Examen Economie 30 januari 2012 Professor Koen Schoors

Vergelijkbare documenten
EXAMENVRAGEN Bedrijfseconomie Januari 2018

Domein D: markt (module 3) havo 5

Domein D: markt (module 3) vwo 4

Domein D: markt. 1) Nee, de prijs wordt op de markt bepaald door het geheel van vraag en aanbod.

Samenvatting Economie Module 2, 3, 4

Oefeningen Producentengedrag

Samenvatting Economie Module 2

Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november

Samenvatting Economie Vervoer

Evenwichtspri js MO WINST

Markt. Kenmerken van marktvormen:

auteursrechtelijk beschermd materiaal

Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie november /7

Domein D: markt. 1) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 2) Groepeer de micro-economische productiefactoren bij de macroeconomische

I. Vraag en aanbod. Grafisch denken over micro-economische onderwerpen 1 / 6. fig. 1a. fig. 1c. fig. 1b P 4 P 1 P 2 P 3. Q a Q 1 Q 2.

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3/7 samenvatting

Domein D markt UITWERKINGEN. monopolie enzo. Zie steeds de eenvoud!! Frans Etman

Examen januari De productiemogelijkhedencurve in luilekkerland ziet er als volgt uit

Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer

Prijsvorming bij monopolie

Katern 2 Markten en welvaart

Economie Module 3. De marktstructuur is het geheel van kenmerken van de markt die het marktevenwicht beïnvloeden.

A ; B ; C ; D Géén van de alternatieven A, B en C is CORRECT.

De antwoorden tussen haakjes zijn de antwoorden die wij VERMOEDEN die juist zijn.

Domein markt: volkomen concurrentie

Economie Module 3 H1 & H2

Statische markttheorie. College 4, spm 1212

1 Aanbodfunctie. 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie

1 Volledige of volkomen competitieve markten Om te spreken van volkomen concurrentie moeten er 4 voorwaarden vervuld zijn:

Concrete markt: vragers, aanbieders, product op een bepaalde plaats. Abstracte markt: vraag en aanbod bepalen de prijs (denkmodel)

Oefeningen: Soorten marktvormen + Vraag en Aanbod + Marktevenwicht bij volkomen concurrentie

Grafieken Economie Hoofdstuk 7

Domein D markt. Opgaven. monopolie enzo. Zie steeds de eenvoud!! Frans Etman

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI UUR UUR

7,5. Samenvatting door R woorden 24 juni keer beoordeeld. Hoofdstuk 1. De kledingmarkt. Omzet = prijs x afzet

4.9. Samenvatting door K woorden 6 november keer beoordeeld Markt:

Herhalingsoefeningen Thema 1: Perfect competitieve markten

Remediëringstaak: Vraag en aanbod

Oefeningen op monopolie

H3 Hoe werken markten

Domein D markt UITWERKINGEN. monopolie enzo. Zie steeds de eenvoud!! Frans Etman

Errata Economie: oefeningen

Extra opgaven hoofdstuk 15

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3

1 De bepaling van de optimale productiegrootte

Uitwerking Examentraining havo voor economisch tekenen

Hoofdstuk 8. De kosten van belastingen

HT3: Vraag en aanbod

samenvatting micro economie. Onderdeel perfect werkende markt

PW EXTRA: Remediëringstaak

Week 5 rechtseconomie HC 9, , Onvolledige mededinging

Hoofdstuk 8: Volmaakte mededinging

HT1: Vraag en aanbod - marktevenwicht

Constante kosten - Kosten die niet afhangen van de productieomvang. Bv. Verzekeringskosten & afschrijvingskosten.

Remediëringstaak: Vraag en aanbod

Het gevoel van welvaart neemt toe naarmate de schaarste wordt teruggedrongen

1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?

Eindexamen economie 1-2 vwo I

MARKT & OVERHEID. HAVO 4 Blok 4

Samenvatting Economie Consument en producent

Remediëringstaak: Vraag en aanbod

Eco samenvatting; hs 2 + 5

Domein Markt. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. vwo Frans Etman

Domein Markt. Uitwerking. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. Frans Etman

Vraag 11. q 1 MK, MO MK ECONOMIE, EEN INLEIDING WAAROVER EN HOE SPREKEN ECONOMEN? S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 3: We gaan voor de winst Exameneenheid: Arbeid en productie

UIT prijsdiscriminatie

Economie Module 2 & Module 3 H1

auteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk 11

Dit is het overzicht van de studiestof van het vak Grondslagen Micro-Economie. Het betreft hier een overzicht van de verplichte literatuur.

1 Markt en marktvormen

6,9. Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari keer beoordeeld. Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1. Actieven en inactieven:

Deeltoets micro-economie propedeuse

Lever ook het kladpapier na afloop van het examen in bij de toezichthouder. Dit wordt vernietigd en niet meegenomen in de beoordeling.

