Oefening 1 Vul de persoonsvorm in zoals die in het Nederlands tussen haakjes staat.

Transcriptie

1 Oefeningen bij les 6 Oefening 1 Vul de persoonsvorm in zoals die in het Nederlands tussen haakjes staat. 1 bba (kocht) le-ktab f-had l- anut. 2 mm-i (kocht) l-magana fe-s-suq. 3 waç (kochten jullie) le-b a a? 4 b it 5 l-bent (gaf) flus-ha l-uxt-ha. 6 (jullie vergaten) le-ktub dyal-kum fe-l-mektaba. 7 le-wlad (vergaten) s-sarut dyal-hum fe- - a. 8 le-bnat 9 xu-ya (gaf) le-flus l-$emmt-i. 10 (zij gaven) -na - abi dyal-hum. 11 çnu (kocht) a s-si Karim? 12 $laç (gaven jullie) l-kisan li-l-xe a? (ik vergat) le-xya fe-l- anut. 14 ka 15 mçit li-l- anut u (ik kocht) l-xux. Oefening 2 Geef de werkwoordsvorm in het Marokkaans. 1 zij vergaten 2 jullie gaven 3 ik geef 4 hij kocht 5 zij kopen 6 zij vergeet 7 jullie kochten 8 ik vergeet 9 jij geeft 10 wij geven 11 jij kocht Oefeningen bij Basiscursus Marokkaans-Arabisch les 6 1 van 15

2 12 zij gaf 13 wij vergaten 14 zij vergat 15 zij geeft Oefening 3 Het werkwoord xda/y-axud nemen is enigszins onregelmatig en wordt net zo vervoegd als het werkwoord kla/y-akul eten (zie paragraaf 5.4). Vervoeg het in de tegenwoordige en in de verleden tijd. xda/y-axud (nemen) tegenw. tijd verl. tijd ana nta nti huwa hiya na ntuma huma Oefening 4 Vertaal naar het Marokkaans. 1 Hoe duur zijn de aardappels? 2 Ik wil graag nieuwe aardappels. 3 Zij wil geen tomaten. 4 Hoeveel kosten de sinaasappels per kilo? 5 Natuurlijk zijn de doperwten vers! 6 Hoe duur zijn de appels per kilo? 7 Drie en een halve kilo abrikozen graag. 8 Ik wil graag twee kilo abrikozen. 9 Goedemorgen, waarmee kan ik u van dienst zijn? 10 Vandaag zijn de perziken niet duur. Oefeningen bij Basiscursus Marokkaans-Arabisch les 6 2 van 15

3 11 Zij willen geen bananen maar appels en peren. 12 Heeft u kleingeld? 13 Wat kosten de verse vijgen? 14 Nee dank u, dat is erg duur. Een andere keer! 15 Wat wil je eten? Prei of (= wella/aw) raapjes? 16 Zij eten sla en iets van fruit. 17 Hij wil slechts één banaan eten. 18 Wij willen geen nieuw huis. 19 Ik heb geen kinderen. 20 Deze man koopt veel brood. 21 De spinazie is bitter. 22 Deze groente is goedkoop. 23 Zijn er tuinbonen? 24 De kersen zijn niet lekker. 25 Deze meloen is zoet. 26 Wij aten veel uien. 27 De vrouwen kopen melk. 28 Wil je een banaan? 29 Er zijn geen worteltjes. 30 De student koopt water. 31 Jij vergat de mintthee. 32 Wij willen geen watermeloen. 33 Ik gaf het geld aan de man. 34 Wij zien sla, druiven en peren. 35 Zij eet kersen. 36 Het spijt me, ik heb geen prei. 37 Kom wat eten en drinken! 38 Ik heb geen tijd vandaag. 39 Geen probleem, kom morgen. 40 Oké, morgen is goed. Oefeningen bij Basiscursus Marokkaans-Arabisch les 6 3 van 15

