Bindend Advies. gegeven door mr. F.M.Visser, verder te noemen de rijdende rechter.

Transcriptie

1 DE RIJDENDE RECHTER Zaaknummer: S20-38 Datum uitspraak: datum uitspraak Plaats uitspraak: Zaandam Bindend Advies in het geschil tussen: K. Drogt en S.M. Drogt-Speirs te Westerland, Wieringen, verder te noemen: Drogt, tegen: K. Meijer en N.P.J.G. Meijer-van der Voort te Westerland, Wieringen, verder te noemen Meijer, gegeven door mr. F.M.Visser, verder te noemen de rijdende rechter. De procedure. Partijen zijn schriftelijk overeengekomen dit geschil door middel van een bindend advies op basis van het bindend advies reglement "De Rijdende Rechter" editie december 2012 te laten beslechten. De vordering van Drogt is opgenomen in de bindend advies overeenkomst. Daarin is ook een tegenvordering van Meijer opgenomen. De rijdende rechter heeft kennis genomen van alle door partijen overgelegde stukken. Het geschil is behandeld op de hoorzitting van 16 oktober 2013, welke is gehouden te Westerland (Wieringen). Partijen zijn behoorlijk opgeroepen voor de hoorzitting. Voorafgaande daaraan heeft de rijdende rechter zich begeven naar de in deze

2 procedure bedoelde percelen en heeft hij deze in het bijzijn van partijen bezichtigd. De relevante kadastrale grenzen zijn opgemeten door het kadaster. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld op- en aanmerkingen te maken. Partijen zijn op de hoorzitting verschenen en hebben hun standpunten toegelicht. De landmeter heeft mondeling verslag uitgebracht. Hierna is de uitspraak bepaald op vandaag. Vaststaande feiten. In deze procedure mag van de volgende feiten worden uitgegaan, omdat deze voldoende zijn komen vast te staan. 1. Drogt is eigenaar van het woonhuis met bijgebouwen, ondergrond, erf en tuin, staande en gelegen aan de Poelweg 16 te Westerland (Wieringen), kadastraal bekend als gemeente Wieringen, sectie I, nummer 865 (verder te noemen: perceel A). Drogt is tevens eigenaar van een aan de noordoostelijke zijde van perceel A. grenzend perceel grond, kadastraal bekend als gemeente Wieringen, sectie I nummer 1157, (verder te noemen: perceel B). 2. Meijer is eigenaar van het woonhuis met bijgebouwen, ondergrond, erf en tuin, staande en gelegen aan de Poelweg 18 te Westerland (Wieringen), kadastraal bekend als gemeente Wieringen, sectie I, nummer 864, (verder te noemen perceel C). Meijer is tevens eigenaar van een aan de zuidwestelijke zijde van perceel B. grenzend perceel grond, (verder te noemen perceel D.) 3. Drogt en Meijer hebben vanaf hun percelen geen uitweg over eigen grond naar de openbare weg de Poelweg. Meijer kan wel achterom naar de openbare weg De Dolven, waar ook zijn garage op uitkomt. Om de Poelweg toch te kunnen bereiken moeten beiden over de grond van een derde gaan, te weten over het kadastrale perceel gemeente Wieringen, sectie I, nummer 861, (verder te noemen: perceel E). Daartoe is een onverharde weg aangelegd. Meijer moet bovendien over het verharde erf van perceel A. gaan, voordat hij de onverharde weg op perceel E. kan bereiken. 4. Alle hiervoor bedoelde percelen zijn betrokken geweest in de ruilverkaveling, zoals bedoeld in de Landinrichtingswet, van het blok genaamd Wieringen, waarin op 27 juni 1997 de akte van toedeling notarieel is verleden. 5. In de hiervoor bedoelde akte van toedeling is de hiervoor onder 3. bedoelde ontsluiting voor wat betreft de percelen A. en C. juridisch