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 en 5

auteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk 8

Domein D: Concept markt. Havo 5 Module 2 en 3

VWO oefenopgave busonderneming ABV in problemen AM v1.1

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5: Produceren voor de markt

De fabricant TV Rama verlaagt de P van zijn kleuren TV s, hun zwart-wit TV s blijven hetzelfde. De prijselasticiteit van TV s is 0.8.

Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid van een artikel bepalen.

Wij wensen u veel succes!

Samenvatting Economie Rekonomie

H1 Schaarste en ruil. Schaarste. Ruil

Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod

Samenvatting Economie Module 1 + 2

UIT externe effecten

Lesbrief Vraag en Aanbod 1 e druk

Inleiding tot de economie Test december 2008 H17 tem H25 VERBETERING 1

Extra opgaven hoofdstuk 13

Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod

Samenvatting Economie Consument & Producent

Netto toegevoegde waarde: loon + huur + rente + winst Bruto toegevoegde waarde: waarde van verkopen waarde van productiebenodigdheden

WAARDOOR NEEMT DE VRAAG TOE OF AF?

Hoofdstuk 1 Structuur, evenwicht en prestaties

Examen HAVO. Economie 1

Samenvatting door een scholier 3455 woorden 13 februari keer beoordeeld. Onderdeel 2: Markten. Hoofdstuk 3: Hoe werken markten?

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.

Transcriptie:

Naam: Richting: Examen Economie 30 januari 2012 Professor Koen Schoors Algemeen 1. U hebt tijd van 13.30 tot 15.30 2. Dit examen bestaat uit 25 meerkeuzevragen (20 punten). 3. Beantwoord de meerkeuzevragen door het juiste bolletje 0 in te kleuren in het bijgevoegde antwoordformulier (laatste pagina van deze bundel). 4. Er is geen giscorrectie bij de meerkeuzevragen. 5. Voor elk correct antwoord krijgt u 1 punt, maar u begint op -5. Indien u alles correct beantwoordt, heeft u dus 20/20 voor de meerkeuzevragen. 6. Geen rekenmachines te gebruiken. Veel succes gewenst TOTAAL SCORE /20

1. Het uiteindelijke effect van een bijkomende overheidsbesparing op het BBP via de bestedingsmultiplicator hangt af a. Van de reservequote van de banken b. Van het vertrouwen in de beurs c. Van de marginale consumptiequote d. Van de interestvoet van de ECB 2. Arbeiders in West-Europa danken hun relatief hoge levensstandaard voornamelijk aan het feit dat a. De landen in West-Europa hoge minimumlonen hebben afgedwongen. b. De vakbonden in West-Europa de lonen hoog houden. c. De landen van West-Europa hun industrieën afschermen van buitenlandse competitie. d. Arbeiders en werknemers in West-Europa erg productief zijn. 3. Op de onderstaande figuur stelt V de vraag naar vaarten van vrachtschepen (aantal containers per jaar), Ap het private aanbod van vaarten van vrachtschepen en As de marginale sociale kosten van vaarten van vrachtschepen, inclusief de kosten voor de maatschappij onder de vorm van luchtverontreiniging, scheepsongevallen en olielekken. Hoe groot is de netto welvaartstoename als men het aantal vaarten vermindert van het marktevenwicht tot Q2 vaarten? a. ABF b. BCD c. ADF d. DBE e. BCDE P As A B C F Ap E D F V Q2 Q1 Q

4. De prijselasticiteit van de vraag naar levensnoodzakelijke medicijnen is a. Kleiner dan -1; b. Tussen 1 en 0 c. Tussen 0 en 1 d. Groter dan 1; 5. Verschuivingen van de productiemogelijkhedencurve zijn mogelijk a. Alleen door een wijziging van de aanwezige productiefactoren b. Alleen door een wijziging van de productiviteit van de productiefactoren c. Door beide hierboven vermelde effecten d. Verschuivingen zijn niet mogelijk, enkel de vorm kan wijzigen 6. Welke van de volgende beweringen is fout? a. voor een prijsnemer is de marginale opbrengst (MO) alleen in het marktevenwicht gelijk aan de gemiddelde opbrengst (GO). b. Bij volkomen concurrentie is de optimale productiehoeveelheid op lange termijn die waarbij men in het minimum van de gemiddelde totale kosten-curve (GTK-curve) produceert c. Een ondernemer kan geen winst maken als de gemiddelde variabele kosten hoger zijn dan de gemiddelde opbrengst (GVK > GO) d. Bij de optimale productiehoeveelheid zijn de marginale kosten (MK) altijd gelijk aan de marginale opbrengsten (MO), ongeacht de marktvorm (concurrentie of monopolie) 7. De vraag naar en het aanbod van isolatiemateriaal worden beschreven in onderstaande tabel. Prijs zonnecellen Vraag zonnecellen 100 800 50 130 650 150 160 500 250 190 350 350 Aanbod zonnecellen De kruisprijselasticiteit van de vraag naar zonnecellen voor wijzigingen in de prijs van olie is 2,5. Veronderstel dat de prijs van olie plots daalt met 20%. Bij welke prijs van zonnecellen komt een nieuw evenwicht tot stand? a. 100 b. 130 c. 160 d. 190 8. Perfecte prijsdiscriminatie door de monopolist leidt tot a. Een hoger consumentensurplus b. Een lager producentensurplus c. Een welvaartsverlies voor de economie d. Een welvaartstoename voor de economie

