Universiteit Leiden. Universiteit om te ontdekken.

Transcriptie

1 I I Universiteit Leiden. Universiteit om te ontdekken.

2 Kadernota VesIcnsTnLD DooR HET CoLLEGE van BESTUUR op 29 MEI2OI2

3 Kadernota 2I3-2L6 2

4 Inhoudsopgave 3 t Raming rijksbijdrage 2L Collegegelden Overige alloceerbare middelen Voor allocatie beschikbare middelen 4. Faculteiten en instituten... Toewijzingen op grond van het AEG-model Ondersteunende eenheden en werkbudgetten... Ondersteunende eenheden Werkbudgetten L7 L Subsidies en bijdragen Stimuleringsmiddelen Onverdeelde middelen Financieringslasten en reservering voor risico's l 33 Bijlage 1. Specificatie allocatie faculteiten en instituten o.b.v. AEG release Bijlage 2. Beschrijving AEG release Bijlage 3. Uitgangspunten Beheersing Kosten Infrastructuur (BKI) 5 Bijlage 4. Tarieven instellingscollegegeld ,2L21213 en2l3 2OL.. 51 Kadernota

5 Kadernota

6 1. Inleiding en samenvatting De Kadernota2l3-2L6 geeft de financiële kaders voor de opstelling van de universitaire meerjarenbegroting 2L3-216 en vormt daarmee het startpunt voor de universitaire planning- en controlcyclus voor het jaar 213. In de Kadernota wordt de voorgenomen allocatie van middelen ten behoeve van de taken van faculteiten, ondersteunende eenheden en overige begrotingsposten geconfronteerd met de raming van de middelen die daarvoor beschikbaar zijn, en getoetst aan de universitaire beleidsuitgangspunten. In de vorige Kadernota 2OI2-2OI5 bleek het noodzakelijk de zogenoemde budgetfactor in het universitaire allocatiemodel AEG te activeren. Als gevolg hiervan werden de modeltoewijzingen aan de faculteiten met 3o/overlaagd, Daarenboven noopten de in het regeerakkoord aangekondigde budgettaire maatregelen - waaronder de langstudeerdersmaatregel - tot een algemene korting op de budgetten van de faculteiten, het LUMC, en de ondersteunende diensten en werkbudgetten. Deze korting loopt op van Lo/o in2l2 naar 5o/o in 216. De inventarisatie van de geraamde middelen en de berekende middelenallocatie wijst uit, dat de in 211 geïntroduceerde budgetfactor niet verhoogd behoeft te worden, en dat volstaan kan worden met de korting i.v.m. de maatregelen uit het regeerakkoord waartoe vorige jaar besloten werd. De besparingen die OCW realiseert met de genoemde maatregelen worden deels onder voorwaarden weer beschikbaar gesteld aan de universiteiten. Die voorwaarden hebben betrekking op de prestatieafspraken die de Staatssecretaris wil maken met de individuele universiteiten in aansluiting op het door OCW en VSNU gesloten Hoofdlijnenakkoord. Een deel van deze middelen zal in competitie worden toegekend op basis van de ambities die uit de prestatieafspraken naar voren komen. Een ander deel wordt beschikbaar gesteld indien de prestatieafspraken tot stand komen. De toekenning van deze middelen is voorwaardelijk. De continuering ervan na2}l6 is afhankelijk van de waag of de universiteit de overeengekomen prestaties realiseert. In deze Kadernota wordt de bekostiging van de Faculteit Campus Den Haag voor de eerste maal gebaseerd op het AEG-model. Dat geldt niet alleen voor de toewijzing in verband met het Instituut Bestuurskunde dat met ingang van 212 naar Den Haag is verhuisd, maar ook voor de bekostiging van het Universþ College. Omdat het University College nog in opbouw is, kan slecht een deel van de benodigde bekostiging gebaseerd worden op het AEG-model. Voor het overige komen de kosten vooralsnog ten laste van het Vernieuwingsfonds. Als de in deze Kadernota toegelichte middelenallocatie wordt afgezettegen de geraamde beschikbare middelen, zal de universiteit ook in 213 en volgende jaren een sluitende begroting kunnen opstellen. Een randvoorwaarde daarbij is, dat het overheidsbeleid niet voor nieuwe tegenvallers zorgt. Kadernota

7 Kadernota 2OI

8 2. Financieel beleid Sinds 29 is het financieel beleid van de universiteit gericht op het realiseren van de ambities die zijn verwoord in het instellingsplan 2L-2L4 getiteld'inspiratie en Groei' dat in dat jaar is vastgesteld. Om de ambities uit het instellingsplan te kunnen realiseren zijn onder de noemer'naør een nieuw financieel perspectief maaftegelen genomen om de financiële positie van de universiteit te versterken. Door deze maatregelen kan de universiteit sinds 29 weer positieve exploitatieresultaten laten zien. Strategische context In het regeerakkoord zijn aanzienlijke bezuinigingen op het wetenschappelijk onderwijs aangekondigd. Deze bezuinigingen omvatten onder andere de langstudeerdersmaatregel die niet alleen resulteert in een verhoging van het collegegeld voor langstudeerders, maar ook tot een korting op de rijksbijdrage van de instellingen. Voor de Universiteit Leiden is het effect van de bezuinigingen geraamd op jaarbasis in totaal M 15. Om te voorkomen dat de universiteit opnieuw in de rode cijfers zou belanden is vorige jaar geconcludeerd dat het onvermijdelijk is om hieraan consequenties te verbinden. Als gevolg daarvan is aan de faculteiten en instituten, het LUMC, de ondersteunende diensten en de werkbudgetten (met uitzondering van het werkbudget huisvesting) onder de noemer'maatregelen regeerakkoord'voor de periode een bezuiniging opgelegd oplopend van lo/o van het budgetin2l2 tol5o/o in216. Ongeacht deze bezuinigingen heeft het kabinet ambitieuze voornemens op het gebied van het hoger onderwijs en onderzoek geformuleerd in de Strategische Agenda voor het Hoger Onderwijs en Onderzoek, getiteld'kwaliteit in Verscheidenheid'. Deze schetst een langetermijnperspectief voor het hoger onderwijs, het onderzoek en de wetenschap. Men heeft daarbij een stelsel voor ogen van internationale allure, waarin studenten worden uitgedaagd, docenten met enthousiasme onderwijs geven en onderzoekers bijdragen aan wetenschappelijke doorbraken, het oplossen van de grote maatschappelijke vraagstukken en het vergroten van onze economische voorspoed. Men wil dit bereiken door afspraken te maken met de universiteiten. Om te beginnen heeft OCW in dat kader eind 211 een Hoofdlijnenakkoord gesloten met de VSNU. Hierop aansluitend worden prestatieafspraken voorbereid met de individuele universiteiten waarin concrete doelen worden afgesproken. Deze concentreren zich op drie thema's: - een ambitieuze studiecultuur: kwaliteit en prestaties van het onderwijs omhoog; - een transparanter opleidingenaanbod en meer differentiatie in het onderwijs; - aanscherping van het onderzoeksprofiel. Prestatieafspraken Universiteiten die prestatieafspraken sluiten die voldoen aan de verwachtingen van OCW wordt een extra middelentoewijzingter ondersteuning van de verbetering van de onderwijskwaliteit en verhoging van de onderwijsintensiteit in het vooruitzicht gesteld. De toewijzing voor de Universiteit Leiden loopt naar schatting op tot M 7, vanaf 2L5. Over de inzet van deze middelen zalin een later stadium worden besloten. Of deze middelentoewijzing na 216 gecontinueerd wordt is afhankelijk van het behalen van in de prestatieafspraken overeengekomen doelstellingen. Naast de voorwaardelijk toe te kennen stimuleringsmiddelen heeft OCW een budget beschikbaar ter bevordering van de profilering van het onderwijs- en onderzoekaanbod. Universiteiten kunnen hier aanspraak op maken op grond van de in samenhang met de prestatieafspraken in te dienen plannen. In deze kadernota is onder die noemer een bijdrage van M 3, geraamd. Kadernota

9 De middelen die beschikbaar worden gesteld voor onderwijskwaliteit en profilering zijn overigens vrij gemaakt door de eerder genoemde bezuinigingen onder de noemer'maatregelen regeerakkoord'. Retributiebeleid In 211 is de tariefsopbouw van het instellingscollegegeld voor studenten uit EERlanden die een tweede studie volgen en voor niet-eer-studenten fundamenteel herzien. Dientengevolge zijn de tarieven met ingang van het studiejaar gebaseerd op de normen uit het bekostigingmodel van OCW, terwijl de tarieven voor niet-eer-studenten bovendien zijn verhoogd met een opslag van 1%. Deze systematiek is voor het studiejaar gecontinueerd. Het gereduceerd instellingstarief ter hoogte van het wettelijk collegegeld voor EER-studenten geldt voor Leidse studenten die met een tweede studie begonnen zijn terwijl ze de eerste nog niet hadden afgerond. Het gereduceerde tarief berust op het Bekostigingsakkoord Hoger Onderwijs dat VSNU, OCW en studentenbonden in 27 sloten naar aanleiding van de gewijzigde bekostiging van tweede studies. Op grond van Leids beleid geldt het lagere tarief ook als de tweede studie direct aansluitend aan de eerste opleiding wordt gestart. Instellingscollegegeld 21 3 / voor niet-bekostigde opleidingen Voor een aantal niet-bekostigde opleidingen zijn de collegegeldtarieven vastgesteld op voorstel van de desbetreffende faculteit. De in verband met die opleidingen ontvangen collegegelden worden (na aftrek van een afdracht ter dekking van algemene universitaire kosten) ter beschikking van de faculteit gesteld die daarmee de kosten van de opleiding dekt. Overige onderwijstarieven / De overige onderwijstarieven zijn afgeleid van het wettelijk collegegeld. Dat is voor het studiejaar vastgesteld op. L.77L. Dat betekent een stijging van 3,4o/o t.o.v. het studiejaar 2Ill2I2,Yanaf hetstudiejaar 2L212I3 geldtvoorlangstudeerderseenverhoogdtariefvan C Datis dus e3.63 hoger dan het reguliere tarief. In het Hoofdlijnenakkoord tussen VSNU en OCW is afgesproken dat OCW wettelijk gaat regelen, dat voor (premaster-) schakelprogramma's met een omvang tot 3 ECTS het wettelijk tarief gevraagd mag worden, terwijl voor langere trajecten een door de universiteit vast te stellen instellingstarief van toepassing is. Los van de vraag oflangere pre-master-trajecten überhaupt gewenst zijn, is afgesproken om voor alle schakelprogramma's een collegegeld ter hoogte van het wettelijk tarief te heffen. De instellingscollegegeldtarieven en overige onderwijstarieven - tarieven voor toehoorders, extranei (gelijk aan het wettelijk tarief) en contractonderwijs - zijn opgenomen in bijlage 4. Meerjaren Business Plan Huisvesting Het Meerjaren Businessplan (MBP) Huisvesting is gebaseerd op het Meerjarig Investeringsplan Vastgoed (MIP) en wordt twee maal per jaar geactualiseerd, eenmaal in het voorjaar bij gelegenheid van de opstelling van de kadernota en eenmaal in het najaar in verband met de begroting. In het MBP worden geplande vastgoedinvesteringen afgezet tegen de geraamde inkomsten. Voor de inhoudelijke aspecten van de voorgenomen investeringen wordt verwezen naar het MIP. In deze kadernota zijn de consequenties van het MIP voor de geraamde afschrijvingskosten verwerkt in het werkbudget Huisvesting en voor de financieringslasten (rente) in het desbetreffende budget. Tot 216 heeft de actualisering van het MBP betrekkelijk weinig invloed op meerjarenramingen. Ten opzichte van Kadernota