4 Oefening 5 Vertaal de zinnen naar het Marokkaans en verwerk hierin een tijdsbegrip. 1 Wat is het vandaag? 2 Is het vandaag donderdag? 3 Nee, vandaag is het woensdag. 4 Niet vandaag, kom morgen! 5 Waar is de donderdagmarkt? 6 Vandaag wil ik bananen eten. 7 s Nachts is het koud. 8 Overdag is het heet. 9 Gisteren at ik vis en brood. 10 Overmorgen ga ik naar Marrakech. 11 Wanneer is het marktdag? 12 Hoeveel dagen zijn er in een week? 13 Verleden week zag ik mijn tante. 14 s Morgens drink ik thee. 15 s Avonds eten we brood en vlees. 17 Wat heb je vandaag gegeten? 18 s Nachts slapen de mensen. 19 Overdag zit ik in de zon. 20 Tot ziens, ik zie je morgen! Oefening 6 Vul in. 1 (hij gaf) -ni le-flus (gisteren). 2 çnu ka (hij eet) f-weqt le- da? 3 waç le-m a ba ka (drinken), (veel) dyal le- lib? 4 l-weld ka (woont) fe- (Marokko). (woonachtig) fe-le-mdina (oude). 6 l-xu a (goedkoop) f-had s-suq. 7 le-m a ba lli saknin fi-f anßa ma-ka (eten) l-makla (Frans). Oefeningen bij Basiscursus Marokkaans-Arabisch les 6 4 van 15

5 8 duk d-drari ka (kopen) l-xubz. 9 waç (hebben) -kum a (groot)? 10 l-bare (ik kocht) umubil (nieuw). 11 waç l-qehwa (duur) fe-l-me ib? 12 mm-i (vergat) le- lib fe-l- anut. 13 Farid ka (woont) f-zenqa (groot). 14 Zahra ma- (heeft) -ç flus bezzaf. 15 (er is geen) felfla. Oefening 7 Zet de zinsdelen in een goede volgorde, zodat er logische en juiste zinnen ontstaan. Wat is de betekenis? 3 ma-çi / - umubil / le-kbira / alya 4 bezzaf / waç / - e biya / kbira 5 s-sarut / l-bab / had / ma-çi / dyal 6 dyal / mesdud / l-bit / l-bab / ma-çi 7 l-mesdud / mwessex / l-bab / ma-çi 8 z-zenqa / n-nqi / fe- / ka nçuf / had / l-kelb 9 a / saknin / fe- / kbira / huma 10 l-ma / bezzaf / d-drari / ka yçerbu / dyal 11 l-kas / le- lib / ma-çi / fe- Oefeningen bij Basiscursus Marokkaans-Arabisch les 6 5 van 15

6 12 le-kbir / waç / fe- / - e biya / l-bit 13 fe- / waç / ç-çka a / l-magana 16 kbir / bent / $end-i / u / weld / ß i a 17 atay / ma-$end-u-ç / berrad 18 me $em / ut / klina / ldid / fe- / l-bare 19 s-suq / nemçi / daba / adi / li 20 $emmt-i / La ifa / bent Oefening 8 Welke woorden passen bij elkaar? Trek een lijn. 1 berrad a bit 2 ßba b lil 3 kelb c ma 4 a d 5 m a e weld 6 kebbu f sarut 7 bab g 8 mektaba h qehwa 9 lib i atay 10 bent j ktub 11 nha k msa Oefeningen bij Basiscursus Marokkaans-Arabisch les 6 6 van 15

7 Oefening 9 Herhalingsoefening: geef het meervoud. 1 mdina 19 kateb 2 me kez 20 kateba 3 mu$ellim 21 bent 4 ebla 22 bit 5 weld 23 ktab 6 aleba 24 muderris 7 kelb 25 bab 8 m a 26 yum 9 magana 27 kas 28 ax 11 zenqa 29 walid 12 sana 30 ka 13 me aßa 31 ib 14 a 32 ma 15 sarut 33 malik 16 çka a 34 muderrisa 17 umubil 35 $eyn 18 e biya 36 yedd Oefening 10 Luister nog eens naar dialoog 6.5 en bekijk de aanvullende woordenschat van paragraaf 6.6. Vertaal naar het Marokkaans. 1 Heeft u vers gehakt zonder kruiden? 2 Goedemorgen, ik wil graag één kilo gehakt en een halve kilo vet. 3 Heeft u vandaag konijn? 4 Hoe duur is het kalfsvlees? 5 Nadia eet geen varkensvlees. 6 Zij eten geen hersenen en hart. Oefeningen bij Basiscursus Marokkaans-Arabisch les 6 7 van 15