9. Indien de producenten marktmacht hebben, dan zal de uitkomst van de vrije markt a. De welvaart maximaliseren b. Rechtvaardig zijn. c. Efficiënt zijn. d. Het consumentensurplus maximaliseren. 10. Wat is volgens het Coase theorema noodzakelijk opdat private partijen het probleem van externaliteiten zouden kunnen oplossen? a. Er zijn geen transactiekosten. b. Elke betrokken partij moet evenveel macht hebben in de onderhandelingen. c. De partij die door de externaliteit wordt getroffen heeft een afdwingbaar recht om niet door de externaliteit getroffen te worden. d. Er moet een voldoende groot aantal getroffen partijen zijn. e. Wanneer de overheid de partijen oplegt met elkaar te onderhandelen. 11. Een belasting op voertuigen die te veel schadelijke emissies uitstoten/brandstof verbruiken is een voorbeeld van a. Een verhandelbaar emissierecht b. Een poging om en positieve externaliteit te internaliseren. c. Een toepassing van het Coase theorema. d. Een poging om een negatieve externaliteit te internaliseren. 12. Indien een land een comparatief voordeel heeft in de productie van een bepaald goed, a. Dan kan het dit goed produceren aan een lagere opportuniteitskost dan haar handelspartner. b. Dan kan het voordeel halen door de import van dit goed te beperken c. Dan kan het dat goed produceren met minder productiemiddelen dan haar handelspartner. d. Dan is dit het enige land die dit product kan produceren e. Geen van bovenstaande. 13. Om zijn verkochte hoeveelheid op te drijven van 8 naar 10 eenheden moet een monopolist de prijs laten zakken van 5 per eenheid naar 4 per eenheid. Wat is de marginale opbrengst van die extra twee verkochte eenheden? a. 1 b. 0 c. 1 d. 2 e. 8 14. Een inferieur goed is een goed waarvoor bij een daling van het inkomen a. Het aanbod daalt b. De vraag stijgt c. Het aanbod stijgt. d. De vraag daalt

15. Veronderstel dat zowel de vraag naar als het aanbod van smartphones stijgt doordat meer mensen een smartphone willen kopen en er nieuwe producenten op de markt komen. In de markt voor smartphones kunnen we met zekerheid zeggen dat a. de evenwichtshoeveelheid stijgt en de evenwichtsprijs stijgt b. de evenwichtshoeveelheid stijgt en de evenwichtsprijs daalt c. de evenwichtshoeveelheid stijgt en de evenwichtsprijs constant blijft d. de verandering van de evenwichtshoeveelheid onzeker is en de evenwichtsprijs stijgt e. de evenwichtshoeveelheid stijgt en de verandering van de evenwichtsprijs onzeker is 16. In de bankcrisis van 2011 heeft de ECB onder leiding van de Italiaan Mario Draghi de liquiditeit van de banksector opgekrikt door a. De rente van de ECB op kredieten verstrekt aan banken te verlagen b. Kredieten aan banken op langere termijn toe te kennen dan gewoonlijk c. Een grotere hoeveelheid kredieten dan gewoonlijk toe te kennen. d. Alle bovenstaande antwoorden zijn juist e. Alle bovenstaande antwoorden zijn fout 17. Technologische verbeteringen in de landbouw leiden tot een verschuiving van het aanbod van landbouwproducten en leiden dikwijls tot, a. Een stijging van het totale inkomen van de landbouw omdat de vraag naar voedsel elastisch is b. Een stijging van het totale inkomen van de landbouw omdat de vraag naar voedsel inelastisch is c. Een daling van het totale inkomen van de landbouw omdat de vraag naar voedsel elastisch is d. Een daling van het totale inkomen van de landbouw omdat de vraag naar voedsel inelastisch is 18. Indien de overheid de huur beperkt tot een bindende maximumhuur zonder andere maatregelen te treffen, dan a. Zal de totale economische welvaart stijgen b. Zullen alle huurders die een huurwoning zoeken goedkoper kunnen huren c. Zullen er meer huurwoningen beschikbaar komen d. Zullen de private eigenaars meer investeren in huurwoningen 19. Een patent a. Is een manier om het probleem van positieve externaliteiten op te lossen b. Een manier om de uitvindingen van uitvinders en bedrijven levenslang tegen kopiëren te beschermen c. Verlaagt de welvaart van de maatschappij d. Verlaagt altijd de welvaart van consumenten die bereid zijn de gepatenteerde producten kopen