10 de ramingen uit de Meerjarenbegroting 212-2L5 moet alleen het werkbudget Huisvesting verhoogd worden met M,75 per jaar in verband met de versnelde afschrijving van het Gorlaeus-complex. Vanaf 216 wordt gestart met de vervanging daarvan. Dat leidt vanaf dat jaar tot extra afschrijvingskosten ten bedrage van M 4. De voorgenomen investeringen leiden in de planperiod e niet tot hogere rentelasten dan voorzien in de Meerjarenbegroting 212-2L5 en de extrapolatie daarvan naar 2L6, Risicomanagement In de volgende hoofdstukken wordt aangegeven welke middelen er naar verwachting ter beschikking zijn van het College van Bestuur in 213 en hoe deze verdeeld worden over de verschillende eenheden van de universiteit. Het saldo is het allocatieresultaat, een van de componenten van het uiteindelijke financiële resultaat 213. Tevens wordt een vooruitblik gegeven op het allocatieresultaat in de periode Het College van Bestuur streeft naar een sluitend allocatieresultaat en een (licht) positief financieel resultaat. In deze paragraafwordt ingegaan op de belangrijkste onderkende risico's die het allocatieresultaat en het uiteindelijke financiële resultaat kunnen beïnvloeden, en welke maatregelen zijn genomen om de kans van het optreden van deze risico's te verminderen dan wel de gevolgen van het optreden vandeze risico's (financieel) op te vangen. Algemene risico's die indirect invloed hebben, zoals politieke en economische ontwikkelingen, worden hierna niet apart benoemd. Dat geldt eveneens voor risico's op het gebied van imago en reputatie in relatie tot onderwijs en onderzoek. Het optreden van deze risico's kan belangrijke effecten hebben op de financiën van de universiteit. Een ander type risico dat hierna niet apart benoemd wordt is het risico dat wijzigingen aangebracht moeten worden in de financiële verslaggeving met onverwachte effecten op de financiële positie of financieel resultaat, bijvoorbeeld bij de waardering van vastgoed of financiële instrumenten. Het allocatieresultaat is de resultante van de confrontatie tussen de (geraamde) beschikbare middelen en de gealloceerde middelen (universitaire bijdrage). De universitaire bijdrage voor de faculteiten wordt bepaald op basis van het AEG model. De ontwikkeling van de in dit model gehanteerde parameters, zoals studiepunten, diploma's, promoties en fte's gefinancierd uit de 2" geldstroom en door de EU, loopt niet gelijk op met de ontwikkeling van de rijksbijdrage, waarvan de ontwikkeling van het variabele deel wordt bepaald door het'marktaandeel'van de universiteit (gebaseerd op studenten binnen de nominale studieduur, diploma's en promoties) en door het macrokader. Indien nodig wordt daarom een budgetfactor gehanteerd, die de beschikbare middelen en gealloceerde middelen in evenwicht brengt, waarbij overigens ook de benodigde universitaire bijdrage voor de overige eenheden wordt betrokken. Voor de risico's op minder middelen of oplopende kosten op langere termijn geldt dat in de financiële planning- & controlcyclus voldoende ruimte is ingebouwd om, met al dan niet ingrijpende maatregelen, de negatieve gevolgen voor het allocatieresultaat of financieel resultaat op te vangen. Om te voorkomen dat al te abrupte ingrepen nodig zijn als gevolg van optredende risico's is in de allocatie rekening gehouden met een reservering risico's bedrijßvoering, een reseryering voor onvoorziene kosten en ruimte voor nieuwe allocaties. Daarnaast is er de komende jaren nog een (bescheiden) positief allocatieresultaat. Kadernota 2OL

11 Rijksbijdrage In deze Kadernota wordt uitgegaan van een rijksbijdrage van MC276,5, De (voorlopige) rijksbijdrage 213 wordt in september door OCW toegekend; door een lager'marktaandeel' of door een verlaging van het macrokader (naar aanleiding van bezuinigingen door het kabinet) kan de rijksbijdrage 2L3 lager uitvallen dan de rijksbijdrage waarmee rekening is gehouden bij het opstellen van de Kadernota Op dat moment hebben de eenheden inmiddels de eerste versie van de begroting 213 ingediend. Een verlaging van de universitaire bijdrage voor de eenheden om de allocatie zo nodig in evenwicht te brengen is dan niet meer mogelijk. In eerste instantie zullen dan de bovengenoemde reseryeringen worden aangesproken. Als dat niet voldoende is dan zalhet College van Bestuur in tweede instantie een afiueging moeten maken tussen het doorvoeren van bezuinigingen ofhet accepteren van een negatiefallocatie- en/offinancieel resultaat. Het College acht op dit moment de kans van het optreden van een lagere rijksbijdrage dan nu geraamd niet groot genoeg om nu in de allocatie meer financiële ruimte aan te houden. De ontwikkeling van de rijksbijdrage op langere termijn wordt, naast nieuw overheidsbeleid met effecten op het macrokader, met name bepaald door de ontwikkeling van het'marktaandeel'van de universiteit. Een verslechtering van het 'marktaandeel' zal.leiden tot een verlaging van de rijksbijdrage. Daarom is de afgelopen jaren onder meer ingezet op een groei van het aantal studenten door het ontwikkelen van nieuwe opleidingen, alsmede maatregelen om uitval te verkomen en het studierendement te vergroten. In verband met de voorwaardelijke financiering gerelateerd aan de prestatieafspraken bevat de rijksbijdrage 217 een onzekere component. Collegegelden In de opbrengst collegegelden (M 34) is rekening gehouden met een extra opbrengst van M 1,1 als gevolg van de langstudeerders maatregel met ingang van college jaar 2L2-2L3. Voorzichtigheidshalve is er van uitgegaan, dat slechts een deel van het huidige aantal langstudeerders het verhoogde wettelijk collegegeld van ruim 4.8 euro zal gaanbetalen. De omvang van deze groep is voor de raming van de opbrengst tamelijk conservatief ingeschat. De te realiseren opbrengst collegegelden hangt daarnaast af van het aantal studenten dat zich daadwerkelijk inschrijft in de collegejaren2l2-2l3 en2l Een eventueel lagere opbrengst kan naar verwachting worden opgevangen met de eerder genoemde reservering. De inschatting van de opbrengst collegegelden op langere termijn is omgeven met grote onzekerheden, omdat de effecten van de langstudeerdersmaatregel, deeltijdstudies en studiesucces lastig zijnin\e schatten. Overige middelen De overige middelen zijn qua omvang relatief bescheiden (raming M 3,1), dus in verhouding tot de bovenstaande posten zijn de risico's die hier kunnen optreden relatief makkelijk op te vangen. Allocatie Met de in deze Kadernota opgenomen allocatie staat in principe de universitaire bijdrage 213 voor de eenheden vast. Omissies in de berekende toewijzingen en bijstellingen van de universitaire bijdrage voor specifieke maatregelen waar het College van Bestuur toe besluit kunnen leiden tot extra allocaties aan de eenheden. Risico's inzake de rentebetalingen veroorzaakt doorverslechtering van de liquiditeitspositie, renteontwikkeling of toe te rekenen bouwrente, kunnen ook extra middelen vragen. Daartoe is in deze Kadernota een reseryering voor nieuwe allocaties van M 1 aangehouden. Kadernota 2L3-2I6 1

12 Risico's in begroting eenheden Eenheden maken met als basis de toegekende universitaire bijdrage, aangevuld met de door de eenheden te realiseren overige opbrengsten, een sluitende begroting voor 2L3. Een niet sluitende begroting is alleen mogelijk als de desbetreffende eenheid beschikt over een reserye die groot genoeg is (meer dan 5o/o van de jaarlijkse baten) en met het College van Bestuur is overeengekomen dat ontrokken mag worden aan deze reserve. Gedurende het jaar wordt de ontwikkeling van het (geprognosticeerde) resultaat door de eenheden aan het College gerapporteerd door middel van de BFR. Als belangrijkste risico's worden onderkend: - Stijging van salarisniveau, sociale lasten en pensioenpremies zonder compensatie in de overheidsbekostiging: bij de opstelling van deze Kadernota2}L3 is verondersteld dat geen loon- en prijscompensatie door OCW zal plaatwinden. De stijging van de personeelslasten, onder meer als gevolg van de gestegen pensioenpremie, zal binnen de huidige kaders opgevangen moeten worden door de eenheden. Overigens bestaat nog de kans dat OCW compensatie verleent voor de stijging van sociale lasten en pensioenpremies. - Niet gebugetteerde tegenvallers op 2"13" geldstroomactiviteiten: de eenheden kunnen extra middelen voor onderzoek genereren bij verschillende financiers, al dan niet in competitie. In het algemeen is vooraf duidelijk welke kosten worden vergoed en derhalve welke eigen inbreng wordt verwacht van de universiteit, Een adequate beheersing van de betreffende projecten zorgt er voor dat de optredende risico's in bijna alle gevallen opgevangen kunnen worden door de eenheden. De ontwikkeling op het gebied van de 2'l3' geldstroom (verschuiving richting topsectoren) kan in de komende jaren een rol gaan spelen als deze ontwikkeling de universiteit er toe noopt binnen de faculteiten activiteiten aan te passen, leidend tot reorganisaties (en daarmee tot de noodzaak een reorganisatievoorziening te treffen). In het algemeen is er op de 2" en 3" geldstroom echter tijdelijk aangesteld personeel werkzaam, dat wel recht op wachtgeld heeft maar in het algemeen voor een beperkte periode. - Huisvestingskosten: de risico's ten aanzien van de activiteiten opgenomen in het Werkbudget Huisvesting zijn omvangrijk en worden daarom hier apart genoemd. Investeringen en daaruit voortvloeiende afschrijvingen vormen een belangrijke component binnen de exploitatie; door de halfiaarlijkse actualisatie van het Meerjaren Investeringsplan en het Meerjaren Business Plan worden de financiële effecten gevolgd. Bij grote investeringsprojecten wordt de ontwikkeling van de uitgaven bewaakt door een stuurgroep. Via de BFR wordt regelmatig gerapporteerd aan het College. Daarbij worden per fase de risico's en de ontwikkeling daarvan in beeld gebracht. Overige finønciële risico's De grondexploitatie en de exploitatie van de Beheerstichting zijn niet begrepen in het allocatieresultaat, maar hebben wel effect op het financiële resultaat en de financiële positie van de universiteit. Belangrijkste risico's in dit verband zijn: - Tegenvallende ontvangsten bij de uitgifte van kavels dan wel de verkoop van gebouwen: de liquiditeitspositie van de universiteit verslechtert daardoor, wat leidt tot hogere financieringslasten. Bij de half aarlijkse update van het Meerjaren Businessplan wordt daarom de ontwikkeling gevolgd. - Het rendement van de aandelen- en obligatieportefeuille van de Beheerstichting (ca. M 16) is met name afhankelijk van de ontwikkelingen op de kapitaalmarkt. De samenstelling van de portefeuille (overwegend in obligaties) zorgt op langere termijn voor een stabiele ontwikkeling. Bij de huidige marktomstandigheden zou kunnen voorkomen dat het resultaat in enig jaar een keer tegenvalt. Kadernota 2Aß-216 l1 ÈrJ r è :-!( äì :+. Ì: i t-. \'

13 Kadernota t2

14 3. Voor allocatie beschikbare middelen De middelen die de universiteit beschikbaar stelt aan de faculteiten en de ondersteunende eenheden om hun taken uit te voeren bestaan voor het grootste deel uit de van overheidswege beschikbaar gestelde rijksbijdrage. Daar worden de ten gunste van de algemene universitaire middelen komende collegegelden en overige middelen aan toegevoegd. In dit hoofdstuk wordt geraamd welke middelen in deze kadernota ter allocatie kunnen worden ingezet. Raming rijksbij &age L 6 Het bedrag dat op de begroting van het ministerie van OCW is gereserveerd voor het WO (excl. de Universiteit Wageningen die op de begroting van EL&I drukt) bestaat uit een onderwijs- en een onderzoekdeel. Een gedeelte daarvan wordt op specifieke gronden toegewezen aan de universiteiten. Het resterende deel wordt over de universiteiten verdeeld op basis van een verdeelmodel. Deels geschiedt dat op basis van het aantal binnen de nominale studieduur ingeschreven studenten, verleende graden en gerealiseerde promoties en voor een ander deel op grond van een vaste, historisch gegroeide verdeelsleutel. Aan de hand van het vorig jaar geïntroduceerde verdeelmodel kan een inschatting gemaakt worden van de modeltoewijzing. Op basis van de in het studiejaar 2lLl21l2 gerealiseerde inschrijvingen en de in het studiejaar 2OL 2II verleende graden neemt het Leidse aandeel in de modeltoewijzing onderwijs naar schatting iets toe tof 8,47o/o.In absolute termen daalt de toewijzing echter. Dat is vooral het gevolg van de langstudeerdersmaatregel op grond waarvan de modeltoewijzingaan de universiteiten gekort wordt. Het Leidse aandeel in de modelmatige toewijzing voor onderzoek daalt naar verwachting licht tot 8,55o/o. Dat is vooral toe te schrijven aan de ontwikkeling van het aantal promoties in 211. Landelijk is dat aantal in vergelijking met 21 toegenomen met 4o/o. Voor Leiden bedroeg die toename slechts lol. De ontwikkeling van de specifieke toewijzingen wordt hierna toegelicht. Modeltoewijzing onderwijs Studentgebonden fi nanciering Vaste verdeelsleutel ( 1, 144lo) Totaal onderwijs (excl. specifieke to etijzingen) 125.8t Aøndeel møcrokader WO 9,43o/o 8,47%o 8,47%o 8,47o/o 8,47o/o Modeltoewijzing onderzoek Verdeeld o.b.v. verleende graden Verdeeld o.b.v. gerealiseerde promoties t L t.2 Vaste verdeelsleutel (8,683 o/o) Totaal onderzoek (excl. sp ecifi eke to evij zingen) 82,35 t33,t Aøndeel macrokøder WO 9,73o/o 9,55%o 9,55o/o 9,55o/o 8,55%o Geo ornrerkte toewi,izi n gen Toewijzingen voor onderwijs Toewijzingen vo or onderzoek Totaal geoormerkte toewijzingen L7, L Totaal raming rijksbij drage 276, , Aandeel macrokader WO 8,514/o 8,5o/o 8,52o/o 9,54o/o 8,57o/o Kadernota 2OI