8 7 Fatima koopt schapenvlees, uien en wortelen voor de couscous. 8 Heeft u ook hersenen en lever? 9 Alles is aanwezig en niet duur! 10 Eten jullie kip vanavond? 11 Zij kopen dagelijks één pond gehakt. 12 Alstublieft mevrouw, dat is vijfenzeventig dirham. 13 Hier heeft u uw geld. Het spijt me, ik heb geen kleingeld! 14 Dank u wel mevrouw en tot de volgende keer. 15 Tot ziens! Oefening 11 Vertaal naar het Marokkaans. 1 Vandaag eet ik brood en vlees. 2 In dat café drinken wij thee. 3 Mijn zus koopt peper en zout. 4 Die man heeft goede kaas. 5 Ik koop het brood bij de kruidenier. 6 Geef me een appel! 7 Wij aten yoghurt met honing. 8 Ik wil 250 gram boter kopen. 9 Zij eten veel chocolade. 10 Fransen eten veel kaas en drinken veel wijn. 11 Ik heb geen lucifers. 12 De kinderen drinken limonade. 14 Heeft u zeep? 15 Ik dronk een glas melk. 16 Hij wil een beetje linzen. 17 Ik neem brood mee. 18 Neem koek met je mee! Oefeningen bij Basiscursus Marokkaans-Arabisch les 6 8 van 15

9 19 Veel zout is niet goed. 20 Een pakje margarine a.u.b. Oefening 12 Vul de juiste vorm in van de kleuren die tussen haakjes staan. atay (groen) kursi (blauw) abi (geel) bit (wit) kelb (geel) ktab (rood) biban (geel) ebla (groen) kisan (blauw) w aq (bruin) brared (zwart) yu (rood) umubil (zwart) ßabun (zwart) ßna eq (groen) Oefening 13 Vertaal naar het Marokkaans. 1 Ik heb 4 boeken. 2 Hij heeft 9 kinderen. 3 Zij hebben 3 huizen. 4 Zij heeft 8 dirham. 5 Hij heeft 2 pennen. 6 Wij hebben 6 glazen. 7 Jij hebt 7 koeien. 8 Jullie hebben 10 tassen. 9 Ik heb 2 dochters. 10 Zij hebben 5 auto s. Oefeningen bij Basiscursus Marokkaans-Arabisch les 6 9 van 15

10 Oefening 14 Vertaal naar het Marokkaans. Schrijf de getallen voluit. 3 glazen 1 man 4 schrijvers 5 sleutels 6 straten 7 kamers 9 boeken 3 bussen 2 kinderen 1 tafel 4 scholen 8 appels 7 meisjes 1 studente 6 leraren 5 huizen 2 steden 4 muizen 6 deuren 5 tassen 10 honden 8 tapijten 8 auto s 3 dagen 9 horloges 10 vrouwen Oefening 15 Spreek de combinaties hard op uit in het Marokkaans: 60 sleutels 18 schrijvers 27 boeken 78 studenten 99 bussen 77 ramen 48 kamers 25 scholen 31 deuren 94 bedden 67 honden 17 straten 86 tassen 42 tapijten 96 horloges 19 steden 51 tafels 66 eieren 82 theepotten 44 winkels 68 broden 23 koeien 54 maanden 71 dagen Oefening 16 Vertaal naar het Marokkaans. Schrijf de getallen voluit. 1 Hoe oud is zij? Zij is 24 jaar. 2 Hoe oud is het meisje? Het meisje is 6 jaar. 3 Hoe oud ben jij? Ik ben 59 jaar. Oefeningen bij Basiscursus Marokkaans-Arabisch les 6 10 van 15

11 4 Hoe oud is de jongen? De jongen is 4 jaar. 5 Hoe oud is je vrouw? Mijn vrouw is 63 jaar. 6 Hoe oud is je man? Mijn man is 48 jaar. 7 Hoe oud zijn de kinderen? Zij zijn 8 en 9 jaar. Oefening 17 Vertaal naar het Marokkaans. Schrijf de getallen voluit. Let op de juiste vervoeging van kayen. 1 Hoeveel ramen zijn er in jouw huis? 2 Er zijn 7 ramen in mijn huis. 3 Hoeveel deuren zijn er in haar huis? 4 Er zijn 12 deuren in haar huis. 5 Hoeveel tapijten zijn er in zijn huis? 6 Er zijn 23 tapijten in zijn huis. 7 Hoeveel bioscopen zijn er in deze stad? 8 Er zijn 5 bioscopen in deze sta. 9 Hoeveel glazen zijn er in de keuken? 10 Er zijn 85 glazen in de keuken. 11 Hoeveel auto s zijn er in de garage? 12 Er zijn 2 auto s in de garage. Oefening 18 Vertaal naar het Marokkaans. Maak gebruik van een correct rangtelwoord. raam bioscoop garage sinima 1 Dat is de eerste jongen. 2 Hij kocht een tweede auto. 3 Hij heet Alexander de Derde. Oefeningen bij Basiscursus Marokkaans-Arabisch les 6 11 van 15

