = 26 2 x = 13 Stap 4: Controle Om te controleren of je ergens een rekenfout gemaakt hebt, kun je de gevonden waarde van x invullen in de oorspronkelijke vergelijking: 3x 8 = x +18 3 13 8 = 13+18 31= 31 Het klopt!

Het uiteindelijke snijpunt van de twee lijnen Met de berekening hierboven heb je de x-coördinaat van het snijpunt gevonden. We moeten als laatste ook nog de y-coördinaat berekenen. De y-coördinaat vinden we door de x-coördinaat in te vullen in één van de vergelijkingen van de lijnen. Voorbeeld: We hebben hierboven gevonden dat x = 13. Als we dit invullen in de vergelijking y = 3x 8 dan krijgen we: y = 3 13 8 = 31. Het snijpunt van de twee lijnen is dus: 13,31. We hadden ook kunnen invullen in de andere vergelijking: y = x +18 = 13+18 = 31. ( ) x = 13 Opdracht 4 Oefenen met de balansmethode. I) Los de volgende vergelijkingen op: II. Los de volgende vergelijkingen op: e) x 6 = 2x +12 a) 3x + 4 = 10 f) 3x = 9 a) 5x + 2 = 2x + 8 f) 5x + 3 = 6x 3 b) x + 3 = 5 g) 4x = 12 b) x + 7 = 12 4x g) x + 8 = 2x + 9 c) x + 7 = 8 h) 4x = 16 c) 2x 3 = 9 x h) 6x 4 = 4x 2 d) 2x + 4 = 8 i) 3x +1= 16 d) 7 = 2x 3 i) 5x 4 = 4 e) 2x + 4 = 12 j) 2x 3 = 11 j) 3 x = 2x 3 III. Los de volgende vergelijkingen op: a) 2x 4 = 7 e) 3x 3 = 7 b) 2x 4 = 7 f ) 3x 4 = 17 c) 5x = 1 g) 1 x +1= 0 2 d) 3x 3 = 7 h) 6x 4 = 8 IV. Los de volgende vergelijkingen op: a) 4x + 3 = 2x e) x + 3 = 3 x b) 4x + 5 = 2x +1 f ) 6x + 4 = 3x 1 c) 3x + 4x = 7 g) 3 x = 2x +1 d) 5x 3x = 6 h) 3 x = 2x + 3 IV. Los de volgende vergelijkingen op: a) 4 2x = x 1 e) 2x + 4 = 6 x b) 6 + 3x = 5x 6 f ) 4x 5 = 5 4x c) 3x = 6x + 9 g) 3 x = 5x 4 d) 8x + 4 = 6x + 3x h) x + 2 = 3+ x Opdracht 5 Hieronder staan steeds twee vergelijkingen van een lijn. Bereken het snijpunt van de twee lijnen. a) b) y = 1 x + 5 en y = 4x + 44 3 y = 1 x +10 en y = 4x + 29 5 c) y = 40x +150 en y = 35x + 7650 d) y = 1600x + 45000 en y = 1 x + 51401 4

Hoofdstuk 2 - Parabolen De parabool Een parabool is een gebogen vorm, een zogenaamde kromme. De vorm ontstaat als je de grafiek tekent van een tweedegraads vergelijking; dat is een vergelijking met x2 erin. Parabolen kom je overal tegen, kijk maar eens naar de afbeeldingen hieronder. Er zijn twee soorten parabolen, bergparabolen en dalparabolen: Voorbeeld: bergparabool dalparabool! y = x + 4! y = x2 + 4 2 Aan de vergelijking kun je zien of het een berg- of dalparabool is. Bij bergparabolen staat er een min-teken voor de x2. Je kunt dit gemakkelijk onthouden als je aan smiley s denkt: negatief (min) bergparabool positief (plus) dalparabool

Opdracht 1 Geef van onderstaande vergelijkingen aan of het een bergparabool of een dalparabool is: a) y = x 2 e) y = x 2 + 5x 6 b) y = x 2 6 f) y = x 2 3x c) y = 2x 2 + 2x 6 g) y = x 2 + 3x d) y = x 2 5x + 6 h) y = x 2 6x 30 Opdracht 2 Ga naar www.desmos.com en klik op: Typ onderstaande vergelijkingen in: Geef nu antwoord op de volgende vragen: a) Bij welk punt gaat y = x 2 + 5x + 6 door de y-as? b) Bij welk punt gaat y = x 2 5x 6 door de y-as? c) Kun je aan de hand van antwoord a en b voorspellen waar y = x 2 +16x + 40door de y-as gaat? Teken ook deze grafiek en controleer je voorspelling. d) Bij welke twee punten snijden de eerste twee grafieken elkaar? e) Op welke as liggen deze twee snijpunten? Opdracht 3 Typ onderstaande vergelijking in bij desmos.com:

