Dag 5 De stoute dingen-symfonie 1 VOORBEREIDING > Kopieer kopieerblad 1 één keer per groepje van vier leerlingen. Doe dit op A3-formaat zodat de leerlingen veel schrijfruimte hebben. > Kopieer voldoende exemplaren van kopieerblad 2 en 3. > Kopieer kopieerblad 4 op leerlingenaantal en voorzie enkele extra s voor de vlugge werkers. > Kopieer (enkel wanneer je niet kunt projecteren) bronnenblad 1 op leerlingenaantal. 2 LESGANG Het kattenkwaad kan eens geen kwaad -spel spelen Leg uit dat je met de klas een spelletje zult doen. Ze mogen jou (voor deze ene keer) tegenspreken. Geef zelf een voorbeeld: Stel dat de directeur binnenkomt en hij/zij vraagt aan mij of ik een brief aan jullie wil uitdelen, dan zeg ik: Neen, vandaag heb ik geen zin. Probeer het morgen nog eens. Leg uit dat ze dus hun ondeugendste kantje aan je mogen laten zien. Doe een tiental voorstellen; probeer te stimuleren dat de leerlingen daar heel gevarieerd op antwoorden (dus niet telkens Ik heb geen zin vandaag. ). Bijvoorbeeld: > X, heb je je huiswerk gemaakt? Wil je het afgeven? > Y, wil je de deur eens voor me opendoen, het is hier zo warm. > Z, wil je straks mijn boekentas dragen? Ik heb al twee zaken die ik dragen moet. Als ze het spelletje goed begrijpen en wat losser komen zet je de leerlingen per vier rond een tafel (of op de grond). Je geeft hen per groep een kopieerblad (kopieerblad 1). Ze zitten zo rond het kopieerblad (de placemat) dat iedere leerling voor een veldje in de rand zit. Bij groepen van drie blijft er een veldje in de rand leeg. > We doen alsof het vandaag een dag is waarop echt alles mag. Al het kattenkwaad waar je op andere dagen zwaar straf voor zou krijgen is vandaag doodgewoon. Je mag je helemaal laten gaan! > Er zijn twee rondes: In de eerste ronde denk je alleen na. Je verzamelt zo veel mogelijk ideeën en schrijft ze op. Je mag daar kernwoorden voor gebruiken; dat moeten geen zinnen zijn. In de tweede ronde (die begint op mijn teken) overleggen jullie de stoute dingen met elkaar. Je houdt de coolste stoute dingen over. Daar moeten jullie natuurlijk in groep over beslissen. Zijn jullie het allemaal eens? Dan noteer je die stoute dingen in het middenveldje. 1 De leerlingen verzamelen zo veel mogelijk stoute dingen in hun eigen veldje. Daarbij mogen ze niet spreken. Geef hen daarvoor vijf minuten. 2 Ze overleggen. De coolste stoute dingen noteren ze in het middenveldje. Geef hen daarvoor een vijftal minuten. Laat de groepen die dat willen het coole kattenkwaad aan de klasgenoten vertellen. didactische suggesties dag 5 1
Vraag nadien naar reacties: > Hoe voelt het om je meest ondeugende kant aan je klasgenoten te laten zien? > Zijn er leerlingen in de klas van wie je schrikt? > Zou je zo n stoute-dingen-dag in het echt ook wel eens willen houden? Waarom wel of niet? Ondeugende gedichten lezen Iets doen wat niet mag zorgt ervoor dat je dingen voelt die je anders niet voelt. Ondeugend zijn zorgt ervoor dat er iets vreemds gebeurt in je hoofd, soms zelfs in heel je lijf. Maak duidelijk dat het dat gevoel is dat dichters gebruiken als zij over ondeugende dingen schrijven. Projecteer de gedichten van bronnenblad 1. Kun je niet projecteren? Bezorg de leerlingen dan een kopie van bronnenblad 1 zodat ze kunnen