15 De voor specifieke doelen toegewezen middelen komen merendeels voort uit in het verleden gemaakte afspraken. Voor een belangrijk deel betreft het geoormerkte middelen. Specifi eke toewijzingen onderwiþ Meerj arenafsp raken kwaliteitsimpuls L t Vo orwaardelijke stimuleringsmiddelen Profileringsmiddelen (competitie) Afb ouw niet-eer-bekostiging Instituten in het buitenland Bijdrage Remonstrantse Broederschap r.52 t34 r r t Toewijzing t.b.v. joint degrees Duurzame geesteswetenschappen Bijdrage Programma ENCOMPASS II T7 25 I t t917 Sectorplan natuur- en scheikunde Afdracht i.v.m. B ama-correctie t.987 -r.34-6 Subsidieregeling 2" masterdiploma's r 36 Specifi eke toewijzingen onderwijs t Specifi eke toewijzingen onderzoek Bijdrage onderzoekscholen Bijdrage toponderzoekscholen Bijdrage Afrika Studiecentrum 2.8t Sectorplan natuur- en scheikunde t.23 r.23 t.23 Specifi eke toewijzingen onderzoek L Totaal specifieke toewijzingen t tOO r.3 Bij de introductie van het nieuwe verdeelmodel werd geconstateerd, dat de modelwijzigingin combinatie met de invoering van de bachelor-masterstructuur tot gevolg zou hebben dat een deel van de bekostiging waarop de universiteiten recht kunnen doen gelden zou vervallen. Voor Leiden zou dit verlies circa M 17 bedragen. Dit wordt door OCW gecompenseerd. Voor enkele universiteiten leidt het nieuwe model tot een aanmerkelijk verlies aan middelen. Deze universiteiten krijgen daarvoor in de jaren een in omvang afnemende tegemoetkoming. Deze wordt onder de noemer BaMa-correctie verrekend met de universiteiten waar geen sprake is van krimp. In verband met de maatregelen die bij het regeerakkoord zijn aangekondigd, waaronder de zogenoemde langstudeerdersmaatregel, is het bedrag dat modelmatig over de universiteiten verdeeld wordt verlaagd. De vrijgevallen middelen worden langs diverse wegen echter weer ingezet voor het hoger onderwijs. Zo wordt het budget dat in totaal beschikbaar is voor toponderzoekscholen met ingang van213 verhoogd van M 3 naar M 5 per jaar. Het Leidse aandeel daarin bedraagt momente el7,5o/o. Bij de raming voor de periode 2L3-2I6 is aangenomen, dat dit aandeel geliandhaafd blijft. In 28 heeft de toenmalige minister van OCW onder de noemer'kwaliteitsimpuls' meerjarenafspraken gemaakt met de universiteiten ter verbetering van de onderwijskwaliteit. Op grond daarvan is een bedrag van M 26 aan de universiteiten toegewezen, waarvan l d,2,2 voor Leiden. De huidige staatsecretaris wil nieuwe prestatieafspraken maken, onder meer over onderwijskwaliteit en studiesucces. Onder voorwaarde daí deze afspraken tot stand komen, stelt hij daarvoor extra stimulerings- Kadernota 2Ol3-216 T4

16 middelen beschikbaar, oplopend tot M 82 vanaf 215. Een evenredig Leids aandeel in die extra middelen zou neerkomen op circa M,7,Ovanaf.Z}Lï. Daarenboven kunnen de universiteiten een beroep doen op middelen om vorm te geven aan de door de overheid gewenste profilering en zwaartepuntvorming. De toewijzing van deze middelen is afhankelijk van de beoordeling van het ambitieniveau dat de universiteit ten toon spreidt. Over de toewijzing zijn nog geen beslissingen genomen. De raming van M 3, is gebaseerd op evenredigheid. Collegegelden De raming van de collegegelden voor 213 komt naar verwachting uit op een bedrag van Me 4L,7. Verwacht wordt dat het bedrag aan collegegeldbaten in de komende jaren iets zal oplopen. Vooral door een toename van het gemiddeld bedrag aan wettelijk en instellingscollegegeld per student als gevolg van hogere tarieven. Bij het wettelijk collegegeld is rekening gehouden met de jaarlijkse verhoging van22 euro in verband met de gemaakte aßpraken over de financiering van het Aktieplan Leerkracht. Op grond van het voorgaande wordt verwacht dat de collegegeld baten in de komende jaren zullen toenemen naar een bedrag van Me 42,5 in het jaar 2}Lí.Yoorzichtigheidshalve is in de raming geen rekening gehouden met een toename van het aantal collegegeld betalende studenten. Ervan uitgegaan is dat het aantal ingeschreven studenten in de komende jaren in beperkte mate zal gaan afüemen onder invloed van diverse kabinetsmaatregelen (langstudeerboete, harde knip, afschaffen basisbeurs in de masterfase, inkorting van het studentdenreisrecht) en verwachte effecten van de nog in te vullen prestatieafspraken (selectie aan de poort, verhoging BSA, beperking van het aantal herkansingen, verkorting studieduur). In de raming van de collegegelden voor de komende jaren is rekening gehouden met extra baten als gevolg van de langstudeerdersmaatregel. Met ingang van het collegejaar betalen studenten, die meer dan 1 jaar langer doen over een bachelor of master opleiding, bovenop het wettelijk collegegeld een langstudeerdersboete van ruim 3. euro. De invoering van de langstudeerdersmaatregel zorgt voor een flinke stijging van de collegegeldbaten ten opzichte van de realisatie in 21 I en de begroting 212. In de raming is overigens rekening gehouden met een geleidelijke afname van het aantal langstudeerders. Van het bedrag aan collegegeld baten wordt jaarlijks ruim M 3 - onder aftrek van een afdracht voor algemene kosten - direct uitgekeerd aan de faculteiten als vergoeding voor het geven van onderwijs aan niet-eer studenten in reguliere opleidingen en studenten, die een opleiding volgen bij één van de niet door OCW bekostigde opleidingen. Het resterende deel van de collegegelden maakt onderdeel uit van de voor allocatie beschikbare middelen. Daarbij gaat het om een bedrag van M 38,3 in 213, oplopend naar een van M 1 in 216. rüettelijk collegegeld (reguliere studenten) Verhoogd wettelijk collegegeld langstudeerders Instellingscollegegeld EER-studenten Instellingscollegegeld niet-eer-studenten Instellingscollegegeld niet-bekostigde opleidingen Institutional fee LUCTH Totaal collegegeld-baten Af: ter beschikkine van faculteiten Voor allocatie beschikbare collegegelden Kadernota 2L3-2I6 15

17 Overige alloceerbare middelen Buiten de rijksbijdrage en de collegegelden put de universiteit ter dekking van de gealloceerde middelen nog uit enkele kleinere bronnen. Voor de raming daarvan sluit deze kadernota aan bij de meerjarenbeg r oting , waarbij gelijk is gesteld aan Afdracht huisvesting 1.6 L.7 L.7 L.7 Verrekening omzetbelasting LUMC-bijdrage profi leringsgebieden 48 r t2 Verrekeningen TU Delft Financiële baten (rente) Resultaat op deelnemingen Totaal overige alloceerbare middelen Voor allocatie beschikbare middelen Recapitulerend kan de universiteit in de planperiode van deze kadernota derhalve naar verwachting over de volgende middelen beschikken ter allocatie bij de faculteiten en andere budgethouders. Raming rijksbijdrage Raming collegegelden Raming overige alloceerbare middelen 276,8 39,3 3,3 28,6 39, ,5 38,9 3,L 282,6 39,1 3,1 Voor allocatie beschikbare middelen 318,4 322,7 324, Kadernota 2L

18 4. Faculteiten en instituten De financiële kaders van de faculteiten, het CML en het ICLON zijn gebaseerd op de uitkomsten van het AEG-model. De kaders van de overige instituten zijn historisch gegroeid en worden in deze kadernota ongewijzigd overgenomen uit de meerjarenbegroting 212-2L5,waarbij het kader 216 gelijk is gebaseerd op 215, rekening houdend met de korting i.v.m. de maatregelen regeerakkoord. Toewijzingen op grond van het AEG-model De modelmatige toewijzingen voor onderwijs en onderzoek worden voor het eerste jaar van de planperiode - in deze kadernota dus het jaar gebaseerd op het aantal gerealiseerde studiepunten en door OCW bekostigde diploma's in het studiej aar 2L12LL, het gemiddeld aantal promoties in de jaren en de WP-aanstellingen op 2" geldstroom en EU-projecten die in 211 gerealiseerd zijn. Voor dejaren daarna zijnde uitkomsten gebaseerd op prognoses. De faculteit Campus Den Haag bevindt zich uit oogpunt van kaderstelling in een bijzondere positie. Met ingang van het studiejaar 2}IO 2OIL is het University College van start gegaan. Dat wil zßggen dat in dat jaar de eerste studiepunten zijn gerealiseerd. Dat maakt het mogelijk een start te maken met de bekostiging op basis van het AEG-model. Omdat de studiepunten nog maar op één studiejaar betrekking hebben en er ook nog geen diploma's zijn uitgereikt, kan het budget voor zover betrekking hebben op het Universþ College nog slechts voor een deel gebaseerd worden op de uitkomsten van het AEG-model. Met ingang van2l2 is het Instituut Bestuurskunde met de daarbij behorende opleidingen overgeheveld van de faculteit der Sociale Wetenschappen naar de faculteit Campus Den Haag. De aan dit instituut toe te schrijven AEG-bekostiging is wel volledig gebaseerd op het door Bestuurskunde verzorgde onderwijs en onderzoek. Mo delto ewij zing onderwij s De modeltoewijzing onderwijs in het AEG-model is gebaseerd op het aantal bekostigde nullasten, studiepunten en diploma's. Het aantal nullasten is gefixeerd. De modeltoewijzing2}l3 is berekend op basis van het aantal studiepunten (ec's) en diploma's die in het studiejaar 2IllL zijn behaald door bekostigde, collegegeld betalende EER-studenten. De (indicatieve) toewijzingen voor de jaren daarna berusten die in met de betrokken faculteiten tot stand Realisatie Prognose Prognose Prognose Studiepunten (ec's) 2OTOILT 2t L2 2r t3 2 T4 Campus Den Haag (bestuurskunde) t9.73s Campus Den Haag (LUCTIÐ t Archeologie t Rechtsgeleerdheid L Geesteswetenschappen Sociale Wetenschappen Wiskunde en Natuurwetenschappen Centrum voor Milieuwetenschappen L ICLON 9.6L Totaal bekostigde studiepunten Index (29/1 = 1) Kadernota L7

19 Diploma's Realisøtie Realisatie 2OLOIII Prognose 2Lut2 Prognose 2t2lt3 Prognose 2t3lL4 Campus Den Haag (bestuurskunde) Campus Den Haag (LUCTÐ Archeologie Rechtsgeleerdheid Geesteswetenschappen Sociale Wetenschappen Wiskunde en Natuurwetenschappen Centrum voor Milieuwetenschappen iclon Totaal bekostigde diploma's Index (29/1 = 1) L r53 t t2 995 I.22 1.r IL De groei van de gerealiseerde en geprognosticeerde studiepunten en diploma's zorgt in de planperiode voor een flinke groei van de modeltoewijzing onderwijs. Deze komt daardoor in 216 l3o/o hoger uit dan het actuele niveau, waarop de begroting 212is gebaseerd. Campus Den Haag (bestuurskunde) Campus Den Haag (LUCTIÐ Archeologie Rechtsgeleerdheid Geesteswetenschappen Sociale Wetenschappen Wiskunde en Natuurwetenschappen Centrum vo or Milieuwetenschappen ICLON Totaal modeltoewij zing onderwijs Index (212 = 1) a LB J. / 3,/ s Kadernota 2OL