Geef nu antwoord op de volgende vragen: a) Is dit een dal- of bergparabool? b) Bij welk punt gaat de grafiek door de y-as? c) Bij welke twee punten gaat de grafiek door de x-as? d) Wat is het laagste punt van deze grafiek? e) Zoek uit welk getal je moet veranderen in de vergelijking om het laagste punt één hokje omhoog te schuiven. Geef de nieuwe vergelijking. Tabellen We gaan nu oefenen met het handmatig tekenen van een parabool. Daarvoor kun je het beste een tabel invullen met een aantal waarden voor x. De y-waarde kun je dan uitrekenen. Dit is nog best lastig met negatieve waarden voor x. Laten we maar kijken: Voorbeeld Gegeven is de vergelijking: y = x 2 + 4x - We vullen in: x = 1 y = (1) 2 + 4(1) Er staat nu eigenlijk: y = 1 1 + 4 1 = 5 Bij x-waarde 1 hoort dus y-waarde 5. We kunnen nu het punt (1, 5) tekenen. - We vullen in: x = 2 y = (2) 2 + 4(2) Er staat nu eigenlijk: y = 2 2 + 4 2 = 12 Bij x-waarde 2 hoort dus y-waarde 12. We kunnen nu het punt (2, 12) tekenen. - We vullen in: x = 0 y = (0) 2 + 4(0) Er staat nu eigenlijk: y = 0 0 + 4 0 = 0 Bij x-waarde 0 hoort dus y-waarde 0. We kunnen nu het punt (0, 0) tekenen. - We vullen in: x = 3 y = ( 3) 2 + 4( 3) Er staat nu eigenlijk: y = 3 3 + 4 3 = 3 Bij x-waarde 3 hoort dus y-waarde 3. We kunnen nu het punt ( 3, 3) tekenen. Rekenmachine Let op bij het invoeren van negatieve x-waarden op je rekenmachine. Als je bijvoorbeeld x 2 wilt uitrekenen met x = 6, dan moet je invoeren: en niet: Probeer maar eens wat het verschil is!

Opdracht 5 Gegeven is de functie: y = x 2 a) Neem de tabel over, reken alle y-waarden uit en vul ze in. x 3 2 1 0 1 2 3 y b) Wat valt je op als je de y-waarden goed bekijkt? Opdracht 6 Gegeven is de functie: y = x 2 2x a) Neem de tabel over, reken alle y-waarden uit en vul ze in. x 2 1 0 1 2 3 4 y b) Welke y-waarde hoort bij x = 0? c) Welke twee x-waarden horen bij y = 0? Opdracht 7 Gegeven is de functie: y = x 2 6x + 8 a) Neem de tabel over, reken alle y-waarden uit en vul ze in. x 0 1 2 3 4 5 6 y b) Welke y-waarde hoort bij x = 0? c) Welke twee x-waarden horen bij y = 0? d) Teken een assenstelsel met een x-as en een y-as die allebei lopen van 0 t/m 10. e) Teken alle zes de punten van opdracht a) in het assenstelsel f) Teken een vloeiende lijn door deze zes punten Opdracht 8 Gegeven is de functie: y = ½x 2 4x + 10 a) Neem de tabel over, reken alle y-waarden uit en vul ze in. x 0 2 4 6 8 y b) Teken de grafiek van deze functie in het assenstelsel van opdracht 7. c) Heeft deze grafiek een snijpunt met de y-as? Zo ja, welk punt dan? d) Heeft deze grafiek één of meer snijpunten met de x-as? Zo ja, welke dan?

Hoofdstuk 3 - Snijpunten 3.1 Snijpunt met de y-as Iedere parabool heeft altijd precies één snijpunt met de y-as. Bij opdracht 2 van het vorige hoofdstuk hebben we gezien dat je de y-coördinaat van het snijpunt met de y-as in de formule kunt zien. Voorbeeld Gegeven is de parabool: y = x 2 + 7x +12 Het laatste getal (12) is de y-coördinaat van het snijpunt met de y-as. Het snijpunt met de y-as is dus: (0, 12) Opdracht 1 Geef de snijpunten met de y-as van de volgende parabolen: " " " a) y = x 2 + 3x + 5 b) y = x 2 + 2x 36 c) y = x 2 7x 14 " " " d) y = 2x 2 + 24x 113 e) y = 1 2 x2 13x 2 1 2 f) y = 3x 2 + 40x 45

3.2 Snijpunten met de x-as Een parabool kan nul, één of twee snijpunten hebben met de x-as. Opdracht 2 Geef van de volgende parabolen aan of ze nul, één of twee snijpunten hebben met de x-as: c a b d Discriminant Er is een formule waarmee je kunt uitrekenen of een parabool nul, één of twee snijpunten heeft. Die formule heet de discriminant en ziet er zo uit: Discriminant: D = b 2 4ac Als Als Als D > 0, dan heeft de parabool twee snijpunten met de x-as D = 0, dan heeft de parabool één snijpunt met de x-as D < 0, dan heeft de parabool géén snijpunten met de x-as Op de plek van b, a en c vul je de getallen uit de formule in.