meelezen. Lees deze gedichten voor of laat ze door een leerling voorlezen. Vraag in dat laatste geval wel te letten op intonatie en tempo! Het vierde gedicht kun je door twee leerlingen laten voorlezen. Bespreek telkens na elk gedicht: 1 Lui Ik ben lekker lui vandaag. Ik heb een slome bui vandaag. Denk maar niet dat ik iets doe. Ik ben liever lui dan moe. Lekker liggen op mijn bed met geen mens die op mij let. Alles wat ik anders moet, gaat vandaag niet door net goed. Nannie Kuiper Uit: ÉÉN GEDICHT IS NOOIT GENOEG, p. 96/97 ISBN 978-90-5930-658-5 > Waarover gaat het gedicht? > Wie is de hoofdpersoon? > Wat weet je over de hoofdpersoon? > Hoe voelt hij/zij zich? Hoe weet je dat? > Waarin herken je jezelf? > Heb je ook al zo n dag gehad? Een dag waarop je helemaal nergens zin in had? Wat gebeurde er toen? Vertel. 2 didactische suggesties dag 5
2 Mag niet! Ik ben Flipje, goeiedag! En nu wil ik wel eens weten waarom ik zo weinig mag. Mag niet met mijn vingers eten, mag mijn zakdoek niet vergeten, mag niet voetballen op straat, mag niet onder t prikkeldraad, mag niet zonder schoenen lopen, mag mijn step niets eens verkopen, mag niet vissen in mijn neus, mag niet stampen als een reus, mag niet op mijn nagels bijten, mag niet op de muren krijten, mag niet in de dakgoot staan, mag niet met de deuren slaan, mag mijn petje niet verliezen, mag niet zonder zakdoek niezen. Ik ga op een goeie dag naar n land waar alles mag! Uit: ÉÉN GEDICHT IS NOOIT GENOEG, p. 146/147 ISBN 978-90-5930-658-5 Lea Smulders > Waarover gaat het gedicht? > Wie is de hoofdpersoon? > Wat weet je over de hoofdpersoon? > Hoe voelt hij zich? Hoe weet je dat? > Waarin herken je jezelf? > Bekijk het gedicht goed. Let op de rijmwoorden. De dichter gebruikt een rijmschema. Vind jij hoe ze dat doet? Eerste blokje: eerste en derde regel rijmen / tweede blokje: telkens twee regels die rijmen op elkaar. Vertel dat de dichter op die manier voor een heel mooi ritme in het gedicht zorgt. > Wat vind jij het coolste stoute ding uit dit gedicht? didactische suggesties dag 5 3
3 Honnepon Alle appels aangebeten. Mams verjaardag weer vergeten. Krantenknipsels opgegeten. Papa s postzegels bijkleuren. Sleutels zoek van alle deuren. Lapjes uit gordijnen scheuren. hartendief. Hele week uit school gebleven. Poes met honing ingewreven. Zal voor altijd blijven kleven. honnepon. Rarara wat ik verzon. Uit: Altijd heb ik wat te vieren, p. 32 ISBN 978-90-451-0664-9 André Sollie > Waarover gaat het gedicht? > Wie is de hoofdpersoon? > Wat weet je over de hoofdpersoon? > Hoe voelt hij/zij zich? Hoe weet je dat? > Waarin herken je jezelf? > Ook deze dichter heeft heel goed nagedacht over het rijm. Hoe pakt hij het aan? Per blokje rijmen alle woorden op elkaar. > Dit gedicht eindigt erg verrassend met de zin Rarara wat ik verzon. Wat bedoelt de dichter? Niet al het kattenkwaad is echt gebeurd / hij heeft veel verzonnen maar vertelt niet wat. > Wat vind jij het coolste stoute ding uit dit gedicht? 4 didactische suggesties dag 5