20 Mo delto ewij zing onderzo ek De modeltoewijzing onderzoek in het AEG-model bestaat uit: - een onderzoeksopslag van27o/o op de modeltoewijzing onderwijs, onderverdeeld in een basisdeel van Io/o en een beleidsdeelvan l7o/oi - een premie op gerealiseerde promoties in de afgelopen jaren (3-jaars gemiddelde); - een premie op verworven tweedegeldstroom- en EU-subsidies (gebaseerd op fte WP). De modeltoewijzing2ql3 is berekend op basis van het gemiddelde van het aantal promoties dat in de afgelopen 3 jaar is gerealiseerd en op het aantal fte WP ten laste van tweedegeldstroom- en EU-subsidies in 211. De (indicatieve) toewijzingen voor de jaren daarna berusten op prognoses die in overleg met de betrokken faculteiten tot stand zijn gekomen. Promoties (3-j aars gemiddelde) Realisatie 29-2rr Prognose Prognose 2Lr-2t3 Prognose 2r2-2r4 Campus Den Haag (bestuurskunde) 2,67 I,67 1,67 2, Archeologie 7,67 7, 6,67 6,67 Rechtsgeleerdheid 2L,r7 2L,83 21,33 22, Geesteswetenschappen 57,3 58,97 61,9 63,33 Sociale Wetenschappen 29,2 3,87 3,2 3,33 Wiskunde en Natuurwetenschappen 88,r7 96,33 rl,67 16,67 Centrum voor Milieuwetenschappen ICLON 3,L7 3,67 3,67 5, 3 Totaal bekostigde promoties 211,67 222,67 229,33 238,33 Index (28-21 = 1) WP 2" geldstroomæu (fte) Realisatie 2tl Prognose 212 Prognose 213 Prognose 2t4 Campus Den Haag (bestuurskunde) 1r8 3,6 3,6 316 Archeologie 24,6 32, 35, 35, Rechtsgeleerdheid 21,9 25, 25, 25, Geesteswetenschappen r27,7 135, L37,5 r37, Sociale Wetenschappen 79,8 96,2 94,1 89, Wiskunde en Natuurwetenschappen 377,6 39, 365, 365, Centrum voor Milieuwetenschappen L2,6 L2, 13, 13, ICLON Totaal bekostigd WP 2e g.s./eu 647,7 695,8 67s2, 669,6 Index (reølisatie 21 = 1) Naast de groei van de onderzoekopslag van in totaal 27o/o op de modeltoewijzing onderwijs, zorgt ook de ontwikkeling van het aantal promoties en het aantal ten laste van 2'geldstroom- en EU-subsidies aangestelde fte WP voor een flinke toename van de modetoewijzing onderzoek. In vergelijking met de toewijzing 2L2 wordt tot 2L6 een groei van 9o/o voorziet. Kadernota t9

21 Campus Den Haag (bestuurskunde) Campus Den Haag (LUCTIÐ Archeologie Rechtsgeleerdheid Geesteswetenschappen Sociale Wetenschappen Wiskunde en Natuurwetenschappen Centrum voor Milieuwetenschappen ICLON 648 7i Totaal modeltoewijzing onderzoek , Index (212 = 1) B èta- component (incl. budgetegalisatie) Tot vorig jaar gold binnen het AEG-model voor de bekostiging van de faculteiten der Archeologie en Sociale Wetenschappen een verhoogd tarief. De verhoging wordt aangeduid als 'bèta-component' omdat daarmee recht gedaan wordt aan de bèta-aspecten in het onderwijs en onderzoek van die faculteiten. De bekostiging door OCW voorziet echter niet in zo'n verhoogd tarief. Daardoor ontstaat spanning tussen de interne en externe bekostiging. Zie daawoor ook de volgende paragraaf over de budgetfactor. Om te voorkomen dat deze spanning bij toenemende onderwijs- en onderzoekprestaties bij Archeologie en Sociale Wetenschappen verder oploopt is naar aanleiding van de kaderstelling2}l2-2}l5 besloten de bètacomponent in de AEG-toewijzing aan deze faculteiten te fixeren op het voor FSW geldende niveau 212, namelijk k Voor de faculteit der Archeolo gie zou dit betekenen, dat het budget 213 lager zoa zijn danin2l2. Om dit te voorkomen is afgesproken, dat de AEG-toewijzing bij toenemende prestaties nietzal dalen onder niveau 2}I2.Daartoe vindt een egalisatie van het budget plaats Bèta-component FSW Bèta-component Archeologie Budeetesalisatie Archeolosie Totaal bèta-component 2, , Budgetfactor In de Kadernota2l2-2L6 moest voor het eerst de budgetfactor worden toegepast om te bewerkstelligen, dat de uitkomsten van het AEG-model inpasbaar waren binnen het kader van de voor allocatie beschikbare middelen. Dat had drie oorzaken. Om te beginnen beloont het AEG-model de beoogde groei van het aantal promoties en van subsidies van NWO (2' geldstroom) en de Europese Unie. Deze groei vefiaalt zich echter niet in een toename van de OCW-bekostiging. Tot 211 kon de groei nog worden opgevangen uit de zogenoemde 'groeiruimte' waarover elke faculteit sinds de invoering van het AEG-model beschikte. Bij de kaderstelling 212 was Kadernota 2OL3-2L6 2

22 deze ruimte echter verbruikt, zodat extra promoties en subsidies een directe verhoging van het kader betekenden. In de tweede plaats werd in deze Kadernota de zogenaamde overgangsregeling losgelaten. Volgens die regeling werden faculteiten gekort indien hun op basis van het AEG-model berekende bekostiging meer dan 5o/o hoger was dan het voorgaande jaar. In 21 1, het laatste jaar waarin de overgangsregeling werd toegepast, werden de AEG-toewijzingen op grond hiervan met M 1,6 verlaagd. De derde oorzaak was, dat voor de faculteiten der Archeologie en Sociale Wetenschappen tarieven werden gehanteerd die hoger waren dan het basistariefdat van toepassing was op de faculteiten Rechtsgeleerdheid en Geesteswetenschappen. In de OCW-bekostiging wordt dat onderscheid echter niet gemaakt. De groei van de AEG-budgetten van Archeologie en Sociale Wetenschappen werd dus niet volledig gedekt door extra middelen. Het vervallen van de overgangsregeling en de niet gedekte toename van de kaders, vooral bij Archeologie en FSW, maakte het nodig om in de Kadernota een budgetfactor van O,97 te hanteren. Dat wil zßggen, dat de kaders over de gehele linie verlaagd werden met 3ol. Campus Den Haag (bestuurskunde) Campus Den Haag (LUCTÐ Archeologie Rechtsgeleerdheid Geesteswetenschappen Sociale Wetenschappen Wiskunde en Natuurwetenschappen Centrum vo or Milieuwetenschappen ICLON i , , Korting met budgetfactor = B , Het voorgaande leidt tot de volgende AEG-toewijzingen. Geconstateerd kan worden, dat in de komende jaren sprake is van een aanzienlijke toename van de bekostigde taken. Modeltoewijzing onderwij s t Modeltoewij zing onderzoek t Bèta-component (incl. budgetegalisatie) Korting met budgetfactor :, t Subtotaal AI,G-toewij zingen t4l Toenøme t.o.v, Kadernota 2OL3-2OL6 2T

23 Maøtr egelen r egeerakko or d In de vorige kadernota bleeh zoals in het hoofdstuk Financieel Beleid beschreven, een bezuiniging onvermijdelijk om de budgettaire gevolgen van de in het regeerakkoord aangekondigde maatregelen op te vangen. Onder de noemer'maatregelen regeerakkoord wordt daarom een bezuiniging doorgevoerd die oploopt van lo/o van het budget in 212 tot 5o/o in 2L6. Bij de Campus Den Haag is voor het University College afgezienvan een korting, zolangdeze opleiding nog in opbouw is en deels gefinancierd wordt ten laste van het vernieuwingsfonds. Campus Den Haag Archeologie Rechtsgeleerdheid Geesteswetenschappen Sociale Wetenschappen Wiskunde en Natuurwetenschappen Centrum voor Milieuwetenschappen ICLON r t r I7L r r B t.r73 -r.874 -r Totaal maatregelen regeerakkoord Ov er i ge t o ew ij zin gsb e st øn d d el en Naast de modeltoewijzingen bestaat het financiële kader van faculteiten uit een aantal vaste componenten: - toewijzingen die in het verleden met een specifiek doel aan de faculteiten zijn toegewezen; - een toewijzing aan de Campus Den Haag in verband met het intensievere onderwijs van het University College; voor de omvang hiervan is aangesloten bij de hiervoor genoemde bètacomponent; - een premie i.v.m. door de Campus Den Haag verworven 2'geldstroomsubsidies o.b.v. het AEG-tarief - de ioewijzing voor de Academie der Kunsten bij de faculteit der Geesteswetenschappen; - de budgettaire vertaling van de overheveling van facultaire bibliotheken aan UBL in 21; - toewijzingen voor profileringsgebieden aan de penvoerende faculteiten; er zijn bijdragen toegewezen voor 213 en2l4. Daarna zijn de middelen voor profileringsgebieden gereserveerd; zie hoofdstuk 5; - een aantal specifieke posten bij de Campus Den Haag; - de indexering van de kaders 2L2 in de begroting is in de kolom 212 als aparte post opgenomen. Deze toewijzingsbestanddelen worden per faculteit gespecificeerd in de overzichten in bijlage 1. Specifieke toewijzingen Intensiveringsmiddelen LUCTH Premie 2' geldstroom Campus Den Haag Financieel kader Kunsten Overdracht bibliotheken aan UBL Bijdragen profileringsgebieden 213 I L4 Indexerins cf. besrotins 212 T3,L28 L r L2,2.454 L I r ti.7l L Totaal overige toewijzingen 14, Kadernota

24 Faculteit Campus Den Haøg Met ingang van2l3 wordt de faculteit Campus Den Haag niet langer gefinancierd op basis van vaste bedragen maar is de faculteit ingebed in het universitaire verdeelmodel AEG. Een andere belangrijke verandering betreft de overkomst van het instituut Bestuurskunde (vanuit de faculteit Sociale Wetenschappen). De opbouw van de AEG-toewijzing i.v.m. Bestuurskunde is hiervoor reeds toegelicht. Het budget voor het LUCTH is voor een deel gebaseerd op het AEG-model. In de modelmatige AEGtoewijzing is een toeslag voor intensief onderwijs begrepen. De systematiek van het AEG-model en het feit dat het Leiden University College The Hague (LUCTH) nog geen volledige studentenpopulatie kent, maakt het noodzakelijk het budget nog enkele jaren aan te vullen met een bijdrage uit het vernieuwingsfonds. Naast de toewijzingen voor Bestuurskunde en het LUCTH omvat het kader van de Campus Den Haag ook een bijdrage voor het in Den Haag gevestigde Centrum voor Regionale Kennisontwikkeling, alsmede een bijdrage in de specifieke kosten die de Campus Den Haag heeft ten gevolge van de eigenstandige vestiging in Den Haag. Tenslotte ontvangt de Campus met ingang van2ol3 een premie in verband met WP ten laste van 2" geldstroom/eu-subsidies. Afgezien van het budgetcompartiment Bestuurskunde is afgezien van een korting op basis van maatregelen regeerakkoord, omdat anders een grotere bijdrage uit het vernieuwingsfonds nodig zo:uzijn geweest. De totale universitairebij&age komt in 213 uit oplll{7,6 en loopt op tot M 1,6 in 216.De universitaire bijdrage is als volgt onderverdeeld: Instituut vo or Bestuurskunde Leiden University College The Hague Centrum voor Regionale Kennisontwikkeling AEG-premie 2' geldstroom/eu-subsidies Bijdrage in specifieke kosten Haagse Vestiging Korting i.v.m. maatregelen regeerakkoord Indexerins 2 I I (beerotins, 2L2\ t L L Totaal financieel kadet 2Ol3-2L6, , In de bijdrage van het LUCTH is begrepen een bijdrage voor inhuur van docenten vanuit de andere faculteiten. De vergoeding voor inhuur zalin de toekomst niet langer direct verrekend worden, maar via de AEG-toewijzing. Vooruit lopend hierop zalhet hierop betrekking hebbende deel van de universitaire bijdrage in de begroting worden overgeheveld naar de faculteiten naar rato van hun inzefin2}l2. N ati o n ø øl H erb ør ium ( FI4/I'{ ) De kaderstelling voor de jaren sluit aan op de budgetreeks in de Begroting Daarbij en de ls met de b tot 5o/o in 216. Universitaire bijdrage 2 L2-2 L t.523 Extrapolatie 216 rsz Totaal financieel kader 2L3-2L6 I t.szt Kadernota