3 vastgelegd, door middel van het vestigen van de nodige erfdienstbaarheden. Aan perceel A. werd daartoe de erfdienstbaarheid van weg over perceel E. toegekend en aan perceel C. werd daartoe de erfdienstbaarheid van weg over de percelen A. en E. toegekend. Een en ander vormde overigens een bestendiging van de vóór de ruilverkaveling al bestaande situatie. 6. Meijer heeft op zijn perceel C. een hooischuur, vrijwel tegen de erfgrens aangebouwd, waarvan de deur boven perceel A. open draait. 7. Meijer gaat niet alleen over perceel A. om van en naar de Poelweg te komen, maar ook om vanaf zijn huis zijn hooischuur te betreden en verder om naar perceel D. te gaan, waar Meijer een paardenbak heeft. Het conflict (artikel 15 lid 2 van het bindend advies reglement ). Het conflict dat partijen verdeeld houdt laat zich kort samengevat als volgt omschrijven. Partijen zijn verzeild geraakt in een burenruzie en willen eerst en vooral weten wat hun juridische rechten en plichten zijn. Zij willen ten eerste duidelijkheid over de precieze loop van de erfgrens tussen hun percelen. Ten tweede willen zij duidelijkheid over de reikwijdte van de erfdienstbaarheid van weg, meer in het bijzonder ook in verband met het voornemen van Drogt om een schutting op de erfgrens te plaatsen. Ten derde is er onmin over het al dan niet loslopen van de honden van Meijer. De vordering van Drogt. Drogt vordert, kort gezegd, dat de erfgrens tussen de percelen van partijen wordt vastgesteld, een verklaring voor recht dat hij het recht heeft om zijn percelen, voor zover die grenzen aan de percelen van Meijer, met een schutting af te zetten. Daarnaast wil Drogt dat Meijer de deur van zijn hooischuur blijvend afsluit en niet meer gebruikt. Verder wil Drogt dat Meijer ervoor zorgt dat zijn honden niet meer op perceel A. komen. Tenslotte wil Drogt dat de rijdende rechter bepaalt, hoe Meijer gebruik moet maken van de erfdienstbaarheid van weg. De tegenvordering vordering van Meijer. Meijer vordert, kort gezegd, eveneens dat de erfgrens tussen de percelen van partijen wordt vastgesteld. Daarnaast wil Meijer een verklaring voor recht, dat

4 Drogt niet gerechtigd is om zijn percelen met een schutting af te zetten. Als Drogt dat wel mag, dan vordert Meijer subsidiair dat de rijdende rechter bepaalt hoe deze omheining eruit moet zijn en waar deze moet worden geplaatst. Tenslotte wil Meijer dat het Drogt wordt verboden de uitoefening van de erfdienstbaarheid van weg te belemmeren door het plaatsen van goederen of andere obstakels op zijn erf. Standpunten van partijen. Volgens partijen bestaat er thans onduidelijkheid en/of onenigheid over de precieze loop van de erfgrens, alsmede over de wijze waarop de erfdienstbaarheid van weg over perceel A. moet worden uitgeoefend. Drogt klaagt in dat verband over de hiervoor bedoelde hooischuur, die deels op zijn grond zou staan en waarvan de deur opendraait boven zijn grond, over honden van Meijer op zijn erf, over het gebruik van zijn erf door bezoekers van Meijer en over misbruik van dat recht door Meijer zelf. Meijer meent dat zijn hooischuur goed staat, maar dat de schuur en aanbouw van Drogt wèl deels op zijn grond staan. Meijer maakt ernstig bezwaar tegen de voorgenomen plaatsing van schutting door Drogt, omdat de uitoefening van de erfdienstbaarheid van weg daardoor in gevaar komt. Dat is nu al het geval, doordat Drogt soms de vrije doorgang over zijn erf belemmert, door het parkeren van zijn auto of anderzins. Dat erf ziet er zeer rommelig uit, zodat Drogt dat moet opruimen. Mocht een schutting wel mogen, dan moet de rijdende rechter bepalen hoe die eruit moet zien en waar die komt, opdat de erfdienstbaarheid van weg daardoor niet wordt gehinderd. Beoordeling van het geschil. De ruilverkaveling. Voorop gesteld moet worden, dat de kadastrale grenzen, zoals die door het kadaster zijn gereconstrueerd, overeenkomen met de werkelijke eigendomsverhoudingen. Vanwege de titelzuiverende werking van de ruilverkaveling, waarin alle betrokken percelen waren betrokken, moet het er juridisch immers voor worden gehouden, dat sinds (juni 1997) goederenrechtelijk een geheel nieuwe situatie is geschapen, waarop mogelijk eerdere voltooide verjaringen of toen mogelijk nog lopende verjaringen geen invloed meer kunnen uitoefenen. Dat geldt ook voor de bij die ruilverkaveling gevestigde erfdienstbaarheid van weg, zoals hiervoor beschreven. Dat een en ander wellicht feitelijk slechts een bestendiging vormde van de vóór de ruilverkaveling al bestaande situatie, doet thans niet meer ter zake.