Voorbeeld Gegeven is de parabool: y = x 2 + 7x +12 a=1, b=7 en c=12 a = 1 b = 7 c = 12 D = 7 2 4 1 12 = 49 48 = 1 Conclusie: de parabool heeft twee snijpunten met de x-as. Gegeven is de parabool: y = 1 2 x2 x + 2 a=1, b=7 en c=12 a = 1 b = 1 c = 2 2 D = ( 1) 2 4 1 2 2 = 1 4 = 3 Conclusie: de parabool heeft geen snijpunten met de x-as. Gegeven is de parabool: y = x 2 + 8x 16 a = 1 b = 8 c = 16 D = 8 2 4 1 16 = 64 64 = 0 Conclusie: de parabool heeft één snijpunt met de x-as. Opdracht 3 Bereken de discriminant van de volgende parabolen en geef aan hoeveel snijpunten ze hebben met de x-as. a) y = 2x 2 + 4x + 2 f) y = 2x 2 + 8x 8 b) y = 2x 2 +4x 6 g) y = 10x 2 + 5x 1 c) y = 2x 2 5x + 5 h) y = 3x 2 3x 2 d) y = 3x 2 3x 14 e) y = 2x 2 7x 8 i) y = 5x 2 20x + 20

De abc-formule De abc-formule: x 1,2 = b ± b2 4ac 2a Voorbeeld Gegeven is de tweedegraads vergelijking: y = 2x 2 + 8x + 6 In deze vergelijking geldt: a=2, b=8 en c=6. Als je deze waarden invult in de abc-formule, krijg je: x 1,2 = b ± Dit verder uitwerken geef: x 1,2 = nu splitsen in x 1 en x 2: x 1 = 8 + 4 4 b2 4ac 2a 8 ± 64 48 4 De nulpunten zijn dus: ( 1, 0) en ( 3, 0). = = 8 ± 82 4 2 6 2 2 8 ± 16 4 = 1 en x 2 = 8 4 4 = 8 ± 4 4 = 3 Rekenmachine Let op bij het gebruik van de rekenmachine en de abc-formule. Er staat zowel een wortelteken als een breukstreep in de formule. Je moet dus zorgvuldig met haakjes werken. Bovendien moet je soms het kwadraat van een negaref getal uitrekenen. Ook daarvoor moet je haakjes gebruiken. Voorbeeld van de abc-formule in de rekenmachine: Gegeven is de vergelijking: y = 2x 2 12x +16 ( ( )) 2 2 In de rekenmachine ziet dat er zo uit: 12 + ( 12) 2 4 2 16. Hierna vervang je de + door een ; zo krijg je de tweede x-waarde. ( ) Opdracht 4 Bereken van de onderstaande parabolen de nulpunten met behulp van de abc-formule. a) y = 2x 2 + 10x + 8 b) y = 2x 2 +4x 16 c) y = 2x 2 20x d) y = 2x 2 12x e) y = 2x 2 12x + 16 f) y = 3x 2 6x g) y = 3x 2 + 18x +24 h) y = 3x 2 + 30x + 48 i) y = 6x 2 + 12x + 48 j) y = 6x 2 12x + 48 k) y = 3x 2 + 18x 24 l) y = 4x 2 + 24x

m) y = 4x 2 + 24x + 32 n) y = 5x 2 + 30x 40 o) y = 5x 2 10x 40 p) y = 5x 2 10x 40 q) y = 4x 2 8x + 32 r) y = 4x 2 +8x + 32 s) y = 7x 2 + 14x t) y = 7x 2 28 3.3 Snijpunten van een parabool en een lijn Een parabool kan ook snijpunten hebben met een lijn. Om die snijpunten te berekenen, stel je de formules aan elkaar gelijk, en los je die op met behulp van de abc-formule. Voorbeeld Gegeven is de parabool: y = x 2 3x + 2 Gegeven is de lijn: y = x + 2 Het snijpunt bereken je als volgt: x 2 3x + 2 = x + 2 x 2 4x = 0 Abc-formule toepassen: x 1,2 = b ± b2 4ac 2a = 4 ± ( 4)2 4 1 0 2 1 = 0 of 4 De x-coördinaten zijn dus 0 en 4. Invullen in de formule van de lijn (of de parabool) geeft: Snijpunten parabool en lijn: (0,2) en (4,6)