25 '' li l:;æffi tæi:i:{.;q*:l } i:.i:; ; - - EEIEAÌã] -yt":':-.f,; t - Hortus Botanicus (FWN) De kaderstelling voor de jaren 213-2L6 sluit aan op de budgetreeks in de Begroting 2OL2-2O15. Daarbij en bij de extrapolatie is rekening gehouden met de bezuinigingsreeks oplopen d tot 5o/o in 216. Universitaire bijdrage 2lI-2I M7 Extrapolatie Totaal financieel ka der International Institute for Asiøn Studies (IIAS) De kaderstelling voor de jaren sluit aan op de budgetreeks in de Begroting waarin een met Io/o per jaar oplopende korting is verwerkt. Universitaire bijdrage (ongekort) Algemene korting oplopend van Io/o tot 5o/o Totaal financieel kader 2L , , Financieel kader føculteiten en instituten De modeltoewijzingen, inclusief budgetfactor en de overige toewijzingsbestanddelen leveren samen de volgende financiële kaders op Campus Den Haag Archeologie Geesteswetenschappen Rechtsgeleerdheid Sociale Wetenschappen Wiskunde en Natuurwetenschappen Centrum voor Milieuwetenschappen Nationaal Herbarium Hortus Botanicus ICLON Int. Institute for Asian Studies (IIAS) t3 38.2r t I.4T r r.74I L.3T2 r Totaal t r.372 Kadernota

26 5. Ondersteunende eenheden en werkbudgetten De financiële kaders van de ondersteunende eenheden en de werkbudgetten zijn afgeleid van de universitaire bijdragen die in de Begroting beschikbaar zijn gesteld. Ondersteunende eenheden Voor de meeste ondersteunende eenheden geldt, dat de financiële kaders onveranderd zijn overgenomen uit de begroting2i2-2l5, terwijl het kader 216 is gebaseerd op 215, rekeninghoudend met de bezuinigingsreeks ingevolge de maatregelen uit het regeerakkoord. In het kader van het project Beheersing Kosten Infrøstructuur (BKI) is afgesproken, dat de budgetten van de ondersteunende eenheden in beginsel bevroren worden. Alleen het budget van het expertisecentrum SOZ is voor een klein deel afhankelijkvan het aantal ingeschreven studenten. In vergelijking met hetjaar ervoor is het aantal ingeschreven studenten in het studiejaar 2L1fi met422 toegenomen (incl. 145 niet- EER-studenten). Op grond daarvan wordt het budget met ingang van2}l3 met k 117 verhoogd. Zoals in hoofdstuk 1 toegelicht, worden de budgetten van de ondersteunende eenheden met ingang van 212 gekort in verband met de maatregelen uit het regeerakkoord. Deze korting bedraagt in2l2 Lo/o en lo Tot 5o/o in 216. Deze is in de onderstaande verwerkt. Bestuursbureau Expertisecentrum SOZ Expertisecentrum Vastgoed Expertisecentrum LURIS Universitaire Bibliotheken Leiden (UBL) ICT Shared Service Centre (ISSC) Universitair Facilitair Bedriif r t L Totaal ondersteunende eenheden ,7t Werkbudgetten Ook de kaders van de werkbudgetten zijn gebaseerd op de begroting en de hiervoor toegelichte korting. Het Werkbudget Huisvesting is gebaseerd op het meerjarig investeringsplan huisvesting. In verband met de noodzakelijk versnelde aßchrijving van het Gorlaeuscomplex is het Werkbudget Huisvesting 2L3-216 met k 75 per jaat verhoogd, terwijl in 2L6 nogeens M 4, is toegevoegd in verband met de in dat jaar voorziene eerste tranche van de afschrijving van de Bèta-campus. Deze is structureel en werkt na 216 door. Bestuurskosten Bedrijfsvoering Automatisering Onderwijs en onderzoek Strategische communicatie en marketing Sudenten- en Onderwijszaken (SOZ) Huisvestins Totaal werkbudgetten I.l,.' i i s89 Kadernota

27 Kadernota 2L

28 6. Overige budgetten Subsidies en bijdragen De universiteit verstrekt, naast de allocatie van middelen ten behoeve van universitaire organisatie, de faculteiten, instituten en dienstverlenende eenheden, ook subsidies en bijdragen aan gelieerde organisaties. De subsidie aan het LUMC ter bekostiging van de onderwijs- en onderzoektaken van de faculteit der Geneeskunde is gebaseerd op de in 211 herziene bekostigingsovereenkomst tussen de Universiteit Leiden en het LUMC. De enige variabele in het bekostigingsmodel is het aantal gerealiseerde promoties. Op basis hiervan wordt de subsidie verhoogd met 93.6 voor elke gerealiseerde promotie boven het startniveau van 93. In 211 bedroeg het aantal gerealiseerde promoties 117. Het berekende budget voor het LUMC is naar analogie van de faculteiten verminderd met een bezuinigingsaanslag van lo/o in 212 tot 5o/o in 2L6. In de LUMC-bekostiging is een OCW-bijdrage van k 52 aan de toponderzoekschool Genetica begrepen. Deze bijdrage vervalt echter m.i.v. 2L4.De vrijgevallen bijdrage is toegevoegd aan de reservering voor toponderzoekscholen (zie hierna). Op grond van de bekostigingsovereenkomst is voor de komende jaren rekening gehouden met een toenemend aantal te bekostigen promoties. Daartoe is vanaf 214 een reservering opgenomen. Een deel van de door OCW aan de universiteit ter beschikking gestelde rijksbijdrage is bedoeld voor de subsidiering van een aantal gelieerde organisaties. Het betreft hel Nederlønds Instituut voor het Nøbije Oosten (NINO) enhet Afrika-Studiecentrum,beide gevestigd binnen de muren van de universiteit, alsmede heí Remonstrants Seminarium dat de kerkelijke opleiding van Remonstrantse predikanten tn de universitaire Bekostiging onderwijs- en onderzoekstaken LUMC Reservering voor extra promoties LUMC Nederlands Instituut voor het Nabije Oosten (NINO) Afrika-Studiecentrum Remonstrants Seminarium Totaal 5l.2BB 586 2, t4 134 s I t t4 t s Stimuleringsmiddelen Het Vernieuwingsfonds is bedoeld om een tijdelijke impuls te geven aan innovatieve investeringen. Daar is structureel M 5,6 voor beschikbaar. Een deel daarvan is in de periode reeds toegevoegd aan de budgetten van de faculteiten ter dekking van specifieke kosten in verband met vernieuwingsprojecten. De resterende reeks is als reservering voor nadere bestemming opgenomen. Sinds 21 is per jaar M 3, geoormerkt voor de stimulering van onderzoek in de profileringsgebieden. Dit bedrag is in de jaren tot214 grotendeels bij de faculteiten gealloceerd. Vanaf 215 is er ruimte voor een nieuwe ronde toewijzingen. De onverdeelde middelen zijn mede bestemd ter dekking van de kosten van de MRl-scanner die het LUMC is ten behoeve van het onderzoek van het LIBC. Vernieuwingsfonds Profileringsgebieden Totaal I u.az +zz I ïaea t ,371 6, Kadernota

29 Onverdeelde middelen Een deel van de beschikbare middelen wordt apart gezet om in een later stadium te alloceren. Deels betreft het middelen waaryan OCW nog moet bepalen hoe ze worden toegewezen. Nieuwe allocøties In de eerste plaats betreft het een post van M 1, per jaar waaruit middelen kunnen worden toegewezen voor bestemmingen die bij het opstellen van de kadernota nog niet bekendzijn. loint degrees Verder bevat de OCW-toewijzing in 213 een specifieke toewijzing voor joint degrees van k 47.Daarna vervalt deze component. Toponderzoekscholen Momenteel ontvangt de universiteit als onderdeel van de rijksbijdrage een toewijzing voor haar aandeel in drie toponderzoekscholen: NOVA (Sterrenkunde,), Genetica en Katalyse. De desbetreffende toewijzingen zijn gealloceerd bij de faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen (NOVA, k 1.26) en Katalyse (k 23) en bij het LUMC (Genetica, k 52). In totaal ontvangt de Universiteit Leiden tot en met 213 een bedrag van k 2.1 voor toponderzoekscholen,t,5o/o vanhet bedrag dat OCW in totaal beschikbaar stelt voor toponderzoekscholen. Vanaf 213 stelt OCW daarenboven nog eens M 2 beschikbaar voor de nieuwe toponderzoekscholen. Dat bedrag is afkomstig uit de middelen die in het kader van de maatregelen uit het regeerakkoord zijn bezuinigd. De bijdrage aan de toponderzoekschool NOVA wordt gecontinueerd, maar de bijdragen voor de beide andere toponderzoekscholen -samen }l4e,75- vervallen met ingangvan2l4. De geraamde reservering voor nieuwe toponderzoekscholen, M 1,5 in 213 enm,2,25 voor de jaren daarna, is gebaseerd op de verwachting dat de vrijvallende middelen en een proportioneel deel van de extra middelen beschikbaar zullen komen voor nieuw te honoreren toponderzoekscholen waarin de Universiteit Leiden participeert. Voorwaørdelijke financieringvoor onderwijsþ,waliteit en studiesucces (stimuleringsmiddelen) De OCW-bekostiging omvat in 2L2 een toewijzing van M 26 voor de verbetering van onderwijskwaliteit en studiesucces. Daaryan ontvangt de Universiteit Leiden 8,5o/o = M2,2.Yanaf 213 wordt dat bedrag flink verhoogd tot M 18 in 215. De toekenning van de extra middelen is echter afhankelijk van de vraag ofde beoogde prestatieaßpraken over onderwijskwaliteit, studiesucces inderdaad tot stand zijn gekomen. De reservering is gebaseerd op de aanname dat de prestatieafspraken tot stand zullen komen en de daarmee samenhangende voorwaardelijke financiering voor onderwijskwaliteit en studiesucces gerealiseerd wordt. Het proportioneel aandeel in de extra middelen bedraagt structureel M 7,. Selectief budget voor zwaørteuntvorming en profilering (profileringsmiddelen) In het kader van de genoemde prestatieafspraken kan de universiteit een beroep doen op extra middelen om de ambities op het gebied van zwaartepuntvorming en profilering sneller te kunnen realiseren. In totaal is daar vanaf.2}l3 M 38 voor beschikbaar. Dit bedrag zal in competitie verdeeld worden. De opgenomen reservering van M 3, is gebaseerd op een proportioneel aandeel van de middelen. Kadernota 213-2L6 28

30 j i Ruimte voor nieuwe allocaties Reservering oint degrees 47 Reservering voor toponderzoekscholen Reservering voor onderwijskr,valiteit en -intensivering Reserverins selectief budset voor orofilerins Totaal r SO Financieringslasten en reservering voor risico's Voor de voorgenomen investeringen op het gebied van huisvesting moet de universiteit geld lenen. De financiële planning is gebaseerd op een lening van een maximaal M 1. De financiële planning houdt rekening met de daarmee samenhangende financieringslasten. De hier opgenomen financieringslasten voor de jaren zijn gebaseerd op de ramingen uit de Begroting 2I2-2OI5. Verschuldigde rente op leningen Af: te activeren bouwrente Interne renteversoedins Totaal Voor risico's op het gebied van de bedrijfsvoering is voor de jaren ongeveer M 1,6 à 1,9 per jaar gereserveerd. Daarnaast is M 1,26 gereserveerd voor onvoorziene kosten bij de uitvoering van de begroting. De totale reservering voor risico's komt daarmee op rond de M 3 per jaar. 'voor risico's Reservering risico's bedrijßvoering t r t Reseryerinq voor onvoorziene kosten t.26 t.26 Totaal 2.A Kadernota