20. Bekijken we opnieuw de markt voor vrachtschepen, waarbij V de vraag naar vaarten van vrachtschepen (aantal containers per jaar) voorstelt. Ap is het private aanbod van vaarten van vrachtschepen en As is de marginale sociale kosten van vaarten van vrachtschepen, inclusief de kosten voor de maatschappij onder de vorm van luchtverontreiniging, scheepsongevallen en olielekken. Om deze externaliteit te internaliseren kan de overheid: a. Een pigouviaanse belasting heffen ter grootte van CD b. Een pigouviaanse belasting heffen ter grootte van BE c. Een subsidie geven ter grootte van CD d. Een subsidie geven ter grootte van BE e. Een subsidie geven ter grootte van BCDE P As A B C F Ap E D F V Q2 Q1 Q 21. Veronderstel dat Telenet tegen een prijs van 30 per maand 30,000 abonnees heeft in Gent voor digitale televisie. Indien Telenet haar maandelijkse prijs voor digitale televisie laat stijgen tot 50 per maand, dan daalt het aantal abonnees tot 20,000. Is de vraag naar kabeltelevisie (gebruik de midpuntformule) a. elastisch b. eenheidselastisch c. inelastisch d. niet te bepalen met deze gegevens

22. Bekijk onderstaande figuur die de situatie van een onderneming voorstelt in een markt gekenmerkt door monopolie. Door het monopolie wint de producent aan welvaart. De winst van de producent bedraagt: a. De oppervlakte A + B + C b. De oppervlakte B + C c. De oppervlakte E d. De oppervlakte E +D 23. Welk van de volgende uitspraken is correct? a. Indien de overheid een goed belast dat consumenten beschouwen als een levensnoodzakelijk goed, dan valt de last van de belasting vooral op de verkopers. b. De last van een belasting valt op die zijde van de markt die relatief het minst elastisch is. c. De verdeling van de last van een belasting hangt vooral af van wat er precies in de wetgeving staat over wie de belasting precies moet betalen.. d. De last van een belasting valt het meest op die marktpartij (koper of verkoper) die het meest bereid is de markt te verlaten wanneer de prijzen zich niet in de gewenste richting begeven.

24. Bekijk onderstaande figuur. Stel een land is volledig afgesloten van de buitenwereld. Plots beslist de regering de import van staal toe te laten op voorwaarde dat er een importheffing wordt betaald. In dat geval a. Zal het producentensurplus stijgen met D b. Zal het producentensurplus dalen met B + D c. Zal het totale consumentensurplus stijgen met B + C d. Zal de totale binnenlandse surplus stijgen met C + E + F +G 25. Bekijk onderstaande figuur. Stel een land heeft vrije handel in staal, maar de lokale dictator beslist de import van staal volledig te verbieden omdat zijn schoonzoon een staalfabriek heeft gekocht. In dat geval zal a. Zal het totale surplus dalen met C b. Zal het totale surplus dalen met C + E+ G c. Zal het totale surplus dalen met C + E+ F + G d. Zal het totale surplus dalen met C + E+ F + G + H

Veel succes

Antwoordformulier meerkeuzevragen Naam Nummer studentenkaart Richting Datum examen : _ : _ : _ : _ 1. Vul uw naam, studentennummer, richting en datum van het examen in. 2. Lees eerst alle vragen en vul het antwoordformulier slechts in wanneer u zeker bent van uw antwoord. 3. U kunt slechts correct antwoorden door het juiste bolletje 0 in te kleuren in het onderstaande antwoordformulier. 4. Er is altijd slechts 1 correct antwoord. 5. Bij de meerkeuzevragen krijgt u 1 punt per juist antwoord. Antwoordformulier a b c d e 1. 0 0 0 0 0 2. 0 0 0 0 0 3. 0 0 0 0 0 4. 0 0 0 0 0 5. 0 0 0 0 0 6. 0 0 0 0 0 7. 0 0 0 0 0 8. 0 0 0 0 0 9. 0 0 0 0 0 10. 0 0 0 0 0 11. 0 0 0 0 0 12. 0 0 0 0 0 13. 0 0 0 0 0 14. 0 0 0 0 0 15. 0 0 0 0 0 16. 0 0 0 0 0 17. 0 0 0 0 0 18. 0 0 0 0 0 19. 0 0 0 0 0 20. 0 0 0 0 0 21. 0 0 0 0 0 22. 0 0 0 0 0 23. 0 0 0 0 0 24. 0 0 0 0 0 25. 0 0 0 0 0