4 Een uil heeft geen zin. Waarin waarin? In alles wat dwaas is of stom. Waarom? Waarom? Omdat hij boos is en krom! Krom? Zit hij scheef? Valt hij om? Heeft hij een zware kop? Is zijn evenwicht soms op? Nee, hij heeft er genoeg van! Waarvan? Waarvan? Van het donker en het jagen. En al jouw stomme vragen! Geert De Kockere Uit: Er is iets aan de kip met je hand, p.28 ISBN 978-94-6291-263-2 > Waarover gaat het gedicht? > Wie stelt de vragen? > Wat weet je over de uil? > Hoe voelt hij zich? Hoe weet je dat? > In dit gedicht laat de dichter een ander koppig en boos zijn, de uil. Hij gebruikt (en dat is anders dan in de andere gedichten) twee soorten letters: recht en schuin gedrukt. Waarom doet hij dat? Het is een gesprekje tussen twee personen. > Beschrijf eens de persoon die de vragen stelt. Welke eigenschap zou je hem/haar kunnen geven? te nieuwsgierig / wil alles weten / ongeduldig / vervelend / > En de persoon die antwoordt? onbeleefd / heeft gelijk / is het beu / didactische suggesties dag 5 5
Zelf ondeugende gedichten schrijven Vertel dat de leerlingen nu zelf ook ondeugende gedichten mogen schrijven. Ze werken hiervoor alleen. Ze mogen kiezen of ze helemaal vanuit het niets werken of gebruikmaken van een schrijfsjabloon. Projecteer de schrijfsjablonen (kopieerblad 2 en 3) of toon de beschikbare kopieerbladen. Werken ze vanuit het niets, dan gebruiken ze kladpapier. Kiezen ze voor een sjabloon dan maken ze het kladwerk op het kopieerblad. Leg uit dat, eens het gedicht in de kladversie af is, ze hun nette versie op het ondeugend blad mogen noteren. Werktijd Treed tijdens de werktijd als coach op: beloon, daag uit en ga vooral zelf zo weinig mogelijk suggesties doen. (Te) vlugge werkers kun je aansporen om het gedicht nog mooier te maken of je kunt hen een tweede, een derde versie laten maken. Als ze vanuit een sjabloon werkten, kun je hen nu misschien het andere sjabloon geven of je laat hen vanuit het niets werken. Werkten ze al vanuit het niets, dan kun je hen nu misschien vragen om het sjabloon als uitgangspunt te nemen. Op het proces en het product reflecteren Laat leerlingen die dat willen hun gedicht voorlezen. Benadruk dat ze dit doen met veel zorg voor intonatie en tempo. Vraag ook voor aangepaste mimiek en lichaamstaal: Ik wil tijdens het voorlezen echt aan je zien dat je heel ondeugend bent! Bespreek na: > Wat was ondeugend in het gedicht? > Wat vond je grappig/knap gevonden/? > Welk gedicht vind je het meest ondeugend? > Wat vond je moeilijk? Wat was gemakkelijk? > Wat vind je van het resultaat? > Wat zou je volgende keer anders doen? Hang de gedichten op een poëziewand (of poëzieboom, -draad, -blok, -doos ) waar andere lezers van de gedichten kunnen genieten. 6 didactische suggesties dag 5
3 VOORBEELD VAN EEN CREATIE VAN LEERLINGEN Honnepon Mama s kleren stuk geknipt. Gaatjes in het schilderij geprikt. Heel veel chips doorgeslikt. Broer zijn smartphone weggegooid. Zout in papa s soep gestrooid. De dvd in twee geplooid. hartendief. Onze hond in een jurk gestoken. Zijn vier poten laten roken. In een bad vol limonade gedoken. honnepon. Rarara wat ik verzon. Tina 6 de leerjaar didactische suggesties dag 5 7
KOPIEERBLAD 1 Ik ben lekker stout vandaag! Ik 8 didactische suggesties dag 5