12 4 Hassan de Tweede. 5 Ga zitten op ($el) de vijfde stoel. 6 Zij zit op de tiende stoel. 7 Dit is de vierde keer. 8 Een tweede keer. 9 Is dat de eerste keer? 10 Het zesde huis in de achtste straat. 11 Het zeventiende meisje in het derde huis. 12 De tachtigste les in de eerste school. Oefening 19 Verbeter de fouten. Let op werkwoordvervoegingen, mannelijk, vrouwelijk, meervoud bij bijvoeglijke naamwoorden, enz. Nadia: ßba l-xi a lalla. l-xe a : ßba l-xi a sidi, aç ebb l-xa e? l-xe a : me$lum, a lalla! ç al b a? l-xe a : bi-tmanin ryal. Nadia: waxxa, wa $ aw-ni kilu u nußß dyal l-ma iça u tlata kilu dyal l-limun. l-xe a : kull çi mezyan a lalla! Nadia: ç al ka neswa t-teffa? l-xe a : ma-çi ali bezzaf! ir mya u xemsin ryal l-kilu. Oefeningen bij Basiscursus Marokkaans-Arabisch les 6 12 van 15

13 l-xe a : kull çi bi-xems mya-u-$eçrin ryal a lalla. ma-b at-ç le-xya? ir çwiya! l-xe a : hak! kull çi bi-xems mya-u-seb$a-u-$eçrin ryal a lalla! Nadia: hak le-flus dyal-ek, ma $endek-ße f. Oefening 20 Vertaal naar het Marokkaans. Schrijf de getallen voluit. Zoek onbekende woorden op in de woordenlijst. Er zijn meer vertalingen mogelijk. 1 In het grote huis zijn 13 deuren. 2 In de straat zijn 15 bomen. 3 De man heeft 19 glazen. 4 In ons huis zijn 11 kamers. 5 De student schrijft 17 woorden in zijn schrift. 6 De lerares heeft 19 boeken. Oefening 21 Vertaal naar het Marokkaans. Schrijf de getallen voluit. Zoek onbekende woorden op in de woordenlijst. Er zijn meer vertalingen mogelijk. 1 In de kleine stad zijn 83 straten. 2 In de straat zijn 55 huizen. 3 De jongen heeft 39 messen. 4 De advocate heeft 56 rechtszaken. 5 In het paleis zijn 99 kamers. 6 De student leest 72 woorden in zijn boek. 7 De lerares heeft 42 boeken. Oefeningen bij Basiscursus Marokkaans-Arabisch les 6 13 van 15

14 Oefening 22 Vertaal naar het Marokkaans. Schrijf de getallen voluit. Zoek onbekende woorden op in de woordenlijst. Er zijn meer vertalingen mogelijk. 1 De man heeft 130 huizen met 130 deuren. 2 In het bos staan (zijn) 815 bomen. 3 De vrouwen hebben 387 glazen. 4 In al onze huizen zijn 511 kamers. 5 De studenten schrijven 517 woorden in hun schriften. 6 De leraressen hebben 919 boeken. Oefening 23 Vertaal naar het Marokkaans. Schrijf de getallen voluit. Zoek onbekende woorden op in de woordenlijst. Er zijn meer vertalingen mogelijk. 1 De man verkocht 1140 pakjes lucifers. 2 De vrouw kocht 4516 kaartjes. 3 In de stad zijn 8823 auto s. 4 De studenten lezen 6517 woorden in hun boeken. 5 In 10 jaar zijn er 3650 dagen. 6 De leraressen hebben 5919 boeken. Oefeningen bij Basiscursus Marokkaans-Arabisch les 6 14 van 15

15 Oefening 24 Spreek de getallen hard op uit in het Marokkaans Oefeningen bij Basiscursus Marokkaans-Arabisch les 6 15 van 15