31 Kadernota 2Ol

32 7. Recapitulatie Zoals in de toelichting op het financieel beleid beschreven, is in de kaderstelling een korting in verband met de maatregelen uit het regeerakkoord opgenomen. Deze loopt op van lo/o in2l2 Tot 5o/o in 216. Op grond daarvan zijn de volgende bedragen in mindering gebracht op de budgetten van de faculteiten en instituten, van de bijdrage aan het LUMC en van de ondersteunende diensten en werkbudgetten (met uitzondering van het Werkbudget Huisvesting): Kortingspercentøge Faculteiten en instituten Bijdrage LUMC Ondersteunende eenheden en werkbudgetten -2o/o L.2-3o/o t o/o L o/o t2 Totaal , t2.476 De in de voorgaande hoofdstukken toegelichte allocaties zijn samengevat in onderstaande tabel. Daarin zijn de kortingen in verband met de maatregelen uit het regeerakkoord verwerkt. De financiële kaderstelling per afzonderlijk budget is in de tabel op de volgende pagina gespecificeerd. Faculteiten en instituten Ondersteunende eenheden Werkbudgetten Subsidies en bijdragen Stimuleringsmiddelen Onverdeelde middelen Financieringslasten 913 Reserverinq voor risico's Totaal 3L7, L L L r t r Allocøtieresultaat De confrontatie van de in deze kadernota geraamde beschikbare middelen met de kaderstelling wijst uit, dat de voorgenomen middelenallocatie in alle jaren te bekostigen is. Het allocatieresultaat in de jaren is positief, zij het iets lager dan in de meerjarenbegroting voorzien. Totaal beschikbare middelen Totaal sealloceerde middelen 3t Allo catieresult aat 2 L3-2O I Idem, in de begroting I Kadernota L

33 Financiële kaderstelling Faculteiten en instituten Campus Den Haag Archeologie 4.7t Geesteswetenschappen 38.2r Rechtsgeleerdheid t.74t Sociale Wetenschappen s.2tB Wiskunde en Natuurwetenschappen Centrum voor Milieuwetenschappen (FWN) Nationaal Herbarium (F\ n\f) Hortus Botanicus (FWN) ICLON International Institute for Asian Studies (IIAS) Totaal T B B7 r t Ondersteunende diensten en werkbudgetten Ondersteunende diensten Werkbudgetten Totaal s ,85 s ,584 Subsidies en bijdragen Bekostiging LUMC (incl. reservering promoties) s 1.2BB Overige subsidies en bijdragen Totaal , s4.i ,536 Vernieuwingsfonds en begrotingsruimte Vernieuwingsfonds 2.69t 3.1 l Stimulering profi.leringsgebieden Onverdeelde middelen Totaal 69 rt , L , t3.2s 2.25 Financieringslasten en risico's Financieringslasten 9t Risicoreserveringen Totaal 2.8t7 3, t35 3, r 3.74 TOTAAL gealloceerde middelen 3t T o taal b eschikb ar e mi d delen Allocatìerestiltaat Kadernota

34 Bijlagen Bijlage 1. Specificatie allocatie faculteiten en instituten o.b.v. AEG release 2 Bijlage 2. BeschrijvingAEG release 2 Bijlage 3. Uitgangspunten Beheersing Kosten Infrastructuur (BKI) Bijlage 4. Overzicht tarieven collegegeld Kadernota 2Aß

35 Bijlage 1. Specificatie allocatie faculteiten en instituten o.b.v. AEG release 2 CampusDenHaag # nulasten, bachelor 1 1 I 1 I # nullasten, møster Budget nullasten # studiepunten, b øchelor s36 # studiepuntell, lnaster # studiepunten, do ctoraøl 226 # studiepunten, overig Budget studiepunten 1.52 r r # diploma's, bachelor # diplomø's, møster # diplomø's, doctoraøl 1 Budget diploma's o/o opslag onderzoek 27o/o 27o/o 27o/o 27o/o 27o/o Onderzoeksopslag - basisdeel ( lolo) r 374 Onderzoeksopslag - beleidsdeel (f 7%) s # promoties (3-jr gemiddelde) Premie promoties 4r ' 94 # fte ttw, 2e geldstroom 17 1r8 3'6 3'6 316 # ftewp, EU-subsidies Premie 2e geldstroom/eu r 19 ' 54 r 15 r 15 ' 15 Budgetfactor =, Verevening budgetoverheveling -32 VNF-bijdrage opleiding EBM VNF-bijdrage verhuizing Bestuurskunde 59 l5 t5 l Specifieke toewijzingen Maatregelen regeerakko ord L7r

36 Bijlage l. Speciñcatie allocatie faculteiten en instituten o.b.v. AEG release 2 Campus Den Haag (ven olg) # nuløsten, bachelor # nulløsten, master Budget nullasten r 28L 281 # studiepunten, b øchelor # studiepunten, master # studiepunten, do ctoraal # studiepunten, overig Budget studiepunten # diplomø's, bachelor 9 76 # diplomø's, master # diplomø's, doctoraøl Budget diploma's 2L6 183 Modeltoewijzing onderwijs o/o opslag onderzoek 27o/o 27o/o 27o/o 27o/o 27o/o Onderzoeksopslag - basisdeel ( 17o) Onderzoeksopslag - beleidsdeel ( 17olo) 18 L # promoties (3-jr gemiddelde) r, ' ' ' Premie promoties # ftewp,2e geldstroom,, ', r # ftetnp, EU-subsidies, r,, r Premie 2e geldstroom/eu Modeltoewijzing onderzoek t Budgetfactor =, Toeslag intensief onderwijs 1.O76 r.o76 r.o76 t.76 VNF-bijdrage voorfi nanciering LUCTH t.344 T.62L L VNF-bijdrage academisch milieu LUCTH Centrum voor Regionale Kennisontwikkeling - Vergoeding algemene kosten Haagse vestiging t t VNF-bijdrage opbouw Haagse vestiging Specifieke toewijzingen r Premie 2e geldstroom IEU (2,656 fte WP) Korting maatregelen regeerakkoord -32 Indexering 2 I 1 (begroting 2 12) 12 Totaal financieel kader Campus Den Haag 6, Kadernota 2OI3-2L6 35

37 Bijlage l. Specificatie allocatie faculteiten en instituten o.b.v. AEG release 2 Faculteit der Archeologie # nullasten, bachelor # nullasten, master Budget nullasten # studiep unt en, b achelo r I I I # studiepunten, master # studiepunten, doctoraal # studiepunten, overig Budget studiepunten # diploma's, bachelor # diploma's, master # diploma's, doctoraal ts 234 r B 34r t t.i Onderzoeksopslag - b asisd eel ( 1 o/o) Onderzoeksopslag - beleid sdeel (1 7o/o) t # promoties (3-jr gemiddelde) Premie promoties # fte WP, 2e gelìistroom #ftewp, EU-subsidies Premie 2e 6, ,8 1, , ,5 2, , , B' 938 6,67 3L3 24, 11, 1.o25 6, , 11, r.25 Bèta-component Budget-egalisatie -t47 r r39 r.76 L7L -L42 r.76 r t t44 - VNF-bijdrage overkomst uit A'dam Specifi eke toewijzingen Overdracht bibliotheken aan UBL Maatregelen regeerakko ord 2tt r Totaal financieel kader t t Kadernota

38 Bijlage l. Specificatie allocatie faculteiten en instituten o.b.v. AEG release 2 Faculteit der Geesteswetenschappen # nullasten, bachelor # nullasten, master Budget nullasten L # studiepunten, bachelor # studiepunten, master , # studiepunten, doctoraøl 3.56 # studiepunten, overig Budget studiepunten # diploma's, bachelor , # diploma's, master # diplomø's, doctoraal L Onderzoeksopslag - basisdeel ( 1%o) Onderzoeksopslag - beleid sdeel (1 7o/o) ) 1)q # promoties (3-jr gemiddelde) Premie promoties 53, , , , , # fte tilp, 2e gelìlstroom 113,1 115,9 121,5 121, 121,5 # fte WP, EU-subsidies Premie 2e 9, , , ,5 4.O28 15, r Correctie AE G -Ío ewijzing 2 12 l16 - Convenant Kleine Letteren Praktische taalcursussen E ploitatie Talencentrum 6B 6B 68 6B 68 - Centrumvoor Islamstudies (LUCIS) Tegemoetkoming omvormingskosten lb - Intemationale samenwerking (dr. Wiæebron) Duurzame Geesteswetenschappen - OCW-bijdrage ENCOMPASS II foint degrees Korting onderwijsadministraties Kosten para-universitaire instituten - VNF-bijdrage International Studies Specifi eke toewijzingen lb tt lb t69 lb 28t Kadernota

39 Biilage l. Specificatie allocatie faculteiten en instituten o.b.v. AEG release 2 Faculteit der Geesteswetenschap pen (veruolg) - Dienstverlenend onderwijs - Doctoraatsopleiding ( garantie) 15., Doctoraatsopleiding (k 89/promotie) t7b Bijdrage evenementen c,a. 2T 2I 2L 2T 2T - Compensatie sociale lasten/indexering Financieel kader Kunsten t Overdracht bibliotheken aan UBL Asian modenities and traditions Global interaction ofpeople Language diversity in tïe world Bijdragen proâleringsgebieden Maatregelen regeerakko ord 2TT 2r L L.r57 -t.52 -t.874 Totaal financieel kader (a+b+c+d) t Bij de vorming van de faculteit der Geesteswetenschappen in 28 is afgesproken, dat tot en met 213 nog een afzonderlijk financieel kader zou blijven bestaan voor de als instituten in de nieuwe faculteit opgegane voormalige faculteiten der Godsdienstwetenschappen en Wijsbegeerte. Daarom worden de desbetreffende kaders voor het jaar 213 hier afzonderlijk gespecificeerd: FGW Modeltoewijzing onderwijs Modeltoewijzing onderzoek Budgetfactor =,97 Maatregelen regeerakko ord 2tl FGW- Modeltoewijzing onderwijs Modeltoewijzing onderzoek Budgetfactor =,97 Maatregelen regeerakko ord 2rl 2t Kadernota 2L3-2OL6 38

40 Biilage l. Specificatie allocatie faculteiten en instituten o.b.v. AEG release 2 Faculteit der Rechtsgeleerdheid # nullasten, bachelor # nullasten, master Budget nullasten # stu iliep unten, b ach elo r 9 t r r # studiepunten, mrcter # studiepunten, doctoraal # studiepunten, overig Budget studiepunten t2.534 L3.L # diploma's, bachelor # diploma's, master , # iliploma's, doctoraal t5 2.39r Onderzoeksopslag - basisd eel (1 o/o) Onderzoeksopslag - beleid sdeel (17o/o) r s L r t # promoties (3-jr gemiddelde) Premie promoties 2, , ,8 r.o23 21, , 1.31 # fte WP, 2e geliktroom # lte WP, EU-subsidiæ Premie 2e 17,1 1, ,9 2' 64t 21, , 4, , 4, Overdracht 'niet-westers recht WI' - Bibliotheekbudget - Korting onderwijsadministraties - VNF-bijdrage opleiding IBL - VNF-bijdrage opleiding EBM Specifi eke toewijzingen Overdracht bibliotheken aan UBL l2b llb ll ll 32t ll ll 32t Interaction between legal systems B ijdragen profi leringsgebieden Korting maatregelen regeerakkoord 2LT r.t73 Totaal financieel kader (a+b+c+d) Kadernota 2I3-2L6 39

41 Bijlage l. Specificatie allocatie faculteiten en instituten o.b.v. AEG release 2 Faculteit der Sociale Wetenschappen # nullasten, bachelor # nullasten, master Budget nullasten # studiepunten, b achelo r # studiepunten, master # studiepunten, doctoraal # studiepunten, overþ Budget studiepunten L # diploma's, bachelor # diploma's, master 511 s # diploma's, doctoraal t7 Onderzoeksopslag - basisd eel (1 o/o) Onderzoeksopslag - beleid sdeel (1 7o/o) r r r L9 # promotiæ (3-jr gemiddelde) Premie promoties 27, ,2 r.369 3,9 r.447 3,2 L,4T6 3, # lte WP, 2e gelilstroom 6, 66,6 76,5 75,8 72,4 # ftewp, EU-subsidies Premie 2e 12, , , , , Bèta-component L L I.76 r VNF-bijdrage afstudeerrichting EBM - VNF-bijdrage Engelstalþ psychologie - saldo afi,vikkeling Bestuurskunde *x bij Bestuurskunde ** P.m. t76 P.m. P.m. P.m. - overbrugging verhuizing Bestuurskunde - Cursus ontwikkelingsproblematiek - Bibliotheekbudget - OCW-bijdrageCWTS - foint degrees - Korting onderwijsadministraties Specifieke toewijzingen Overdracht bibliotheken aan UBL r.5t L L4-4L L I excl. Bestuurskunde Kadernota