Naam: Datum: Nr. KOPIEERBLAD 2 Lees het gedicht opnieuw. Verzin zelf stoute dingen. Zorg ervoor dat die dingen per blokje op elkaar rijmen! Mag niet! Mag niet! Ik ben Flipje, goeiedag! En nu wil ik wel eens weten waarom ik zo weinig mag. Ik ben En nu wil ik wel eens weten waarom ik zo weinig mag., goeiedag! Mag niet met mijn vingers eten, mag mijn zakdoek niet vergeten, Mag niet, mag mijn/niet, mag niet voetballen op straat, mag niet onder t prikkeldraad, mag niet zonder schoenen lopen, mag mijn step niets eens verkopen, mag mijn/niet, mag niet vissen in mijn neus, mag niet stampen als een reus, mag niet op mijn nagels bijten, mag niet op de muren krijten, mag niet in de dakgoot staan, mag niet met de deuren slaan, mag mijn petje niet verliezen, mag niet zonder zakdoek niezen. mag mijn/niet, Ik ga op een goeie dag naar n land waar alles mag! Ik ga op een goeie dag naar n land waar alles mag! Lea Smulders Uit: ÉÉN GEDICHT IS NOOIT GENOEG, p. 146/147 ISBN 978-90-5930-658-5 didactische suggesties dag 5 9
Naam: Datum: Nr. KOPIEERBLAD 3 Lees het gedicht opnieuw. Verzin zelf stoute dingen. Zorg ervoor dat die dingen per blokje op elkaar rijmen! Honnepon Honnepon Alle appels aangebeten. Mams verjaardag weer vergeten. Krantenknipsels opgegeten. Papa s postzegels bijkleuren. Sleutels zoek van alle deuren. Lapjes uit gordijnen scheuren. hartendief. hartendief. Hele week uit school gebleven. Poes met honing ingewreven. Zal voor altijd blijven kleven. honnepon. Rarara wat ik verzon. André Sollie Uit: Altijd heb ik wat te vieren, p. 32 ISBN 978-90-451-0664-9 honnepon. Rarara wat ik verzon. 10 didactische suggesties dag 5
Naam: Datum: Nr. KOPIEERBLAD 4 didactische suggesties dag 5 11
BRONNENBLAD 1 1 Lui Ik ben lekker lui vandaag. Ik heb een slome bui vandaag. Denk maar niet dat ik iets doe. Ik ben liever lui dan moe. Lekker liggen op mijn bed met geen mens die op mij let. Alles wat ik anders moet, gaat vandaag niet door net goed. 3 Honnepon Nannie Kuiper Uit: ÉÉN GEDICHT IS NOOIT GENOEG, p. 96/97 ISBN 978-90-5930-658-5 Alle appels aangebeten. Mams verjaardag weer vergeten. Krantenknipsels opgegeten. Papa s postzegels bijkleuren. Sleutels zoek van alle deuren. Lapjes uit gordijnen scheuren. hartendief. Hele week uit school gebleven. Poes met honing ingewreven. Zal voor altijd blijven kleven. honnepon. Rarara wat ik verzon. André Sollie Uit: Altijd heb ik wat te vieren, p. 32 ISBN 978-90-451-0664-9 2 Mag niet! Ik ben Flipje, goeiedag! En nu wil ik wel eens weten waarom ik zo weinig mag. Mag niet met mijn vingers eten, mag mijn zakdoek niet vergeten, mag niet voetballen op straat, mag niet onder t prikkeldraad, mag niet zonder schoenen lopen, mag mijn step niets eens verkopen, mag niet vissen in mijn neus, mag niet stampen als een reus, mag niet op mijn nagels bijten, mag niet op de muren krijten, mag niet in de dakgoot staan, mag niet met de deuren slaan, mag mijn petje niet verliezen, mag niet zonder zakdoek niezen. Ik ga op een goeie dag naar n land waar alles mag! Lea Smulders Uit: ÉÉN GEDICHT IS NOOIT GENOEG, p. 146/147 ISBN 978-90-5930-658-5 4 Een uil heeft geen zin. Waarin waarin? In alles wat dwaas is of stom. Waarom? Waarom? Omdat hij boos is en krom! Krom? Zit hij scheef? Valt hij om? Heeft hij een zware kop? Is zijn evenwicht soms op? Nee, hij heeft er genoeg van! Waarvan? Waarvan? Van het donker en het jagen. En al jouw stomme vragen! Geert De Kockere Uit: Er is iets aan de kip met je hand, p.28 ISBN 978-94-6291-263-2 12 didactische suggesties dag 5