DE RIJDENDE RECHTER. Bindend Advies. gegeven door mr. F.M.Visser, verder te noemen de rijdende rechter.

Transcriptie

1 Zaaknummer: S19-05 Datum uitspraak: 23 februari 2012 Plaats uitspraak: Zaandam DE RIJDENDE RECHTER Bindend Advies in het geschil tussen: J.F.H. Hoogerwerf te Vlaardingen verder te noemen: Hoogerwerf, tegen: J.J.M. Olsthoorn te Vlaardingen verder te noemen Olsthoorn, gegeven door mr. F.M.Visser, verder te noemen de rijdende rechter. De procedure. Partijen zijn schriftelijk overeengekomen dit geschil door middel van een bindend advies op basis van het bindend advies reglement "De Rijdende Rechter" editie november 2009 te laten beslechten. De vordering van Hoogerwerf is opgenomen in de bindend advies overeenkomst. Daarin is ook een tegenvordering van Olsthoorn opgenomen. De rijdende rechter heeft kennis genomen van alle door partijen overgelegde stukken. Het geschil is behandeld op de hoorzitting van 3 februari 2012, welke is gehouden te Vlaardingen.

2 Partijen zijn behoorlijk opgeroepen voor de hoorzitting. Voorafgaande daaraan heeft de rijdende rechter zich begeven naar het in deze procedure bedoelde weiland met sloot en heeft hij deze in het bijzijn van partijen bezichtigd. Eerder had de rijdende rechter samen met partijen het in deze procedure bedoelde paard in zijn stal bezocht. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld op- en aanmerkingen te maken. Partijen zijn op de hoorzitting verschenen en hebben hun standpunten toegelicht. Hierna is de uitspraak bepaald op vandaag. Vaststaande feiten. In deze procedure mag van de volgende feiten worden uitgegaan, omdat deze voldoende zijn komen vast te staan. 1. Hoogerwerf is eigenaar van een paard genaamd Willem, die zij bij Olsthoorn heeft gestald. Hoogerwerf betaalt 145,-- per maand voor de huur van de stalling, onder bijlevering van stro en hooi en met het recht van beweiding gedurende de zomermaanden. Hoogerwerf moet zelf zorgen voor de verzorging van haar paard en moet hem zelf van en naar de weide brengen. Wel geeft Olsthoorn het paard vroeg in de morgen altijd wat hooi. 2. Op 28 juli 2011 is een medewerker van een loonbedrijf in opdracht van het Hoogheemraadschap van Delftland doende geweest met het schonen van sloten. Om over een van de sloten tussen twee weilanden van Olsthoorn te kunnen gaan, heeft de loonwerker daarover een zogenaamde rijbrug neergelegd. In die rijbrug zijn bij wijze van rijvlak dikke spijlen aangebracht, met een dusdanige tussenbreedte dat vee daar niet over heen kan lopen. De loonwerker is vervolgens over die rijbrug heengereden en heeft deze onbeheerd achtergelaten. Olsthoorn was niet op de hoogte van deze werkzaamheden, die hij op grond van de wet overigens wel moet dulden. 3. Toen de loonwerker ongeveer vijf minuten later terugkeerde bij de rijbrug, trof hij daar Willem aan, die met een van zijn achterbenen tussen de spijlen van de rijbrug was komen vast te zitten. Willem lag met een been tussen de spijlen op zijn zij. 4. De loonwerker heeft onmiddellijk alarm geslagen bij Olsthoorn. Samen hebben ze Willem bevrijd en teruggebracht naar zijn stal. Vanwege de door Willem opgelopen verwondingen aan zijn achterbeen is de dierenarts

3 ontboden. Deze heeft de nodige diergeneeskundige hulp verleend, waarmee in totaal een bedrag groot 2.936,11 was gemoeid. 5. Omdat Olsthoorn naar de mening van Hoogerwerf onvoldoende meewerkte aan het afwikkelen van de schade, heeft Hoogerwerf vanaf juli 2011 de betaling van de stallingkosten opgeschort. Tot en met de maand februari 2012 bedraagt het achterstallige bedrag dus 1.160,--. De vordering van Hoogerwerf. Hoogerwerf vordert kort gezegd dat Olsthoorn wordt verplicht tot vergoeding van de schade ad 2.936,11. De tegenvordering van Olsthoorn. Olsthoorn vordert kort gezegd dat Hoogerwerf wordt verplicht tot betaling van de achterstallige stallingkosten. Standpunten van partijen. Partijen blijken kort en goed verdeeld over de vraag, of Olsthoorn aansprakelijk is voor de in deze procedure bedoelde schade. In het verlengde daarvan staat de opschorting door Hoogerwerf van de betaling van de stallingkosten ter discussie. Hoogerwerf stelt dat Olsthoorn op grond van de tussen partijen gesloten, door haar als boxverhuur aangeduide overeenkomst en als eigenaar van het weiland waar Willem ten tijde van het ongeluk verbleef, aansprakelijk is voor het letsel dat Willem daar heeft opgelopen. Volgens Hoogerwerf is Olsthoorn immers aansprakelijk voor de veiligheid van de paarden die bij hem zijn gestald en bij hem in de wei staan. Olsthoorn had de rijbrug niet onbeheerd mogen laten, maar had haar in elk geval in de gelegenheid moeten stellen haar paard in veiligheid te brengen. De betaling van de stallingkosten is alleen opgeschort om Olsthoorn te dwingen tot een reactie op de aansprakelijkheidstelling. Olsthoorn stelt dat hij niet aansprakelijk is. Hij had dit ongeval onmogelijk kunnen voorkomen, nu dit plaatsvond binnen vijf minuten nadat een loonwerker over de tijdelijke rijbrug naar een volgend perceel was vertrokken. Olsthoorn was helemaal niet op de hoogte van het feit dat die loonwerker daar toen bezig was op zijn grond. Die loonwerker werkte daar ook niet in zijn opdracht, maar in opdracht van het Hoogheemraadschap. Volgens Olsthoorn moet Hoogerwerf aankloppen bij het