42 Biilage l. Specificatie allocatie faculteiten en instituten o.b.v. AEG release 2 Faculteit der Sociale Wetenschapp en (vervolg) - Brain function over the lifespan Health, prevention and the human life cycle Political legitimacy Bijdragen profileringsgebieden Korting maatregelen regeerakkoord t.327 Indexering 2 I I (begroting 2L2) 19 Totaal financieel kader (a+b+c+d) t 2OL2 excl. Bestuurskunde Kadernota l

43 Bijlage l. Specificatie allocatie faculteiten en instituten o.b.v. AEG release 2 Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen # nullnsten, bachelor B B I B B # nulkaten, master Budget nullasten # studiepunten, bachelor # studiepunten, master # studiepunten, doctoraal 871 # studieunten, overig Budget studiepunten rt # diploma's, bachelor # diploma's, master # diploma's, doctoraal ts B 1B L.564 t.7l O Onderzoeksopslag - basisd eel (1 o/o) Onderzoeksopslag - beleid sdeel (t Zo/o) L T L r I # promotiæ (3-jr gemiddelde) Premie promoties 86, , , , , # lte WP, 2e gelilstroom 292,6 291, 282, 25, 24, #ftew\ EU-subsidies Premie 2e 72, , , t , 18.t24 125, L8.I24 = 197 -L Toponderzoekschool NOVA r.255 t t.26 t.26 - Toponderzoekschool Katalyse Afschrijving investeringen IBL (tlm2l7 ) - Bibliotheekbudget lntemationale mmenwerking (prof. Slikkerveer) foint degrees - Korting onderwijsadministraties - Sectorplan Natuurwetenschappen - Verrekening studiepunten met TUD Specifieke toewijzingen Overdracht bibliotheken aan UBL - Bioscience: the science base ofhealth - Fundamentals of science t t s Translational drug discovery Bijdragen profi leringsgebieden Korting maatregelen regeerakkoord 2Ll t r Totaal financieel kader ( a+b+c+d) 44, Kadernota

44 Bijlage 1. Specificatie allocatie faculteiten en instituten o.b.v..{xg release 2 Centrum voor Milieuwetenschappen # nullasten, bachelor # nullasten, master Budget nullasten # studiepunten, bachelar # studiepunten, master # studiepunten, doctoraal # studiepunten, overig Budget studiepunten # diploma's, bachelor # diploma's, master # diploma's, doctoraal L23 Onderzoeksopslag - basisd eel (1 o/o) Onderzoeksopslag - beleidsdeel (17o/o) # promoties (3-jr gemiddelde) Premie promoties # ftervvp, 2e gelilstroom 3,2 25r 6,4 3, , , 3, ' 5, 399 3, # ftewp, EU-subsidies Premie 2e 6, , , 596 1, 646 1, Joint degrees Specifieke toewijzingen Overdracht bibliotheken aan UBL Bijdragen profileringsgebieden Korting maatregelen regeerakkoord Indexering 21 1 (begroting2}l2) Totaal financieel kader (a+b+c+d) 846 t t Kadernota 2I3-2L6 43

45 Bijlage l. Specificatie allocatie faculteiten en instituten o.b.v. AEG release 2 ICTON # nulkrten, bachelor # nullasten, master Budget nullasten # studiepunten, bachelor # studiepunten, master # studieunten, doctoraal # studiepunten, oterig Budget studiepunten # diploma's, bachelor # diploma's, master # diploma's, doctoraal ts I I B.3BB I r I I Onderzoeksopslag - basisdeel (1 o/o) Onderzoeksopslag - beleid sdeel (17o/o) # promotiæ (3-jr gemiddelde) Premie promoties # fte WP, 2e geldstroom #ltewp, EU-subsidies Premie 2e Orn/EU L ,3 19 2'9, 85 t ,6, ri 19 2, ' '3 19 2, ' ,3 19 2', Studiepunten Pre-University College - Onderwijsontwikkeling HO - Aansluitingsproject WVO-WO - Pre-University College Specifi eke toewijzingen Overdracht bibliotheken aan UBL Bijdragen profileringsgebieden Korting maatregelen regeerakkoord Indexering 21 I (begroting 2Al2) BB Totaal financieel kader (a+b+c+d) Kadernota

46 Biilage 2. BeschriivingABG release 2 Beschrijving Allocatiemodel Eerste Geldstroom (release 2) l.inleiding Met ingang van het begrotingsjaar 21 is het universitaire Allocatiemodel Eerste Geldstroom (AEG) release 2 van toepassing. Op basis van dit model wordt de jaarlijkse bijdrage van het CvB voor de faculteiten berekend. AEG Release 2 is als volgt opgebouwd: o Onderwijscompartiment: o Een nullast gebaseerd op een genormeerde vaste voet waarin ook verwerkt een doelmatigheidscriterium m.b.t. het aantal opleidingen per faculteiq o Reële ec's-bekostiging (t-2); o Een bonus per gerealiseerd door OCWbekostigd diploma (t-2). Onderzoelscompartiment: o Een onderzoeksopslag op het onderwijscompartimentvan27o/o, opgebouwd uit een basisdeel van I olo en een beleidsde el van L7 o/o; o Vergoeding per gerealiseerde promotie (3-jaars gemiddelde); o Premie 2'geldstroom/EU (op basis van het aantal fte WP 2' geldstroom/eu); o Uit het model te faseren (vaste) AlO-compartiment (loopt langzaam leeg door toename promotievergoeding en premie 2' geldstroom/eu). o Overige, niet modelmatige toewijzingen. o Een extra toewijzing, aangeduid als'bèta-component', voor de faculteiten die voor hun onderzoek relatief dure faciliteiten nodig hebben; o Specifieke toewijzingen: geoormerkte toewijzingen die bestemd zijn voor specifieke taken; o Overdracht bibliotheken aan UBL: in de begroting 21 zijn budgetten gerealloceerd, omdat de facultaire bibliotheken zijn gefuseerd met de UB tot de Universitaire Bibliotheken Leiden; o Bijdragen aan profileringsgebieden: in 21 zijn de stimuleringsbijdragen ten behoeve van de profileringsgebieden geoormerkt toegewezen aan de beherende faculteit. In deze beschrijving worden de parameters en de tarieven die bij de toepassing van het AEG-model een rol spelen nader toegelicht. In aansluiting op de bijstelling van de universitaire bijdrage in Begroting 2L2-215 zijn de AEG-tarieven in vergelijking met de vorige kadernota 2L2-2L5 geïndexeerd met,374o/o i.v.m. gestegen ABP-premies. Kadernota

47 Bijlage 2. B eschriiving AEG release 2 2. Algemene uitgangspunten De volgende algemene uitgangspunten zijn gehanteerd: Tariefdifferentiatie: met ingang van de kaderstelling 213 worden - in aansluiting op de landelijke bekostiging - verschillende tarieven gehanteerd voor enerzijds de faculteit W&N (incl. CML) en anderzijds de overige faculteiten. Tot2L2 was sprake van een verdergaande differentiatie, namelijk: alpha/gamma (FGW, FdR), alpha/gamma met kleine bètacomponent (FSW), Archeologie (FdA) en bèta (FWN). Bij de wijziging van de systematiek is voor de faculteiten FdA en FSW waarvoor voorheen een verhoogd tarief gold, wel aanvullende toewijzing in de vorm van een gefixeerde bèta-component geïntroduceerd. De omvang hiervan is afgeleid van de AEG-toewijzing2l2 aan FSW. Indien nodig ontvangt FdA daarenboven een toewijzingscomponent (budgetegalisatie) om te voorkomen, dat het budget ten gevolge van de systematiekwijziging onder het niveau 2L2 zal<t. r Budgetfactor: naar aanleiding van de toewijzing door OCW stelt het CvB vast welke bedragen maximaal beschikbaar zijn om met behulp van AEG te alloceren voor onderwijs en onderzoek. Als de op grond van de uitkomsten van het model uit te delen bedragen hoger zijn dan de vastgestelde bedragen, wordt zonodig een budgetfactor gebruikt om de uitkomst in overeenstemming te brengen met de bedragen die door het CvB op basis van de middelentoewijzingdoor OCW zijn vastgesteld. De budgetfactor is voor iedere faculteit gelijk. De noodzaak van de budgetfactor vloeit voort uit het feit dat de interne allocatie is gebaseerd op absolute prestaties en vaste prijzenterwijl de externe bekostiging is gebaseerd op verdeling op basis van relatieve prestaties en variabele pijzen. Daarnaast worden in het interne model prestaties bekostigd die in het externe model niet bekostigd worden. o Gemiddelde personeelslast: daar waar de tarieven zijn gebaseerd op inzet in fte WP wordt gerekend met een gemiddelde personeelslast (GPL) van (niveau 21/11) voor WP. Op de gemiddelde personeelslast per inzet WP wordt een opslag gelegd voor algemeen ondersteunend personeel (OBP)t en materiële lasten. o Realisatie t-2; alle 'output' die benodigd is voor de berekeningen wordt gebaseerd op de resultaten van het jaar t-2 met uitzondering van de promoties (3-jaars gemiddelde). o Bijstelling tarieven: jaarlijks bij het opstellen van de Kadernota zal het CvB de tarieven vaststellen. Daarbij zal in ieder geval rekening worden gehouden met de loon- en prijsbijstelling. I Bedrijßvoering secretariaat, e.d. Kadernota 2L3-2I6 46

48 Bijlage 2. BeschrijvingAEG release 2 3. Onderwij scompartiment Normering vøste voet (null.øst) In AEG release 2 zijn de nullasten bepaald op basis van het genormeerd aantal opleidingen. Het aantal ls door te maken van de Maximaal aantal opleidingen per faculteit waaraan een nullast wordt gegeve = gemiddelde instroom aantal studenten over 3 jaar I norm van 4 (studenten per opleiding) voor de Bachelor en een norm van 2 voor de Master. Uitgangspunten voor de berekening van de nullast zijn: o het gemiddelde van de aan OCW opgegeven (bekostigde) instroom in de Bachelor in de jaren 25 I 26, 26 I 27 en 27 I 28; o de instroom in de Master in het jaar volgens de MARAP. In aanvulling op de uitkomsten van de normatieve berekening aan de hand van bovengenoemde uitgangspunten zijn op grond van specifieke omstandigheden extra nullasten toegevoegd: - Aan de faculteit Rechtsgeleerdheid is 1 nullast voor de Bachelor toegevoegd en 5 nullasten voor de Master. Dit in verband met het feit dat de opleiding Rechtsgeleerdheid weliswaar ongedeeld is, maar wel meerdere afstudeerrichtingen kent. - Aan de faculteit Geesteswetenschappen is 1 nullast voor de Bachelor en I nullast voor de Master toegekend voor het Instituut Godsdienstwetenschøppen in verband met de opleiding Islamitische Theologie. De bestaande specifieke toewijzing voor deze opleiding komt daarmee te vervallen. - Aan het ICLON is één bachelor-nullast toegekend i.v.m. het te verzorgen minoronderwijs. Het resulteert in de aantallen te nullasten: Føculteit Campus Den Haag (Bestuurskunde) Campus Den Haag (LUCTIÐ Archeologie Rechtsgeleerdheid Geesteswetenschappen Sociale Wetenschappen Wiskunde en Natuurwetenschappen Centrum voor Milieuwetenschappen ICLON 1 7 Het aantal nullasten wordt vervolgens vermenigyuldigd met een tarief per opleiding. Het tarief per opleiding is berekend aan de hand van de eerder vastgestelde WP-normen maal de GPL plus bijbehorende ondersteuning (waarbij voor F\ÂIN een hogere opslag is gehanteerd vanwege de benodigde extra Gn ) Daaruit de tarieven Alpha (FdA, FGW FdR" FSW ICLON) Bèta (FWN) Het aantal nullasten is voor een periode van 4 jaar bevroren (21-213). Na deze vier jaar vindt een evaluatie plaats waarbij alle opties open zijn (inclusief de optie om de nullast in het tarief per ECTS te verwerken). bachelor 1 I I Tarief Bachelor møster Tarief Master Kadernota 2OL3-2L6 47