5 Grensoverschrijdingen. Het voorgaande impliceert dat de overhangende dakrand van de schuur/berging van Drogt onrechtmatig is. Van verjaring kan, zoals hiervoor al overwogen, geen sprake zijn. Dat betekent dat Meijer in beginsel verwijdering zou hebben kunnen vorderen van dat overstekende dak. Dat heeft Meijer echter niet gedaan en de rechter ziet daartoe, gelet op het bepaalde in de artikelen 5.54 en 3.13 van het Burgerlijk Wetboek, ook overigens geen reden. Ter voorkoming van verdere problemen in de toekomst is het wel raadzaam dat partijen dit op kosten van Drogt alsnog bij de notaris laten legaliseren. Het voorgaande impliceert eveneens, dat de deur van de hooischuur van Meijer opengaat boven het erf van Drogt, wat ook niet mag. Drogt heeft beëindiging van die onrechtmatige situatie gevorderd, waarin de rijdende rechter hem gelijk zal geven. Die deur moet dus dicht en mag niet meer gebruikt worden. Inhoud van de erfdienstbaarheid. Gevestigd is de erfdienstbaarheid van weg ten gunste van perceel C. en ten laste van perceel A. (en E.). Dat betekent dat iedereen (eigenaar, gezinsleden, bezoekers, leveranciers) het recht heeft om vanaf perceel C. via perceel A. (en perceel E.) van en naar de Poelweg te gaan, welk recht ook mag worden uitgeoefend met motorvoertuigen. Met nadruk moet daaraan worden toegevoegd, dat dit recht van weg dus niet is gevestigd ten gunste van perceel D.. Ook al is Meijer eigenaar van zowel perceel C. als perceel D., dan geeft hem dat nog niet het recht om met gebruikmaking van perceel A. door te wegen naar perceel D.. In de praktijk komt dit hierop neer, dat het Meijer niet is toegestaan om vanaf zijn huis via perceel A. naar zijn hooischuur te lopen, of via perceel A. naar zijn paardenbak op perceel D.. Dat kan en moet Meijer allemaal via zijn eigen grond doen. In zoverre de inrichting daarvan op dit ogenblik daaraan in de weg staat, is het aan Meijer om daar verandering in te brengen. Verder is het Meijer niet toegestaan om perceel A. te gebruiken voor het (laten) laden en lossen, noch voor het (laten) parkeren van auto s. Hij en zijn bezoekers/leveranciers mogen slechts over het erf van Drogt heenrijden, van en naar perceel C.. Ook daarvoor zal Meijer dus zo nodig voorzieningen moeten treffen op eigen grond. Daar staat tegenover dat Drogt op zijn beurt de toegestane doorgang over perceel A. van en naar perceel C. niet mag beletten of belemmeren. Ook hij mag zijn eigen erf dus niet gebruiken voor opslag of parkeren, in zoverre dat betekent dat