4 loonbedrijf en niet bij hem. Overigens had Hoogerwerf haar paard zelf voor dit type schade moeten verzekeren. Beoordeling van het geschil. De tussen partijen gesloten overeenkomst is (grotendeels) aan te merken als een huurovereenkomst ( artikel van het Burgerlijk Wetboek). In zoverre Hoogerwerf in het kader van deze overeenkomst daarnaast nog de levering van hooi en stro, evenals het recht van beweiding is gegund, doet dat niet af aan het juridische karakter van de overeenkomst, te weten: huur. Volgens artikel van het Burgerlijk Wetboek was Olsthoorn daarom slechts verplicht de verhuurde zaak (stal) en het voor de afgesproken beweiding bestemde weiland aan Hoogerwerf ter beschikking te stellen. Hij was dus niet verplicht daarnaast het nodige toezicht op Willem te houden, zoals bij een zogenaamde pensionovereenkomst wel het geval is. Dat betekent dat Hoogerwerf in dit geval volgens artikel van het Burgerlijk Wetboek alleen dan recht heeft op vergoeding van schade, als de aanwezigheid van de rijbrug, waarin Willem met zijn achterbeen bekneld raakte, valt aan te merken als een gebrek in de zin van artikel van het Burgerlijk Wetboek. Bijkomende voorwaarde is dan nog wel, dat dit gebrek ook aan Olsthoorn was toe te rekenen. Daarover wordt als volgt geoordeeld. Aan Hoogerwerf kan worden toegegeven, dat een weiland waar een dergelijke rijbrug zich bevindt, vanwege de daaraan verbonden gevaren niet geschikt is voor de beweiding van paarden. Dat blijkt ook wel uit het ongeluk. Het punt is echter, dat die brug daar niet door Olsthoorn is neergelegd, noch door iemand voor wie hij aansprakelijk is. Er is sprake van een feitelijke stoornis door een derde (de loonwerker) en volgens artikel lid 3 van het Burgerlijk Wetboek levert dat geen gebrek op. Maar ook al zou wel sprake zijn geweest van een gebrek in de zin van de wet, dan betekent dat nog niet dat dit gebrek ook aan Olsthoorn mag worden toegerekend. Olsthoorn wist noch kon weten dat de loonwerker, die daar buiten zijn medeweten aan het werk was, die rijbrug daar onbeheerd had achtergelaten. Het ongeluk gebeurde vervolgens zo snel, dat moeilijk valt in te zien hoe Olsthoorn dit had kunnen voorkomen. Het gaat de rijdende rechter te ver om te oordelen dat deze

5 schade nochtans voor zijn rekening moet komen. Samenvattend betekent dit, dat Olsthoorn niet aansprakelijk kan worden gehouden voor het aan Willem overkomen ongeval. De vordering van Hoogerwerf moet dan ook worden afgewezen. Daargelaten of Hoogerwerf de betaling van het stallinggeld terecht heeft opgeschort, leidt het voorgaande tot de conclusie dat voor enige opschorting thans geen plaats meer is. Hoogerwerf moet daarom worden verplicht om het achterstallige stallinggeld alsnog te voldoen. Op grond van het voorgaande ben ik van oordeel, dat als volgt moet worden beslist. B E S L I S S I N G Voor wat betreft de vordering van Hoogerwerf. De vordering wordt afgewezen. Voor wat betreft de tegenvordering van Olsthoorn. Hoogerwerf wordt verplicht om binnen veertien dagen na heden aan Olsthoorn te betalen de somma van 1.160,--. Bij niet tijdige betaling is daarover wettelijke rente verschuldigd, te berekenen vanaf vandaag. Dit bindend advies is gegeven door mr. F.M.Visser als rijdende rechter en uitgesproken te Zaandam op 23 februari Bindend Adviseur Secretaris mr F.M. Visser mr C.M. Sharif