49 Biilage 2. BeschriivinsAEG release 2 Reële ec's-bekostiging in plaats uøn fictieve rendementen In AEG release 2 wordt gewerkt met gerealiseerde (in USIS geregistreerde) studiepunten (ec's). Uitgangspunt is dat alleen punten meetellen van studenten waaryoor externe bekostiging wordt ontvangen. In deze kadernota wordt dit benaderd door alleen punten mee te nemen van EER studenten die collegegeld betalen aan de Universiteit Leiden. Aan deze telling worden de punten van niet-eer studenten waarvoor externe bekostiging wordt ontvangen toegevoegd. Ook punten van EER studenten die het Erasmus Mundus programma volgen worden aan de telling toegevoegd. Voor de telling van de gerealiseerde ec's is de stand op 15 december van het collegejaar 28/29 (van I september voorgaand jaar tot en met 31 augustus lopend jaar) genomen. Het aantal ec's wordt bekostigd op basis van de 'administratiecode'. Bepalend daarbij is de vakverzorgende eenheid (dat kan anders zijn dan de faculteit waar de student is ingeschreven). Er is ook een "vakcode" beschikbaar, waardoor uiteindelijk na te gaan is hoeveel ec's er per vak zijn gerealiseerd. Naast het gerealiseerd aantal ec's is ten behoeve van de meerjarenbegroting een schatting gemaakt van het verwachte aantal ec's. Het model dat hier aan ten grondslag ligt maakt gebruikt van zogenaamde 'afloopdriehoeken'. Bepalende schattingsparameters zijn instroom en verwacht rendement. Wat betreft het tarief per ec is gerekend met tarieven van AEG. Wat betreft doctoraal (pre-bama) ec's is gerekend met een gemiddeld tarief Bachelor/Master, zijnde (tarief Bachelor * 3 + tarief master * 1 (Alpha) of 2 (Bèta)) / a (Æpha) dan wel 5 (Bèta). De tarieven voor het jaar ZL3 zijn als volgt. (ín ) Tarief Bachelor Tarief Møster Tarief doctoraøl Alpha (FdA, FcW FdR" FSW ICLON) 68,87 89,34 73,99 Bèta (F\AIN) 126,47 L23,82 t25,41 Diplomøbonus De diploma-bonus tarieven zijn voor het jaar 213 als volgt'' (ìn ) Tarief Bøchelor Tarief Master Alpha (FdA, FGW Fd& FSW ICLON) Bèta (F\aIN) Onderzoekscompartiment De onderzoeksopslag bedraagt27o/o van het onderwijsdeel en is opgebouwd uit een basisdeel van 1olo en een beleidsde el van 17 o/o. De promotiepremie wordt berekend door het tarief per promotie te vermenigvuldigen met het aantal gerealiseerde promoties. Om al te veel schommelingen te voorkomen, wordt als basis het driejarig gemiddeld aantal promoties (t-2 tot t-4) volgens de opgave aan OCW-DUO genomen. Uitgangspunt voor de premie 2'geldstroom/EU is het aantal fte WP 2e geldstroom/eu op t-2 basis (dus 21 I als basis voor de bekostigin g2l3). De tarieven voor de promotievergoeding en de premie 2" geldstroom/eu voor het jaar 213 zijn als volgt: (ín ) Alpha (FdA, FGW FdR, FSW,ICLON) Bèta (F\ {N, CML) Tørief promoties L Tarief 2" seldstroom/eu Kadernota l ii

50 Bijlage 2. Beschrijving AEG release 2 5. Samenvatting AEG release 2 bevat de volgende parameters die het budget voor een faculteit bepalen: Nullast: aantal opleidingen (met een maximum op grond van het doelmatigheidscriterium) o ec's: gerealiseerde ec's door (aan de Universiteit Leiden collegegeld betalende) EER studenten in collegejaar t-3lt-z o Diploma's: gerealiseerde diploma's in collegejaar t-3lt-2 o Onderzoeksopslag: percentage op de onderwijscomponent (nullasten, ec's, diploma's) o Premie 2" geldstroom/eu: fte op 2'geldstroom/EU in jaat t-2 o Promoties: gemiddelde t-4 tot en met t-2 Schematisch kan het model als volgt worden weergegeven: r Nullast bachelor I Nullast master t ec's bachelor. ecs master t ec's doctoraal. Diploma bachelor T master 59.67s 68,87 89,34 73, ,87 89,34 73, L26,47 123,82 L25, Onderzoeksopslag 27 o/o 27 o/o 27 o/o I Promotiepremie r Premie 2" GS/EU. AlO-compartiment r Bèta-component. Budgetfactor M o d elm øtige t o ew ij zìng. Specifieke toewijzingen Overdracht bibliotheken. Bijdrage profileringsgebieden Kadernota 2I3-2L6 49

51 Biilage 3. Uitgangspunten Beheersing Kosten Infrastructuur (BKI) Uitgangspunten Beheersing Kosten Infrastructuur (BKI) Na de twee operaties Verlaging Kosten Infrastructuur zijn de kosten voor de infrastructuur op een niveau gekomen waar het CvB bij verdere groei van de universiteit aan wil vasthouden. Daartoe zijn een aantal maatregelen genomen, waaryan de belangrijkste is een afspraak over de allocatie van eerste geldstroom middelen voor de ondersteunende diensten (zie hierna). Andere uitgangspunten waartoe het CvB in dit kader heeft besloten zijn:. Het volgen van de ontwikkeling van de overhead bij de faculteiten door de verhouding tussen OBP en WP te blijven monitoren.. Het CvB zal regelmatig de tarieven van die diensten die worden doorberekend aan de faculteiten door een aantal expertisecentra tegen het licht houden, zodat de tarieven die voor deze 'gedwongen winkelnering' gelden, marktconform zijn. o Een maximum voor de personele omvang en een streefi aarde voor de verhouding tussen vast en tijdelijk personeel van de expertisecentra (zodat indien nodig de personele omvang binnen redelijke termijn kan worden aangepast). Voor de universitaire bijdrage die het CvB uit de eerste geldstroom ter beschikking stelt aan de ondersteunde diensten wordt het volgende kader gehanteerd: o Een (beleidsmatig bepaalde) universitaire bijdrage voor het WB Huisvesting, op basis van de meerjarencijfers Vastgoed (afgeleid van het meerjaren huisvestings- en investeringsplan, op grond waaryan onder meer de afschrijvingen en energielasten worden bepaald). o Een universitaire bijdrage voor SOZ die bestaat uit: - een vaste bijdrage (basis: meerjarig kader vastgesteld bij begroting 212); - een bedrag per ingeschreven student (een bedrag van 6 euro per student); - een bedrag per ingeschreven internationale student (een bedrag van I.167 euro per student). o Een (maximum) universitaire bijdrage voor de overige onderdelen van de ondersteunende diensten, te baseren op het laagste bedrag van: - 4o/o van het bedrag te alloceren aan faculteiten en instituten; - een vast bedrag (basis: meerjarig kader vastgesteld bij begroting 212). Op grond van deze uitgangspunten zalbij elke ophoging van de universitaire bijdrage ten opzichte van de bij de begroting2}l2 vastgestelde meerjarencijfers voor de ondersteunende diensten (uitgezonderd het Werkbudget Huisvesting of de wijziging van universitaire bijdrage voor SOZ, voorzover het het variabele deel betreft ) elders de universitaire bijdrage voor de ondersteunende diensten verlaagd moeten worden. Kadernota

52 Bijlage 4. Tarieven instellingscollegegeld 21ll2l2,2l2l2l3 en2l3l2l4 vooreer-studenten I Gereduceerd tarief el7ß,t.77t P.m. gelijk aan wettelijk collegegeld Bachelor, alfalgamma ov ergøngsregeling Bachelor, bèta/nuw s ov ergangsregeling 2 I Bachelor geneeskunde ov ergangsregelin g 2 I Bachelor liberal arts & sciences "tuition feê' LUCTH Toeslag University College,1.875 Q,t.925 er97s " institutional fee" LUCTH Master, alfalgamma Master, bèta/bmw 18.1 ev.2 Q,t7.7 Master, geneeskunde et9.7 e Master, lerarenopleiding EL7L3 el77t P.m. = gereduceerd tarief I Inclusief studenten met de Zwitserse en Surinaamse nationaliteit. voor niet-eer- studenten zonder recht B achelor UAF- studenten el7ß Q,l.77L p.m. = gereduceerd tarief Bachelor ingestroomd vó6r 291I Q,2.35 e2.43 P.m. = overga.ngsregeling Bachelor alfalgamma Q,s Bachelor bèta/ lrw Q,13.7 Bachelor geneeskunde Bachelor liberal arts & sciences "tuition fed' LUCTTT Toeslag University College 1.87s e L925 e,t97s " in stituti o n øl fe e " LU crw Master alfa/gamma Master bèta/ vrw r8.r Master geneeskunde Master, lerarenopleiding Master UAF-studenten e19.7 el7ß ct.7t3 c22.2 el77t,r.77t,22.9 P.m. P.m. = gereduceerd tarief = gereduceerd tarief StudyAbroad Programme - 3 Ec's 6.1 Q,6.25 Q,6.45 excl, huisvesting Study Abroad Programme - 6 Ec's 12.r Q,t excl. huisvesting Kadernota 2OL

53 Biilage 4. Tarieven instellinsscollegegeld 21 I I 212, 212 I 213 en 2L3 I 2L4 voorniet- MSc Vitality and Ageing 18.1 e9.75 e9.75 MSc International Relations & Diplomacy,15.75 e16,25 e t6.25 LLM European and Int. Business Law,t LLM European and Int. Business Law (deeltijd) LLM International Tax Law LLM International Tax Law (deeltijd) 9.5 9,5 9.5 LLM Public International Law LLM Public International Law (deeltijd) LLM Air and Space Law 15. eß.75 cts.75 LLM Air and Space Law (deeltþd) LLM Air and Space Law, blended learning r5.5 Q,t6.25.t6.25 LLM Air and Space Law,blended leørning (deeltild) Wettelijk collegegeld el7ß Q,t.77l Verho ogd wettelijk collegegeld Collegegeld schakelprogramma's tot 3 ec's Collegegeld schakelprogramma's ) 3 ec's el7ß ct.7t3 e4.834 Q,t.77t e L77t tarief v o or løngstudeer ders op jaarbasis op jaarbasis Toehoorder Extraneus Erasmus mundus opleidingen e94 el7ß Q,t.7t3 e975 ct.77t ct.77t 55o/o van het wettelijk collegegeld gelijk aan het wettelijk collegegeld gelijk aøn het wettelijk collegegeld Contractonderwijs, bachelor (incl. tentamen) 89,,92, per studiepunt Contractonderwijs, master (incl. tentamen) r 16, 12, per studiepunt Aanschuifonderwijs, bachelor (excl. tentamen) c44,5 46, per studiepunt Aanschuifonderwijs, master (excl. tentamen) 58, 6, per studiepunt Kadernota 2L

54 Bijlage 4. Tarieven instellingscollegegeld2lu2oi2,2olzl2l3 en2l3 2OL4 Verdeling van het instellingscollegegel d,2ûl2l2l3 naar bestemming Omdat het onderwijs aan studenten die het instellingscollegegeld verschuldigd zijn niet bekostigd wordt, noch extern door OCW, nog intern via het AEG-model, wordt het ontvangen instellingscollegegeld ter beschikking gesteld aan de faculteiten die het onderwijs verzorgen onder aftrekvan een afdracht ter dekking van kosten. In de meeste die afdracht 23o/o v an het Bekostigde opleidingen Bachelor, alfalgamma r.s e Bachelor, bèta/sàdw s9 erc.24i Bachelor, geneeskunde 15.4,3.s Bachelor, liberal arts & sciences 1.s c2.4rs 8.85 Master, alfalgamma 15. e3.4s Master, bèta/slvfw 18.9 e4s47, t4.553 Master, geneeskunde c22.2 s.16, t7.94 Niet-bekostigde opleidingen MSc Vitality and Ageing MSc International Relations & Diplomary Q,9.75, r.77i e3.738 e7.979 en.sr2 LLM European and Int. Business Law rs. e LLM European and Int. BusinessLaw (deeltijd) e7.sso,t.737 s.813 LLM International Tax Law r8.,2.s2 1s.48 LLM International Tax Law (deeltijd) 9.5, r.267 e7.783 LLM Public International Law 15. e LLM Public International Law (deeltijd) LLM Air and Space Law c7.55 eß.75 c r.737 c ,L2.127 LLM Air and Space Law (deeltijd) Q, LLM Air and Space Law, blended learning ct6.2so e er2.sl2 LLM Air and Space Law, blended learning (deeltijd) 8.15, t.875 e6.275 Kadernota

55 Coloþn Redactie Bestuursbureau BVtßEZ Contactpersoon: ].J. Schwencke telefoon 7l IL Druk Universitair Facilitair Bedrijf Oplage 25 Foto voorkant Schets Casuaristraat Den Haag (faculteit Campus Den Haag) Extra exemplaren van de kadernota zijn verkrijgbaar bij Secretariaat B edrijßvoering Postbus RA Leiden Telefoon: O7I Meer informatie over de Universiteit Leiden Kadernota

56 ; Universiteit Leiden