6 verkeer van en naar perceel C. er niet voorbij kan. De schutting. Volgens artikel 5.48 van het Burgerlijk Wetboek is Drogt gerechtigd om zijn percelen grond af te sluiten. Die bevoegdheid bestaat ook, als daarop een erfdienstbaarheid van weg rust (HR 23 juni 2006, NJ, 352), in welk geval echter wel de onbelemmerde toegang tot perceel C. moet worden gegarandeerd. In de praktijk betekent dit veelal, dat een poort wordt geplaatst, waarvan ook de eigenaars van het heersende erf (in dit geval perceel C.) de sleutel krijgen. Naar het oordeel van de rijdende rechter levert dat in dit bijzondere geval geen onwerkbare situatie op. Meijer heeft aan de achterzijde immers een eigen uitweg naar de openbare weg De Dolven en heeft bij gelegenheid van de plaatsopname door de rijdende rechter laten weten dat hij en zijn bezoek daarvan meestal ook gebruik maken. De enkele keer dat Meijer er aan de voorkant langs moet, kan hij best een poort open en dicht doen. Daarom zal de rijdende rechter bepalen dat Drogt, als hij de schutting bouwt, daarin een eenvoudig te openen poort zal vrijhouden van minimaal 3 meter breed waarvan (indien van toepassing) ook een sleutel aan Meijer wordt verstrekt. Van Meijer en zijn bezoekers/leveranciers mag worden verwacht dat zij die poort direct na gebruik weer sluiten. De honden. Na plaatsing van de schutting en de poort is het probleem met de honden ook grotendeels opgelost. Meijer moet ervoor zorgen dat zijn loslopende honden aan zijn kant van het hek blijven. Als hij daarvoor een aanvullende afrastering moet plaatsen, moet hij dat ook doen. Op grond van het voorgaande ben ik van oordeel, dat als volgt moet worden beslist. B E S L I S S I N G Voor wat betreft de vordering en de tegenvordering. Voor recht wordt verklaard, dat de door het kadaster gereconstrueerde kadastrale erfgrens tussen de percelen van partijen overeenkomt met de werkelijke eigendomsverhoudingen.

7 Het overstekende dak van de berging van Drogt geeft geen aanleiding tot gedwongen verwijdering. Partijen wordt geadviseerd die situatie via de notaris te legaliseren. Voor recht wordt verder verklaard, dat de in deze procedure bedoelde erfdienstbaarheid van weg slechts geldt ten gunste van perceel C. en niet ten gunste van perceel D. en dat deze daarom alleen gebruikt mag worden voor het komen en gaan van perceel C. naar de openbare weg, de Poelweg en andersom. Voor recht wordt voorts verklaard, dat de in deze procedure bedoelde erfdienstbaarheid van weg Meijer niet de vrijheid biedt om perceel A. te (laten) gebruiken voor laden-, lossen en parkeren, noch om van perceel C. via perceel A. weer naar perceel D. te gaan. Voor recht wordt verder nog verklaard, dat Drogt het recht heeft zijn percelen met schuttingen af te zetten, mits hij de bestaande doorgang van perceel A. naar perceel C. voorziet van een voor iedereen makkelijk te openen poort, waarvan een eventueel nodige sleutel ook aan Meijer moet worden afgegeven. Voor recht wordt tenslotte verklaard, dat Meijer ervoor moet zorgen dat het hiervoor bedoelde hek na gebruik door hem en/of zijn bezoekers/leveranciers direct wordt gesloten en dat zijn loslopende honden aan zijn kant van dat hek blijven. Het over en weer mogelijk meer of anders gevorderde wordt afgewezen. Dit bindend advies is gegeven door mr. F.M.Visser als rijdende rechter en uitgesproken te Zaandam op datum beslissing.